• No results found

Hoe apostolaire bewogenheid een onbeweegbare kerk in beweging brengt van Kooten, R.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Hoe apostolaire bewogenheid een onbeweegbare kerk in beweging brengt van Kooten, R."

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hoe apostolaire bewogenheid een onbeweegbare kerk in beweging brengt van Kooten, R.

2013

document version

Publisher's PDF, also known as Version of record

Link to publication in VU Research Portal

citation for published version (APA)

van Kooten, R. (2013). Hoe apostolaire bewogenheid een onbeweegbare kerk in beweging brengt: Onderzoek naar de oorsprong en bedoelingen van hoofdthema's van de kerkorde van 1951. Uitgeverij De Banier.

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights.

• Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research.

• You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain • You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal ?

Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

E-mail address:

vuresearchportal.ub@vu.nl

(2)

6. Het jaar 1944: Een kerkordelijke weg voor het reformatieproces

6.1. Dit hoofdstuk

6.1.1. Onderzoeksvragen bij dit hoofdstuk

In dit hoofdstuk gaat het om de vraag of in 1944 het reformatieproces zich verder door- zet? Als dit het geval is, betekent dit dan ook voortgang van de apostolaatsgedachte?

6.1.2. De lijn van dit hoofdstuk

In de eerste synodevergadering komt de tucht op de synodetafel (6.2). Het Ontwerp van de commissie voor beginselen van kerkorde wordt in de synode uitgebreid besproken (6.3). In 6.4 blijkt de synode druk bezig te zijn met de tijd na de oorlog. Het rapport van de technische commissie over de radio-omroep na de oorlog wordt besproken (6.4-6.4.12). In 6.5-6.5.5 wordt de voorlopige opzet van het instituut Kerk en Wereld besproken. In 6.6 gaat het werk door: het collecteplan wordt besproken (6.6.1), er wordt een tweede gede- legeerde benoemd voor de catechese (6.6.2) en zo volgen er nog enkele korte agendapun- ten (6.6.3 en 6.6.4). In 6.7 volgen weer de verslagen van de raden, waarbij verte- genwoordigers van de betreffende raad aanwezig zijn: van de hervormde jeugdraad (6.7.1), van de raad voor inwendige zending (6.7.2), van de raad Kerk en Kerken (6.7.3), van de commissie voor bijzondere kerkelijke gezinszorg (6.7.4), van de raad voor uit- wendige zending (6.7.5). Er wordt ook een gesprek gevoerd over Kerk en Gemeenteop- bouw (6.7.6) en de commissie voor Noord-Holland brengt verslag uit (6.7.7). Deze com- missie mag voor vijf jaar een predikant benoemen die gaat arbeiden in de Noordkop van Noord-Holland.

In 6.8 worden de consideraties besproken over de Ontwerp-regeling voor het bijeenkomen van de Nederlandse Hervormde Kerk in generale synode.471 Verschillende aspecten komen aan de orde: de stemverhoudingen (6.8.1), opmerkingen over het Algemeen Reglement van 1816 (6.8.2), voor en tegenstanders van de Ontwerp-regeling (6.8.3). In 6.9 komen er nog enkele zaken aan de orde: de wijziging van de artt. 1 en 2 (6.9.1), de omzetting in een raad (6.9.2), de kwestie van de N.S.B.-predikanten (6.9.3) en de eindredactie van de Ont- werp-regeling. In 6.10 besluiten we het hoofdstuk met de beantwoording van de onder- zoeksvragen.

6.2. De tucht ter sprake

In de synodevergadering van 14 februari 1944 komt een schrijven aan de orde van de kerkenraad te Leiderdorp inzake tuchtoefening ten aanzien van nationaalsocialistische voorgangers.472

Na de toelichting van de president De Bruijn reageren de kerkelijke hoogleraren als eersten in hun hoedanigheid als adviseurs. Semmelink zegt dat de Nederlandse Hervorm- de Kerk nooit tucht heeft uitgeoefend over haar voorgangers op grond van hun politieke overtuigingen. Hij adviseert om nog wat geduld te hebben, omdat nationaalsocialistische

471 In de Ontwerp-regeling heet de synode niet meer algemeene synode maar generale synode om het verschil met het Algemeen Reglement duidelijk aan te geven.

472 Handelingen der buitengewone vergaderingen en van de 129ste gewone vergadering van de Alge- meene Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk ten jare 1944 (’s-Gravenhage, 1944), 25.

(3)

predikanten bovendien vanzelf wel verdwijnen zullen. Gevaar kunnen ze niet, omdat ze geen aanhang hebben.

Berkelbach van der Sprenkel adviseert de ingekomen brief ter bewerking door te geven aan de commissie voor bijzondere herderlijke zorg, die samenspreking dient aan te vragen met predikanten die zich in hun prediking uitlaten in nationaalsocialistische zin. Aan Leiderdorp kan gevraagd worden wie men op het oog heeft.

Gravemeyer acht het in deze materie zeer bezwarend dat de kerk nog niets tegen de nationaalsocialistische predikanten heeft gedaan. Een kerk die niet het anathema kan uit- spreken, kan ook niet zegenen. In laatste instantie zit hier de richtingenkwestie achter, waarbij niet het heil van de kerk voorop staat maar eigen partijbelangen. De kerk heeft daardoor niet de macht te trachten uit barmhartigheidsoverwegingen de betrokkenen terecht te brengen door tucht op hen uit te oefenen. Ook de vrees voor de bezettende macht heeft een rol gespeeld. Als de kerk nu niets doet, kan ze na de oorlog ook geen tucht uitoefenen. Hij adviseert de brief over te brengen naar de commissie voor bijzonde- re herderlijke zorg.

Honders vraagt of het werkelijk onmogelijk is een uitspraak te doen. Er is toch geen abso- lute leervrijheid in de Nederlandse Hervormde Kerk? Hij meent dat niet te gemakkelijk gezegd mag worden dat met het huidige apparaat niets te doen is.473

De president herinnert eraan dat indertijd wel degelijk tucht over de communistische pre- dikanten is uitgeoefend. Hij zou het betreuren als de leidende figuren onder nationaal- socialistische predikanten niet aangesproken zouden worden. Hij wenst dat de commissie voor bijzondere herderlijke zorg het gesprek met mannen als Boissevain en Ekering voort- zet.

Boonstra en Van Tuyll achten het tijdstip voor het beginnen van het gesprek wel zeer ongewenst. Men moet wachten tot er klachten tegen bepaalde predikanten binnen- komen. Boonstra doet de suggestie dat de kerkenraad van de hervormde gemeente van Leiderdorp bepaalde namen kan noemen. Berkelbach van der Sprenkel wijst erop dat be- paalde publicaties van bepaalde predikanten aanleiding tot gesprek voor de commissie kunnen zijn.

Gravemeyer wil benadrukken dat de commissie niet in verzuim is. Het werk aan de twee- de herderlijke brief heeft te lang geduurd. Pas eind december waren de brieven bij alle kerkenraden. Nu de brieven rondgebracht zijn kan de commissie haar arbeid voortzetten naar aanleiding van deze brief.

Er wordt besloten de commissie voor bijzondere herderlijke zorg op te dragen een onder- houd aan te vragen met de vooraanstaande nationaalsocialistische predikanten.

6.3. Het Ontwerp van de commissie voor beginselen van kerkorde ter synode

Op 24 april ligt het Ontwerp van de commissie voor beginselen van kerkorde op tafel. Het Ontwerp kan volgens De Bruijn een doorbreking zijn van de organisatie van 1816. ‘Het is bijna niet te gelooven, dat dat dit jaar zou kunnen gebeuren; toch mogen we gelooven dat God het wonder werken kan.’474

Verder laat ik deze zaak hier nu rusten om het in het volgende deel aan de orde te stellen, zodat de bespreking beter begrepen kan worden.

Er vindt in ieder geval een uitgebreide bespreking plaats op maandag 24 april, dinsdag 25

473 Handelingen 1944, 26.

474

(4)

april en woensdag 26 april. Op woensdag wordt de eindredactie aanvaard. Er wordt beslo- ten dat de inleiding van de commissie namens de commissie voor beginselen van kerkorde zal worden toegezonden aan de kerkenraden met weglating van enkele regels op pagina 8. Het Ontwerp zal uitgaan in de vorm die het in de synode gekregen heeft.475

Er wordt besloten een buitengewone classicale vergadering te beleggen op 24 mei ter voorbereiding van de behandeling van het Ontwerp in de gewone classicale vergadering.

In deze vergadering zullen twee gedelegeerden namens de synode het Ontwerp toelich- ten.

Op de buitengewone classicale vergadering zullen de kerkenraden in hun geheel worden uitgenodigd. Als de plaatselijke omstandigheden het toelaten, mogen ook de kerkvoogden gevraagd worden de vergadering bij te wonen.

Dat de synode de zaak van het Ontwerp van hoog belang acht, blijkt uit het feit dat de notulen 27 pagina’s beslaan.476

6.4. De technische commissie 6.4.1. Kerk, overheid en radio

Op dinsdag 6 juni wordt in de middagvergadering G.E. van Walsum van de technische commissie welkom geheten.477 De commissie is ingesteld om onderzoek te doen inzake het radiovraagstuk na de oorlog. Van Walsum vertelt dat de commissie een rapport heeft opgesteld dat algemene instemming vindt in de commissie voor kerkelijk overleg. De conclusies zijn drieledig:

1. Er wordt een nationale omroep bepleit met zekere invloed van de kerken;

2. Indien deze er niet komt, is een oecumenisch kerkelijke omroep het meest wenselijk.

3. Indien dit niet mogelijk zal blijken moet de Nederlandse Hervormde Kerk eigen zendtijd aanvragen.

In het rapport van de commissie is dit nader uitgewerkt.478 Inzet is dat de kerk met betrek- king tot de ontwikkeling op het gebied van de radio-omroep niet lijdelijk mag blijven. ‘De geestelijke en de zedelijke waarden, welke haar zijn toevertrouwd, verbieden haar onver- schillig te staan tegenover de wijze, waarop de radio-omroep – niet alleen uiting van wat er in het volk omgaat, doch tegelijkertijd machtig middel ter beïnvloeding van het volks- leven – wordt gebruikt. Het besef van de beteekenis van de radio voor de zendingstaak, die zij heeft te vervullen, brengt haar tot deze houding. Van deze houding zal de Kerk tegenover de Overheid hebben te getuigen, zoodra deze Overheid de regeling van den radio-omroep ter hand gaat nemen. Uit het bovenstaande blijkt een gewijzigd inzicht èn in de taak van de kerk èn in de taak van de Overheid met betrekking tot den radio- omroep.’479

6.4.2. Overheid en radio

In de situatie vóór de oorlog liet de overheid de radio over aan het particulier initiatief. De overheid beperkte zich tot het weren van buitensporige uitingen. Het zou een zegen zijn

475 Handelingen 1944, 54.

476 Handelingen 1944, 28-54.

477 Handelingen 1944, 70.

478 Handelingen 1944, 70-6.

479 Handelingen 1944, 71.

(5)

als de overheid zich na de oorlog positief verantwoordelijk zal voelen voor de wijze waar- op de radio-omroep wordt gebruikt. Voor de oorlog ging de overheid te eenzijdig uit van neutraliteit. De ogen gaan ervoor open dat de overheid de ontwikkeling van het geeste- lijke en zedelijke leven niet aan zichzelf mag overlaten. Dit geldt dan vooral van de radio die een massamiddel is. Dit is geen pleidooi voor een staatsradio, maar voor het inschalen van hen die van de bedoelde waarden de dragers zijn. De overheid dient waarborgen te scheppen tegen een onjuist gebruik.

6.4.3. Kerk en radio

Ook het inzicht in de taak van de christelijke kerk met betrekking tot de radio-omroep is in de afgelopen jaren gewijzigd en verdiept. Dit gewichtige uitingsmiddel komt ook voor ver- antwoordelijkheid van de kerk. Als het goed is, is de overheid blij dat de kerk medezeggen- schap wil dragen en zich wil laten betrekken in de leiding van de radio-omroep. Dit brengt voor de kerk gevaren mee, maar daar staan geweldige kansen tegenover.480 Als de kerk die kansen laat lopen, staat de kerk schuldig, omdat zij dan ontrouw is tegenover wat zij als opdracht moet erkennen. Het gaat bovendien om de eenheid van het volk.

6.4.4. Inhoud kerkelijke waakzaamheid op radiogebied

Het gaat bij het bovenstaande niet alleen om het waarborgen van de uitzending van een voldoende aantal kerkdiensten. De christelijke kerk moet ook waken tegen uitzendingen die schadelijk zijn voor het volksleven. De kerk moet ook ‘haar invloed aanwenden om door den omroep Christus gestalte te geven in ons volksleven, waarbij zij met de reëel gegeven verhoudingen rekening zal hebben te houden.’481

De verzorging van kerkdiensten en van andere uitzendingen van godsdienstige aard moet aan de kerk zelf worden overgelaten. De overheid moet waken voor een eerlijke verdeling en moet zich keren tegen bestrijding van andersdenkenden anders dan op principiële gronden en op waardige wijze. Op deze wijze erkent de overheid de fundamentele bete- kenis van het christendom voor ons volksleven.

6.4.5. Conclusie I.

De commissie geeft de conclusies heel systematisch per onderdeel weer. Als eerste wordt vermeld dat de kerk de hierboven getekende verantwoordelijkheid tot gelding moet brengen, ongeacht de vorm van beheer die voor de radio-omroep gekozen wordt. Dit betekent niet dat de vorm de kerk onverschillig laat. ‘Slechts binnen het kader van één nationale omroeporganisatie kan de gewijzigde visie op de taak van de Overheid met betrekking tot den radio-omroep tot haar recht komen.’482 Ook het medeverantwoordelijk zijn van de kerk is zo beter te realiseren. Eén organisatie met afdelingen van de vroegere omroepverenigingen is nauwelijks een verbetering.

6.4.6. Besprekingen NCRV en VPRO

Bovenstaande denkbeelden zijn door de raad besproken met vooraanstaande personen uit de kring van de voormalige NCRV en VPRO. Allereerst om duidelijk te maken dat het geen gebrek aan waardering voor het vroegere werk van deze omroepen is. De kerk heeft

480 Handelingen 1944, 72.

481 Handelingen 1944, 72.

482

(6)

er te veel aan te danken en de kerk is zelf te veel tekortgeschoten. Onder de bezetter is deze omroepen onrecht geschied.

De NCRV ziet dit rechtsherstel alleen als de vóór 10 mei 1940 bestaande verenigingen op precies dezelfde wijze verder kunnen gaan. Ook bij de VPRO is kritiek. De vrijzinnige en orthodoxe uitzendingen moeten principieel gescheiden zijn. De raad is hier principieel op tegen omdat het een sanctioneren is van de verdeeldheid van de Nederlandse Hervormde Kerk en de mogelijkheid dat de kerk zich weer als kerk gaat openbaren, wordt prijsgege- ven.

6.4.7. Conclusie II.

De tweede conclusie is kort en krachtig: de taak die op radiogebied voor de christelijke kerk komt te liggen, dient in oecumenisch verband ter hand genomen te worden.

6.4.8. Besprekingen met de kerken

Om het eigen standpunt te kunnen effectueren heeft de technische commissie ook con- tact gezocht met personen uit de Doopsgezinde Broederschap, de Remonstrantse Broe- derschap, de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden en de Gerefor- meerde Kerken in Hersteld Verband, die in het verleden hebben getoond voor oecumeni- sche samenwerking open te staan.483 In algemene zin stemden de vertegenwoordigers in met de gedachten. Afgesproken is dat ze bij hun kerk officiële afgevaardigden zullen laten benoemen met wie de commissie verder kan spreken.

6.4.9. Conclusie III.

Als de vroegere omroepverhoudingen worden hersteld moeten de in oecumenisch ver- band samenwerkende kerken zich zelfstandig tot de regering wenden om eigen zendtijd aan te vragen in verhouding tot de plaats die haar in het volksleven toekomt.484

6.4.10. Conclusie IV.

Is een optreden in oecumenisch verband niet mogelijk, dan moet de Nederlandse Her- vormde Kerk zich zelfstandig met een aanvraag voor omroeptijd tot de regering wenden.

De raad zou het betreuren als zo’n stap nodig zou zijn. Is er echter geen mogelijkheid om gestalte te geven aan de gevoelde verantwoordelijkheid, dan is de raad gedwongen een Nederlandse hervormde omroep op te richten. De kerk mag niet in haar zendingstaak worden belemmerd. Het gaat om meer dan het uitzenden van kerkdiensten.

6.4.11. Minderheidsstandpunt

Het bovenstaande is het standpunt van de meerderheid van de radioraad.485 Een tweetal leden neemt op onderdelen een afwijkend standpunt in.486 Het ene lid ziet ook bij herstel van het vroegere omroepwezen mogelijkheden voor de kerk, het andere lid vindt de vrij- zinnigheid zo uniek dat het een eigen orgaan nodig heeft om de roeping in het volksleven

483 Handelingen 1944, 74.

484 Handelingen 1944, 74.

485 In de Handelingen wordt nu gesproken over een door de algemene synode ingestelde radioraad in plaats van technische commissie inzake het radiovraagstuk. Ik trek hieruit de conclusie dat de technische commissie in eerste instantie is ingesteld als onderzoekscommissie en nu is omgezet in een permanente raad.

486 Handelingen 1944, 75.

(7)

te vervullen.

6.4.12. Bespreking en besluit

Volgens Van Walsum zal de radio in de verhouding van de kerk tot het volksleven het eerste terrein moeten zijn waarop slag geleverd wordt. Daarom is het onderwerp zo be- langrijk.487

Semmelink gaat vooral voor de eerste conclusie. Daarbij wordt de concurrentie van vóór de oorlog, die de eenheid afbrak, vermeden. Berkelbach van der Sprenkel bewondert de samenhang van de conclusies en adviseert het rapport voetstoots te aanvaarden. Grave- meyer vindt het nodig dat de synode zeer scherp haar standpunt bepaalt. Hij beveelt de aanvaarding van het rapport van de commissie vooral in zijn eerste standpunt aan. De vicepresident sluit zich bij het voorstel van de commissie aan. Hij vraagt of het de bedoe- ling is dat de kerken naar zielental vertegenwoordigd zijn. Van Walsum antwoordt dat de commissie staat op een vertegenwoordiging in verhouding tot de betekenis van de kerken in het volksleven.

Er volgen nog meer vragen. Er is wel overleg met de KRO gepleegd, maar dit biedt voors- hands geen perspectief. Verder kon er alleen met die kerken worden gesproken die in het verleden tot oecumenische arbeid bereid waren. Hiertoe behoren de Gereformeerde Kerken in Nederland niet. Als de raad een machtiging krijgt, zal zij ook weer met deze ker- ken contact zoeken.

Honders wijst erop dat in de nationale omroep de kerkelijke verdeeldheid tot uiting zal komen. In de vroegere verhoudingen kwam er juist meer onderlinge waardering, bijvoor- beeld van de gereformeerden voor de vrijzinnigen. Waar liggen nu de weerstanden?488 Van Walsum merkt op ‘dat de Nederlandsche Hervormde Kerk moet weigeren zich door de vereenigingen in groepjes te laten verdeelen. De vroegere verhoudingen kloppen niet meer met dat wat thans in de Nederlandsche Hervormde Kerk groeit. De kerk moet op eigen zelfstandig standpunt staan.’489

Karres vraagt hoe het zal gaan als de nationale omroep tot uitzendingen komt waarvoor de kerk de verantwoording niet kan dragen. Van Walsum meent dat in acute gevallen de kerkelijke vertegenwoordigers komen te staan voor de vraag van blijven of heengaan. De kerk krijgt grotere verantwoordelijkheid en grotere moeilijkheden. Ze zal zich echter op een groeiproces moeten instellen.

De president wijst erop dat het rapport realistisch is, gezien de tweede en derde conclusie.

Hij prijst het ten zeerste dat aan de zendingstaak van de kerk is gedacht. De synode ver- klaart vervolgens unaniem achter het rapport te staan en machtigt de commissie haar besprekingen op grond van haar rapport voort te zetten.490

6.5. Voorlopige opzet van het instituut Kerk en Wereld

In 1941 kwamen we de zaak van Kerk en Wereld voor de eerste keer in de synode tegen (zie 3.4) en later nog eens (3.7.6). In 1943 vroeg de synode de commissie met een voorlo- pige opzet terug te komen inzake dit aspect van het apostolaat (zie 5.9.2). De president vertelt dat de commissie voor kerkelijk overleg tweemaal over deze aangelegenheid heeft

487 Handelingen 1944, 75.

488 Handelingen 1944, 75.

489 Handelingen 1944, 76.

490

(8)

vergaderd. Na de eerste bespreking in deze commissie heeft de plenaire commissie van de voorbereidingscommissie vergaderd en de door de werkcommissie opgestelde richtlijnen aanvaard. De commissie voor kerkelijk overleg heeft haar instemming met de richtlijnen betuigd.

6.5.1. Richtlijnen voor de oprichting van het instituut voor Kerk en Wereld491

De voorbereidingscommissie voor de oprichting van het instituut voor Kerk en Wereld legt de volgende richtlijnen aan de synode voor.

A. Leiding

1. Raad van commissarissen

Het instituut zal worden geleid door een raad van commissarissen, waarin onder andere alle raden vertegenwoordigd zijn waarvan de arbeid bij de werkzaamheden van het instituut betrokken is. De benoeming is aan de synode.

2. Directorium

De dagelijkse werkzaamheden worden verricht door een directorium dat uit drie personen bestaat. Het gaat om de binnenlandse actie, financiering, planning, voortdurende organisatie, toezicht op de bouw et cetera.

3. Docenten

‘Voor de opleiding in het Instituut worden benoemd tenminste drie hoofddocenten, te weten één, die de theologische, één, die de sociale en één, die de geestelijke leiding van het Instituut ter hand kan nemen. Daarnaast de noodige sub-docenten.’492

4. Verhouding tot de raden

‘De Raden worden behalve dat zij door hun vertegenwoordiging in den Raad van Commis- sarissen deelnemen aan de hoofdleiding van het Instituut, ook in de onderdeelen, telkens voor het hen betreffende onderwerp, in de gestes van het Instituut betrokken, bijv. door curatoria, samengesteld in overleg met de Raden.’493

6.5.2. Vier directe taken

De nota formuleert vier directe taken voor het instituut:

1. Nazorg ‘Kerkeweek voor Iedereen’

2. Opleiding van krachten voor het onderwijs

3. Opleiding van krachten voor het jongeren- en arbeiderswerk 4. Opleiding van krachten voor het sociale werk

1. Nazorg ‘Kerkeweek voor Iedereen’

Het evangelisatiewerk vraagt om bekwame mensen. Het gaat zowel om de pastorale na- zorg alsook om het voorzien in evangelisatielectuur en een permanent verschijnend evan- gelisatieblad. Deze zaken moeten spoedig ter hand genomen worden.

Voor de opleiding van het kader, dat vooral in de grote en middelgrote steden de voorbe-

491 Handelingen 1944, 89-91.

492 Handelingen 1944, 90.

493 Handelingen 1944, 90.

(9)

reiding en de nazorg van de ‘Kerkeweek’ moet behartigen, is centrale voorlichting en leiding nodig.

2. Opleiding van krachten voor het onderwijs

Het wordt als zeer gewenst gezien als het instituut nu een experimenteel begin zou kun- nen maken met de opleiding van een aantal cursisten ten behoeve van het lager, middel- baar en nijverheidsonderwijs en enige maatschappelijk werkers. Het gaat om mensen die al onderwijsbevoegdheid hebben en die in een tweejarige cursus theologisch en sociaal worden opgeleid tot ‘schooljeugdleiders’. De bedoeling is dat deze personen aan de neutrale scholen niet alleen godsdienstonderwijs geven, maar ook het buitenschoolse werk, gezinszorg, jeugdwerk et cetera ter hand nemen.

3. Opleiding van krachten voor het jongeren- en arbeiderswerk

Het mag verwacht worden ‘dat na den oorlog de jonge generatie, ten deele in den vorm van de herleefde oude Jeugdbeweging, ten deele in die van nieuw ontstaande Jeugdbewe- ging, ten deele in den vorm van volkshoogescholen, volkshuizen e.d. om geestelijke leiding zal vragen. Hier ligt voor de Kerk een geheel nieuw arbeidsveld, waarvoor zij de beste krachten moet weten te scholen. Deze krachten zullen voor een deel uit de Jeugdbewe- ging moeten worden betrokken, voor een ander deel nog nieuw moeten worden ge- vormd.’494

Men ziet ook vraag op het terrein van de arbeiders. Dat terrein zal het luidst om goede krachten roepen. Het aantal predikanten dat in bewogen solidariteit de gedachten- en gevoelswereld van de ontkerkelijkte en ontkerstende arbeiders kent en daaraan leiding vermag te geven naar het Evangelie toe, is beangstigend klein. In dit tekort moet op korte termijn worden voorzien, althans een begin worden gemaakt.

4. Opleiding van krachten voor het sociale werk

‘Bij “maatschappelijke werkers” is gedacht aan oud-leerlingen van de School voor Maat- schappelijk Werk of van de Cisca of aan lieden die door de industrie zelve worden toege- zonden om vooral een theologische opleiding te ontvangen.’495

De voorbereidingscommissie heeft via de beleggingsraad ook een plan ingediend voor het uitschrijven van een kerkelijke lening die ten doel heeft het kapitaal te verschaffen voor de vaste eigendommen die de Nederlandse Hervormde Kerk noodzakelijk zal moeten verwer- ven, wil zij na de oorlog haar taak in dienst van het Nederlandse volk kunnen verrichten.496 De commissie van voorbereiding verzoekt de synode de richtlijnen goed te keuren en te beginnen met het benoemen van de raad van commissarissen om met de arbeid van het instituut te kunnen beginnen. Gedacht wordt aan vertegenwoordigers in ieder geval uit de raad voor inwendige zending, de raad voor kerk en school, de werkgroep Kerk en Zieken- zorg, de commissie voor bijzondere kerkelijke gezinszorg en de werkgroep Kerk en Gemeenteopbouw. Verder verzoekt men als commissarissen aan te wijzen P. Scholten,

494 Handelingen 1944, 91.

495 Handelingen 1944, 91.

496

(10)

baron C.J. Collot d’Escury497 en mr. Dons. De commissie van voorbereiding vraagt tevens de raad van commissarissen volmacht te geven voor het benoemen van het directorium en van de hoofddocenten en subdocenten.498

Verder wordt er gevraagd om een subsidie van honderdduizend gulden uit de paascollec- te. Het is niet de bedoeling ieder jaar zo’n subsidie te verstrekken.

6.5.3. Eerste bespreking in de synode

Na de uitvoerige toelichting volgt er een niet minder uitvoerige gedachtewisseling.499 Semmelink opent de rij en vraagt hoe men de opgeleide krachten een positie voor het leven kan verzekeren. Zullen er veel leerlingen komen? Nu men nog niet zoveel weet, is het gevaarlijk om een groot gebouw neer te zetten. Hij is ervoor beducht zware lasten aan het nageslacht op te leggen. Semmelink mist een concreet inzicht in vraag en aanbod. De kerk kan hopen veel arbeiders nodig te hebben, maar hoe zal de praktijk eruitzien?

Berkelbach van der Sprenkel vindt het plan ook nog niet rijp. Het instituut wil hij met blijd- schap welkom heten, maar de richtlijnen zijn nog niet rijp. Het instituut krijgt de omvang van het hoger onderwijs, maar zal het zelf moeten betalen. Hij heeft nog heel veel prak- tische vragen. Bij het leningenplan om de Nederlandse Hervormde Kerk een lening van vijf miljoen te laten aangaan, brengt hij zelfs een uitvoerig schriftelijk advies uit.500 Hij is ertegen er op dit moment levend geld in te stoppen, terwijl nog zoveel om de aandacht van de kerk zal vragen, bijvoorbeeld de plannen voor het droogleggen van de Zuiderzee.

Hierna houdt Gravemeyer een uitvoerig pleidooi.

De Secretaris deelt mede, dat sterk op concretisering van de plannen van Kerk en Wereld is aan- gedrongen, in verband met den grooten nood van ons volk. De geheele werkcommissie en de plenaire commissie en Kerkelijk Overleg staan achter het plan, dat nu aan de orde is. Straks zal de chaotische verwarring in ons volk aan den dag komen. De Nederlandsche Hervormde Kerk zal dan een groote verantwoording hebben ten opzichte van de massa. Er is een groote schreeuw om werkers. De predikanten kunnen, ook al door hun opleiding, de taak die wacht, alleen niet aan. Daarom zal een practische opleiding noodig zijn. Deze kan niet overgelaten worden aan anderen, zoals vóór den oorlog. Achter de plannen ligt een besef van roeping en de gegronde verwachting, dat de Nederlandsche Hervormde Kerk op een geheel andere wijze onder ons volk zal werken als vroeger. Dit breede perspectief moet gezien worden. “Hervormde Kerk wordt nú Kerk” wordt ons toegeroepen. De oogst is er. We moeten alleen de arbeiders hebben. Zoo groei- de de gedachte aan een Oegstgeest-binnenland. Het is zoo zakelijk mogelijk gedacht. De opge- leiden zullen een taak hebben in ons volk en een positie krijgen. Dr. Eykman heeft erop gewezen, dat op dit oogenblik al allerlei posities geschapen worden (b.v. maatschappelijke werkers en werksters). Tenslotte de vraag van de financiering. Spreker staat voor den geest, dat alle speculatie opzij moet worden gezet. Men zal moeten trachten zooveel mogelijk à fonds perdu te verkrijgen. Als de Kerk nog te doodsch is, zal de belangstelling door het nu reeds begin- nen gewekt worden. Begint men niet, dan wordt de toestand catastrophaal. “De cost gaet voor de baet uit". Dr. Banning verklaarde niet tegen het ontwerp te kunnen zijn, waar de financieele experts er vóór zijn en er geen principieele bezwaren zijn aan te voeren. De Hervormde Kerk heeft een en een kwart eeuw haar taak als algemeene Kerk niet verstaan. Alles moest komen van de plaatselijke gemeenten, die alles deden met leeningen. Er waren wel mislukkingen door

497 Geboren te Palembang op 22 oktober 1888, overleden te Amsterdam op 24 juli 1966. Tijdens zijn werkzame leven president van de Nederlandsche Handel-Maatschappij NV.

498 Handelingen 1944, 92.

499 Handelingen 1944, 92-106.

500 Handelingen 1944, 93-6.

(11)

gebrekkigen opzet. Toch moet er dankbaarheid zijn voor dat wat met geleend geld tot stand kwam. In zulk een leening is altijd goodwill verdisconteerd. Men voelt overal in de kantoren en op de fabrieken, dat zonder geestelijk gedragen leiding ons volk te gronde zal gaan. Daarom is er bereidheid om te helpen. Spreker dringt er op aan, dat op de adviezen van goede financiers ver- trouwd wordt. Men moet op het schip durven stappen. Dan zullen er moeilijke oogenblikken komen. Maar de benauwenis zal nòg grooter zijn, als het plan terzijde wordt geschoven. Een al te kleine opzet kon maken, dat het slagen geen kans had. Spreker hoopt, dat het moèten zwaar zal wegen. Hij acht de voorgestelde weg zeer goed begaanbaar.501

De vicepresident is het met Gravemeyer eens dat er een besluit moet vallen, maar mist de cijfers. Naar zijn mening zullen de kosten hoger zijn. Kolff502 vindt de plannen en richtlijnen ook mooi, maar mist het voorrekenen van de financiële experts. Hij vindt tevens dat het platteland niet vergeten mag worden. Van Tuyll voelt ook voor de plannen. De kerk moet zorgen voor goede werkers in het maatschappelijke leven. Hij mist echter ook het uitge- werkte bestek. Het stuk mist de feiten en de financiële uitwerking. Er is spoed nodig, maar we mogen niet onvoorbereid aan het werk gaan.

Van Bruggen wijst erop dat het snelle werken niet moet verschrikken: ‘De Nederlandsche Hervormde Kerk is de hele situatie in Nederland op tafel gelegd.’503 De raden moeten kunnen gaan werken. Waarom kan er niet geleend worden? De nood van het ogenblik moet begrepen worden. Er moeten echter wel een uitgebreider program voor het experi- mentele begin en meer namen komen.

Karres vraagt hoe de kerk pressie moet uitoefenen om de opgeleide mensen geplaatst te krijgen. Hij waarschuwt tegen het gevaar van een te grote afstand tussen de werkgroepen en de synode. ‘Als er goed voorbereid werk kwam (kerkorde!), was de Synode altijd tot medewerking bereid.’504 Er moet een bredere motivering en een nadere uitwerking komen.

Tonsbeek verwijst naar de gemeenten die vaak geleend hebben. De kleine middenstand die kerkelijk meeleefde, heeft veelvuldig zijn geld aan zulke doeleinden gegeven, lagere rente gevraagd en er zegen van ervaren. ‘Overal waar geestelijk leven is, durft men leenin- gen te beginnen. Het is juist het gebrek van de Synode, dat ze het nooit heeft durven doen. Als de plaatselijke gemeente alleen op levend geld geleefd had en niet had geleend, was de achterstand nog grooter geweest dan ze nu is. De Kerk krijgt nu een laatste kans.

Wat beduidt een ton aflossing + rente voor een Kerk van meer dan 2 millioen zielen? Dat is 10 cent per ziel.’505

Dekker kan het met de gedachten achter de richtlijnen van Kerk en Wereld eens zijn. Hij wil echter eerst een nadere uitwerking van de richtlijnen. Hij is vanwege de tijdsomstan- digheden tegen de lening, al zou deze renteloos zijn. De tegenwoordige gulden is weinig

501 Handelingen 1944, 96-7.

502 Mr.dr. G. Kolff was kantonrechter en was vierentwintig jaar Eerste Kamerlid voor de CHU. Hij was zoon van een burgemeester en zelf actief als Waterstaatsbestuurder in de Tielerwaard, kantonrech- ter in Geldermalsen en later in Vianen en Gorinchem. Hij bekleedde diverse bestuursfuncties in het veilingwezen. In de Senaat hadden Justitie, Waterstaat en Landbouw zijn voornaamste belangstelling en was hij enige jaren fractievoorzitter. Hij was bovendien president-kerkvoogd en ouderling in de hervormde gemeente te Geldermalsen. Zie:

www.parlement.com/9291000/biof/00724 (21-03-2013).

503 Handelingen 1944, 97.

504 Handelingen 1944, 98.

505

(12)

waard en zal in de toekomst tienvoudig terugbetaald moeten worden. Honders wil ook graag zijn stem geven, maar vindt dat de zaak lijdt onder de slechte voorbereidingen.

Pols vraagt zich af of er bij kerkvoogdijen en diaconieën geen kapitalen liggen die gemo- biliseerd kunnen worden. Misschien willen veel kerkmensen ook bijdragen, dan is er geen lening nodig.

Janzen wil graag een hartenkreet slaken om te tonen dat de zaak hem ter harte gaat. ‘Wij zijn bezig samen arm te worden. Menschen die het armst zijn, geven ’t best. Vanuit dit ge- zichtspunt is alles voor de plannen.’506

6.5.4. Besluitvorming

Aan het begin van de vierde zitting op vrijdag 7 juli vat de president de derde zitting van donderdag 6 juli samen: de richtlijnen zijn te weinig uitgewerkt en concreet. Ten aanzien van de lening is er een stroming die geheel tegen lening is, een die de lening nú afwijst, een andere die sterk de nadruk op het brengen van offers wil leggen en nog een andere die alleen wil lenen als de cijfers op tafel liggen.507

Besloten wordt J. Eykman,508 de voorzitter van de commissie van voorbereiding, uit te no- digen. Gravemeyer benadrukt dat het leningenplan losgemaakt moet worden van Kerk en Wereld. Ook zonder leningenplan is het mogelijk met Kerk en Wereld te beginnen.

Eykman wil instituut en lening voorlopig ook van elkaar scheiden.

Spreker is er zelf van overtuigd, dat de voorgelegde plannen nog vaag zijn. Ze staan in verband met dat wat in deze tijd in de Kerk wakker is geworden. Als àlle gemeenten zich in hun geheel van hun nieuwe taak bewust waren geworden, zou er geen zorg over vaagheid en geld behoe- ven te bestaan. We mogen er toch dankbaar voor zijn, dat er iets over de Kerk vaardig is ge- worden, wat wel blijkt uit den arbeid van al de Raden en Commissies. Spreker denkt nu vooral aan de Commissie voor Bijzondere Kerkelijke Gezinszorg, wier arbeid in korten tijd geweldig uitgegroeid is en aan het werk van de Commissie voor de Kerkweek. Spreker sloeg den schrik om het hart, denkende aan den tijd na den oorlog, als de huidige leidende figuren weer hun vooroorlogsche taak zouden opvatten. Dan houdt de Nederlandsche Hervormde Kerk weinig menschen over, terwijl er een geweldige taak ligt. Als er geen menschen zijn om de plannen uit te voeren, kunnen ze straks wel in de kast worden opgeborgen.509

Eykman zegt verder dat de richtlijnen een voorlopige poging zijn om te bewerken dat de kerk straks, als ze haar plaats weer in het volk zal innemen, haar eerste stappen doen kan.

Ze willen in de eerste plaats mannen voor de kerk reserveren.

Maar nu de vaagheid. Dat de plannen nog vaag zijn, vindt Eykman zelf ook. Hij kan het wel

506 Handelingen 1944, 99.

507 Handelingen 1944, 99.

508 Dr. Johan Eykman (1892-1945) studeert theologie te Utrecht en promoveert daar in 1924. Nog als theologisch kandidaat wordt hij in 1920 oprichter en directeur van de Amsterdamse Maatschappij voor Jongemannen, een functie die hij vooral pastoraal en apostolair verstaat. Hij neemt actief deel aan Kerkelijk Overleg. Hij wordt in oktober 1940 als gijzelaar naar Buchenwald getransporteerd vanwege zijn preek ‘Wij bouwen verder, maar op welken grondslag?’ Hier neemt hij in opdracht van de synode de geestelijke verzorging op zich. Hij loopt er tbc op. Na zijn vrijlating begin 1942 neemt hij opnieuw deel aan Kerkelijk Overleg. Mede aan zijn initiatief is de oprichting van Kerk en Wereld te danken. In 1945 sterft hij als gevolg van de in Buchenwald opgelopen slepende ziekte. Zie Rasker, De Nederlandse Hervormde Kerk vanaf 1795, 285, 293, 308.

509 Handelingen 1944, 99.

(13)

verklaren. Er zijn twee redenen:

1. De eerste is dat ‘de Commissie van voorbereiding opgeschrikt is in haar rustigen arbeid door de waarschijnlijk geworden snelle afwikkeling van den oorlog’510 (D-day van 6-30 juni 1944, deze woorden worden gesproken op 7 juli 1944, RvK). Wil de kerk direct klaarstaan, dan moet er nu bijna halsoverkop gehandeld worden. Deze vrees voor tijdnood zit ook achter het leningenplan. De commissie van voorbereiding moest kiezen tussen vaagheid of niets op tafel leggen.

2. De tweede is het feit dat ten aanzien van het werkterrein de ervaringen nog zo gering zijn. Daarom waren er ook nog geen cijfers te geven. Voorlopig kunnen alleen de hoofd- lijnen gegeven worden.

Er zijn meer cijfers te geven als de salarisschaal bekend is. Verder zijn er verschillende oriënterende gesprekken met industriëlen over opleiding van sociaal werksters door het instituut. Er is ook gesproken met ziekenhuisdirecteuren. ‘Men heeft gedacht aan de opleiding van opvoedkundige ambtenaren van Zetten, Hoenderloo, die graag zien, dat te benoemen ambtenaren eerst in het Instituut gevormd worden. Verder is gedacht aan alle andere taken, die er na den oorlog zullen zijn op maatschappelijk gebied.’511

Eykman zegt verder dat toen de aandrang tot spoed kwam, gezegd is: We moeten eerst de mensen erbij halen die straks mee moeten doen en die nu al bij het maken van de opzet moeten helpen. De mannen aan wie gedacht is, kunnen het volledige vertrouwen van de synode hebben. Ze moeten nu met volle kracht achter de voorbereiding kunnen gaan staan en van hun huidige taak worden losgemaakt.

Dit verhaal van Eykman brengt een ommekeer. Semmelink is dankbaar voor het nieuwe licht dat op de zaak is geworpen. Hij is ook van mening dat het voorlopig meer op de personen dan op de gebouwen aankomt. Hij ziet nu duidelijker de bezwaren als men gebruik wil maken van krachten die er zijn. Maar van de krachten die er op de scholen zijn, is 90 % vrijzinnig. Dit geldt ook van de industriëlen. Zij willen alleen vrijzinnige leiders. Dan heeft de kerk de zaak niet meer in handen. Al deze dingen hangen met de oplossing van het richtingenvraagstuk samen die naar de nieuwe kerkorde is verschoven. Kunnen we dan nu al beginnen te werken? Semmelink zou graag de namen horen van de personen aan wie men denkt.

Eykman denkt voor het directorium behalve aan zichzelf, aan mensen uit de handel, die zich aan deze taak in dienst van de kerk willen geven; een directeur van een grote hypo- theekbank enzovoort. Deze namen zijn nog niet te noemen. De leider voor de theologi- sche afdeling zou K.H. Miskotte te Amsterdam worden, die van de sociale afdeling W. Ban- ning te Naaldwijk. Als die worden benoemd, zou de kerk de beste mensen hebben die ze krijgen kan. Er moeten waarschijnlijk nog meer benoemingen volgen. Maar het werk zal zijn geld op den duur zelf opbrengen. Als de uitwendige zending jaarlijks ongeveer acht ton uit de kerk kan halen, waarom de inwendige zending dan niet? Maar dan moet er een financier komen voor de inwendige actie.

Berkelbach van der Sprenkel vindt dat nu de namen genoemd zijn, de zaak een andere figuur krijgt. Het heeft betekenis dat er kerkelijke benoemingen zullen komen. Het geheel zal een partner van het kerkelijk hoger onderwijs worden.

Eykman zet uiteen dat inderdaad aan een roeping voor bepaald werk is gedacht als het

510 Handelingen 1944, 100.

511

(14)

cursussen van een à twee jaar betreft. Daarnaast is aan korte cursussen van enkele maanden gedacht. Het gaat niet alleen om intellectuele scholing, maar ook om het geven van bezieling en leiding. Er zullen ook conferenties voor industriëlen, vakverenigingslei- ders et cetera gehouden moeten worden.

Eykman zou benoemingen door de synode toejuichen, maar aan de andere kant acht hij ook een zekere distantie van de kerk wenselijk in verband met het experimenteel karakter van het instituut. De synode mag niet voor alles wat het instituut doet verantwoordelijk worden gesteld. Daarom denkt Eykman ook aan de wenselijkheid van benoemingen niet rechtstreeks door de synode.

Op een vraag van de heer De Haan deelt Eykman mee dat het instituut op het terrein van alle raden komt, die daarom in de raad van commissarissen en in de curatoria zijn opgeno- men.

Vervolgens worden nog enkele vragen gesteld, voordat de vragen over de lening aan de orde komen. Eykman wijst erop dat de kwestie van het geld ook hem zwaar weegt. ‘Het leenen is geen sinecure. Toch is het iets anders, of een kleine vereeniging 1 miljoen tegen 4,5% leent of de Kerk 5 miljoen tegen 2% en de leening plaatst bij bevriende relaties. Daar- tegenover staat, dat er straks groote dingen met durf en op korten termijn gedaan zullen moeten worden. Aan de Regeering zal gezegd moeten kunnen worden, wat de Kerk zal doen. Als de tijd voor bouwen niet gunstig is, zal men zich met gehuurde panden moeten tevreden stellen. Omdat er iets gebeuren moet en men altijd van het geld af zal kunnen, is spreker er toch vóór, dat de leening aangegaan wordt.’512 Eykman denkt eraan een 25-tal van de grootste geldgevers te bezoeken en van hen een bepaalde toezegging te vragen.

Later kan het vlak breder worden getrokken. Banning had grote bezwaren tegen het vragen van grote giften van het grootkapitaal, niet tegen het aangaan van een lening.

De president vraagt of het bezwaar van een binding aan het grootkapitaal bij een lening van 2% niet geldt. Volgens Eykman is dat niet het geval als de lening later gespreid wordt over het hele volk. Het zal echter, blijkens de eerste ervaringen, een zware taak zijn het geld te verwerven.

De secretaris wijst erop dat het gevaar van de binding aan het grootkapitaal besproken is in een conferentie met Kraemer, Banning en Collot d’Escury, doch niet overwegend werd geacht.

Van Tuyll vraagt waarom aan 5 miljoen is gedacht. Tijdens dit gedeelte blijkt dat men aan vanalles denkt: jeugdhuizen, goedkoop geld voor ziekenhuizen en kerken en voor het platteland aan streekziekenhuizen. Daarom is het bedrag dat nodig is, niet te schatten.

Na nog enkele financiële aspecten besproken te hebben, zegt de president te overwegen dat Eykman in de volgende synodevergadering nadere gegevens verstrekt. Eykman ver- klaart zich bereid tot nauw contact met de synode.

6.5.5. Besluit

De synode besluit op vrijdag 7 juli 1944 de richtlijnen te aanvaarden. Met elf tegen zeven stemmen wordt besloten dat de synode de benoemingen van docenten zal doen uit een door het directorium ingediend tweetal.513

Er wordt besloten naast de commissarissen die door de raden zullen worden aangewezen, drie anderen te benoemen, namelijk P. Scholten, C.J. Collot d’Escury en mr. Dons.

512 Handelingen 1944, 103.

513 Handelingen 1944, 105.

(15)

De synode besluit verder honderdduizend gulden uit de paascollecte voor het instituut te reserveren.

De president stelt voor dat Eykman volmacht krijgt met de door hem voorgestelde directeuren en docenten over de aanvaarding van een eventuele benoeming te gaan spreken.

Semmelink acht het een vooruitgrijpen op de generale synode als weer mensen naast elkaar gezet worden die ja en neen zeggen. Men verwacht een belijdende kerk. Grave- meyer zegt dat hij zich door de opmerking van Semmelink in vreemd klimaat voelt. ‘We mogen niet terugvallen in de orthodox-vrijzinnige tegenstelling. Als we in deze lijn zouden doorgaan, zou ook de Generale Synode heilloos zijn.’514 Van Bruggen valt Gravemeyer bij door erop te wijzen dat als Semmelink gelijk had, noch deze synode, noch de nieuwe generale synode één benoeming zou kunnen doen.

Van der Sluys protesteert ertegen dat een van de voorgestelde docenten een neezegger zou worden genoemd. Degene aan wie gedacht wordt (Banning, RvK), is een jazegger, al zegt hij het ‘ja’ anders. Het is een zin die om toelichting vraagt, maar Van der Sluys houdt het bij deze woorden.

De president wijst erop dat de synode steeds heeft gemeend ten aanzien van de nood van het volk niet met het werk te mogen wachten tot de belijdenisvraag is opgelost.

Er wordt besloten Eykman te machtigen over een eventuele benoeming te gaan spreken met de directeuren en de docenten die hij op het oog heeft. Eykman wordt direct be- noemd tot lid van het directorium.515 Gravemeyer brengt naar voren dat de algemene synodale commissie het wenselijk acht het salaris van Eykman voor rekening van de kerk te nemen om hem aan zich te binden. De synode neemt dit voorstel over.

Ten aanzien van het leningenplan wordt besloten de aan Eykman gegeven machtiging te handhaven. Tevens spreekt de synode zich uit over de wenselijkheid van een garantie- fonds.

6.6. Enkele agendapunten

In dezelfde synode komt het collecteplan aan de orde. Er worden twee collecten voor de uitwendige zending op het rooster geplaatst, twee voor de inwendige zending, een voor Kerk en Wereld, een voor de jeugdraad, de paascollecte, de oudejaarsavondcollecte en de collecte voor noodlijdende kerken en personen. Er wordt ruimte geschapen om het werk dat op gang gekomen is financieel te ondersteunen.516

Op voorstel van de werkgroep Kerk en Gemeenteopbouw wordt besloten Van Uchelen te Amsterdam voor de duur van twee jaar te benoemen tot de tweede gedelegeerde voor de catechese. Het werk vindt gestaag voortgang.

Karres vraagt inlichtingen over de geschiedenis van de totstandkoming van de commissie voor kerkelijk overleg. Hem wordt geantwoord dat bij de totstandkoming van de commis- sie voor kerkelijk overleg Kraemer, Kohnstamm, Scholten, Van Bruggen en Gravemeyer een belangrijke rol gespeeld hebben.517

De president doet op woensdag 19 juli enkele mededelingen over de gang van de vergade- ring. ‘Er wordt besloten enkele leden van de commissie voor kerkelijk overleg uit te nodi-

514 Handelingen 1944, 105.

515 Handelingen 1944, 106.

516 Handelingen 1944, 106.

517

(16)

gen Vrijdag 21 Juli ter vergadering aanwezig te zijn; de voorzitter en secretaris van de Commissie voor Noord-Holland Maandag 24 Juli 14.30 uur; de Commissie voor beginselen van Kerkorde Dinsdag 25 Juli 10.30.’518

Het rapport van de commissie voor de consideraties over het Ontwerp-Generale Synode zal in tegenwoordigheid van de commissie voor beginselen van kerkorde voorgelezen worden door de rapporteur.519

‘Daarna vinden eenige besprekingen plaats in verband met een gedachte, welke door een van de leden van de Synode naar voren gebracht werd ten aanzien van een collecte te houden op den eerste Zondag na den oorlog, voor een nieuw gebouw voor de Nederland- sche Hervormde Kerk.’520 Gravemeyer licht als secretaris de gedachte toe. Haitjema vindt het moment psychologisch niet goed gekozen. Boonstra wil liever een algemene formule- ring: het in staat stellen van de kerk om haar werk te doen. De argumenten voor en tegen gaan over tafel. Ten slotte komt men tot de consensus de opdracht en taak van de kerk voorop te zetten en het kerkelijk gebouw daarbij te noemen. Het moderamen zal met Boonstra naar een goede formulering zoeken.

6.7. Verslagen van de raden op de agenda van de synode

De notulen van vrijdag 21 juli vermelden: ‘De heeren dr. Gunning, baron van Boetzelaer, dr. Emmen, mr. Brevet en dr. Brouwer komen ter vergadering om verslag uit te brengen over den arbeid van enkele Raden, Werkgroepen en Commissies, ressorteerende onder de commissie voor kerkelijk overleg.’521

De president zegt dat de vergadering er, gezien de ervaring van de vorige jaren, weer naar uitziet om van de verslagen kennis te nemen. Zo wordt het de synode mogelijk gemaakt mee te leven met de arbeid van Kerkelijk Overleg. De president zegt: ‘Al zal in de komende Synode de band met Kerkelijk Overleg nog inniger zijn, ook thans is het van groote beteke- nis, dat de arbeid van Kerkelijk Overleg aan de orde komt.’522 Hij deelt tevens mee dat Kraemer vanwege oververmoeidheid moet ontbreken.

6.7.1. De hervormde jeugdraad

Brevet doet verslag namens de hervormde jeugdraad. Met de benoeming van een jeugd- predikant was men er niet. Zijn ‘wijk’ betreft heel Nederland. Voor het werk onder de jonge lidmaten brengen de classes meer dan genoeg op. Steenbeek en Boer zijn voor vast aangesteld. Voor het werk onder de buitenkerkelijke jeugd is een voorschot aangevraagd.

Men gaat uit van de gedachte dat de plaatselijke gemeenten zelf het werk behoren te dragen.523

Haitjema ‘merkt naar aanleiding van dat wat over den arbeid onder middelbare school- jeugd en arbeidersjeugd gezegd wordt op, dat een coördinatie en samenwording van de verschillende commissies onder Kerkelijk Overleg wel zeer noodig is. De Jeugdraad zal b.v.

in dit opzicht zeer nauw contact moeten houden met het Instituut “Kerk en Wereld”, dat wordt voorbereid. Dit zal krachten voor dezen arbeid onder middelbare school- en arbei-

518 Handelingen 1944, 112. Het begin van deze commissie voor Noord-Holland hebben we gezien in 5.6.8 en het vervolg ontmoeten we in 6.7.7.

519 Handelingen 1944, 112.

520 Handelingen 1944, 113.

521 Handelingen 1944, 121.

522 Handelingen 1944, 121.

523 Handelingen 1944, 122.

(17)

dersjeugd opleiden. Er moeten geen discongruenties komen.’524

Het antwoord van Brevet kan alle onrust wegnemen: Eykman van Kerk en Wereld zit in de jeugdraad en hijzelf zit voor de jeugdraad in de raad van commissarissen van Kerk en Wereld.

Haitjema maakt een opmerking naar aanleiding van de vermelding op pagina 3 van een cursus over de Rooms-Katholieke Kerk onder leiding van pastoor Nolet. Hij zegt dat zulke conferenties voor jongeren niet van gevaar ontbloot zijn. Er kan voor jongeren propagan- distische kracht van uitgaan.525

Kolff vraagt of de jeugdraad niet te veel aandacht geeft aan de steden en het platteland in de steek laat. Brevet antwoordt dat zijn ideaal is dat overal in het land jeugdhuizen van de Nederlandse Hervormde Kerk staan die duidelijk herkenbaar een bepaald stempel dragen.

‘Maar zoover zijn we nog niet. De Jeugdraad moet voetje voor voetje vooruit. Misschien kan er later geld uit de steden voor de dorpen gevraagd worden. Het werk in de groote steden bestaat reeds (Noorderkerkwijk, Amsterdam, Rotterdam-Zuid).’526

Cazemier vraagt of de jeugdraad wel eens met het Nederlands Jongelingsverbond sprak over de daar heersende gedachte het christelijk volksdeel te vertegenwoordigen.

‘Gemeente-opbouw heeft nog zo weinig invloed in het Nederlandsch Jongelingsver- bond.’527

Er worden diverse vragen gesteld. Ook over het belang van een herziening van het sport- leven, vooral ten aanzien van de zondagsheiliging. Ook de confessie komt ter sprake.

Janzen reageert op de opmerking in het verslag die vermeldt dat er bij sommige vrijzinni- gen vrees voor confessionalisme is. Janzen meent dat deze vrees voortkomt uit een ge- brek aan confessie. ‘Er moet moed tot belijden zijn. Hij hoopt anderzijds, dat het gelukt de orthodoxe jeugd, die zich het christelijk volksdeel voelt, tot de orde te roepen. Isolement was in het verleden echter vaak noodzakelijk.’528 Brevet merkt hierop op dat de vrees voor confessionalisme wel verdwijnen zal als confiteri als lofprijzen wordt verstaan. Haitjema deelt mee dat hij als lid van de studiecommissie voor de jonge lidmaten heeft geconsta- teerd dat de vrijzinnigen meer waardering hebben voor de belijdenisgeschriften dan Brevet meent.

6.7.2. Raad voor inwendige zending

Van Walsum van de raad voor inwendige zending betuigt zijn spijt dat de voorzitter en de vicevoorzitter niet konden komen. Het verslag geeft echter voldoende voorlichting over het werk van de raad.529

Tonsbeek merkt op dat in het rapport Kerk en Arbeiders niet duidelijk genoeg omschreven is, waarom de kerk de arbeiders heeft verloren, namelijk de heerschappij van de liberalisti- sche economie ook in het kerkelijk denken. Moet er niet openlijk schuld beleden worden?

De oude vakverenigingen zijn met voorbereidend werk bezig voor een nieuwe actie. De synode spreekt nu ook indringend over de positie van de arbeiders en die van de kerk.

Gravemeyer acht het een ramp als na de oorlog ‘het oude weer opschiet’.530 Dan zal er in

524 Handelingen 1944, 122.

525 Handelingen 1944, 122.

526 Handelingen 1944, 122.

527 Handelingen 1944, 123.

528 Handelingen 1944, 123.

529 Handelingen 1944, 124.

530

(18)

Nederland voor de Nederlandse Hervormde Kerk geen plaats zijn. ‘Alle vragen zullen dan separatistisch worden opgelost. De eenheid van de Kerk hangt samen met de eenheid van ons volk. Dit zijn de grote beslissende vragen.’531

6.7.3. Kerk en Kerken

Baron van Boetzelaer van Dubbeldam vertegenwoordigt de raad van kerk en kerken. De werkgroep is in het verslagjaar van de werkgroep omgezet in een raad. Dit is ervaren als een blijk van waardering voor haar arbeid. Vermeld wordt dat de besprekingen met een aantal vooraanstaande mannen uit de Gereformeerde Kerken in Nederland belangrijk zijn.

De hoop is dat hieruit iets zal groeien wat de gereformeerden een blijvende plaats in de oecumenische samenwerking zal geven.

Emmen wijst erop dat het verblijdende in deze besprekingen was dat bij verschillende gereformeerde deelnemers meer inzicht en belangstelling komt voor alles wat in de Nederlandse Hervormde Kerk gebeurt. ‘Men ziet, dat ze haar hand uitstrekt naar het Nederlandsche volk om dit leiding te geven. Men vroeg zich af, of de Kerk hier wel een taak heeft naast de prediking. Het is gelukt de Gereformeerden daarvan te overtuigen. Er is gesproken over belijdenis en belijdenistucht. Daarna over het isolement van de Kerk in het volk, hetwelk door de Gereformeerden nog in hooge mate bleek te worden voorge- staan.’532 In de besprekingen werd ook naar voren gebracht, dat het zichzelf hervinden in de Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland tot een heroriëntering moet brengen.533

Emmen vermeldt dat de raad ervan overtuigd is dat de zaken die betrekking hebben op de vragen van kerk en volk alleen dan vruchtbaar behandeld kunnen worden als de kerk een belijdende kerk wordt in de zin van het Ontwerp-Generale Synode.534

6.7.4. Commissie bijzondere kerkelijke gezinszorg

Gunning spreekt namens de raad voor bijzondere kerkelijke gezinszorg. Het werk is erg omvangrijk. Er moet veel over praktische zaken gesproken worden, maar bij dat alles wordt niet vergeten dat het in wezen geestelijk werk is. Anderhalf jaar geleden is het werk begonnen. De commissie moest achter de feiten aanhollen. Men zag zich geplaatst voor de taak van de verzorging van de tewerkgestelden en van de gezinsopbouw. Er werken ongeveer 25 mensen. De buitendienst moest aanvankelijk zorgen voor lectuurverzending naar de tewerkgestelden. Kerkenraden zijn geactiveerd en er is nu een bureau voor ver- zending van christelijke lectuur. Het betreft een literatuurlijst met 300 nummers. ‘De Kerk heeft hier een groote kans weer een greep op den arbeider te krijgen. In vele plaatsen konden de adressen van alle tewerkgestelden verkregen worden. Er zal een geweldige taak komen als de arbeiders terugkomen.’535

De binnendienst behandelde de gezinszorg. Dankzij de toewijding van freule Mackay kon- den in 56 gemeenten sociaal werksters worden aangesteld.536 Deze taak zal na de oorlog voortgang vinden. Tientallen vrouwen zullen hier arbeid kunnen vinden in dienst van de

531 Handelingen 1944, 125.

532 Handelingen 1944, 126.

533 Handelingen 1944, 127.

534 Handelingen 1944, 126.

535 Handelingen 1944, 127.

536 Handelingen 1944, 127v.

(19)

kerk. Het arbeidersvraagstuk komt hier naar voren in volle omvang. Gunning bedankt Gra- vemeyer voor zijn grote medewerking.

Ook deze commissie kijkt vooruit naar de toekomst. Volle aandacht eisen de vragen van de positie van de sociaal werksters in het kerkelijk verband, het opleidingsvraagstuk, de zorg voor het platteland, vooral inzake huishoudelijke hulp die de kerk zelfstandig ter hand moet nemen, de vraag naar bureaus voor huwelijks- en gezinsmoeilijkheden, het echt- scheidingsvraagstuk, het sport- en radiovraagstuk, vanuit het oogpunt van de gezinszorg.

De kerk moet op het gezin gebouwd worden. Ook de zorg voor de gezinnen van gevange- nen, de zorg voor geëvacueerden, de medische zorg voor de teruggekeerden en de textiel- verzorging van de arbeiders die vaak alles verloren hebben, vroegen de aandacht.537 Sevenster spreekt zijn grote dankbaarheid uit. Juist door dit werk zien vele mensen dat de kerk weer als kerk wil optreden. Dit vertegenwoordigen van de kerk wordt als heel belang- rijk gezien. Sevenster merkt op dat de sociaal werksters niet altijd merken een dienst van de kerk te hebben. ‘Zijn hier geen middelen tot verbetering te vinden? Publicatie in de kerkbladen, contact met de diaconieën, verslag in de kerkeraden.’538 De mensen moeten weten in dienst van de kerk te staan om zo ook de kerk zichtbaar te maken.

Haitjema vindt de groei gigantisch. De vrees bekruipt hem wel eens dat men, als men de gehele globe wil dragen, niet langer staande zal kunnen blijven. ‘De oorzaak van de instel- ling van de Commissie ligt in de nood des tijds. Nu wil men ook de roeping van de Kerk in normalen tijd in het oog vatten.’539 Gunning stelt Haitjema gerust. De commissie trekt niet alleen werk naar zich toe, maar probeert ook werk van zich af te schuiven.

Gravemeyer wijst erop dat het werk aanleunt tegen het pastoraat, het presbyteriaat en het diaconaat. Het kan niet los van de kerk staan. Er is alles voor te zeggen dat de com- missie wordt tot een raad voor kerk en gezin.540

6.7.5. Raad voor uitwendige zending

Brouwer doet verslag namens de raad voor uitwendige zending. Ook dit jaar ontbreekt het verslag van het werk in Indië. De zorgen over de mensen in Indië stijgen. Misschien zijn allen geïnterneerd.

Toch heeft de raad zich met Indië beziggehouden. Ze denkt aan een persoonlijke delegatie naar Indië na de oorlog met het doel de situatie daar op te nemen en tevens om verslag te doen van de veranderde situatie in ons land.

Brouwer is dankbaar voor de rapporten van Kerk en Samenleving en van Kerk en Kerken die zich met het koloniale vraagstuk hebben beziggehouden. Beide rapporten spreken uit dat de koloniale verhouding van Nederland met Indië als beëindigd moet worden be- schouwd.541 Na de oorlog zal men niet meer met het zendingsveld, maar in toenemende mate met inheemse kerken te maken krijgen, met wie men in oecumenische verhouding zal staan. De inheemse kerken zullen ook het zendingswerk doen, door de kerken uit Nederland bijgestaan met mensen en geld. Indië zal een zekere mate van zelfregering moeten krijgen. De kerk zal zich uit moeten spreken ten aanzien van dat wat in de natio- nalistische beweging begeerd wordt. De kerk moet met alle nationalistische groepen in

537 Handelingen 1944, 128.

538 Handelingen 1944, 128.

539 Handelingen 1944, 128.

540 Handelingen 1944, 129.

541

(20)

gesprek blijven en niet de indruk wekken aan de zijde van het imperialisme te staan.

Als tweede grote onderwerp wordt de opleiding van de zendelingen te berde gebracht. Er is nog geen uitspraak van de commissie Semmelink. Er moeten geen twee soorten zende- lingen meer zijn. Op onze zendelingen mag geen stempel van minderwaardigheid gedrukt staan. De kerkelijke status van de zendelingen moet dezelfde zijn als die van de kerkelijke dienaren in ons land.542

In de derde plaats kan hij meedelen dat de samenwerkende zendingscorporaties bezig zijn met een plan tot fusie. De samenwerking wordt een eenheid. Persoonlijk heeft Brouwer nog de hoop dat dit fusieplan mag blijven als de generale synode snel tot resultaten ten aanzien van het belijdende karakter van de Nederlandse Hervormde Kerk leidt. Dan zou de Nederlandse Hervormde Kerk zelf het zendingswerk ook wat betreft de leiding en verzor- ging ervan ter hand kunnen nemen. De financiën van de corporaties zijn zeer gunstig, waarschijnlijk ook door het kerkelijk worden van de zending.

6.7.6. Gesprek over Kerk en Gemeenteopbouw

In deze vergadering komen de verslagen aan de orde die in de vorige zitting nog niet be- sproken konden worden. Zo komt eerst het gesprek op Gemeenteopbouw. Haitjema benadrukt dat het richtingengesprek in theologische zin voortgezet moet worden. Het is jammer dat er na maart 1943 geen centraal gevoerd richtingengesprek is gehouden. Hij vraagt: ‘Is er geen vrees van de hoogte, die bereikt werd, terug te vallen?’543 Hij wenst na de predikantenvergaderingen in Utrecht en Amsterdam nog meer de voortzetting ervan, hoe moeizaam ze ook zal zijn.

Gravemeyer spreekt zijn dankbaarheid erover uit dat Kerkelijk Overleg de kerk is inge- gaan.544 Wel worden de gemeenten nog te weinig bereikt. Ook bijeenkomsten met predi- kanten per rayon zijn nodig. De gemeentebijeenkomsten, waarin gelegenheid tot schrifte- lijk vragenstellen is, zijn eveneens nuttig.

Ook de noodzaak om de aanstaande predikanten in te leiden in de arbeid van Kerk en Ge- meenteopbouw komt ter sprake. Sevenster wijst erop dat Berkelbach van der Sprenkel op zijn colleges deze zaken benadrukt. Gravemeyer acht het nodig dat Gemeenteopbouw in de toekomst vaste steunpunten in de provincie heeft in de vorm van vaste werkers. De arbeid groeit de provinciale gedelegeerden boven het hoofd. We zien hoe het werk zich voortdurend uitbreidt en er allerlei pogingen gedaan worden Gemeenteopbouw zo goed mogelijk de gemeenten in te laten gaan.

Hierna komen nog de jaarverslagen aan de orde van diverse commissies, werkgroepen en raden. Zo treffen we verslagen aan van de commissie van advies voor de verhouding van kerk en evangelisatie, de commissie voor Bijbelverspreiding, de raad voor kerk en Israël, de commissie voor de catechese, de commissie voor de dienst van de vrouw in de kerk, de werkgroep Kerk en Ziekenzorg, de commissie Kerk en Eredienst, de commissie Kerk en Medische wereld, de werkgroep Kerk en Financiën, de werkgroep Kerk en Overheid en de werkgroep Kerk en Prediking.

6.7.7. Commissie voor Noord-Holland

De predikanten Klein Wassink en Tuinstra komen verslag uitbrengen namens de commis-

542 Handelingen 1944, 130.

543 Handelingen 1944, 131.

544 Handelingen 1944, 132.

(21)

sie voor Noord-Holland. In de synode is eenstemmigheid om een predikant in algemene dienst te benoemen.545 Er wordt besloten een predikantsplaats volgens het art. 7, derde alinea Reglement predikantsplaatsen te stichten in de gemeente Alkmaar, ter benoeming van een predikant in algemene dienst.546 De synode machtigt het moderamen uit de paas- collecte een bedrag van fl. 100.000,- te reserveren voor de arbeid van de noodcommissie voor de Noordkop van Noord-Holland. Het gaat om salariëringen en reiskosten voor een periode van vijf jaar. Tevens wordt besloten Klein Wassink aan te wijzen tot predikant in algemene dienst.

6.8. De consideraties over de Ontwerp-regeling

Op dinsdag 25 juli worden de consideraties besproken over de Ontwerp-regeling voor het bijeenkomen van de Nederlandse Hervormde Kerk in generale synode.547

Namens de commissie voor beginselen van kerkorde zijn aanwezig de heren Berkelbach van der Sprenkel, Severijn, Wagenaar, Emmen, De Vos en Van Ruler.548 De zaak beslaat heel wat pagina’s van de notulen van de Handelingen algemene synode 1944:

1. Consideraties van de provinciale kerkbesturen (147-60) 2. Consideraties van de classicale vergaderingen (160-92) 3. Bespreking en besluitvorming in de synode (192-213).

De zaak zelf zal vooral in deel 2 over het tot stand komen van de Ontwerp-regeling ter sprake komen. Hier wil ik enkele indrukken weergeven die in de lijn liggen van dit eerste deel. Zien we in de kerk als geheel terug wat de synode beleeft met betrekking tot de doorwerking van Kerkelijk Overleg in de kerk?

Vanwege de oorlogssituatie kan de classicale vergadering van Zierikzee niet reageren. Om kerkrechtelijke problemen te voorkomen, wordt vastgesteld dat waar de facto de classis Zierikzee niet functioneren kan, aan het ontbreken van haar consideraties geen bijzondere betekenis kan worden toegekend.549

Alle andere provinciale kerkbesturen en classicale vergaderingen hebben wel gereageerd.

Slechts één classicale vergadering heeft in meerderheid negatief geconsidereerd, namelijk de classicale vergadering van Emmen waar de Ontwerp-regeling met 22 tegen 17 voor ver- worpen is.550 Verder heeft het Ontwerp in alle provinciale kerkbesturen en classicale vergaderingen een positief onthaal gevonden.

6.8.1. Stemverhouding

Wat de provinciale kerkbesturen betreft: Gelderland, Zuid-Holland, Noord-Holland, Zee- land en Utrecht hebben het Ontwerp met algemene stemmen aangenomen.551 Bij de con- sideraties van Overijssel en Drenthe krijg ik geen helder beeld over de stemverhouding. In

545 Handelingen 1944, 146.

546 ‘Voorts is de Algemene Synode bevoegd, om bij een gewone gemeente, in overleg met haren Kerkeraad, een buitengewone predikantsplaats te vestigen teneinde een voor de Nederlandsche Hervormde Kerk van algemeen belang zijnden werkkring in kerkelijk verband aan een door de Synode aan te wijzen predikant te kunnen toevertrouwen.’ AR 1948, 238.

547 Verder aangeduid als Ontwerp-regeling of kortweg Ontwerp.

548 Handelingen 1944, 147.

549 Handelingen 1944, 184.

550 Handelingen 1944, 182.

551

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

een goed signaal betreffende het commitment van de uitvoeringsinstellingen zijn, wanneer het opdrachtgeverschap voor het programma niet automatisch bij BZK wordt neergelegd,

Artikel 20: Voor sportkampen: de terugbetaling zal gebeuren binnen de maand nadat het OCMW in het bezit is van een betalingsbewijs en een deelnamebewijs, dat het kind effectief

4.3.1. De klant kan gelden op zijn zichtrekening storten aan de loketten van een agentschap. De Bank accepteert uitsluitend muntgeld en biljetten in euro. De Bank is

4.3.1. De klant kan gelden op zijn zichtrekening storten aan de loketten van een agentschap. De Bank accepteert uitsluitend muntgeld en biljetten in euro. De Bank is

4.3.1. De klant kan gelden op zijn zichtrekening storten aan de loketten van een agentschap. De Bank accepteert uitsluitend muntgeld en biljetten in euro. De Bank is

4.3.1. De klant kan gelden op zijn zichtrekening storten aan de loketten van een agentschap. De Bank accepteert uitsluitend muntgeld en biljetten in euro. De Bank is

4.3.1. De klant kan gelden op zijn zichtrekening storten aan de loketten van een agentschap. De Bank accepteert uitsluitend muntgeld en biljetten in euro. De Bank is