• No results found

Inspectierapport. Buitenschoolse opvang klavertje 4 (BSO) Vondelstraat AA Alkmaar. Registratienummer In opdracht van gemeente:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Inspectierapport. Buitenschoolse opvang klavertje 4 (BSO) Vondelstraat AA Alkmaar. Registratienummer In opdracht van gemeente:"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inspectierapport

Buitenschoolse opvang klavertje 4 (BSO) Vondelstraat 31

1813 AA Alkmaar

Registratienummer 314888135

Toezichthouder: GGD Hollands Noorden

In opdracht van gemeente: Alkmaar

Datum inspectie: 01 november 2021

Type onderzoek: Onderzoek na registratie

Status: Definitief

Datum vaststelling inspectierapport: 22 december 2021

(2)

2 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar

Inhoudsopgave

Het onderzoek ... 3

Onderzoeksopzet ... 3

Beschouwing ... 3

Advies aan College van B&W ... 4

Observaties en bevindingen ... 5

Registratie, wijzigingen, administratie, naleving handhaving, maatregelen covid-19 en ouderparticipatieopvang ... 5

Pedagogisch klimaat ... 6

Personeel en groepen ... 10

Veiligheid en gezondheid ... 15

Accommodatie ... 18

Ouderrecht ... 20

Overzicht getoetste inspectie-items ... 22

Registratie, wijzigingen, administratie, naleving handhaving, maatregelen covid-19 en ouderparticipatieopvang ... 22

Pedagogisch klimaat ... 22

Personeel en groepen ... 24

Veiligheid en gezondheid ... 25

Accommodatie ... 28

Ouderrecht ... 28

Gegevens voorziening ... 30

Opvanggegevens ... 30

Gegevens houder ... 30

Gegevens toezicht ... 30

Gegevens toezichthouder (GGD) ... 30

Gegevens opdrachtgever (gemeente) ... 30

Planning ... 31

Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum ... 32

(3)

3 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar

Het onderzoek

Onderzoeksopzet

Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang. Het betreft een onaangekondigd onderzoek na registratie.

Beschouwing

De kwaliteit van de opvang van kinderen is van invloed op hun ontwikkeling. Daarom stelt de Rijksoverheid kwaliteitseisen aan de kinderopvangorganisaties in de Wet kinderopvang.

Het inspectierapport geeft per geïnspecteerd onderdeel een omschrijving van de observaties en bevindingen tijdens het inspectiebezoek. De getoetste items kunnen per inspectie verschillen.

Op de laatste pagina’s van het rapport staat een overzicht van alle getoetste inspectie-items.

Voor een uitgebreide uitleg over het inspectieproces en de verantwoordelijkheden voor het toezicht en de handhaving op de kwaliteit, verwijzen wij naar www.rijksoverheid.nl.

De locatie

Buitenschoolse opvang (BSO) Klavertje 4 is van een particuliere houder en gevestigd in een vrijstaand pand, gelegen in het Oosterhout stadspark op het terrein van een kinderboerderij.

De BSO is in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) geregistreerd met 18 kindplaatsen en biedt opvang in 1 basisgroep aan kinderen in de leeftijd van 4 tot 13 jaar. De locatie is van maandag tot en met vrijdag geopend en biedt voor- en naschoolse opvang. Tijdens vakantieperioden is de BSO de gehele dag geopend.

Inspectiegeschiedenis

• In juli 2021 heeft een onderzoek voor registratie plaatsgevonden, naar aanleiding van een houderovername, waarbij de locatie een andere naam en een ander LRK-nummer kreeg.

De BSO was hiervoor onderdeel was van Stichting Tree. Aan alle getoetste voorwaarden werd voldaan. De BSO is opgenomen in het LRK en in exploitatie sinds 15 augustus 2021.

• In september 2021 heeft een incidenteel onderzoek plaatsgevonden, naar aanleiding van een wijzigingsverzoek die de houder heeft ingediend bij gemeente Alkmaar om het aantal

kindplaatsen te verhogen van 15 naar 18. Aan de getoetste voorwaarden werd voldaan en de wijziging is door de gemeente doorgevoerd in het LRK.

De inspectierapporten zijn in te zien op www.landelijkregisterkinderopvang.nl.

Het onderzoek

Tijdens dit onderzoek heeft de toezichthouder gesprekken gevoerd met de houder (tevens

beroepskracht), een beroepskracht en een BBL-stagiaire en er hebben observaties plaatsgevonden om de (pedagogische) praktijk te beoordelen. Verder zijn de nodige documenten ingezien.

De bevindingen zijn besproken met de beroepskracht en de houder.

(4)

4 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar Conclusie

Niet aan alle getoetste voorwaarden is voldaan. Tekortkomingen zijn geconstateerd op voorwaarden binnen de volgende items:

• Pedagogisch beleid;

• Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang;

• Aantal beroepskrachten en eisen aan de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiaires;

• Veiligheids- en gezondheidsbeleid.

Zie de betreffende items voor een toelichting.

Advies aan College van B&W

De toezichthouder adviseert het college om te handhaven conform handhavingsbeleid.

(5)

5 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar

Observaties en bevindingen

Registratie, wijzigingen, administratie, naleving handhaving, maatregelen covid-19 en ouderparticipatieopvang

Voor dit onderwerp gelden de volgende eisen:

De administratie moet aan een aantal voorwaarden voldoen.

Hieronder staat de beoordeling van de toezichthouder met een beschrijving van wat er bekeken, gelezen en/of besproken is.

Administratie

De administratie van de opvang is zodanig ingericht dat de toezichthouder op verzoek tijdig de benodigde gegevens met betrekking tot naleving van de Wet kinderopvang heeft ontvangen.

Aan de getoetste voorwaarde is voldaan.

Gebruikte bronnen

• Interview houder

(6)

6 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar Pedagogisch klimaat

Voor dit onderwerp gelden de volgende eisen:

De houder moet een pedagogisch beleid hebben. In het pedagogisch beleid beschrijft de houder duidelijk hoe hij/zij zorgt voor verantwoorde kinderopvang. Verantwoorde kinderopvang betekent:

Het bieden van emotionele veiligheid, het stimuleren van de persoonlijke en sociale vaardigheden en de overdracht van waarden en normen. Ook beschrijft de houder onderwerpen zoals de indeling en grootte van de groepen, de inzet van beroepskrachten, het mentorschap en het wenbeleid.

De houder is er verantwoordelijk voor dat de beroepskrachten handelen volgens het pedagogisch beleid.

Van de beoordeelde eisen staat een beschrijving van wat bekeken, gelezen en/of besproken is.

Pedagogisch beleid

Tijdens dit onderzoek is beoordeeld of deze locatie beschikt over een pedagogisch beleidsplan.

Daarnaast is beoordeeld of de houder van de locatie er zorg voor draagt dat in de opvang conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld.

De houder beschikt over een algemeen pedagogisch beleidsplan voor deze opvangvoorziening.

Hierin staat de vertaalslag van de overkoepelende visie naar de praktijk van de opvang.

De uitgangspunten van het pedagogisch beleidsplan wordt onder de aandacht gebracht bij de beroepskrachten door middel van onder andere teamoverleggen en feedback van de houder.

De houder draagt er zorg voor dat in de opvang gehandeld wordt conform het pedagogisch beleidsplan.

Naast bovenstaande positieve bevinding, heeft de toezichthouder onderstaande geconstateerd:

BSO Klavertje 4 biedt tijdens studiedagen en vakantieperioden hele dagopvang aan, waarbij de opvanglocatie minimaal 10 aaneengesloten uren opvang biedt. Hierdoor mogen op deze dagen gedurende maximaal 3 uur per dag minder beroepskrachten worden ingezet dan vereist is op basis van het aantal aanwezige kinderen, de zogenoemde '3-uursafwijking'. In het pedagogisch

beleidsplan dient een concrete beschrijving aanwezig te zijn van de tijden waarop afgeweken kan worden van de beroepskracht-kindratio (BKR), alsmede de tijden waarop niet hiervan afgeweken wordt. De inzet van het minimumaantal beroepskrachten op grond van de BKR kan op de dagen van de week verschillen, zij het dat de afwijkende inzet niet per week verschilt.

In het pedagogisch beleidsplan van BSO Klavertje 4 staat een beschrijving opgenomen over de 3-uursafwijking. Beschreven staat:

Citaat pedagogisch beleidsplan BSO Klavertje 4:

"3-uurs regeling

De 3-uurs regeling houd in dat er tijdens minimaal 10 uur aaneengesloten kinderopvang, maximaal 3 uur per dag afgeweken mag worden van de beroepskracht-kindratio. Die uren hoeven niet aaneengesloten te zijn. het bestuur kan minder pedagogisch medewerkers inzetten tijdens deze uren.

De groep bestaat uit 18 kinderen waar twee gediplomeerde pedagogische medewerkers op staan.

Tijdens vakanties en studiedagen mag een pedagogische medewerker alleen staan als er minder

(7)

7 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar

dan vijf kinderen zijn. de pedagogische medewerker word vaak ondersteund door een stagiaire. Als er een groep van 10 kinderen zijn mag de pedagogische medewerker met ondersteuning van een stagiaire op de groep staan. Tijdens de vakantie periode staat in de ochtend een pedagogische medewerker van 07.30 uur tot 08.30 uur alleen op de groep ( dit is mogelijk omdat de groep nog niet compleet is en er 10 kinderen aanwezig zijn ) aan het einde van de dag sluiten we altijd samen af."

De toezichthouder heeft naar aanleiding van bovenstaande beschrijving, navraag bij de houder gedaan of in de praktijk gebruik wordt gemaakt van de 3-uursregeling. De houder heeft aangegeven dat hier tijdens studie- en vakantiedagen gebruikt van gemaakt wordt. De houder heeft aangegeven dat op deze dagen het eerste uur van de opvang en tussen de middag tijdens pauze-tijden minder beroepskrachten ingezet kunnen worden dan nodig is op basis van het aantal kinderen.

Vanuit bovenstaande beschrijving in het pedagogisch beleidsplan is niet duidelijk en concreet beschreven wat de tijden zijn waarop afgeweken kan worden van de BKR. De tijden waarop afgeweken kan worden mogen per dag wisselen, echter niet per week.

Met de houder is bovengenoemde besproken. De houder heeft aangegeven de specifieke afwijktijden toe te voegen aan het pedagogisch beleidsplan,

Conclusie:

Uit bovenstaande constatering(en) / bevindingen blijkt dat aan de volgende voorwaarde niet is voldaan:

Het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de tijden waarop er minder beroepskrachten worden ingezet dan vereist is op basis van het aantal

aanwezige kinderen, alsmede de tijden waarop in ieder geval niet daarvan wordt afgeweken en wordt voldaan aan de beroepskracht-kindratio. De afwijkende inzet van het minimumaantal beroepskrachten op grond van de beroepskracht-kindratio kan op de dagen van de week verschillen, zij het dat de afwijkende inzet niet per week verschilt.

(art 1.50 lid 2 en 1.60c lid 1 Wet kinderopvang; art 12 lid 3 onder a Besluit kwaliteit kinderopvang)

Pedagogische praktijk

Tijdens dit onderzoek is beoordeeld of de houder zorg draagt voor verantwoorde opvang.

Hierbij dient de houder rekening te houden met de ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden en zorgen dat:

• op een sensitieve en responsieve manier met kinderen wordt omgegaan, respect voor de autonomie van kinderen wordt getoond en grenzen worden gesteld aan en structuur wordt geboden voor het gedrag van kinderen, zodat kinderen zich emotioneel veilig en geborgen kunnen voelen;

• kinderen spelenderwijs worden uitgedaagd in de ontwikkeling van hun motorische

vaardigheden, cognitieve vaardigheden, taalvaardigheden en creatieve vaardigheden, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger te functioneren in een veranderende

omgeving;

• kinderen worden begeleid in hun interacties, waarbij hen spelenderwijs sociale kennis en vaardigheden worden bijgebracht, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger relaties met anderen op te bouwen en te onderhouden;

(8)

8 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar

• kinderen worden gestimuleerd om op een open manier kennis te maken met de algemeen aanvaarde waarden en normen in de samenleving met het oog op een respectvolle omgang met anderen en een actieve participatie in de maatschappij.

Voor de beoordeling van het bieden van verantwoorde kinderopvang is het openbare

‘veldinstrument observatie pedagogische praktijk kindercentra’ gebruikt. Indicatoren uit dit veldinstrument worden cursief weergegeven.

De observatie heeft plaatsgevonden in de middag tijdens een eet- en drinkmoment en een moment van vrij spel.

Indicator:

De beroepskrachten hebben gesprekjes met kinderen waarbij beiden bijdragen aan de voortgang en inhoud van het gesprek (dialoog). Zij sluiten meestal op passende wijze aan op de situatie en/of de vraag van een kind. Er is verbaal en non-verbaal contact.

Praktijkvoorbeeld:

Tijdens het eet- en drinkmoment benoemt de beroepskracht dat een kind op vakantie is geweest en vraagt aan dit kind hoe de vakantie is geweest. Het kind begint te vertellen over de

belevenissen op vakantie. Vervolgens gaat het gesprek verder over een ander kind dat ook weg is geweest. Op een later moment vraagt de beroepskracht waar de kinderen zin in hebben om deze middag op de BSO te gaan doen. Een aantal kinderen benoemt een bepaalde speeltuin en een aantal kinderen geeft aan graag op de BSO-locatie te willen blijven. De kinderen bespreken met elkaar wat zij op de verschillende plekken willen gaan doen. Als de kinderen niet tot een eenduidig besluit komen, stelt de beroepskracht voor om twee groepen te maken waarbij de ene groep naar de speeltuin gaat en de andere groep op de BSO-locatie blijft. Dit vinden de kinderen een goed idee, waarna de beroepskracht uitlegt dat de kinderen eerst nog op de opvanglocatie mogen spelen, totdat de houder terug is, zodat daarna de kinderen onder begeleiding van de beroepskracht naar de speeltuin kunnen gaan.

Indicator:

Er is een aangename sfeer in de groep. De meeste kinderen tonen in hun gedrag dat ze zich op hun gemak voelen. Kinderen laten hun emoties zien, zowel in positieve zin (blij, tevreden, nieuwsgierig, enthousiast) als in negatieve zin (boos, verdrietig). De emoties zijn passend bij de situatie.

Praktijkvoorbeeld:

Tijdens het moment van vrij spel zijn alle kinderen bezig met een activiteit. Een aantal kinderen is aan het knutselen, een aantal kinderen is aan het verven en een aantal kinderen speelt buiten.

De beroepskrachten mengen zich tussen de spelende kinderen en helpen hen waar nodig. Zo wordt bij de knutselende kinderen hulp geboden, zodat zij een perforator en een nietmachine kunnen gebruiken. Als een kind klaar is met het knutselwerkje, wordt dit aan de beroepskracht getoond.

Als een kind tijdens het knutselen wegloopt naar de toiletruimte, loopt een beroepskracht achter het kind aan en vraagt wat er aan de hand is. Het kind vertelt de situatie die tussen haar en een ander heeft plaatsgevonden en geeft aan dit niet leuk te vinden. De beroepskracht luistert naar het kind en gaat samen met het andere kind in gesprek over de voorgevallen situatie.

Bovenstaande betreft slechts enkele voorbeelden van verschillende observaties.

Tijdens het inspectiebezoek is aan de getoetste voorwaarde voldaan.

(9)

9 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar Gebruikte bronnen

• Interview houder

• Interview anders namelijk: (Beroepskrachten, tijdens inspectiebezoek)

• Observatie(s) (Binnen- en buitenruimte, (pedagogische) praktijk)

• Website (www.bsoklavertje4.nl)

• Pedagogisch beleidsplan (BSO Klavertje 4, zonder versiedatum)

(10)

10 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar Personeel en groepen

Voor dit onderwerp gelden de volgende eisen:

Binnen de buitenschoolse opvang is het verplicht om de kinderen op te vangen in vaste

basisgroepen. Er moet voldoende personeel op elke groep zijn. Hoeveel beroepskrachten nodig zijn, is afhankelijk van het aantal kinderen en hun leeftijd.

Elke beroepskracht moet een geldig diploma hebben en ingeschreven staan in het Personenregister Kinderopvang (PRK). Een pedagogisch beleidsmedewerker begeleidt de beroepskrachten in hun werk.

Hieronder staat de beoordeling van de toezichthouder. Van de beoordeelde eisen staat een beschrijving van wat bekeken, gelezen en/of besproken is.

Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang

Gebleken is dat de houder en de beroepskrachten, die structureel werkzaam zijn op de locatie zijn ingeschreven in het PRK. De houder draagt zorg voor de koppeling in het PRK, inclusief zichzelf.

Tijdens het inspectiebezoek is een BBL-stagiaire werkzaam. Navraag leert dat deze BBL-stagiaire bij deze BSO werkzaam is vanaf 25 augustus 2021. Deze BBL-stagiaire blijkt tijdens het

inspectiebezoek nog niet te staan ingeschreven in het PRK en gekoppeld te zijn aan de houder.

De houder heeft tijdens het inspectiebezoek een papieren Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) van de BBL-stagiaire getoond. Deze VOG is afgegeven op 13 september 2021. Door een storing bij Justis, kan de BBL-stagiaire op het moment van het inspectiebezoek niet ingeschreven en

gekoppeld worden in het PRK. Echter vond deze storing vanaf 15 oktober 2021 plaats en had de BBL-stagiaire vooraf aan de werkzaamheden ingeschreven en gekoppeld kunnen worden in het PRK aan de houder. Deze storing was eind augustus nog niet aanwezig.

De toezichthouder heeft bij de houder aangegeven dat zolang de koppeling in het PRK niet gerealiseerd is, de BBL-stagiaire niet werkzaam mag zijn op de opvanglocatie. De houder heeft aangegeven dat de papieren VOG van de BBL-stagiaire ondertussen is verlopen en dat deze opnieuw moest worden aangevraagd.

Conclusie:

Tijdens dit onderzoek blijkt de BBL-stagiaire, die structureel aanwezig is, niet ingeschreven en gekoppeld is aan de houder in het PRK, alvorens de werkzaamheden worden uitgevoerd.

Uit bovenstaande constatering(en) / bevindingen blijkt dat aan de volgende voorwaarde niet is voldaan:

In het bezit van een verklaring omtrent het gedrag zijn:

a. de houder of voorgenomen houder van een kindercentrum;

b. de participerende ouder;

c. de personen die op basis van een arbeidsovereenkomst met de houder of met een

uitzendorganisatie tijdens opvanguren werkzaam zijn dan wel zullen zijn op de locatie van een onderneming waarmee de houder een kindercentrum exploiteert en waar kinderen worden opgevangen;

(11)

11 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar

d. de personen die op basis van een andere overeenkomst met de houder structureel tijdens opvanguren werkzaam zijn of zullen zijn op de locatie waar kinderen worden opgevangen;

e. de personen die uit hoofde van hun functie toegang hebben of zullen hebben tot informatie over de kinderen die worden opgevangen;

f. de personen van 18 jaar en ouder die op het woonadres waar een kindercentrum is gevestigd hun hoofdverblijf hebben of zullen hebben dan wel die structureel tijdens opvanguren aanwezig zijn of zullen zijn op het kindercentrum, gevestigd op een woonadres.

Voor zover het natuurlijke personen betreft is eenieder als bedoeld in de onderdelen a tot en met f ingeschreven in het personenregister kinderopvang.

(art 1.50 lid 3 Wet kinderopvang)

Na inschrijving van een persoon als bedoeld in artikel 1.50 derde lid van de wet in het

personenregister kinderopvang en na koppeling met de houder van een kindercentrum kan de persoon zijn werkzaamheden aanvangen.

(art 1.48d lid 3 en 1.50 lid 4 Wet kinderopvang)

Opleidingseisen

De beroepskwalificaties van de beroepskrachten zijn allemaal getoetst.

De kwalificatie van de pedagogisch beleidsmedewerker en coach is beoordeeld.

Aan de getoetste voorwaarden is voldaan.

Aantal beroepskrachten en eisen aan de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiaires

Indien slechts één beroepskracht aanwezig is in het kindercentrum kan, in geval van een

calamiteit, binnen 15 minuten een achterwacht aanwezig zijn. De beroepskracht kan benoemen wie deze persoon is en waar het telefoonnummer te vinden is.

Tijdens het onderzoek is de BKR beoordeeld. Er is een steekproef genomen uit de presentielijsten van de afgelopen periode plus het bijbehorende dienstrooster.

Vanuit de toegestuurde presentielijsten met bijbehorend dienstrooster is de verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal gelijktijdig aanwezige kinderen in de basisgroep conform de voorwaarden.

Tijdens de inspectie was de feitelijke bezetting rond 14.30 uur, 14 kinderen van 4 tot en met 10 jaar met 1 beroepskracht en een BBL-stagiaire. Hierbij waren 2 kinderen aanwezig die een wendag hadden. Rond 14.50 uur werden deze wenkinderen opgehaald en waren op dat moment tot 15.10 uur 12 kinderen aanwezig van 4 tot en met 10 jaar met 1 beroepskracht en een BBL stagiaire.

Van 14.30 uur tot 15.10 uur was de houder, tevens beroepskracht, een aantal kinderen van school aan het halen. Hierdoor was de houder gedurende dit moment niet aanwezig en werkzaam op de BSO-locatie. Vanaf 15.10 uur is de houder terug op de opvanglocatie en was de feitelijke bezetting 15 kinderen van 4 tot met 10 jaar met 2 beroepskrachten en een BBL-stagiaire.

Om 15.45 uur gaat een beroepskracht met 6 kinderen naar de speeltuin. Op de BSO-locatie zijn gedurende dat moment 10 kinderen aanwezig met 1 beroepskracht en een BBL-stagiaire.

(12)

12 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar

Tijdens het inspectiebezoek is gebleken dat gedurende de opvang, een BBL-stagiaire meerdere momenten formatief wordt ingezet. De toezichthouder heeft tijdens het inspectiebezoek bij de BBL- stagiaire navraag gedaan over welke opleiding de BBL-stagiaire volgt en in welk leerjaar zij van de opleiding zit. De BBL-stagiaire volgt de opleiding 'Pedagogisch medewerker kinderopvang' en zit in het eerste leerjaar van de opleiding. Dit heeft de houder ook bevestigd.

Over de formatieve inzet van een BBL-stagiaire staat het volgende in de CAO Kinderopvang opgenomen:

"Formatieve inzetbaarheid: fase 1 tot en met fase 2: Oplopend van 0% naar 100%.

De werkgever stelt de formatieve inzetbaarheid in fase 1 en fase 2 vast op basis van informatie van de opleidings- en praktijkbegeleider en legt deze schriftelijk vast."

Naar aanleiding hiervan heeft de toezichthouder navraag gedaan bij de houder naar de fase van de opleiding waar de BBL-stagiaire zich in bevindt en het opgestelde opleidingsplan. De houder heeft aangegeven dat op dit moment nog niets schriftelijk staat vastgelegd aangaande de formatieve inzetbaarheid van de BBL-stagiaire. Hiertoe is niet duidelijk op basis waarvan de BBL-stagiaire formatief ingezet mag worden. Tevens is geen opbouw inzichtelijk van 0 naar 100%.

Daarnaast mag gedurende de dagopvang maximaal een derde deel van het totaal aantal op het kindercentrum in te zetten beroepskrachten, bestaan uit beroepskrachten in opleiding of stagiaires.

Aangezien BSO Klavertje 4 opvang biedt aan 1 basisgroep in 1 basisgroepsruimte, kan de formatieve inzet van een BBL-stagiaire niet voldoen aan de eis dat deze voor maximaal uit een derde deel van het totaal aantal op het kindercentrum in te zetten beroepskrachten bestaat. In de praktijk betekent dit dat de BBL-stagiaire bij deze opvanglocatie enkel boventallig ingezet kan worden. Dit omdat bij de inzet van een derde beroepskracht volgens de BKR, de maximale

groepsgrootte van de basisgroep waar kinderen van 4 tot 13 jaar worden opgevangen, zou worden overschreden. In bovengenoemde situatie is de BBL-stagiaire op sommige momenten tijdens het inspectiebezoek voor 50% van het benodigde aantal beroepskrachten op het aantal aanwezige kinderen, ingezet. Dit is niet conform de eis die staat opgenomen in de CAO Kinderopvang.

Tijdens het inspectiebezoek heeft de toezichthouder navraag gedaan of de werkwijze, aangaande de inzet van de BBL-stagiaire, vaker op deze manier plaatsvindt. Volgens de houder vindt dit vaker op de manier plaats zoals dit tijdens het inspectiebezoek plaatsvond. Vanuit de toegestuurde presentielijsten met bijhorende dienstroosters is niet zichtbaar of de BBL-stagiaire vaker formatief is ingezet. Op de dagen dat de BBL-stagiaire werkzaam is, zijn ook andere beroepskrachten werkzaam, waarmee aan de BKR kan worden voldaan.

Bovengenoemde is met de houder, de beroepskracht en de BBL-stagiaire tijdens het

inspectiebezoek besproken. Aangegeven werd dat zij hiervan niet op de hoogte waren. De houder heeft tijdens het onderzoek aangegeven te kijken naar een andere werkwijze, waarbij de BBL- stagiaire alleen boventallig werkzaam zal zijn.

Conclusie:

• Aan de eis dat gedurende de dagopvang maximaal een derde deel van het totaal aantal in te zetten beroepskrachten bestaat uit beroepskrachten in opleiding of stagiaires, wordt niet voldaan;

• De inzet van beroepskrachten en stagiaires geschiedt niet overeenkomstig de voorwaarden die zijn opgenomen in de meest recent aangevangen CAO Kinderopvang.

(13)

13 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar

Uit bovenstaande constatering(en) / bevindingen blijkt dat aan de volgende voorwaarde niet is voldaan:

De houder van een kindercentrum zet voldoende beroepskrachten in voor het aantal kinderen dat wordt opgevangen, met dien verstande dat:

- de verhouding tussen het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten en het aantal aanwezige kinderen in een basisgroep wordt bepaald op grond van de rekenregels.

(art 1.49 lid 1, 1.50 lid 1 en 2 en 1.60c lid 1 Wet kinderopvang; art 16 lid 1, 2, 3, 4, 8 en bijlage 1 onderdeel b en c Besluit kwaliteit kinderopvang; art 9c Regeling Wet kinderopvang)

De inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiairs geschiedt overeenkomstig de voorwaarden opgenomen in de meest recent aangevangen cao Kinderopvang.

Bij het bepalen van de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiairs wordt rekening gehouden met de opleidingsfase waarin zij zich op dat moment bevinden.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 16 lid 1, 2, 7 en 8 Besluit kwaliteit kinderopvang; art 9c Regeling Wet kinderopvang)

Inzet pedagogisch beleidsmedewerkers

Sinds 1 januari 2019 dient een houder een pedagogisch beleidsmedewerker en pedagogisch coach in te zetten ten behoeve van de totstandkoming en implementatie van pedagogische

beleidsvoornemens en het coachen van beroepskrachten bij de uitvoering van hun werkzaamheden. Deze taken kunnen in één functie verenigd zijn.

De in te zetten uren zijn afhankelijk van het aantal kindercentra en fte beroepskrachten en zijn vastgelegd in rekenregels. Door middel van een rekentool kan een verdeling worden bepaald.

Tijdens dit onderzoek is gebleken dat de uren berekening en de beschrijving van de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker/coach nog niet schriftelijk is vastgelegd. Aangezien de houder dit jaar is gestart met deze opvangvoorziening, is aangegeven dat een volledige urenberekening van de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker/coach vanaf 2022 zal worden gemaakt. De houder heeft aangegeven dat de pedagogisch coach wel al drie uur aanwezig is geweest voor het uitvoeren van een observatie, gericht op de pedagogisch coaching. Deze observaties heeft de toezichthouder ingezien.

Stabiliteit van de opvang voor kinderen

BSO Klavertje 4 biedt opvang aan maximaal 18 kinderen van 4 tot 13 jaar, in 1 basisgroep.

Aan ieder kind is een mentor toegewezen. De mentor is het aanspreekpunt voor het kind en de ouders en bespreekt, indien wenselijk, periodiek de ontwikkeling en het welbevinden van het kind met de ouders.

Aan de getoetste voorwaarden is voldaan.

(14)

14 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar Gebruikte bronnen

• Interview houder

• Interview anders namelijk: (Beroepskrachten, tijdens inspectiebezoek)

• Observatie(s) (Binnen- en buitenruimte, (pedagogische) praktijk)

• Personenregister Kinderopvang (Geraadpleegd tijdens inspectiebezoek)

• Diploma/kwalificatie beroepskrachten

• (Praktijk)leerovereenkomst (Van de BBL-stagiaire)

• Presentielijsten (Week 42 en 43 van 2021)

• Personeelsrooster (Urenlijst personeel Klavertje 4)

• Pedagogisch beleidsplan (BSO Klavertje 4, zonder versiedatum)

• Diploma/kwalificatie pedagogisch beleidsmedewerker/coach

• Uitwering pedagogisch coaching (Observatie uitgevoerd op 25 oktober 2021)

• CAO Kinderopvang (2021-2022)

(15)

15 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar Veiligheid en gezondheid

Voor dit onderwerp gelden de volgende eisen:

De houder moet zorgen voor veilige en gezonde opvang. Hiervoor heeft de houder vastgelegd wat de risico’s zijn voor de veiligheid en gezondheid van kinderen. Ook beschrijft de houder: wat hij/zij doet om risico’s klein te houden, hoe de kinderen met kleine risico’s leren omgaan en hoe

beroepskrachten handelen als er toch iets gebeurt. En de houder besteedt aandacht aan het risico op grensoverschrijdend gedrag.

De houder betrekt medewerkers bij het maken van dit veiligheid- en gezondheidsbeleid. De houder zorgt ervoor dat de beroepskrachten handelen volgens het beleid.

Er is een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en de houder moet de kennis en het gebruik van deze meldcode bevorderen.

Hieronder staat de beoordeling van de toezichthouder. Van de beoordeelde eisen staat een beschrijving van wat bekeken, gelezen en/of besproken is.

Veiligheids- en gezondheidsbeleid

Uit het rooster blijkt dat de houder er zorg voor draagt, dat er tijdens de opvang altijd een volwassene met een kinder-EHBO diploma aanwezig is.

Het veiligheids- en gezondheidsbeleid is het geheel aan protocollen, huisregels, werk- en gedragsafspraken en acties die een houder neemt of heeft genomen.

De houder heeft voor dit kindercentrum het beleid op het gebied van veiligheid en gezondheid vastgelegd. Uit een gesprek met de houder en de beroepskracht blijkt dat zij actief betrokken worden bij het opstellen, evalueren en actualiseren van het beleid. Zo heeft een beroepskracht aangegeven dat alle beleidsstukken bij de start van de opvang per e-mail naar alle

beroepskrachten zijn gestuurd en zij deze heeft gelezen. Daarnaast is aangegeven dat tijdens vergaderingen onderwerpen, aangaande de veiligheid en gezondheid, besproken worden.

In het veiligheids- en gezondheidsbeleid is een concrete beschrijving opgenomen op welke wijze de achterwacht is geregeld wanneer slechts één beroepskracht aanwezig is in het kindercentrum.

De beroepskracht en de houder, aanwezig tijdens het inspectiebezoek, zijn op de hoogte van de gegevens van de achterwacht.

Naast bovengenoemde positieve bevindingen, heeft de toezichthouder onderstaande geconstateerd:

De toezichthouder heeft bij de beroepskracht navraag gedaan over de onderwerpen: 'Veiligheid in de groepsruimte', 'Veiligheid tijdens het buitenspelen' en 'Veiligheid tijdens uitjes'.

In de groepsruimte is een verhoogd speelhuis met een vide aanwezig, welke te betreden is via een trap. Deze trap is aan de achterzijde open en hierbij is geen trapleuning aanwezig. Hierdoor is het risico aanwezig dat de kinderen via de achterzijde van de trap kunnen vallen. De vide wordt omheind door een hekwerk, waarbij de spijlen uit elkaar staan. Tijdens het inspectiebezoek was zichtbaar dat meerdere kinderen gedurende de opvangtijd tussen het hekwerk van de vide klimmen en vanaf de vide naar beneden springen op de grond in de groepsruimte.

(16)

16 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar

Navraag bij de beroepskrachten leert dat hierover de afspraak geldt dat kinderen via de trap, de vide en het speelhuis, betreden en verlaten. Echter was dit niet zichtbaar in de praktijk en werden de kinderen tijdens het inspectiebezoek niet herinnerd aan deze afspraak.

In het veiligheids- en gezondheidsbeleid, staat het volgende beschreven over het vallen van hoogte:

"Een kind kan altijd ergens op klimmen en daar vanaf vallen, van een tafel, glijbaan, klimrek of boom. Kinderen zijn heel snel en je kan er niet altijd op tijd bij zijn. Kinderen zullen ook altijd experimenteren en klimmen op dingen die niet mogen. In veel gevallen weten de kinderen wel waar ze wel en niet op mogen klimmen en wordt dat ook altijd benadrukt. Maar het kan altijd zo zijn dat het kind te ver gaat en er op dat moment geen leider bij is en een arm/been breekt."

Echter staat hierbij niets beschreven over het specifieke risico van de trap en de vide en wat de afspraken zijn over het gebruik hiervan.

Conclusie:

• In de praktijk is een veiligheidsrisico aanwezig in de groepsruimte, aangaande het vallen van hoogte. Kinderen worden niet herinnerd aan de afspraken die bij het gebruik van het speelhuis van toepassing zijn, waardoor de aanwezige risico's niet zijn weggenomen en de veiligheid van de op te vangen kinderen niet volledig is gewaarborgd;

• In het opgestelde veiligheids- en gezondheidsbeleid is het geconstateerde specifieke veiligheidsrisico, aangaande het kunnen vallen van hoogte in de groepsruimte, niet in kaart gebracht en beschreven. Hierdoor is de veiligheid van de op te vangen kinderen niet zoveel mogelijk gewaarborgd.

Uit bovenstaande constatering(en) / bevindingen blijkt dat aan de volgende voorwaarde niet is voldaan:

De houder van een kindercentrum heeft voor elk kindercentrum een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd. De houder draagt er zorg voor dat er in de buitenschoolse opvang conform het veiligheids- en

gezondheidsbeleid wordt gehandeld.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang)

De houder of voorgenomen houder van een kindercentrum stelt het veiligheids- en

gezondheidsbeleid schriftelijk vast en verstrekt dit bij de aanvraag tot exploitatie. De houder evalueert, en indien nodig actualiseert, het veiligheids- en gezondheidsbeleid binnen drie maanden na opening van het kindercentrum. Daarna houdt de houder het veiligheids- en gezondheidsbeleid actueel.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

De Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling geldt voor professionals onder andere werkzaam in de sector kinderopvang. Vanaf 1 januari 2019 geldt dat in het stappenplan van de meldcode een afwegingskader voor het personeel moet zijn opgenomen.

(17)

17 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar

De houder heeft een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling vastgesteld die afgeleid is van een landelijke format. Hierin is stapsgewijs aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan aan de hand van onder andere een stappenplan met afwegingskader, verantwoordelijkheidstoedeling en een sociale kaart.

De houder handelt overeenkomstig de wettelijke meldplicht.

Uit de gesprekken met een beroepskracht is gebleken dat de houder er zorg voor draagt dat de beroepskracht op de hoogte is van het stappenplan, het afwegingskader en de functie van de vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs.

Aan de getoetste voorwaarden is voldaan.

Gebruikte bronnen

• Interview houder

• Interview anders namelijk: (Beroepskrachten, tijdens inspectiebezoek)

• EHBO certifica(a)t(en)

• Beleid veiligheid- en gezondheid (Zonder versiedatum)

• Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (Zonder versiedatum)

• Personeelsrooster (Urenlijst personeel Klavertje 4)

• Huisregels BSO (Zonder versiedatum)

• Protocol veiligheid en risico in de natuur (Zonder versiedatum)

• Protocol hygiëne (Zonder versiedatum)

• Protocol vervoer van kinderen (Zonder versiedatum)

• Protocol calamiteiten (Zonder versiedatum)

• Protocol pesten (Zonder versiedatum)

• Protocol vermissing (Zonder versiedatum)

(18)

18 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar Accommodatie

Voor dit onderwerp gelden de volgende eisen:

De binnenruimte en de buitenruimte moeten groot genoeg zijn. Ook zijn de ruimtes voor de kinderen veilig en toegankelijk. De inrichting van de ruimtes stimuleert de kinderen om te spelen.

Hieronder staat de beoordeling van de toezichthouder. Van de beoordeelde eisen staat een beschrijving van wat bekeken, gelezen en/of besproken is.

Eisen aan ruimtes

Per kind dient minimaal 3,5 m² binnenspeelruimte en minimaal 3,0 m² buitenspeelruimte beschikbaar te zijn welke passend is ingericht.

De BSO heeft de beschikking over een groepsruimte met een oppervlakte van 72 m². Dit is voldoende ruim voor het maximaal aantal van op te vangen kinderen.

De binnenruimtes zijn toegankelijk en passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen. Zo is er onder andere een huishoek met bijpassend

speelmateriaal, een kast met verschillende gezelschapsspellen, knutselmaterialen en zijn er verschillende leesboeken beschikbaar.

Tijdens het inspectiebezoek is een veiligheidsrisico in de groepsruimte geconstateerd, aangaande het kunnen vallen van hoogte. Zie voor een verdere toelichting hierover het item 'Veiligheids- en gezondheidsbeleid'.

De BSO heeft de beschikking over een aangrenzende buitenruimte. Deze is voldoende ruim voor het opvangen van maximaal 18 kinderen.

De buitenruimte is veilig toegankelijk vanuit de groepsruimte. De buitenruimte is omheind met een hekwerk en grenst aan een kinderboerderij. Hierdoor kunnen tevens bezoekers van de

kinderboerderij over de buitenruimte van de BSO lopen en staat de poort van de buitenruimte open. Tijdens het inspectiebezoek was zichtbaar dat de kinderen van de BSO onder toezicht buitenspelen.

In de buitenruimte zijn verschillende speeltoestellen aanwezig, zoals een klimtoestel met glijbaan, een schommel en een klimrek. Daarnaast heeft de houder aangegeven dat het mogelijk kan zijn dat de kinderen van de BSO onder begeleiding een bezoek brengen aan de kinderboerderij of aan het aangrenzende park. Hiervoor heeft de houder verschillende protocollen opgesteld waarin de mogelijke risico's in kaart zijn gebracht en waarin afspraken/huisregels die gelden, staan beschreven.

Aan de getoetste voorwaarden is voldaan.

(19)

19 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar Gebruikte bronnen

• Interview houder

• Observatie(s) (Binnen- en buitenruimte, (pedagogische) praktijk)

• Plattegrond (Van de binnenruimte)

• Huisregels BSO (Zonder versiedatum)

• Protocol veiligheid en risico in de natuur (Zonder versiedatum)

• Protocol vervoer van kinderen (Zonder versiedatum)

• Protocol calamiteiten (Zonder versiedatum)

• Protocol pesten (Zonder versiedatum)

• Protocol vermissing (Zonder versiedatum)

(20)

20 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar Ouderrecht

Voor dit onderwerp gelden de volgende eisen:

De houder moet ouders informeren over een aantal onderwerpen, zoals: het pedagogisch beleid, de groepsgrootte, het aantal beroepskrachten per groep, de opleidingseisen van beroepskrachten, het veiligheids- en gezondheidsbeleid en de klachtenregeling. Ouders hebben adviesrecht over een aantal onderwerpen binnen de opvang.

De houder laat de ouders en het personeel weten waar zij het inspectierapport kunnen vinden.

Hieronder staat de beoordeling van de toezichthouder. Van de beoordeelde eisen staat een beschrijving van wat bekeken, gelezen en/of besproken is.

Informatie

De houder informeert de ouders en een ieder die daarom verzoekt over het te voeren beleid door middel van:

• persoonlijk contact;

• nieuwsbrieven;

• per e-mail.

De houder heeft de mogelijkheid om geschillen aan de geschillencommissie voor te leggen op een passende wijze onder de aandacht gebracht van ouders. Deze mogelijkheid staat beschreven in het pedagogisch beleidsplan en dit pedagogisch beleidsplan is volgens de houder naar alle ouders gestuurd. Nieuwe ouders ontvangen tevens het pedagogisch beleidsplan.

Tijdens dit onderzoek blijkt dat het inspectierapport van het onderzoek voor registratie op de website staat geplaats. Echter is het inspectierapport van het meest recente uitgevoerde

onderzoek, het incidenteel onderzoek (uitgevoerd in juni 2020), niet op de website van de houder geplaatst. De houder heeft hier direct actie op ondernomen en heeft dit inspectierapport binnen de conceptperiode op een vindbare plaats op de website geplaatst.

Aangezien het onderzoek voor registratie wel op de website was geplaatst en direct actie is ondernomen, heeft de toezichthouder besloten dat aan de getoetste voorwaarden is voldaan.

Aan de getoetste voorwaarden is voldaan.

Klachten en geschillen

De houder heeft een regeling getroffen voor de interne afhandeling van klachten over:

• een gedraging van de houder of bij de houder werkzame personen jegens een ouder,

• de overeenkomst tussen de houder en de ouder.

Er staat beschreven hoe de klacht moet worden aangeleverd, wat de termijn van reactie is en hoe de (mogelijke) afhandeling ervan plaatsvindt. De houder brengt de klachtenregeling op passende wijze onder de aandacht van ouders, door deze te delen met ouders bij een intakegesprek.

De ouders die bij de houderovername zijn meegaan, hebben de klachtenregeling volgens de houder ook ontvangen.

(21)

21 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar

De houder is tevens aangesloten bij een door de minister van Justitie en Veiligheid erkende

geschillencommissie, namelijk de Geschillencommissie Kinderopvang, voor een externe afhandeling van klachten.

Ouders komen voor een externe afhandeling in eerste instantie terecht bij het Klachtenloket Kinderopvang. Dit klachtenloket is verbonden aan de Geschillencommissie Kinderopvang.

Het Klachtenloket kan telefonisch bemiddelen tussen de ouder en ondernemer of een

onafhankelijke, externe mediator inschakelen. Wanneer dit niet leidt tot een oplossing, kan de ouder een klacht indienen bij de Geschillencommissie Kinderopvang.

Aan de getoetste voorwaarden is voldaan.

Gebruikte bronnen

• Interview houder

• Website (www.bsoklavertje4.nl)

• Klachtenregeling (Zonder versiedatum)

(22)

22 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar

Overzicht getoetste inspectie-items

Registratie, wijzigingen, administratie, naleving handhaving, maatregelen covid-19 en ouderparticipatieopvang

Administratie

De administratie van een kindercentrum is zodanig ingericht dat op verzoek van de toezichthouder tijdig de gegevens kunnen worden verstrekt die voor naleving van bij en krachtens hoofdstuk 1, afdeling 3, paragrafen 2 en 3 van de Wet kinderopvang gegeven voorschriften van belang zijn. De administratie bevat de volgende gegevens:

- een overzicht van alle personen die op grond van artikel 1.50, derde lid, van de wet over een verklaring omtrent het gedrag moeten beschikken, vermeldende in ieder geval naam,

burgerservicenummer, geboortedatum, en voor wat betreft de bij het kindercentrum werkzame beroepskrachten eveneens de behaalde diploma’s en getuigschriften;

- een afschrift van het veiligheids- en gezondheidsbeleid, bedoeld in artikel 13 van het Besluit kwaliteit kinderopvang;

- een overzicht van de omvang en de samenstelling van de oudercommissie, bedoeld in artikel 1.58 van de wet;

- een afschrift van het reglement van de oudercommissie, bedoeld in artikel 1.59 van de wet;

- een overzicht van alle ingeschreven kinderen, vermeldende per kind: naam, geboortedatum, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer en het adres en telefoonnummer van de ouders.

(art 1.53 Wet kinderopvang; art 11 lid 1 onder a, 2 onder a tot en met e en 4 Regeling Wet kinderopvang)

Pedagogisch klimaat

Pedagogisch beleid

Het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de tijden waarop er minder beroepskrachten worden ingezet dan vereist is op basis van het aantal

aanwezige kinderen, alsmede de tijden waarop in ieder geval niet daarvan wordt afgeweken en wordt voldaan aan de beroepskracht-kindratio. De afwijkende inzet van het minimumaantal beroepskrachten op grond van de beroepskracht-kindratio kan op de dagen van de week verschillen, zij het dat de afwijkende inzet niet per week verschilt.

(art 1.50 lid 2 en 1.60c lid 1 Wet kinderopvang; art 12 lid 3 onder a Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het kindercentrum beschikt over een pedagogisch beleidsplan. De houder van een kindercentrum draagt er zorg voor dat in de buitenschoolse opvang conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld.

(art 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de aspecten van verantwoorde buitenschoolse opvang, bedoeld in artikel 11 van het Besluit kwaliteit kinderopvang.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 2 onder a Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop bijzonderheden in de ontwikkeling van het kind of problemen worden gesignaleerd en ouders worden doorverwezen naar passende instanties voor verdere ondersteuning.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 2 onder c Besluit kwaliteit kinderopvang)

(23)

23 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop de mentor de verkregen informatie over de ontwikkeling van het kind met de ouders bespreekt en de wijze waarop aan de ouders en het kind bekend wordt gemaakt welke beroepskracht de mentor is van het kind.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 2 onder b Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de werkwijze, maximale omvang en leeftijdsopbouw van de basisgroepen.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 2 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop kinderen kunnen wennen aan een nieuwe basisgroep waarin zij zullen worden opgevangen.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 2 onder e Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de aard en de organisatie van de activiteiten waarbij kinderen de basisgroep kunnen verlaten.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 3 onder b Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van het beleid ten aanzien van het gebruik kunnen maken van buitenschoolse opvang gedurende extra dagdelen.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 3 onder c Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de taken die beroepskrachten in opleiding, stagiairs en vrijwilligers in de buitenschoolse opvang kunnen uitvoeren en de wijze waarop zij hierbij worden begeleid.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 3 onder e Besluit kwaliteit kinderopvang)

Pedagogische praktijk

In het kader van het bieden van verantwoorde buitenschoolse opvang, draagt de houder van een kindercentrum er in ieder geval zorg voor dat, rekening houdend met de ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden:

a. op een sensitieve en responsieve manier met kinderen wordt omgegaan, respect voor de autonomie van kinderen wordt getoond en grenzen worden gesteld aan en structuur wordt

geboden voor het gedrag van kinderen, zodat kinderen zich emotioneel veilig en geborgen kunnen voelen;

b. kinderen spelenderwijs worden uitgedaagd in de ontwikkeling van hun motorische vaardigheden, cognitieve vaardigheden, taalvaardigheden en creatieve vaardigheden, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger te functioneren in een veranderende omgeving;

c. kinderen worden begeleid in hun interacties, waarbij hen spelenderwijs sociale kennis en

vaardigheden worden bijgebracht, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger relaties met anderen op te bouwen en te onderhouden;

d. kinderen worden gestimuleerd om op een open manier kennis te maken met de algemeen aanvaarde waarden en normen in de samenleving met het oog op een respectvolle omgang met anderen en een actieve participatie in de maatschappij.

(art 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 11 Besluit kwaliteit kinderopvang)

(24)

24 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar Personeel en groepen

Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang In het bezit van een verklaring omtrent het gedrag zijn:

a. de houder of voorgenomen houder van een kindercentrum;

b. de participerende ouder;

c. de personen die op basis van een arbeidsovereenkomst met de houder of met een

uitzendorganisatie tijdens opvanguren werkzaam zijn dan wel zullen zijn op de locatie van een onderneming waarmee de houder een kindercentrum exploiteert en waar kinderen worden opgevangen;

d. de personen die op basis van een andere overeenkomst met de houder structureel tijdens opvanguren werkzaam zijn of zullen zijn op de locatie waar kinderen worden opgevangen;

e. de personen die uit hoofde van hun functie toegang hebben of zullen hebben tot informatie over de kinderen die worden opgevangen;

f. de personen van 18 jaar en ouder die op het woonadres waar een kindercentrum is gevestigd hun hoofdverblijf hebben of zullen hebben dan wel die structureel tijdens opvanguren aanwezig zijn of zullen zijn op het kindercentrum, gevestigd op een woonadres.

Voor zover het natuurlijke personen betreft is eenieder als bedoeld in de onderdelen a tot en met f ingeschreven in het personenregister kinderopvang.

(art 1.50 lid 3 Wet kinderopvang)

Na inschrijving van een persoon als bedoeld in artikel 1.50 derde lid van de wet in het

personenregister kinderopvang en na koppeling met de houder van een kindercentrum kan de persoon zijn werkzaamheden aanvangen.

(art 1.48d lid 3 en 1.50 lid 4 Wet kinderopvang)

Opleidingseisen

Beroepskrachten beschikken over een passende opleiding zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao Kinderopvang.

Een beroepskracht meertalige buitenschoolse opvang beschikt daarbij over een bewijsstuk waaruit blijkt dat hij de Duitse, Engelse of Franse taal voor de deelvaardigheden gesprekken voeren, lezen, luisteren en spreken beheerst op ten minste niveau B2 van het Europees Referentiekader (ERK) voor talen.

(art 1.50 lid 1 en 2 en 1.60c lid 2 Wet kinderopvang; art 15 lid 1, 2 en 19a Besluit kwaliteit kinderopvang; art 7 lid 1 Regeling Wet kinderopvang)

Pedagogisch beleidsmedewerkers beschikken over een voor de werkzaamheden passende opleiding zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao Kinderopvang.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 15 lid 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang; art 9a lid 3 Regeling Wet kinderopvang)

Aantal beroepskrachten en eisen aan de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiaires De houder van een kindercentrum zet voldoende beroepskrachten in voor het aantal kinderen dat wordt opgevangen, met dien verstande dat:

- de verhouding tussen het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten en het aantal aanwezige kinderen in een basisgroep wordt bepaald op grond van de rekenregels.

(art 1.49 lid 1, 1.50 lid 1 en 2 en 1.60c lid 1 Wet kinderopvang; art 16 lid 1, 2, 3, 4, 8 en bijlage 1 onderdeel b en c Besluit kwaliteit kinderopvang; art 9c Regeling Wet kinderopvang)

(25)

25 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar

De inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiairs geschiedt overeenkomstig de voorwaarden opgenomen in de meest recent aangevangen cao Kinderopvang.

Bij het bepalen van de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiairs wordt rekening gehouden met de opleidingsfase waarin zij zich op dat moment bevinden.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 16 lid 1, 2, 7 en 8 Besluit kwaliteit kinderopvang; art 9c Regeling Wet kinderopvang)

Indien de inzet van het aantal in te zetten beroepskrachten als bedoeld in art 16 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang ertoe leidt dat in het kindercentrum slechts één beroepskracht aanwezig is, is tevens een volwassene beschikbaar die telefonisch bereikbaar is en die binnen vijftien minuten in het kindercentrum aanwezig kan zijn in geval van een calamiteit.

De houder van een kindercentrum informeert de bij het kindercentrum werkzame personen over de naam en het telefoonnummer van deze persoon.

(art 1.49 lid 1, 1.50 lid 1 en 2 en 1.60c lid 1 Wet kinderopvang; art 16 lid 5 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Stabiliteit van de opvang voor kinderen

Bij buitenschoolse opvang vindt de opvang plaats in basisgroepen. Een kind wordt opgevangen in één basisgroep. De maximale grootte van de basisgroep wordt bepaald op grond van tabel 2 in bijlage 1, onderdeel b van het Besluit kwaliteit kinderopvang.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 18 lid 1, 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Aan ieder kind wordt een mentor toegewezen. De mentor is een beroepskracht van het kind en bespreekt, indien wenselijk, de ontwikkeling van het kind met de ouders. Tevens is de mentor voor de ouders en het kind aanspreekpunt bij vragen over de ontwikkeling en het welbevinden van het kind.

(art 1.50 lid 1 en 2 en 1.60c lid 1 Wet kinderopvang; art 18 lid 5 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Veiligheid en gezondheid

Veiligheids- en gezondheidsbeleid

De houder van een kindercentrum heeft voor elk kindercentrum een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd. De houder draagt er zorg voor dat er in de buitenschoolse opvang conform het veiligheids- en

gezondheidsbeleid wordt gehandeld.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang)

De houder of voorgenomen houder van een kindercentrum stelt het veiligheids- en

gezondheidsbeleid schriftelijk vast en verstrekt dit bij de aanvraag tot exploitatie. De houder evalueert, en indien nodig actualiseert, het veiligheids- en gezondheidsbeleid binnen drie maanden na opening van het kindercentrum. Daarna houdt de houder het veiligheids- en gezondheidsbeleid actueel.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving van de wijze waarop de houder van een kindercentrum er zorg voor draagt dat het veiligheids- en gezondheidsbeleid samen met de beroepskrachten een continu proces is van het vormen van beleid, implementeren, evalueren en actualiseren.

(art 1.49 lid 1, 1.50 lid 1 en 2 en 1.60c lid 1 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder a Besluit kwaliteit kinderopvang)

(26)

26 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar

Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving van de risico’s die de opvang van kinderen van het desbetreffende kindercentrum met zich meebrengt, waarbij in ieder geval wordt ingegaan op:

- de voornaamste risico’s met grote gevolgen voor de veiligheid van kinderen;

- de voornaamste risico’s met grote gevolgen voor de gezondheid van kinderen;

- het risico op grensoverschrijdend gedrag door beroepskrachten, beroepskrachten in opleiding, stagiairs, vrijwilligers, overige aanwezige volwassenen en kinderen.

(art 1.49 lid 1, 1.50 lid 1 en 2 en 1.60c lid 1 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder b Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een beschrijving in algemene zin van de wijze waarop kinderen wordt geleerd om te gaan met risico’s waarvan de gevolgen voor de veiligheid en

gezondheid van kinderen beperkt zijn en welke derhalve niet zijn aan te merken als voornaamste risico’s met grote gevolgen betreffende veiligheid en gezondheid en als risico op

grensoverschrijdend gedrag.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving van de wijze waarop de houder van een kindercentrum er zorg voor draagt dat het actuele veiligheids- en

gezondheidsbeleid en de evaluaties daarvan inzichtelijk zijn voor de beroepskrachten, beroepskrachten in opleiding, stagiairs, vrijwilligers en ouders.

(art 1.49 lid 1, 1.50 lid 1 en 2 en 1.60c lid 1 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder e Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de wijze waarop de achterwacht is geregeld indien er met inachtneming van de beroepskracht- kindratio of bij het afwijken van de inzet van het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten op grond van de beroepskracht-kindratio, slechts een beroepskracht op het kindercentrum aanwezig is.

(art 1.49 lid 1, 1.50 lid 1 en 2 en 1.60c lid 1 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder f en art 16 lid 5 en 6 Besluit kwaliteit kinderopvang)

De houder van een kindercentrum draagt er zorg voor dat er gedurende de buitenschoolse opvang te allen tijde ten minste één volwassene aanwezig is die gekwalificeerd is voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen conform de in de Regeling Wet kinderopvang aan deze kwalificatie gestelde nadere regels.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang; art 9b Regeling Wet kinderopvang)

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

De houder van een kindercentrum stelt voor het personeel een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.

De door de houder voor het personeel vast te stellen meldcode bevat ten minste de volgende elementen:

a. een stappenplan, inhoudende een omschrijving van de stappen voor het omgaan door het personeel met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling;

b. een afwegingskader op basis waarvan het personeel het risico op en de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling weegt en dat het personeel in staat stelt te beoordelen of sprake is van dusdanig ernstig huiselijk geweld of ernstige kindermishandeling, dan wel van een vermoeden daarvan, dat een melding is aangewezen;

(27)

27 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar

c. een toebedeling van verantwoordelijkheden aan de diverse personeelsleden bij de stappen van het stappenplan, inclusief vermelding van de functie van degene die eindverantwoordelijk is voor de beslissing over het al dan niet doen van een melding;

d. indien van toepassing, specifieke aandacht voor bijzondere vormen van geweld, die speciale kennis en vaardigheden van personeel vereisen;

e. specifieke aandacht voor de wijze waarop het personeel omgaat met gegevens waarvan zij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden.

(art 1.51a lid 1, 2, 3 en 5 en 1.60c lid 1 Wet kinderopvang; art 14 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang) Het door de houder van een kindercentrum in de meldcode vastgestelde stappenplan bevat ten minste de volgende stappen:

a. het in kaart brengen van de signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling;

b. collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (Veilig Thuis) of een deskundige op het gebied van letselduiding;

c. een gesprek met de ouders en, indien mogelijk, het kind;

d. het toepassen van het afwegingskader, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b;

e. het beslissen over:

- het doen van een melding, en

- het inzetten van de noodzakelijke hulp.

(art 1.51a lid 1, 2, 3 en 5 Wet kinderopvang; art 14 lid 1 onder a en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang) De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.

(art 1.51a lid 4 Wet kinderopvang)

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze, dat hij onverwijld in overleg treedt met de vertrouwensinspecteur kinderopvang, indien hem bekend is geworden dat een bij de onderneming werkzaam persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf tegen de zeden of mishandeling jegens een kind van een ouder die gebruik maakt van de door hem geboden kinderopvang. Indien uit het overleg blijkt dat sprake is van een redelijk vermoeden dat een persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een dergelijk misdrijf doet de houder onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar en stelt hij de

vertrouwensinspecteur kinderopvang onverwijld in kennis.

(art 1.51b lid 1, 2 en 5 en 1.60c lid 1 Wet kinderopvang)

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze dat, indien het een bij de houder werkzaam persoon op enigerlei wijze bekend is geworden dat een ander ten behoeve van die houder werkzaam persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf tegen de zeden of mishandeling jegens een kind van een ouder die gebruik maakt van de door hem geboden kinderopvang, deze persoon de houder van het kindercentrum daarvan onverwijld in kennis stelt.

Indien degene die van het vermoeden op de hoogte moet worden gesteld dezelfde persoon is als degene die zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan dit misdrijf, is artikel 1.51c lid 1 en 2 Wet kinderopvang van toepassing.

(art 1.51b lid 3, 4 en 5 en 1.60c lid 1 Wet kinderopvang)

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze dat, indien een bij de onderneming werkzaam persoon bekend is geworden dat de natuurlijke persoon die tevens houder is zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf tegen de zeden of mishandeling jegens een kind dat gebruik maakt van de door de houder geboden

kinderopvang, deze persoon in contact kan treden met de vertrouwensinspecteur kinderopvang en in geval van een redelijk vermoeden onverwijld aangifte doet bij een daartoe aangewezen

opsporingsambtenaar.

(art 1.51c Wet kinderopvang)

(28)

28 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar Accommodatie

Eisen aan ruimtes

De binnen- en buitenruimtes waar kinderen verblijven gedurende de tijd dat zij worden

opgevangen, zijn veilig, toegankelijk en passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 19 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Een kindercentrum beschikt over ten minste 3,5m² binnenspeelruimte per in het kindercentrum aanwezig kind.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 19 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Een kindercentrum beschikt over ten minste 3m² vaste buitenspeelruimte per in het kindercentrum aanwezig kind. De buitenspeelruimte is bij voorkeur aangrenzend aan het kindercentrum. In het geval een buitenspeelruimte niet aangrenzend is, is deze gelegen in de directe nabijheid van het kindercentrum en voor kinderen toegankelijk en veilig bereikbaar.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 19 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Ouderrecht

Informatie

De houder van een kindercentrum informeert de ouders en eenieder die daarom verzoekt over het te voeren beleid zoals beschreven in artikel 1.48d tot en met 1.57d van de wet.

(art 1.54 lid 1 Wet kinderopvang)

De houder van een kindercentrum informeert ouders en personeel over het inspectierapport door het zo spoedig mogelijk na ontvangst op de eigen website te plaatsen op een gemakkelijk vindbare plaats. Indien geen website aanwezig is legt de houder een afschrift van het inspectierapport ter inzage op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats.

(art 1.54 lid 2 en 3 en 1.60c lid 1 Wet kinderopvang)

De houder van een kindercentrum brengt de mogelijkheid om geschillen aan de

geschillencommissie voor te leggen op passende wijze onder de aandacht van de ouders.

(art 1.57c lid 2 Wet kinderopvang)

(29)

29 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar Klachten en geschillen

De houder van een kindercentrum treft een regeling voor de afhandeling van klachten over:

- een gedraging van de houder of bij de houder werkzame personen jegens een ouder of kind;

- de overeenkomst tussen de houder en de ouder.

(art 1.57b lid 1 en 1.60c lid 1 Wet kinderopvang)

De regeling is schriftelijk vastgelegd en voorziet erin dat de ouder de klacht schriftelijk bij de houder van een kindercentrum indient en dat de houder:

- de klacht zorgvuldig onderzoekt;

- de ouder zoveel mogelijk op de hoogte houdt van de voortgang van de behandeling;

- de klacht, rekening houdende met de aard ervan, zo spoedig mogelijk afhandelt;

- de klacht, uiterlijk zes weken na indiening bij de houder, afhandelt;

- de ouder een schriftelijk en met redenen omkleed oordeel op de klacht verstrekt;

- in het oordeel een concrete termijn stelt waarbinnen eventuele maatregelen zullen zijn gerealiseerd.

(art 1.57b lid 2 Wet kinderopvang)

De houder van een kindercentrum brengt de klachtenregeling ten behoeve van ouders en wijzigingen daarvan op een passende wijze onder de aandacht van ouders en handelt overeenkomstig deze klachtenregeling.

(art 1.57b lid 3 Wet kinderopvang)

De houder van een kindercentrum is aangesloten bij de Geschillencommissie Kinderopvang voor het behandelen van:

a. geschillen tussen houder en ouder over:

- een gedraging van de houder van een kindercentrum of bij de houder werkzame personen jegens ouder of kind;

- de overeenkomst tussen de houder en de ouder.

b. geschillen tussen houder en oudercommissie over de toepassing en uitvoering van het wettelijk adviesrecht.

(art 1.57b, 1.57c lid 1, 1.60 en 1.60c lid 1 Wet kinderopvang)

(30)

30 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar

Gegevens voorziening

Opvanggegevens

Naam voorziening : Buitenschoolse opvang klavertje 4

Vestigingsnummer KvK : 000049138219

Aantal kindplaatsen : 18

Gegevens houder

Naam houder : Lydia Johanna Maria van Veen Worm

KvK nummer : 82932263

Aansluiting geschillencommissie : Ja

Gegevens toezicht

Gegevens toezichthouder (GGD)

Naam GGD : GGD Hollands Noorden

Adres : Postbus 9276

Postcode en plaats : 1800 GG Alkmaar

Telefoonnummer : 088-0100549

Onderzoek uitgevoerd door : Mevrouw J. Oosterbaan - Van den Berg

Gegevens opdrachtgever (gemeente)

Naam gemeente : Alkmaar

Adres : Postbus 53

Postcode en plaats : 1800 BC ALKMAAR

(31)

31 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar Planning

Datum inspectie : 01-11-2021

Opstellen concept inspectierapport Hoor en wederhoor

: 09-12-2021 : 22-12-2021

Zienswijze houder : 22-12-2021

Vaststelling inspectierapport : 22-12-2021 Verzenden inspectierapport naar houder : 23-12-2021 Verzenden inspectierapport naar

gemeente

: 23-12-2021

Openbaar maken inspectierapport : 24-12-2021

(32)

32 van 32 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang onderzoek na registratie 01-11-2021

Buitenschoolse opvang klavertje 4 te Alkmaar

Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum

De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport.

Ik heb per direct actie ondernomen en het beleidsplan aangepast met een uitgebreide beschrijving over de 3 uurs regeling ( onze pauzes/tijden zijn daarin beschreven )

Wij hebben ook onze rooster aangepast zodat wij tussen de middag tijdens het ophalen van de kinderen met genoeg beroepskrachten op de groep staan.

Voor de stagiaire is er ook per direct een nieuwe VOG aangevraagd ( helaas door de storing was er vertraging en daardoor verlopen ) maar is inmiddels opnieuw aangevraagd, goedgekeurd en gekoppeld aan bso Klavertje 4.

Het veiligheids gezondheidsbeleid is ook aangepast met daarin duidelijk beschreven wat de huisregels zijn van het speelhuisje. De leiding en de kinderen hierop aangesproken en zijn ons er van bewust om regelmatig de huisregels van het speelhuisje te bespreken met de kinderen. Zodat de veiligheid word gewaarborgd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving