• No results found

Nieuwe aandacht voor ammoniakemissie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nieuwe aandacht voor ammoniakemissie"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Q Mesttoediening

Nieuwe

aandacht

voor

ammoniakemissie

door: ir.J.F.M. Huijsmans en ir. G.J.M. Monteny

Recent is door een aantal instituten van de Dienst Landbouwkundig Onder­

zoek samen met het RIVM een evaluatie gemaakt van de ammoniakemissie

in Nederland. Aanleiding hiervoor was de discussie over het 'Ammoniakgat';

een discussie rondom een mogelijk geringere daling van de ammoniakemissie

als gevolg van allerlei emissiebeperkende maatregelen op bedrijfsniveau.

Uit de evaluatie bleek dat met name de berekende ammoniakemissie-reductie

door emissiearme mesttoediening was overschat. Het IMAG-DLO start een

nieuw onderzoek.

Bovendien is de emissie-omvang afhan-kelijk van keuzen die de boer maakt, zoals de mesttoedieningstechniek, mestgift en de netheid waarmee mest emissiearm wordt toegediend.

Weersomstandigheden invloed op emissie

In tabel 1 staan de ammoniakemissies van de afgelopen jaren bij verschillende mesttoedieningstechnieken op gras- en bouwland onder verschillende omstan­ digheden. De gemeten cijfers vertonen per techniek een aanzienlijke variatie. De gegevens hebben betrekking op de tijdsperiode (voorjaar, zomer en vroege herfst) waarin de meeste mest wordt toe­ gediend. De afgelopen jaren heeft binnen de toegestane uitrij periode een verschui­ ving van het tijdstip van mesttoediening • Voor de sleepvoeten- en zodenbemester zijn er indicaties dat de hogere

emissies optreden bij onnauwkeurig werken (mest onvoldoende in sleuf, morsen op gras, hoge mestgiften).

Hoogte emissie sterk afhankelijk Een goede schatting van de landelijk optredende ammoniakemissie is moei­ lijk omdat de ammoniakemissie uit mest een dynamisch proces is. Het is sterk afhankelijk van o.a. de mestsamenstel-ling, weers- en bodemomstandigheden, zoals temperatuur, windsnelheid, hoe­ veelheid neerslag en grondsoort. Deze zijn allen variabel in de tijd en per locatie.

I

Tabel 1. Ammoniakemissies als % van de toegediende ammoniumstikstof van afgelopen jaren

Techniek Ammoniakemissie (%) Variatie in ammoniakemissie (%)

Grasland

Bovengronds uitrijden WÊÊÊÊÊBKÊBË WÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊIÊÊtÊÊÊÊ

Zodenbemesting 10 2-25

Sleepvoetenmachine 26

Bouwland

Bovengronds uitrijden 68 20-100

Mestinjectie 9 0-40

Direct onderwerken in twee werkgangen 20 1-49

(2)

plaatsgevonden door de soort emissiearme mesttoedienings en onderwerk -techniek. Hiermee zal rekening gehouden moeten worden als emissie-cijfers uit het verleden vergeleken worden met huidige gegevens. Direct onderwerken

De emissie op bouwland is ook afhanke­ lijk van de onderwerktechniek en grond­ soort. Op zware grond is de emissie­ reductie lager dan op lichte grond bij de­ zelfde onderwerktechniek. De cijfers zijn gemeten bij het onderwerken binnen enkele minuten. In de praktij k is deze tij d sterk afhankelij k van de gekozen werk­ organisatie. Een langere tij d ertussen betekent een hogere ammoniakemissie. De emissiecijfers zullen dus in de praktijk meestal hoger zij n. D oor een go ede werk­ organisatie kan een lage emissie ook in de praktijkbereiktworden.

Onderzoek

Het IM AG -DLO is recent gestart met een verdere kwantitatieve onderbouwing van ammoniakemissie bij mesttoediening.

• De emissie is sterk afhankelijk van de onderwerktechniek. De laagste emissie treedt op bij de meest intensieve menging van mest en grond (frees, triltand-cultivator, schijftandcultivator) of bij volledige bedekking van de mest met grond (ploeg).

De aandacht is gericht op het effect van de weersomstandigheden, optimalisatie van mest onderwerken op bouwland ende mogelij kheden om betere criteria vast te stellen waar mesttoedieningsapparatuur

aan moet voldoen om tot een maximale emissiereductie te komen. •

Ir.J.F.M. Huijsmans en ir. G.J.M. Monteny zijn werkzaam bij het DLO-Instituut voor Milieu-en Agritechniek (IMAG-DLO), WagMilieu-eningMilieu-en.

Drijfmest scheiden

in vast en vloeibaar

M

et de Bauer Separator wordt drij fmest ge­ scheiden in een vaste en een vloeibare fractie. De persvijzel perst de dunne fractie door de zeef en de dikke fractie verlaat de separator door het mond­ stuk. De separator is niet gevoelig voor vreemde voor­ werpen in de onbewerkte mest. Hij wordt aangedreven door een 4 kW elektromotor en heeft een capaciteit van 12 m3/h. De vaste fractie

heeft een droge stofgehalte van 3 0%. Als voordelen worden genoemd besparing op energiekosten voor mixen en verpompen, aanwenden op het veld en opslag- en transportkosten.

invoer drijfmest persvijzel

dikke

dunne frac

Voor meer informatie:

Gebr. Smits BV, Veldhoven

telefoon (040) 253 25 39.

• Met de Bauer Separator splitst u drijfmest in een vaste en een vloeibare substantie.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij Wageningen Economic Research doen we niet alleen onderzoek naar hoe gedrag precies wordt beïnvloed door de omgeving, maar ook naar hoe deze techniek op grote schaal is in

bodemtemperatuur, het tijdstip van bemesting en gewasgroei afhankelijk van de grondsoort en het type meststof en invloed van overige omstandigheden zoals vocht en

Het veranderpercentage voor het eerste jaar per pachtprijsgebied (stap 6) wordt berekend uit het verschil van de gemiddelde pachtnorm 2007-2014 na correctie (stap 5) en de kolom

De huidige veranderingen in de wereld van landschap en gebiedsontwikkeling betreffen dus niet alleen de decentralisatie van taken en verantwoordelijkheden naar gemeentelijke

Wageningen University & Research Business Unit Glastuinbouw Violierenweg 1, 2665 MV, Bleiswijk www.wur.nl/glastuinbouw..

middeld geen invloed op de groei van de tomateplant, zinkammoniumfosfaat gaf gemiddeld ongeveer 10 % minder verse massa, terwijl de grootste groeiremming werd veroorzaakt

Met deze vier cluster management ontwikkelingssporen kan, naast en in samenhang met de vele activiteiten die al ondernomen worden, de ontwikkeling van een biobased economy in

Op korte termijn zijn voor deze soort maatregelen nodig omdat de trendmatige ontwikkeling sinds 2003/2005 afnemend was (van meer dan 900 (974) naar 653 broedpaar).. Om weer op