1
Concept onderzoeksopzet uitvoering Wmo in de gemeente …….
Rekenkamercommissie …….. 14 september 2010
Ter inleiding
De Rekenkamercommissie ……. wil mogelijk een onderzoek starten naar de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De Rekenkamercommissie is daarom een vooronderzoek gestart met de vraag in hoeverre zo’n onderzoek nuttig kan zijn en welke onderzoeksvragen centraal dienen te staan. Hiervoor zijn enkele relevante documenten bekeken en worden oriënterende gesprekken gevoerd met de Raadscommissie ……….. en de ambtelijk projectleider Wmo. Vervolgens zal de
Rekenkamercommissie een besluit nemen over de vraag of een onderzoek nuttig is en zo ja, waarop het onderzoek zich dient te richten.
1. Aanleiding
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) verplicht de gemeente concrete resultaten op negen prestatievelden – van leefbaarheid en sociale samenhang tot maatschappelijke opvang - te benoemen. Voorts dient aan een aantal procesverplichtingen te worden voldaan, waaronder het betrekken van burgers bij de totstandkoming van het Wmo-beleid, het vierjaarlijks vaststellen door de gemeenteraad van een beleidsplan, en het afleggen van verantwoording over de geleverde prestaties (de tevredenheid van klanten).
De uitvoering van de Wmo is sinds 1 januari 2007 nu bijna vier jaar door de gemeente ter hand genomen. De vraag kan dan ook zijn: Hoe effectief is het bevorderen van
maatschappelijke participatie en het zelfstandig functioneren van burgers in …….? Hoe heeft het gemeentelijke beleid hieraan bijgedragen? Zijn de maatschappelijke behoeften goed in beeld en hoe staat dit in verhouding tot de beschikbare middelen?
Stand van zaken in …….
De gemeente ……. heeft bij de invoering van de Wmo in 2007 zich vooral gericht op: (1) het organiseren van de dienstverlening (oprichting Wmo-loket), (2) het vaststellen van de verplichte Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning (vastgesteld op 12 december 2006), (3) de Europese aanbesteding van de individuele Wmo-voorzieningen, en (4) het instellen van een brede Participatieraad.
De gemeenteraad heeft op 27 oktober 2009 de Wmo-visie ‘Je doet mee en je doet ertoe’
vastgesteld. Deze visie is de basis voor de periode 2009-2012. Geformuleerde uitgangspunten zijn onder meer:
- een sterke, sturende en initiërende rol van de gemeente (regisseur), zolang dat nodig is;
- preventief beleid gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie bij individuele burgers en de gemeenschap;
- vraagsturing vanuit de burger centraal
- een helder, houdbaar en doelmatig beleid dat ook op de lange termijn betaalbaar is;
- goede communicatie over het beleid zodat het begrijpelijk is voor de burger.
In 2009 zijn quickscans gemaakt van alle negen Wmo prestatievelden, waarin de
ontwikkelingen en stand van zaken van dat moment in beeld zijn gebracht en risico’s zijn beschreven. Deze quickscans hebben tot enkele wijzigingen geleid in de
beleidsontwikkeling.
2 2. Doelstelling en onderzoeksvragen
De Rekenkamercommissie wil met dit onderzoek kijken in hoeverre de gemeente …… bij de uitvoering van de Wmo op koers ligt. De nadruk ligt op het bestuurlijke perspectief en niet op de ambtelijke procedurele lijn. De verantwoordelijkheid van de gemeenteraad voor de uitvoering van de Wmo is immers groot: het is zijn rol om de kaders te stellen voor de Wmo via de vierjaarlijkse vaststelling van een Wmo-beleidsplan dat vaak een groot deel van het gemeentelijke beleid beslaat. Vanwege het grote maatschappelijk belang van een goede uitvoering van de Wmo zal de raad ook jaarlijks en eventueel tussentijds op
hoofdlijnen op de hoogte willen zijn van de resultaten van het beleid.
Het doel van het onderzoek luidt:
Het verkrijgen van inzicht in de resultaatgerichtheid van beleid en de verantwoording daarover. Op basis daarvan een oordeel vormen over de
doeltreffendheid en de kwaliteit van de huidige uitvoering van de Wmo. Dit alles bezien vanuit het perspectief van de raad.
De Rekenkamercommissie heeft hiertoe de volgende centrale vraag gesteld:
Zijn door de gemeenteraad heldere uitgangspunten voor de Wmo vastgesteld en is de uitvoering daarvan door het college doeltreffend en doelmatig?
Bij deze centrale vraagstelling zijn acht deelvragen geformuleerd:
1. Heeft de gemeenteraad aangegeven welke doelen hij voor maatschappelijke ondersteuning en vergroting van participatie wil bereiken?
2. Zijn de daarvoor beschikbaar gestelde middelen van voldoende omvang?
3. Zijn er prestatieafspraken gemaakt met de organisaties, verenigingen en instellingen die in opdracht van de gemeente uitvoerend werk voor de Wmo verrichten?
4. Wordt getoetst of de gestelde doelen ook daadwerkelijk worden gerealiseerd?
5. Wordt gecontroleerd of aan alle verplichtingen en bepalingen, zoals genoemd in de verordening Wmo en in de kadernotities wordt voldaan?
6. Hoe vindt terugkoppeling over bereikte effecten en ingezette middelen naar de gemeenteraad plaats?
7. Kan de gemeenteraad op basis van de verantwoordingsinformatie haar sturende rol vervullen?
8. Hadden de door de gemeenteraad gestelde doelen ook op een andere wijze bereikt kunnen worden?
3. Onderzoeksuitvoering
Om de onderzoeksvragen te beantwoorden wordt het onderzoek opgedeeld in drie fasen:
1. Kaderstelling (gericht op kwaliteit doelstellingen);
2. Realisatie (gericht op uitvoering); en
3. Controle (gericht op verantwoordingsinformatie).
De Rekenkamercommissies hanteren het volgende normenkader:
Kaderstelling
1. Het beleid bevat doelen die door de gemeenteraad geformuleerd zijn als maatschappelijke effecten.
3
2. De doelen in de beleidsdocumenten zijn specifiek, meetbaar en tijdgebonden geformuleerd.
3. De verschillende beleidsdocumenten over de Wmo zijn niet tegenstrijdig (samenhangend).
4. Ambitieniveau en budget zijn bewust tegen elkaar afgewogen.
Uitvoering/realisatie
5. Ingezette instrumenten en maatregelen sluiten, beargumenteerd, aan op de in beleid geformuleerde doelen.
6. In de uitvoering (door de gemeente en door externe partijen) wordt het bereik van de geformuleerde doelen geborgd:
- er zijn prestatieafspraken met externe partijen waarin naar de gemeentelijke doelen wordt verwezen;
- er vindt periodieke afstemming plaats tussen de gemeente en de externe partijen over de realisatie van doelen;
- de gemeente is op basis van het bovenstaande in staat om tussentijds bij te sturen.
7. De ambtelijke en externe betrokkenen ervaren dat de beschikbaar gestelde middelen van voldoende omvang zijn om de doelen te realiseren.
Controle
8. De gemeente (zowel gemeenteraad als college van burgemeester en wethouders vanuit zijn eigen rol) controleert of uitvoerende zich aan de afspraken houden.
9. Het college van burgemeester en wethouders monitort en toetst of (maatschappelijke) doelen worden gerealiseerd.
10. Op basis van bovengenoemde informatie is het college van burgemeester en wethouders in staat om bij te sturen.
11. Verantwoordingsinformatie biedt inzicht in het gerealiseerde maatschappelijk effect.
12. Verantwoordingsinformatie aan de gemeenteraad sluit aan op de geformuleerde doelen.
13. Op basis van de verantwoordingsinformatie is de gemeenteraad in staat om bij te sturen.
Afbakening
Het onderzoek richt zich op alle negen prestatievelden van de Wmo. Daarnaast richt het zich op het uitvoeringsjaar 2009 (?). In het onderzoek wordt er specifiek op leerpunten voor de toekomst gelet, voor de gemeenteraad van ……….