• No results found

BGZJ: meer geld voor gemeenten, betrek ons bij afspraken

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "BGZJ: meer geld voor gemeenten, betrek ons bij afspraken"

Copied!
80
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Rating en rendement dalen door toegenomen verzuim en verloop

Barometer Nederlandse

Gezondheidszorg

2019

(2)

2 | Barometer Nederlandse Gezondheidszorg 2019

Voorwoord 3

Managementsamenvatting 4 1 Universitair medische centra (UMC’s) 12

1.1 Ratings 13

1.2 Financiële kengetallen 14

1.3 Operationele kengetallen 16

2 Topklinische ziekenhuizen 18

2.1 Ratings 19

2.2 Financiële kengetallen 20

2.3 Operationele kengetallen 22

3 Algemene ziekenhuizen 24

3.1 Ratings 25

3.2 Financiële kengetallen 26

3.3 Operationele kengetallen 28

4 Revalidatiecentra 30

4.1 Ratings 31

4.2 Financiële kengetallen 32

4.3 Operationele kengetallen 34

5 Zelfstandige behandelcentra (ZBC’s) 36

5.1 Ratings 37

5.2 Financiële kengetallen 38

5.3 Operationele kengetallen 40

6 Geestelijke gezondheidszorg (GGZ) 42

6.1 Ratings 43

6.2 Financiële kengetallen 44

6.3 Operationele kengetallen 46

7 Jeugdzorg 48

7.1 Ratings 49

7.2 Financiële kengetallen 50

7.3 Operationele kengetallen 52

8 Regionale instellingen voor beschermd wonen (RIBW’s) 54

8.1 Ratings 55

8.2 Financiële kengetallen 56

8.3 Operationele kengetallen 58

9 Gehandicaptenzorg 60

9.1 Ratings 61

9.2 Financiële kengetallen 62

9.3 Operationele kengetallen 64

10 Ouderenzorg 66

10.1 Ratings 67

10.2 Financiële kengetallen 68

10.3 Operationele kengetallen 70

Financiering van de zorg 72

Methodiek rating EY Montesquieu 77 Contactpersonen 79

Inhoudsopgave

(3)

Benchmark- en ratingrapport op maat

U kunt een specifiek rapport bij ons opvragen. Als u uw naam én de voorkeur van vergelijken (bijvoorbeeld subsector, omzet klasse, provincie of peers) doorgeeft, maken wij voor u een benchmarkrapport op maat. Dit bespreken wij ver­

volgens persoonlijk met u. Meer informatie hierover vindt u achterin onze barometer.

Voorwoord

Na een periode van vier jaar met een stabiele sectorrating van bbb+ daalt deze in 2018 naar bbb. Deze daling wordt vooral veroorzaakt door een verdere toename van verzuim en verloop. Het verzuim neemt toe van 5,7% naar 5,9% en het verloop groeit van 14,2% naar 15,7%. Daardoor is de inzet van personeel niet in loondienst toegenomen van 6,6%

naar 7,1%, het hoogste niveau ooit. De UMC’s en RIBW’s behalen met een rating van aa respectievelijk a de hoogste rating van alle subsectoren. Ook hier zien we echter een daling in de rating, vooral ingegeven door sterk dalende rendementen. Het rendement van de zorgsector als geheel is 0,1% gezakt naar 1,6%.

Barometer aangevuld met informatie over personeel niet in loondienst

Voor u ligt de Barometer Nederlandse Gezondheidszorg 2019.

Nadat vorig jaar de stresstest heeft plaatsgemaakt voor een zorgrating, hebben we dit jaar op veler verzoek extra informatie opgenomen inzake de inzet van personeel niet in loondienst (PNIL). Dit kengetal is niet meegenomen in de rating aangezien sprake is van een duidelijke samenhang met andere operationele kengetallen zoals verzuim en verloop. Wij hebben de Fitch­

systematiek toegepast op de openbaar beschikbare financiële informatie van de zorginstellingen en onze uitkomsten in lijn gebracht met de door Fitch afgegeven ratings.

Informatie over financiering van zorgaanbieders

Ook in deze barometer is weer een hoofdstuk gewijd aan de financiering van de Nederlandse zorgsector. Wij gaan in op de marktaandelen van banken, de verhouding tussen door het Waarborgfonds geborgde en niet­geborgde leningen en de ontwikkeling van de rentepercentages. We koppelen deze inzichten vervolgens aan de ratings van de verschillende subsectoren.

Vergelijkende cijfers op onderdelen aangepast

Deze barometer is gebaseerd op de cijfers die eind juli 2019 in DigiMV zijn gedeponeerd. In totaal zijn in deze benchmark 674 zorginstellingen opgenomen. Om de cijfers goed vergelijkbaar te houden hebben wij ook de latere deponeringen over 2017 meegenomen in de benchmark. Zo bestaat de dataset over 2017 nu uit 720 instellingen. Dit betekent dat de vergelijkende cijfers op onderdelen licht kunnen afwijken van onze uitgave van vorig

jaar. Voor een goed inzicht in de resultaten van 2018 hebben we ter vergelijking de cijfers van 2014 tot en met 2017 opgenomen.

Dat geeft u een totaalbeeld van de ontwikkeling over de af ge­

lopen vijf jaren.

Barometer nu ook in het Engels beschikbaar

Vanwege de grote internationale belangstelling voor onze Barometer Nederlandse Gezondheidszorg brengen we deze uitgave vanaf dit jaar ook in een Engelstalige versie uit.

Wij wensen u veel leesplezier en nieuwe inzichten.

Edwin Weststrate Senior Manager

EY Transaction Advisory Services Ralph Poulssen

Assiociate partner EY Montesquieu Rob Leensen Partner EY Accountants

(4)

4 | Barometer Nederlandse Gezondheidszorg 2019

De eerder waargenomen ‘normaalverdeling’ is iets meer afge­

vlakt. Gemiddelde rating is bbb. Meest voorkomend rating is bbb­.

Managementsamenvatting 01

Rating zorgsector daalt een ‘notch’ naar bbb

als gevolg van operationele uitdagingen

03

Topklinische en algemene ziekenhuizen zijn de enige stijgers, UMC’s dalen naar aa, subsectoren bewegen meer naar elkaar toe

04

Ratings variëren van b­ tot aaa.

Gemiddelde rating is bbb en scoort daarmee nog net aan de goede kant van het spectrum (investment grade)

0%

5%

10%

15%

20%

25%

Percentage van totaal

Gemiddelde rating: bbb

b bb bbb a aa aaa

Een opvallende daling van de rating in de provincies Friesland, Groningen, Drenthe en Flevoland door druk op de operationele prestaties.

02

Dalende ratings in de noordelijke provincies richting Nederlands gemiddelde, alleen Zeeland stijgt

2014 2015 2016 2017 2018

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0

Gemiddelde score

bbb+ bbb+ bbb+

bbb bbb

0 1 2 3 4 5 6 7

0 1 2 3 4 5 6 7

VVTbbb TKZbbb

RIBW JZ a

bbb+

AZKHbbb+

GGZ bbb

bbb+GHZ REV

bbb+ UMC aa bbb+ZBC

Gemiddelde score financieel

Gemiddelde score operationeel

bbb+

bbb+

bbb+

bbb+ bbb bbb+

bbb

bbb bbb bbb

a-

a-

b- aaa

Gemiddelde score

(5)

De Nederlandse zorgsector kent een gemiddelde rating van bbb en scoort daarmee nog net voldoende om op de interesse van investeerders te mogen rekenen. De operationele uit- dagingen – met name op personeelsvlak – vormen een steeds groter wordende bedreiging die de investeringsbereidheid mede zal beïnvloeden.

Deze rating bbb ligt nog steeds aan de goede kant van het spectrum, maar kruipt een stapje (notch) dichter toe naar de grens van ‘investment grade’ (minimaal bbb­). Bij een rating die lager ligt dan bbb­ zullen minder investeerders geïnteresseerd zijn. Zij zullen de hogere risico’s ten aanzien van de instelling vertalen in hogere tarieven en minder gunstige voorwaarden, oplopend tot speculatieve niveaus. Uiteindelijk zal echter de specifieke situatie van een instelling de grondslag vormen voor deze beoordeling.

Alle subsectoren scoren dus gemiddeld minimaal investment grade. Dat betekent echter niet dat elke individuele instelling hieraan voldoet en gemakkelijk geld kan aantrekken tegen acceptabele voorwaarden. Natuurlijk kunnen instellingen ook hoger dan gemiddeld scoren. Dat zien we aan de reeds uitgegeven officiële Fitch­ratings voor een GGZ­instelling (A), een Universitair Medisch Centrum (AAA) en een tweetal topklinische ziekenhuizen (A en A+).

Twee subsectoren hebben een opvallend lagere rating gekregen in vergelijking met vorig jaar: de UMC’s en RIBW’s laten een daling van wel twee notches zien. Naast een effect vanuit de operationele kengetallen zien we dat deze subsectoren ook op financieel vlak een stap terugzetten. Met name de UMC’s leggen daarmee – vanwege hun omvang – veel gewicht in de schaal voor de sector als geheel.

Vrijwel in alle subsectoren leiden de operationele uitdagingen als gevolg van oplopend verloop en verzuim – en daarmee de toenemende kosten voor personeel niet in loondienst – tot verdere druk op de financiële kwaliteit. Alleen de topklinische en algemene ziekenhuizen laten een verbetering van de rating zien. Waar deze subsectoren eerder nog te kampen hadden met omvangrijke vast­

goedinvesteringen, lijken deze mede door gemiddeld lagere kapitaalslasten inmiddels goed te zijn geabsorbeerd. De uit ein de­

lijke financiële verbeteringen hebben geleid tot een licht hogere gemiddelde rating, ondanks de oplopende operationele druk.

In de ontwikkeling van vergrijzing en ontgroening in de Nederlandse zorgsector herkennen we een dubbele impact.

Enerzijds ontstaat er meer vraag naar zorg en anderzijds daalt het aanbod van beschikbaar arbeidspotentieel. Dat geldt zeker voor arbeidsintensieve sectoren als de ouderenzorg, de GGZ, de gehandicaptenzorg en de jeugdzorg. De gehele sector staat voor de uitdaging om in te spelen op de vergrijzing en ontgroening door innovatieve oplossingen te implementeren.

En juist daarvoor is voldoende financiële slagkracht nodig.

Nu veel instellingen op het gebied van vastgoed en bedrijfs­

voering verregaande optimalisaties hebben doorgevoerd, zal hier meer nadruk op (moeten) komen te liggen.

De ZBC’s en de revalidatiecentra hebben hun rating weten vast te houden. Zij zijn als enige in staat geweest de operationele uitdagingen het hoofd te bieden. ZBC’s scoren operationeel zelfs beter dan vorig jaar. Ondanks de mindere financiële prestaties tonen ze hiermee hun veerkracht en daadkracht om tijdig bij te sturen. De bedrijfseconomische manier van werken kan hiervoor een verklaring zijn.

Zorgsector nog steeds ‘veilig’

(6)

6 | Barometer Nederlandse Gezondheidszorg 2019

In 2016 heeft de nabetaling ORT over verlofdagen impact gehad op het rendement. Vanaf 2017 zien we weer meer gangbare en acceptabele rendementsniveaus.

Een toenemende solvabiliteit van de sector als geheel sluit ruimschoots aan bij de normen die banken stellen. Naast rendement zorgen stelselwijzigingen VGO en

balansverkortingen voor een verbeterde solvabiliteit.

05

Rendement daalt naar 1,6%

06

Solvabiliteit houdt stijgende lijn vast en bereikt comfortabele 33,4%

2014 2015 2016 2017 2018

0,5%

1,0%

0%

1,5%

2,0%

1,5%

0,9%

1,7% 1,7% 1,6%

2014 2015 2016 2017 2018

24,0%

0%

26,0%

28,0%

30,0%

32,0%

34,0%

28,7%

31,0%

27,5%

33, 5%

25,6%

(7)

Na een dip in 2016 als gevolg van de ORT-nabetaling daalt het rendement in 2018 met 0,1% naar 1,6%. Wij verwachten dat de instellingen die nog niet gedeponeerd hebben het rendement verder zullen drukken naar circa 1,5%.

Naast de toegenomen inzet van PNIL wordt de daling van dit rendement ook veroorzaakt door hogere afboekingen op vastgoed. Een opvallende ontwikkeling, gezien het feit deze af boekingen de afgelopen vijf jaar een dalende lijn vertoonden.

De aanhoudende gunstige ontwikkelingen op vastgoedgebied houden de instellingen financieel gezond. Financieringen zijn immers – als gevolg van de extreem lage rentestanden – nog nooit zo goedkoop geweest. Daarmee vallen de kapitaals lasten lager uit, wat een rechtstreekse toevoeging aan het rendement oplevert. Vooralsnog kunnen de toenemende bouw­ en personeels kosten hierdoor opgevangen worden, getuige ook het vrijwel gelijkblijvende rendement.

Bij het realiseren van voldoende rendement zien we niet alleen verzuim en verloop als uitdaging, maar ook het realiseren van passende omzet. Zo kost het als gevolg van versnippering van zorgafspraken met een veelheid aan partijen veel moeite om kostprijsdekkende omzet te innen. In veel gevallen is sprake van niet betaalde zorg. Kijk bijvoorbeeld naar de GGZ of de jeugdzorg in relatie tot (regionale) afspraken met zorg verzekeraars en gemeenten. Die zijn vaak versnipperd over het hele land.

In de curatieve zorg liggen de uitdagingen meer in het maken van de juiste afspraken. De introductie van plafondafspraken heeft immers al vaak geleid tot het mislopen van omzet waar­

voor wel productie is gedraaid. Waar het budget al was uit­

geput was soms zelfs sprake van het op voorhand weigeren van patiënten van bepaalde zorgverzekeraars. Steeds vaker worden ook meerjarenafspraken met daarin ingecalculeerde besparingen gemaakt, veelal op aandringen van financiers.

Maar waar ligt het risico bij onverwachte wijzigingen?

De extra middelen die naar de ouderenzorg zijn gegaan, hebben tot dusver geen gunstige impact gehad op het personeels­

verloop en ­verzuim. De subsector als geheel kampt nog steeds met de gevolgen van medewerkers die hun werkzaamheden elders voortzetten of tegen hogere kosten via detachering teruggehaald worden. Geluiden rondom de administratieve (werk)druk zwellen daarnaast steeds verder aan.

De gehandicaptenzorg, de ouderenzorg en de GGZ – waar de personeelsinzet het hoogst is – worden het hardst geraakt door oplopend verzuim en verloop. Door de goede financiële prestaties weten ze echter hun rating nog op het niveau van investment grade te houden. Financieel presteren ze soms zelfs boven het gemiddelde van de sector als geheel, maar met name het verloop bereikt in 2018 ongekende hoogtes met een piek voor de GGZ van meer dan 18%.

Een bijzondere ontwikkeling zijn de afboekingen op vastgoed, ook wel bijzondere waardeverminderingen of impairments ge­

noemd. Na een periode van vijf jaar met dalende afboekingen nemen deze in 2018 voor het eerst weer toe. Daar waar in 2017 per saldo € 61 miljoen werd afgeboekt, is dat bedrag in 2018 toegenomen tot bijna € 98 miljoen. De toename wordt voor een groot deel verklaard door aanzienlijke afboekingen bij één UMC en één topklinisch ziekenhuis. Wij vermoeden dat slechtere vooruitzichten ten aanzien van bezetting, tarieven en marges aanleiding zijn geweest voor deze afboekingen.

Rendement daalt naar 1,6%

(8)

8 | Barometer Nederlandse Gezondheidszorg 2019

Stijgende werkdruk zorgt ook voor een toename van het verloop tot recordniveau.

Door alsmaar toenemende werkdruk (administratieve regeldruk) blijft het verzuim onverminderd doorstijgen.

De kosten van PNIL nemen jaarlijks toe en vertonen een directe correlatie met het verzuim.

07

Verzuim loopt verder op naar recordhoogte van 5,9% en stijgt daarmee vijf achtereen­

volgende jaren

08

Personeelsverloop maakt een forse sprong

naar 15,8% en staat daarmee op hoogste niveau van de laatste jaren

10

Er is een duidelijke correlatie tussen verzuim en kosten van PNIL

2014 2015 2016 2017 2018

0,0%

1,0%

2,0%

3,0%

4,0%

5,0%

6,0%

7,0%

8,0%

5,3%

5,8% 5,8%

6,6%

7,1%

Verzuim PNIL

In sommige provincies wordt bijna 10% van de totale personeelskosten uitgegeven aan het inhuren van externe arbeidskrachten.

09

Kosten van PNIL zijn het hoogst in de Randstedelijke provincies

2014 2015 2016 2017 2018

4,6%

0%

4,8%

5,0%

5,2%

5,4%

5,6%

5,8%

6,0%

5,3% 5,4%

4,7%

5,7%

5,9%

2014 2016 2015 2017 2018

11,0%

0%

12,0%

13,0%

14,0%

15,0%

16,0%

13,2%

14,2%

12,4%

15,8%

11,2%

7,6%

7,5%

6,9%

5,8%

6,3%

5,7%

5,8%

6,8%

7,8%

5,3%

9,5%

6,1%

0,00 10,00

Gemiddelde score

(9)

De uitdagingen op het gebied van verzuim en verloop bereiken zorgwekkende niveaus. Die trekken een wissel op de rendemen- ten die benodigd zijn om de kwaliteit van de zorg te borgen.

Naast de toename van verzuim en verloop vertonen ook de kosten voor PNIL al jaren een stijgende lijn.

Het verzuim ligt op niveaus van meer dan 6%, waarmee verdere druk op personeelskosten op de loer ligt. Voorlopig zijn er geen signalen dat de markt voor zorgpersoneel normaliseert.

Bovendien is de ruimte in de financiële positie van instellingen om deze kostenimpact op te vangen niet oneindig. Zeker niet als hieruit ook innovatie bekostigd moet worden.

Op enig moment zal compensatie vanuit de tarieven dan ook aan de orde zijn. De eerdere toegezegde bijdrage voor de ouderenzorg in Nederland is hiervoor een voorbeeld. Bij gebrek aan mensen die beschikbaar zijn om in de ouderenzorg aan de slag te gaan, zullen deze middelen echter eerder ingezet moeten worden voor innovatieve langetermijnoplossingen om de personeelsproblematiek op te vangen.

De totale uitgaven aan personeel niet in loondienst bedroegen in 2018 bijna € 2,6 miljard en zijn daarmee € 0,2 miljard hoger dan het jaar ervoor. Hiermee zijn de kosten van PNIL in 2018 bijna 75% hoger dan in 2014 toen dit nog geen € 1,5 miljard was. Deze toename is in alle subsectoren en in alle regio’s zichtbaar. Verdere toename van de PNIL in de toekomst kan een drukkend effect hebben op de rendementen aangezien de kosten van externe arbeidskrachten hoger zijn dan die van eigen personeel. Voor de beeldvorming: het totale netto resultaat van de Nederlandse zorgsector over 2018 bedroeg circa € 1,0 miljard.

Op grond van onze conclusies hebben wij de volgende aan­

bevelingen. In de eerste plaatst ligt er een rol voor de overheid en de koepels om te zorgen dat er voldoende mensen worden opgeleid en dat de zorg een beter imago krijgt.

Daarnaast moeten instellingen kritisch naar zichzelf kijken en zich afvragen: hoe houd ik mijn mensen gemotiveerd?

Daarnaast dienen instellingen HR hoger op de bestuurlijke agenda zetten en aandacht te besteden aan:

• Leiderschapsprogramma’s / talent management.

• Succession planning.

• Diversiteit.

• Belonen van goede prestaties

(niet alleen financieel maar ook via aandacht).

• Cultuurprogramma’s.

Verzuim en verloop lopen verder op

(10)

10 | Barometer Nederlandse Gezondheidszorg 2019

Ook deze editie van de de barometer bevat een analytische bijdrage over de financiering van de Nederlandse zorgsector.

We zien beweging in de markt in de vorm van een lichte wijziging in de onderlinge verhouding van financiers.

Dit heeft ook invloed op de toch al historisch lage rente.

Met € 17,6 miljard aan verstrekte langlopende leningen in 2018 blijven de Nederlandse banken één van de belangrijkste financiers van de Nederlandse zorginstellingen. Door de fundamentele systeemwijzigingen in de zorg en de toename van de onzekerheid en risico’s bij het financieren van zorg­

instellingen zijn Nederlandse banken echter terug hou den der bij het verstrekken van nieuwe financieringen1.

In deze barometer zien wij dat het aandeel van de Europese Investeringsbank (EIB) in de financiering van de

Nederlandse zorginstellingen toeneemt. Mogelijk dient dit als voorbeeld voor andere financiers om toe te treden tot de markt voor financiering van zorginstellingen.

Samenwerking tussen de banken en alternatieve financiers zal in de toekomst nodig zijn om de noodzakelijke transities in de zorg gefinancierd te krijgen. Daarbij valt te denken aan zorginnovaties door gebruikmaking van medische technologie in het kader van ‘de juiste zorg op de juiste plek’.

De gemiddelde rente op de nieuw verstrekte ongeborgde leningen aan Nederlandse zorginstellingen is historisch laag.

De traditionele financiers in Nederland ontlopen elkaar in 2018 niet veel voor wat betreft het gemiddeld in rekening gebrachte rentetarief (tussen de 2,3% en 2,5%) op ongeborgde leningen. De EIB hanteert een lager gemiddeld rentetarief voor ongeborgde leningen van circa 1,5%.

Het aandeel van nieuw verstrekte leningen die geborgd worden door het Waarborgfonds voor de Zorgsector daalt gestaag: van 35% in 2013 naar 6% in 2018. Het is opmerkelijk dat een steeds kleiner aantal zorginstellingen dit rentevoordeel – van circa 100 basispunten – in de afgelopen jaren niet gerealiseerd hebben op nieuw opgenomen langlopende leningen. Een duidelijk verklaring hiervoor ontbreekt.

Het totaal aan ongeborgde leningen verstrekt aan instellingen met een non­investment grade rating bedraagt € 2,7 miljard in 2018, een daling van € 0,2 miljard ten opzichte van 2017.

Het aandeel van non­investment grade leningen binnen de portefeuille van de traditionele financiers verschilt sterk, variërend van een aandeel van 32% voor ING tot 17% voor Rabobank in 2018.

EIB NWB ING ABN

BNG

RABOBANK OVERIG

3,1 1,9

1,6 2,8

0,7

5,6 1,8

Langlopende leningen ultimo 2018 naar financier

1(zie: ‘Van bricks naar clicks’, Nederlandse Vereniging van Banken, maart 2019).

Europese Investeringsbank maakt opmars als financier voor zorginstellingen

(11)

De subsector ouderenzorg heeft van alle subsectoren in 2018 de hoogste positie uitstaande schulden. Circa 69%

van deze uitstaande schuld is verstrekt aan instellingen met een investment grade rating.

2017

BNG Rabobank ING ABN Overig EIB

33% 20% 26% 17% 23% 32% 22% 27% 23% 32% 0% 0%

2018 2017 2018 2017 2018 2017 2018 2017 2018 2017 2018

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0

Investment grade Non-investment grade

0,9 0,6 0,6 0,8

0,4 0,4 0,3 0,4 0,5 0,6

0,7 0,5

1,8 2,3 1,9 1,7

1,2 1,2 1,0 0,8

1,9 2,2

Investment grade ongeborgde langlopende leningen ultimo 2018 naar financier

(12)

12 | Barometer Nederlandse Gezondheidszorg 2019

01 Universitair medische

centra (UMC’s)

(13)

1.1 Ratings

• UMC’s dalen naar aa rating.

In 2018 zijn de UMC’s dichter naar elkaar bewogen: van de onderzochte instellingen scoren nog twee academische ziekenhuizen een aaa rating, de andere ziekenhuizen scoren een aa, aa­ of a.

• Het gemiddelde van de UMC’s ligt nog altijd hoger dan het gemiddelde van de zorgsector.

Zowel de financiële als operationele kengetallen zijn gedaald.

Operationeel zitten de UMC’s nog altijd boven het

gemiddelde van de zorgsector, financieel echter net eronder.

• Het aantal onderzochte instellingen is 8 (2017: 8).

Rating 2018 per omzetklasse

Rating

Gemiddelde rating

Rating 2018 per provincie

aa+ aaa aa-

aa

aa

a

b- aaa

Gemiddelde score

2014 2015 2016 2017 2018

0,5 1,0 0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 6,5 7,0

Gemiddelde score

aa+ aa+

aaa

aa aa

€ 300 mln. of meer 0

1 2 3 4 5 6

Gemiddelde score

aa

0%

10%

20%

30%

40%

50%

Percentage van totaal

Gemiddelde rating: aa

b bb bbb a aa aaa

UMC’s scoren met aa de beste rating

(14)

14 | Barometer Nederlandse Gezondheidszorg 2019

Rendement

Het rendement van de UMC’s daalt met 38% in 2018. Voor het eerst ligt het rendement daarmee lager dan het gemiddelde van de zorgsector. Dit is terug te zien in de EBITDA, die in 2018 met circa € 93,6 miljoen is gedaald. De EBITDA­ratio laat even­

eens een daling zien, maar deze is minder groot dan die van het rendement. Het totale netto resultaat was in 2018 circa

€ 142,4 miljoen terwijl dit in 2017 nog zo’n € 225,4 miljoen was, een daling van 37%.

Opbrengsten

De opbrengsten zijn in 2018 slechts licht toegenomen met circa € 12 miljoen en bevinden zich rond de € 8,8 miljard.

In 2017 namen de opbrengsten nog met circa € 555 miljoen toe. Alleen de zorgopbrengsten zijn met 2,4% gestegen.

De kosten daarentegen zijn met zo’n 4,0% gestegen (een plus van € 332 miljoen). De toename in personeelskosten met 4,31% hebben hier een grote invloed op. Deze toename is ook op operationeel vlak zichtbaar (verloop en verzuim).

DSCR en Net debt to ebitda

De daling in EBITDA zien we ook terug in zowel de DSCR als de Net debt/EBITDA. Waar de DSCR daalt, stijgt de Net debt/

EBITDA. Beide ratio’s blijven echter ruim binnen de bancaire grenzen die dit moment in de markt worden waargenomen.

Waar de aflossingen vrijwel gelijk zijn gebleven, zijn door de historisch lage rentes de rentelasten wel aanzienlijk gedaald (22,4%).

1.2 Financiële kengetallen

DSCR Net debt to ebitda

EBITDA-ratio Rendement

2014 2015 2016 2017 2018

2,0 0,0 2,5 3,0 3,5 4,0

2,84

3,68

2,91

3,26

2,97

2014 2015 2016 2017 2018

1,5 0,0 2,0 2,5 3,0 3,5

3,23

2,31

1,96

2,20

2,57

2014 2015 2016 2017 2018

1,0%

0,0%

1,5%

2,0%

2,5%

3,0%

2,2%

2,7%

2,4%

2,6%

1,6%

2014 2015 2016 2017 2018

0,0%

2,0%

4,0%

6,0%

8,0%

10,0%

12,0%

14,0%

9,4% 9,7% 9,6% 9,4%

8,3%

- = Score Nederlandse gezondsheidszorg

Rendement daalt naar laagste niveau van de afgelopen jaren

(15)

Solvabiliteit

Loan to value Solvabiliteit

De solvabiliteit is in 2018 verder toegenomen, een stijgende trend die in vrijwel alle subsectoren waar te nemen is. Zes van de acht UMC’s hebben hun solvabiliteit zien verbeteren.

De solvabiliteit van de twee UMC’s waarvan deze ratio verslech terd is, blijven wel nog boven het normniveau. Waar het eigen vermogen in 2017 nog met 13,8% toenam, neemt dit – mede door lagere rendementen – in 2018 toe met nog maar 5,6%.

Het balanstotaal neemt met 2,4% toe terwijl de langlopende schulden met 4,4% zijn opgelopen.

Loan to value

De Loan to value is aanzienlijk gestegen. De voornaamste oorzaak hiervan is de afname van materiële vaste activa met 3,7% terwijl de langlopende schulden zijn toegenomen.

De Loan to value ligt daarmee hoger dan het gemiddelde in de zorgsector, maar blijft wel onder de gangbare normen die op dit moment in de markt waargenomen worden.

Current ratio

De Current ratio is verder verbeterd in 2018 en ligt nog ruim boven het gemiddelde in de zorgsector. Beschikbare geld­

middelen zijn verder toegenomen terwijl kortlopende schulden zijn afgenomen.

Current ratio

2014 2015 2016 2017 2018

20,0%

0,0%

25,0%

30,0%

35,0%

23,6%

25,3%

26,9%

29,2%

32,1%

2014 2015 2016 2017 2018

58,0%

0,0%

60,0%

62,0%

64,0%

66,0%

68,0% 67,5%

62,5%

63,3%

59,3%

66,0%

2014 2015 2016 2017 2018

1,30 0,00 1,35 1,40 1,45 1,50 1,55 1,60

1,56

1,48 1,49

1,52

1,57

Solvabiliteit neemt verder toe, maar ligt nog altijd onder gemiddelde zorgsector

(16)

16 | Barometer Nederlandse Gezondheidszorg 2019

Concurrentiepositie en omzetontwikkeling

UMC’s ondervinden concurrentie van algemene, categorale en topklinische ziekenhuizen. Ondanks deze concurrentie blijft de positie van UMC’s binnen de Nederlandse zorgsector sterk.

Dit is ook een van de voornaamste redenen waarom UMC’s een goede rating blijven behalen. Opvallend is de lage omzet­

ontwikkeling in Noord­Holland in vergelijking met de rest van het land.

Verzuim

Het verzuim blijft, net als in eerdere jaren, verder oplopen.

De toename in het verzuim in 2018 is zelfs de grootste van de afgelopen jaren (een plus van 8,9%). Ondanks deze aanzienlijke stijging blijven de UMC’s nog ruim onder het sectorgemiddelde.

1.3 Operationele kengetallen

Concurrentiepositie en omzetontwikkeling

Verzuim

2014 2015 2016 2017 2018

4,0%

4,5%

5,0%

5,5%

6,0%

4,0% 4,1%

4,3%

4,5%

4,9%

0,0%

5,6%

2,1%

2,1%

0,3%

2,0%

3,7%

0,0100 0,3500 Concurrentiepositie

Omzetontwikkeling 0,3%

2,0%

4,0%

5,6%

Ondanks daling blijven UMC’s operationeel sterk scoren

(17)

Personeelsinzet

PNIL-ratio Personeelsverloop

Het personeelsverloop is na een daling van twee jaar weer aanzienlijk gestegen. Waar het verloop in de gehele sector een sprong maakt, is dit beeld ook bij UMC’s terug te zien – al blijven ze nog ruim onder het gemiddelde. Met bijna 14% bevindt het personeelsverloop zich overigens wel op het hoogste niveau van de afgelopen jaren.

Personeelsinzet

De toename in verzuim en verloop heeft geleid tot meer inzet van PNIL en daarmee tot een stijging van de personeelskosten.

Met vrijwel gelijkblijvende opbrengsten leidt dit tot een op­

lopende personeelsinzet. In vergelijking met 2017 is de inzet van personeel gestegen met 1,0%. Hiermee blijven de UMC’s nog beduidend onder het gemiddelde van de zorgsector.

PNIL-ratio

Bij de PNIL­ratio komt de toename in verloop en verzuim verder tot uitdrukking. In 2018 bedroegen de totale PNIL­kosten voor de UMC’s bijna € 300 miljoen. Dit is een toename van 8,2%

ten opzichte van 2017. Gemiddeld zitten de UMC’s echter nog aanzienlijk onder het gemiddelde van de zorg sector, al vertoont de PNIL­ratio een lichte stijging.

Personeelsverloop

2014 2015 2016 2017 2018

52,0%

0,0%

54,0%

56,0%

58,0%

60,0%

62,0%

64,0%

66,0%

58,5%

57,6% 57,4%

58,7% 59,3%

2014 2015 2016 2017 2018

3,5%

0,0%

4,0%

4,5%

5,0%

5,5%

6,0%

6,5%

7,0%

7,5%

4,0%

4,5%

5,3% 5,4%

5,7%

2014 2015 2016 2017 2018

8,0%

0,0%

10,0%

12,0%

14,0%

16,0%

18,0%

11,1%

12,1%

11,0% 10,8%

13,8%

(18)

18 | Barometer Nederlandse Gezondheidszorg 2019

02 Topklinische ziekenhuizen

(19)

2.1 Ratings

• Topklinisch ziekenhuizen zien hun gemiddelde rating in 2018 licht toenemen.

• Ze scoren financieel beter, met name vanwege het verbeterde rendement, de solvabiliteit en de Current ratio.

• Op operationeel gebied scoren de instellingen iets slechter dan vorig jaar, met name ten aanzien van het personeelsverzuim.

• Landelijk liggen de ratings in alle regio’s tussen bbb­ en bbb+

en is weinig onderscheid waarneembaar.

• Er is nauwelijks verschil zichtbaar tussen verschillende omzet­

klassen.

• Het aantal onderzochte instellingen is 26 (2017: 26).

Rating 2018 per omzetklasse

Rating

Gemiddelde rating

Rating 2018 per provincie

bbb+

bbb+

bbb-

bbb- bbb-

bbb- bbb

bbb bbb

b- aaa

Gemiddelde score

2014 2015 2016 2017 2018

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0

Gemiddelde score

bbb+

bbb+

bbb-

bbb bbb

€ 150 mln. tot € 300 mln. € 300 mln. of meer 0,0

0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0

Gemiddelde score

bbb-

bbb

0%

10%

20%

30%

40%

Percentage van totaal

Gemiddelde rating: bbb

b bb bbb a aa aaa

Topklinische ziekenhuizen scoren met bbb een licht hogere rating

(20)

20 | Barometer Nederlandse Gezondheidszorg 2019

Rendement

De rendementen van topklinische ziekenhuizen zijn vergeleken met een jaar eerder in 2018 opvallend verbeterd.

De rendementen zijn met name hoger door de toename van de totale opbrengsten met 3,8% tegenover een beperkte toename van de personeelskosten met 2,5%.

Opbrengsten

In 2016 werd het lagere rendement onder meer veroorzaakt door de voorziening nabetaling ORT over oude jaren. Op één instelling na realiseerden alle topklinische ziekenhuizen over 2018 een positief resultaat.

De EBITDA is in vergelijking met vorig jaar wel afgenomen.

Het rendement is desalniettemin verbeterd. Dit valt te ver­

klaren door een afname van de kapitaalslasten (afschrijvingen, bijzondere waardeverminderingen en rentelasten) met 3,1%.

DSCR en Net debt to ebitda

De ontwikkeling in zowel de DSCR als de Net debt/EBITDA laten ook in 2018 weer een verbetering zien. Als deze trend zich de komende jaren voortzet, dan zal hiermee hernieuwde investerings­ en financieringscapaciteit beschikbaar komen die nodig is voor innovatie uitdagingen. Ondanks de huidige beperkte rente­ en aflossingscapaciteit zijn de investeringen in de jaren 2018 en 2017 op een vergelijkbaar niveau gebleven.

In 2018 bedroegen de totale investeringen € 714 miljoen, in 2017 was dit € 677 miljoen.

2.2 Financiële kengetallen

DSCR Net debt to ebitda

EBITDA-ratio Rendement

2014 2015 2016 2017 2018

1,6 0,0 1,7 1,8 1,9 2,0 2,1 2,2 2,3 2,4

1,68

1,78

1,63 1,66

1,94

2014 2015 2016 2017 2018

2,5 0,0 3,0 3,5 4,0 4,5 4,38

4,12 4,01 3,94

3,64

2014 2015 2016 2017 2018

1,0%

0,0%

1,5%

2,0%

2,5%

2,2%

1,7%

1,0%

1,3%

1,6%

2014 2015 2016 2017 2018

0,0%

2,0%

4,0%

6,0%

8,0%

10,0%

12,0%

14,0%

12,1%

10,4%

9,7% 9,7% 9,5%

- = Score Nederlandse gezondsheidszorg

Verbetering rendementen zichtbaar

(21)

Solvabiliteit

Loan to value Solvabiliteit

De solvabiliteit houdt de stijgende trend van de afgelopen jaren vast. Deze toename kan verklaard worden door de toevoeging van de positieve resultaten en de afname van het balanstotaal.

Eind 2018 zijn nog drie instellingen die kampen met een solvabiliteit onder de kritische grens van 20% (in 2017 waren dat er vijf). Daarvan heeft geen enkele instelling in 2018 een negatief resultaat behaald.

Loan to value

De Loan to value is bij topklinische ziekenhuizen de hoogste van de gehele zorgsector en ligt – ondanks een lichte daling – net als de afgelopen jaren nog steeds boven de 70%.

Deze ratio houdt in dat het grootste deel van de materiële vaste activa is gefinancierd met vreemd vermogen. Sinds 2015 is jaarlijks een lichte afname zichtbaar. Dat is opvallend aan­

gezien het totaal aan bijzondere waardeverminderingen juist is toegenomen van € 2,5 miljoen in 2017 naar € 20 miljoen in 2018.

Current ratio

De liquiditeitspositie van topklinische ziekenhuizen is in 2018 verder verbeterd en houdt de stijgende trend dus vast.

Wel blijft de Current ratio achter bij de gehele zorgsector en vormt derhalve nog altijd een aandachtspunt voor topklinische ziekenhuizen.

Current ratio

2014 2015 2016 2017 2018

20,0%

0,0%

25,0%

30,0%

35,0%

20,4%

21,5%

23,5%

25,2%

27,5%

2014 2015 2016 2017 2018

65, , 0%

70,0%

75,0%

80,0%

0 0%

76,9% 77,0%

74,2%

72,5%

71,6%

2014 2015 2016 2017 2018

1,0 0,0 1,2 1,4 1,6

1,23 1,26 1,24 1,26

1,34

Solvabiliteit voldoet aan de norm, Loan to value behoort tot de hoogste van de zorg

(22)

22 | Barometer Nederlandse Gezondheidszorg 2019

Concurrentiepositie en omzetontwikkeling

De meeste topklinische ziekenhuizen zijn in Zuid­Holland ge­

vestigd en daar is dan ook sprake van de grootste concurrentie.

Uit de figuur hiernaast blijkt dat er niet altijd een direct verband zichtbaar is tussen de concurrentiepositie en de omzetontwikkeling in een provincie. Daar waar bijvoorbeeld Zuid­Holland ondanks de hoge concurrentiepositie een hoge omzetontwikkeling heeft gerealiseerd.In 2018 is over het algemeen sprake van een grotere omzettoename dan in 2017.

Verzuim

Met name het ziekteverzuim is een belangrijk aandachtspunt voor topklinische ziekenhuizen, ofschoon dit onder het sector­

gemiddelde ligt. Er is sprake van een groeiend tekort aan geschikt zorgpersoneel zodat instellingen steeds meer moeite hebben om productie te realiseren.

Opvallend is dat de PNIL­ratio in vergelijking met vorig jaar juist is afgenomen. Topklinische ziekenhuizen lijken hiermee hun capaciteitsplanning, ondanks het toegenomen ziekteverzuim, beter op orde te hebben. Het personeelstekort wordt namelijk beperkt opgevangen door de inzet van extern personeel.

2.3 Operationele kengetallen

Concurrentiepositie en omzetontwikkeling

Verzuim

2014 2015 2016 2017 2018

4,0%

0,0%

4,5%

5,0%

5,5%

6,0%

4,2%

4,5%

4,3%

4,8%

5,3%

4,0%

3,7%

5,4%

3,7%

4,5%

1,6%

2,4%

1,7%

3,8%

0,0100 0,3500 Concurrentiepositie

Omzetontwikkeling 1,6%

3,0%

4,0%

5,4%

Personeelsinzet topklinische ziekenhuizen laatste jaren stabiel

(23)

Personeelsinzet

PNIL-ratio Personeelsverloop

Het personeelsverloop ligt – na een daling in 2016 – weer voor het tweede jaar op rij op een hoger niveau. Waar het verloop in de sector als geheel een sprong maakt, is dit bij de topklinische ziekenhuizen minder het geval. Met bijna 13% bevindt het personeelsverloop zich wel op het hoogste niveau van de afgelopen jaren.

Personeelsinzet

De personeelsinzet bij de topklinische ziekenhuizen is de afgelopen drie jaar zeer stabiel. Hieruit blijkt dat het lukt om de personeelsinzet in lijn te houden met de omzetontwikkeling en de kosten voor PNIL – ondanks een hoger verloop en verzuim – in de hand te houden.

PNIL-ratio

Topklinische ziekenhuizen lijken de PNIL­ratio in toom te houden en zelfs licht omlaag te brengen. Verloop en verzuim lijken dan ook geen grip te krijgen op de kosten voor personeel niet in loondienst. De ratio blijft bovendien ruim onder het sector­

gemiddelde.

Personeelsverloop

2014 2015 2016 2017 2018

52,0%

0,0%

54,0%

56,0%

58,0%

60,0%

62,0%

64,0%

66,0%

53,8%

58,7% 59,5% 59,4% 59,0%

2014 2015 2016 2017 2018

3,5%

0,0%

4,0%

4,5%

5,0%

5,5%

6,0%

6,5%

7,0%

7,5%

3,9%

4,4% 4,6%

5,3%

4,8%

2014 2015 2016 2017 2018

8,0%

0,0%

10,0%

12,0%

14,0%

16,0%

18,0%

10,1%

11,6%

10,8%

12,4% 12,8%

(24)

24 | Barometer Nederlandse Gezondheidszorg 2019

03 Algemene ziekenhuizen

(25)

3.1 Ratings

• Algemene ziekenhuizen behalen een bbb+ rating.

Ziekenhuizen in het oosten van het land doen het beduidend beter dan ziekenhuizen in het westen, waar meer concurrentie is.

Ziekenhuizen met een omzet van maximaal € 60 miljoen scoren in 2018 aanzienlijk beter dan de grotere ziekenhuizen en ook beter dan vorig jaar.

Algemene ziekenhuizen scoren dit jaar financieel beter dan operationeel.

Financieel presteren algemene ziekenhuizen beter dan top­

klinische ziekenhuizen, operationeel is dat precies andersom.

Er is sprake van een mooie normaalverdeling.

Het aantal onderzochte instellingen is 39 (2017: 41).

Rating 2018 per omzetklasse

Rating

Gemiddelde rating

Rating 2018 per provincie

bbb+

bbb+

bbb+

bbb-

bbb

bbb bbb

aa-

a+ bb

a-

a-

b- aaa

Gemiddelde score

2014 2015 2016 2017 2018

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0

Gemiddelde score

bbb+ bbb+ bbb+

bbb

a- € 10 mln. tot

€ 25 mln. € 25 mln. tot

€ 60 mln. € 60 mln. tot

€ 150 mln. € 150 mln. tot

€ 300 mln. € 300 mln. of meer 0

1 2 3 4 5 6

Gemiddelde score

bbb+

bbb bbb

aa

a-

0%

10%

20%

30%

40%

Percentage van totaal

Gemiddelde rating: bbb+

b bb bbb a aa aaa

Algemene ziekenhuizen scoren financieel beter, maar operationeel slechter in 2018

(26)

26 | Barometer Nederlandse Gezondheidszorg 2019

Rendement

Het rendement is in 2018 gestegen en ligt nu boven het gemiddelde van de zorgsector terwijl de EBITDA­ratio gelijk is gebleven. Het rendement is behaald in een krimpsituatie.

Zowel de omzet als de personeelskosten zijn in 2018 gedaald met circa 4%. De gemiddelde omzet in 2018 was € 174 miljoen terwijl de gemiddelde personeelskosten € 89 miljoen bedroegen.

Opbrengsten

Vergeleken met 2017 is het netto resultaat met 26,1%

gestegen. Het gemiddelde resultaat per instelling was in 2018

€ 3,1 miljoen waar dit in 2017 nog gemiddeld € 2,3 miljoen was.

Niet alleen het netto resultaat is aanzienlijk gestegen, ook het bedrijfsresultaat (resultaat voor financiële baten en lasten) is in 2018 toegenomen. Gemiddeld bedroeg het bedrijfs resultaat in 2018 € 4,9 miljoen, een stijging van 4,4%. De afboekingen zijn met € 6,4 miljoen nagenoeg gelijk aan 2017.

DSCR en Net debt to ebitda

Dat financiering over het algemeen nog altijd goedkoper wordt, zien we terug in de ratio’s. Hoewel de EBITDA gelijk is gebleven is de DSCR aanzienlijk gestegen. Zowel de aflossingen als de rentelasten zijn flink afgenomen in vergelijking met 2017.

De gemiddelde aflossingen zijn in 2018 gedaald met 11,7%, terwijl de gemiddelde rentelasten met 13,4% naar beneden gingen. Ook de netto schuldpositie is verder gedaald.

Beide ratio’s zitten mooi op de bancaire norm en hebben een gunstig effect bij nieuwe financieringsaanvragen.

3.2 Financiële kengetallen

DSCR Net debt to ebitda

EBITDA-ratio Rendement

2014 2015 2016 2017 2018

1,8

0,0 2,0 2,2 2,4

1,69

2,36

2,07

1,97

2,27

2014 2015 2016 2017 2018

2,5 0,0 3,0 3,5 4,0 3,95

3,03

2,77

3,12

2,93

2014 2015 2016 2017 2018

1,0%

0,0%

1,2%

1,4%

1,6%

1,8%

2,0%

1,5%

1,8% 1,8%

1,4%

1,8%

2014 2015 2016 2017 2018

0,0%

2,0%

4,0%

6,0%

8,0%

10,0%

12,0%

10,7%

10,1%

9,2%

8,5% 8,5%

- = Score Nederlandse gezondsheidszorg

Rendement gestegen en weer boven het gemiddelde van de zorgsector

(27)

Solvabiliteit

Loan to value Solvabiliteit

Ook in 2018 weten de algemene ziekenhuizen de solvabiliteit te verbeteren en is het eigen vermogen per instelling gemiddeld met € 3,1 miljoen toegenomen. Aan de andere kant is het balans totaal gemiddeld afgenomen met € 2,6 miljoen.

Ondanks de stijging in solvabiliteit liggen de algemene zieken­

huizen nog altijd achter bij het gemiddelde van de zorgsector, maar ruim boven de gewenste bancaire norm.

Loan to value

De Loan to value is na jaren van daling weer licht toegenomen.

Dit komt met name door de hardere daling van materiële vaste activa ten opzichte van de afname van langlopende schulden.

Waar de langlopende schulden met 0,4% daalden, namen de materiële vaste activa met 2,7% af.

Current ratio

Net zoals in de zorgsector als geheel stijgt ook de Current ratio voor de algemene ziekenhuizen. De score blijft nog wel achter bij het sectorgemiddelde. Zowel de vlottende activa als de kort­

lopende schulden zijn afgenomen. De stijging van de Current ratio is een gevolg van het feit dat de kortlopende schulden harder zijn teruggelopen dan de vlottende activa (respectievelijk 13,9% en 4,7%).

Current ratio

2014 2015 2016 2017 2018

20,0%

0,0%

25,0%

30,0%

35,0%

20,2%

23,4%

25,5%

27,5%

30,0%

2014 2015 2016 2017 2018

63,0%

0,0%

64,0%

65,0%

66,0%

67,0%

68,0%

67,6%

67,0%

64,4%

63,2%

64,1%

2014 2015 2016 2017 2018

1,0 0,0 1,2 1,4 1,6

1,01

1,17 1,17

1,14

1,26

Solvabiliteit neemt verder toe

(28)

28 | Barometer Nederlandse Gezondheidszorg 2019

Concurrentiepositie en omzetontwikkeling

De provincies waar weinig andere ziekenhuizen zijn, hebben nog altijd de beste concurrentiepositie. Opvallend is echter dat daar waar vorig jaar deze provincies ook de hardste omzet­

stijging hadden, dit nu niet altijd meer het geval is. De provincie Utrecht maakt de grootste omzetontwikkeling door. Dit wordt veroorzaakt door de omzetverdubbeling van een ziekenhuis in die provincie.

Verzuim

Dat in de zorgsector op operationeel gebied de grootste uitdagingen liggen, is ook terug te zien bij de algemene ziekenhuizen. Daar waar het verzuim de voorafgaande twee jaar stabiel is gebleven, stijgt dit in 2018 weer. Het verzuim ligt nog altijd onder het sectorgemiddelde, maar met een stijging van 8,5% heeft het zeker extra aandacht nodig.

3.3 Operationele kengetallen

Concurrentiepositie en omzetontwikkeling

Verzuim

2014 2015 2016 2017 2018

4,0%

0,0%

4,5%

5,0%

5,5%

6,0%

3,8%

4,4%

4,7% 4,7%

5,1%

120,1%

11,1%

4,3%

3,2%

4,0%

5,3%

2,5%

1,9%

7,7%

6,8%

0,0100 0,3500 Concurrentiepositie

1,9%

20,0%

40,0%

60,0%

80,0%

100,0%

Omzetontwikkeling

120,1%

Operationele uitdagingen ook zichtbaar bij algemene ziekenhuizen

(29)

Personeelsinzet

PNIL-ratio Personeelsverloop

Het verloop is in 2018 aanzienlijk toegenomen (19,3%).

Net als het verzuim was ook het verloop de afgelopen jaren redelijk stabiel en zelfs gedaald in 2017. De toename in 2018 mag dan ook zorgwekkend genoemd worden. Waar de algemene ziekenhuizen de afgelopen jaren operationeel nog sterk voor de dag kwamen, is dit nu niet meer het geval.

Personeelsinzet

De personeelsinzet is vrijwel gelijk gebleven en ligt nog altijd onder het gemiddelde van de zorgsector. Dit komt met name doordat zowel omzet als personeelskosten met circa 4% zijn gedaald.

PNIL-ratio

De toename in verzuim en verloop is ook terug te zien in de PNIL. Deze zijn in 2018 op het hoogste niveau in jaren en de verwachting is dat ze alleen maar verder zullen stijgen.

De personeelskosten niet in loondienst zijn van 2017 naar 2018 toegenomen met 14,2% en bedragen nu gemiddeld per instelling € 4,9 miljoen.

Personeelsverloop

2014 2015 2016 2017 2018

56,0%

0,0%

58,0%

60,0%

62,0%

64,0%

66,0%

56,2%

60,0%

60,9%

61,7% 61,5%

2014 2015 2016 2017 2018

4,0%

0,0%

5,0%

6,0%

7,0%

8,0%

3,8%

5,2% 5,1%

4,8%

5,5%

2014 2015 2016 2017 2018

10,5%

0,0%

12,0%

13,5%

15,0%

16,5%

10,4%

11,1%

10,9%

13,0%

9,9%

(30)

30 | Barometer Nederlandse Gezondheidszorg 2019

04 Revalidatiecentra

(31)

4.1 Ratings

• De rating 2018 is met bbb+ gelijk aan de rating van vorig jaar.

Wel is twee jaar op rij sprake van een daling van de score.

• Er zijn grote verschillen tussen de provincies, variërend van bb+ tot aa­. Hiermee nemen de revalidatiecentra een unieke positie in.

• Over 2018 geldt: bigger is better.

• De centra in Overijssel presteren het beste met een aa­ rating.

• De revalidatiecentra scoren beter op de operationele kengetallen (score: 4) dan op de financiële (score: 3).

• Het aantal onderzochte instellingen is 16 (2017: 16).

• Cijfers over 2018 van de centra Heliomare, Sophia en Merem zijn medio juli 2019 nog niet gepubliceerd.

Rating 2018 per omzetklasse

Rating

Gemiddelde rating

Rating 2018 per provincie

bbb+

bbb+

bbb- bbb- bb+

bbb bbb

aa-

a-

b- aaa

Gemiddelde score

2014 2015 2016 2017 2018

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0

Gemiddelde score

bbb+ bbb+ bbb+

bbb+

a- € 5 tot € 10 mln. € 10 mln. tot

€ 25 mln. € 25 mln. tot

€60 mln. € 60 mln. tot

€ 150 mln.

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0

Gemiddelde score

bbb+

bbb- bbb

a-

0%

5%

10%

15%

20%

Percentage van totaal

Gemiddelde rating: bbb+

b bb bbb a aa aaa

Rating revalidatiecentra nog net op bbb+

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hij is boven ons en zegent ons steeds weer, en zegent ons steeds weer.. Zo zegent Hij ons nu en morgen en tot

In het bijzonder onderzoeken we of België een monistisch stelsel van over- dracht heeft , waarbij de eigendom tussen partijen overgaat door het sluiten van de

Zo behandelt Vincent Sagaert uitvoerig wat het lot is van de zakelijke en persoon- lijke gebruiks- en genotsrechten in geval van onteigening, meer bepaald of, en zo ja wanneer,

Van alle respondenten heeft 75 procent zich tijdens zijn of haar carrière bij de politie wel eens bedreigd gevoeld, waarvan zeventig procent soms en vijf pro- cent vaak..

Deze groep doet ook vaker dan gemiddeld aangifte, maar de bedreigers van deze groep bedreigden worden veel minder vaak veroordeeld wegens bedreiging in vergelijking met de

Deze zijn voor werknemers afkomstig uit de marktsector vaker van belang bij de overstap naar de overheid dan voor werknemers om binnen de overheid van baan te

a) Bijstelling/aansluiting op basis van realisaties. b) Incidentele effecten die niet meegeboekt worden naar het volgende jaar. Hier is in bijvoorbeeld de overgang van de

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 21 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:969) geldt ook bij toepassing van artikel 2.12 lid 1 aanhef en onder a onder 2° van de Wabo,