• No results found

Inspectierapport BSO Sinne de Kei (BSO) Goudenregenstraat CS Leeuwarden Registratienummer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Inspectierapport BSO Sinne de Kei (BSO) Goudenregenstraat CS Leeuwarden Registratienummer"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inspectierapport

BSO Sinne de Kei (BSO) Goudenregenstraat 82 8922 CS Leeuwarden

Registratienummer 301079821

Toezichthouder: GGD Fryslân

In opdracht van gemeente: Leeuwarden

Datum inspectie: 27-11-2018

Type onderzoek : Jaarlijks onderzoek

Status: Definitief

(2)

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave ... 2

Het onderzoek ... 3

Observaties en bevindingen ... 4

Overzicht getoetste inspectie-items ... 11

Gegevens voorziening ... 15

Gegevens toezicht ... 15

Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum ... 16

(3)

3 van 16 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 27-11-2018

BSO Sinne de Kei te Leeuwarden

Het onderzoek

Onderzoeksopzet

Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek.

Ieder jaar wordt opnieuw onderzocht of de exploitatie van de vestiging nog in overeenstemming is met de kwaliteitseisen van de Wet Kinderopvang. Een jaarlijks onderzoek wordt op basis van risicogestuurd toezicht uitgevoerd. Op basis van het opgestelde risicoprofiel werkt de

toezichthouder de benodigde inspectieactiviteit voor de vestiging uit. Dit gebeurt binnen de kaders van de gemeentelijke afspraken. De toezichthouder stelt de diepgang, frequentie en type van onderzoek vast. Dit leidt tot een inspectie op maat voor iedere vestiging.

De volgende onderzoeksactiviteiten hebben plaatsgevonden:

• Een bureauonderzoek van verkregen zakelijke gegevens en bescheiden.

• Een bezoek aan de vestiging.

• Interviews met de aanwezige beroepskrachten tijdens het bezoek aan de vestiging.

• E-mail contact met de managementassistente.

Beschouwing

Deze beschouwing beschrijft de resultaten van de uitgevoerde inspectie. Na de feiten over het kindercentrum volgen de belangrijkste bevindingen. Deze worden elders in het rapport per domein verder uitgewerkt.

Algemene informatie over het kindercentrum

BSO Sinne De Kei maakt deel uit van Sinne Kinderopvang. De locatie is na een verhuizing per 01- 02-2018 gehuisvest in de Prins Constantijnschool. Er zijn 40 geregistreerde kindplaatsen verdeeld over 2 basisgroepen. Op schooldagen (maandag t/m vrijdag) is de locatie geopend vanaf 14.00 uur en op schoolvrije dagen vanaf 8.15 uur. Voorschoolse opvang vindt momenteel op maandag, donderdag en vrijdag plaats tussen 7.30 en 8.30 uur.

Inspectiegeschiedenis

• 29-11-2017: incidenteel onderzoek naar aanleiding van de aanvraag tot uitbreiding van 20 naar 40 kindplaatsen in het LRK. Er is een positief advies gegeven ten aanzien van deze voorgenomen wijziging.

• 16-08-2017: onderzoek voor registratie naar aanleiding van een voorgenomen verhuizing van de reeds bestaande locatie. Er is een positief advies gegeven ten aanzien van de voorgenomen verhuizing.

Belangrijkste bevindingen huidig onderzoek

Uit het onderzoek is gebleken dat het kindercentrum aan alle inspectie-items voldoet die in dit onderzoek getoetst zijn.

Advies aan College van B&W Geen handhaving.

(4)

Observaties en bevindingen

Pedagogisch klimaat

In dit onderdeel worden de inspectiebevindingen over het domein ‘Pedagogisch klimaat’ belicht. Per aspect wordt eerst het pedagogisch beleidsplan en de praktijkobservatie beschreven. Daarna volgt een oordeel op basis van de huidige wet- en regelgeving.

Pedagogisch beleid

Elk kindercentrum dient over een pedagogisch beleidsplan te beschikken. De houder draagt er zorg voor dat er in het kindercentrum conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld. De inhoud van het pedagogisch beleidsplan dient aan bepaalde voorwaarden te voldoen. Tijdens het

onderzoek is het pedagogisch beleidsplan aan de praktijk getoetst.

De houder werkt met een algemeen pedagogisch beleidsplan dat geldt voor alle vestigingen van deze organisatie en voor alle werkvormen van de kinderdagopvang, peuteropvang en de buitenschoolse opvang. Naast het algemeen pedagogisch beleidsplan werkt iedere vestiging met een pedagogisch werkplan. In het beleidsplan wordt invulling gegeven aan de pedagogische visie van de organisatie. Het werkplan bestaat uit een locatiespecifieke beschrijving en is een praktische uitwerking van de pedagogische visie.

Het pedagogisch beleidsplan en/of werkplannen bevat onder andere een concrete beschrijving van:

• De wijze waarop invulling wordt gegeven aan aspecten van verantwoorde buitenschoolse opvang.

• De wijze waarop de mentor de verkregen informatie over de ontwikkeling van het kind periodiek met de ouders bespreekt en de wijze waarop aan de ouders en het kind bekend wordt gemaakt welke beroepskracht de mentor is van het kind.

• De wijze waarop bijzonderheden in de ontwikkeling van het kind of problemen worden gesignaleerd en ouders worden doorverwezen naar passende instanties voor verdere ondersteuning.

• De werkwijze, maximale omvang en leeftijdsopbouw van de basisgroepen.

• De wijze waarop kinderen kunnen wennen aan een nieuwe basisgroep waarin zij zullen worden opgevangen.

Indien van toepassing:

• Een concrete beschrijving van de tijden waarop er minder beroepskrachten worden ingezet dan vereist is op basis van het aantal aanwezige kinderen, alsmede de tijden waarop in ieder geval niet daarvan wordt afgeweken en wordt voldaan aan de beroepskracht-kindratio.

• Een concrete beschrijving van de aard en de organisatie van de activiteiten waarbij kinderen de basisgroep kunnen verlaten.

• Een concrete beschrijving van de taken die beroepskrachten in opleiding, stagiairs en vrijwilligers in de buitenschoolse opvang kunnen uitvoeren en de wijze waarop zij hierbij worden begeleid.

• Een concrete beschrijving van het beleid ten aanzien van het gebruik kunnen maken van buitenschoolse opvang gedurende extra dagdelen.

• Een concrete beschrijving van de omgang met de basisgroep bij activiteiten in groepen groter dan dertig kinderen.

• Een concrete beschrijving van de wijze waarop meertalige buitenschoolse opvang in het kindercentrum wordt vormgegeven.

Conclusie:

De toezichthouder constateert dat de houder tijdens het onderzoek voldoet aan de getoetste criteria op het onderdeel pedagogisch beleid.

(5)

5 van 16 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 27-11-2018

BSO Sinne de Kei te Leeuwarden Pedagogische praktijk

De houder van een kindercentrum draagt zorg voor een zodanig pedagogisch beleid dat leidt tot verantwoorde kinderopvang. Tijdens de observatie van de pedagogische praktijk heeft de toezichthouder gebruik gemaakt van het Veldinstrument observatie pedagogische praktijk – kindercentra en peuterspeelzalen (www.rijksoverheid.nl).

Met de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang zijn de pedagogische doelen van Marianne Riksen- Walraven in de definities van verantwoorde kinderopvang en verantwoord peuterspeelzaalwerk in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen opgenomen. Het betreft de volgende vier pedagogische doelen:

• Het bieden van emotionele veiligheid aan kinderen.

• Het bevorderen van de persoonlijke competentie van kinderen.

• Het bevorderen van de sociale competentie van kinderen.

• De socialisatie van kinderen door overdracht van algemeen aanvaarde waarden en normen.

Aan de hand van het Veldinstrument observatie pedagogische praktijk – kindercentra en peuterspeelzalen is de pedagogische praktijk tijdens het onderzoek op de vestiging beoordeeld.

Het veldinstrument is ingedeeld naar de vier pedagogische basisdoelen.

Observatiedagdeel: dinsdagmiddag

Observatiemomenten: binnenkomst van de kinderen, vrij spel, spelactiviteit (buiten), tafelmoment, spelen van gezelschapsspel met stagiaire

Groepssamenstelling: 19 kinderen met 2 vaste beroepskrachten, 1 stagiaire en 1 beroepskracht op basis van re-integratie

Naar aanleiding van de observaties is geconstateerd dat tijdens het inspectiebezoek voldoende is voorzien in het waarborgen van de vier pedagogische basisdoelen en het naleven van de

uitgangspunten en werkinstructies die beschreven staan in het pedagogisch beleidsplan en werkboek.

Conclusie:

De toezichthouder constateert dat de houder tijdens de observatie voldoet aan de getoetste criteria op het onderdeel pedagogische praktijk.

Gebruikte bronnen:

• Interview (met aanwezige beroepskrachten)

• Website (www.sinnekinderopvang.nl)

• Observaties van de pedagogische praktijk

• Observatie van de inrichting van de groepsruimte

• Pedagogisch beleidsplan versie 26-04-2018 (ontvangen op 09-05-2018)

• Pedagogisch werkboek Sinne de Kei (ontvangen op 04-12-2018)

(6)

Personeel en groepen

In dit onderdeel worden de inspectiebevindingen over het domein ‘Personeel en groepen’ belicht.

Per aspect worden eerst de bevindingen beschreven over het kindercentrum. Daarna volgt een oordeel op basis van de huidige wet- en regelgeving.

Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang

Iedereen die werkt of woont op een locatie waar kinderen worden opgevangen, of daar anderszins structureel aanwezig is, moet beschikken over een Verklaring Omtrent het gedrag (VOG) en zich inschrijven in het personenregister kinderopvang (PRK). De houder moet deze personen vervolgens koppelen aan de organisatie. De toezichthouder controleert of de personen die hiertoe wettelijk verplicht zijn, staan ingeschreven en door de houder zijn gekoppeld aan de organisatie. Op die manier kan de overheid medewerkers en personen die structureel op het kindercentrum aanwezig zijn, continu screenen op strafbare feiten die een belemmering vormen bij het werken met kinderen.

Op het kindercentrum zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag:

• De houder van het kindercentrum.

• De personen die op basis van een arbeidsovereenkomst met de houder of met een

uitzendorganisatie tijdens opvanguren werkzaam zijn dan wel zullen zijn op de vestiging van de ondernemer waarmee de houder een kindercentrum exploiteert en waar kinderen worden opgevangen.

• De personen die op basis van een andere overeenkomst met de houder structureel tijdens opvanguren werkzaam zijn of zullen zijn op de vestiging waarmee de houder een

kindercentrum exploiteert en waar kinderen worden opgevangen.

• De personen die uit hoofde van hun functie toegang hebben of zullen hebben tot informatie over de kinderen die worden opgevangen.

Daarnaast staan alle bovengenoemde personen ingeschreven in het personenregister kinderopvang.

De houder draagt zorg voor koppeling op basis van het burgerservicenummer van bovenstaande werkzame personen.

De nieuwe medewerkers zijn met hun werkzaamheden aangevangen na inschrijving en na de koppeling met de houder in het personenregister.

Conclusie:

De toezichthouder constateert uit bovenstaande bevindingen dat de houder tijdens het onderzoek voldoet aan de getoetste criteria op het onderdeel verklaring omtrent het gedrag en

personenregister kinderopvang.

(7)

7 van 16 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 27-11-2018

BSO Sinne de Kei te Leeuwarden

Opleidingseisen en eisen aan de inzet van leerlingen

Iedere beroepskracht moet beschikken over een passende beroepskwalificatie zoals genoemd in de meest recent aangevangen cao Kinderopvang. Een beroepskracht met een opleidingsachtergrond die per 01-07-2018 is vervallen als kwalificerende opleidingsachtergrond en die voor 01-09-2018 als zodanig werkzaam is (geweest) al dan niet met een onderbreking van één jaar of minder, direct voorafgaand aan 01-09-2018, voldoet aan de kwalificatie-eis voor de functie.

Beroepskrachten in opleiding en stagiaires kunnen onder bepaalde voorwaarden formatief binnen de beroepskracht-kindratio ingezet worden. De inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiairs geschiedt overeenkomstig de voorwaarden opgenomen in de meest recent aangevangen cao Kinderopvang.

De beroepskwalificaties van de vaste (inval)beroepskrachten zijn getoetst, op basis van de door de houder aangeboden bewijsstukken. De bewijsstukken zijn bij de houder opgevraagd. De

beroepskrachten beschikken over de voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals in de meest recente aangevangen cao Kinderopvang is opgenomen.

Op het kindercentrum worden geen beroepskrachten in opleiding of stagiaires ingezet binnen de beroepskracht-kindratio.

Conclusie:

De toezichthouder constateert uit bovenstaande bevindingen dat de houder tijdens het onderzoek voldoet aan de getoetste criteria op het onderdeel opleidingseisen en eisen aan de inzet van leerlingen.

(8)

Aantal beroepskrachten

Het minimale aantal beroepskrachten in relatie tot het aantal aanwezige kinderen bij een

gemengde leeftijdsgroep in een kindercentrum wordt, met in achtneming van uitzonderingen in de wet- en regelgeving, bepaald met behulp van een rekentool op de website www.1ratio.nl. In afwijking hiervan kunnen voor en na de dagelijkse schooltijd alsmede gedurende vrije middagen van de basisschool voor ten hoogste een half uur per dag minder beroepskrachten worden ingezet.

Bij minimaal tien uur aaneengesloten opvang kan worden afgeweken van de beroepskracht- kindratio gedurende maximaal drie uur per dag. In het pedagogisch beleidsplan wordt opgenomen op welke tijden wel en op welke tijden niet wordt afgeweken van de beroepskracht-kindratio.

Dit kan per weekdag verschillen, maar moet wel voor elke week hetzelfde zijn.

Dit onderdeel is door middel van een steekproef uit de aanwezigheidslijsten van de kinderen en de (inval)roosters van de beroepskrachten met betrekking tot de periode oktober/november 2018 getoetst. Daarnaast zijn er gesprekken gevoerd met de aanwezige beroepskrachten tijdens het onderzoek op de vestiging.

Uit de steekproef blijkt dat de verhouding tussen minimaal aantal in te zetten beroepskrachten en het aantal gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep voldoet aan de gestelde criteria. Het verlaten van de basisgroep of het kindercentrum voor een activiteit leidt niet tot een verlaging van het totaal aantal minimaal in te zetten beroepskrachten in het kindercentrum, ten opzichte van de situatie voorafgaand aan de activiteit.

Voor en na de dagelijkse schooltijd alsmede gedurende vrije middagen van de basisschool mag er voor ten hoogste een half uur minder beroepskrachten ingezet worden. Uit de steekproef blijkt dat de houder maximaal een half uur afwijkt van de beroepskracht-kindratio waarbij ten minste de helft van het aantal beroepskrachten wordt ingezet.

Op vrije dagen van de basisschool of tijdens schoolvakanties heeft het kindercentrum de

mogelijkheid om maximaal 3 uur per dag af te wijken van de beroepskracht-kindratio. De houder kan zelf bepalen op welke tijdstippen verantwoord kan worden afgeweken van de beroepskracht- kindratio op basis van het dagritme op het kindercentrum of in de afzonderlijke basisgroepen. In het locatie specifiek werkplan staan de vastgestelde tijden vermeld waarop minder

beroepskrachten kunnen worden ingezet, alsmede de tijden waarop in ieder geval niet daarvan wordt afgeweken. Uit de steekproef en uit de gesprekken met de beroepskrachten blijkt dat:

• Er alleen wordt afgeweken van de beroepskracht-kindratio op de door de houder vastgestelde tijden.

• Minstens de helft van het aantal vereiste beroepskrachten worden ingezet wanneer er tijdelijk wordt afgeweken van de beroepskracht-kindratio.

• Als gevolg van het afwijken van de beroepskracht-kindratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum ingezet wordt, er ten minste één andere volwassene in het kindercentrum aanwezig is.

De houder voldoet hiermee aan de voorwaarden die gesteld zijn aan het afwijken van de beroepskracht-kindratio.

De houder heeft geregeld dat een andere volwassene telefonisch bereikbaar is en binnen 15 minuten aanwezig kan zijn in geval van een calamiteit, indien conform de beroepskracht- kindratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is. In het locatiespecifiek veiligheids- en gezondheidsbeleid staat beschreven op wie er een beroep gedaan kan worden.

Conclusie:

De toezichthouder constateert uit bovenstaande bevindingen dat de houder op de getoetste dagdelen voldoet aan de criteria die beoordeeld zijn op het onderdeel aantal beroepskrachten.

(9)

9 van 16 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 27-11-2018

BSO Sinne de Kei te Leeuwarden

Stabiliteit van de opvang voor kinderen

Bij buitenschoolse opvang vindt de opvang plaats in basisgroepen. In principe wordt een kind opgevangen in één basisgroep, maar onder bepaalde voorwaarden kan hiervan afgeweken worden.

Daarnaast worden er voorwaarden gesteld aan de maximale groepsgrootte. Aan ieder kind wordt een mentor toegewezen. De mentor is een beroepskracht van het kind die onder andere periodiek de ontwikkeling van het kind met de ouders bespreekt.

Het kindercentrum staat in het Landelijk Register Kinderopvang geregistreerd met maximaal 40 kindplaatsen. Het kindercentrum werkt in de praktijk met 2 basisgroepen. De verdeling van de basisgroepen is als volgt in de praktijk:

Groep Leeftijd Aantal kinderen De Tovenaars 4-13 jaar 20

De Hobbits 7-13 jaar 20

Momenteel worden op dinsdag en woensdag beide groepen structureel samengevoegd.

Uit de steekproef van de aanwezigheidslijsten van de kinderen en de roosters van de

beroepskrachten met betrekking tot de periode oktober/november 2018 en tijdens het onderzoek op de vestiging blijkt dat:

• De opvang plaatsvindt in basisgroepen.

• Het maximaal aantal kindplaatsen op de groepen niet wordt overschreden.

• Kinderen alleen met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouders in een overeengekomen periode in één andere basisgroep worden opgevangen dan de vaste basisgroep.

Uit de gesprekken met de beroepskrachten blijkt dat aan ieder kind een mentor is toegewezen. De mentor is een beroepskracht die werkt op de groep van het kind. Volgens de beroepskrachten bespreekt de mentor eenmaal in het jaar de ontwikkeling van het kind met de ouders. Tevens is de mentor het aanspreekpunt voor de ouders bij vragen over de ontwikkeling en het welbevinden van het kind.

Conclusie:

De toezichthouder constateert uit bovenstaande bevindingen dat de houder op de getoetste

dagdelen voldoet aan de criteria die beoordeeld zijn op het onderdeel stabiliteit van de opvang voor kinderen.

Gebruikte bronnen:

• Interview (met aanwezige beroepskrachten)

• Personen Register Kinderopvang (geraadpleegd op 04-12-2018)

• Diploma's beroepskrachten

• Presentielijsten (ontvangen op 04-12-2018)

• Personeelsrooster (ontvangen op 04-12-2018)

(10)

Veiligheid en gezondheid

In dit onderdeel worden de inspectiebevindingen over het domein ‘Veiligheid en gezondheid’

belicht. Per aspect worden eerst de bevindingen beschreven over het kindercentrum. Daarna volgt een oordeel op basis van de huidige wet- en regelgeving.

Veiligheids- en gezondheidsbeleid

De houder van een kindercentrum voert een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen van het kindercentrum zoveel mogelijk is gewaarborgd en er conform het beleid wordt gehandeld. Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving van grote en kleine risico’s die de opvang van kinderen van het desbetreffende kindercentrum met zich meebrengt, welke maatregelen zijn genomen op het inperken van het risico op grensoverschrijdend gedrag en hoe de achterwacht is geregeld.

De houder heeft voor het kindercentrum een actueel beleid vastgesteld dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de kinderen zoveel mogelijk gewaarborgd is. De houder draagt er zorg voor dat er volgens het veiligheids- en gezondheidsbeleid wordt gehandeld. Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een plan van aanpak waarin in concrete termen is aangegeven welke maatregelen binnen welke termijn zijn respectievelijk worden genomen, teneinde deze

voornaamste risico’s met grote gevolgen betreffende veiligheid, gezondheid en het risico op grensoverschrijdend gedrag in te perken en de handelswijze indien deze risico’s zich verwezenlijken.

Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een beschrijving van de risico’s die het kindercentrum met zich meebrengt, waarbij is ingegaan op:

• De voornaamste risico’s met grote gevolgen voor de veiligheid van de kinderen.

• De voornaamste risico’s met grote gevolgen voor de gezondheid van de kinderen.

• Het risico op grensoverschrijdend gedrag door beroepskrachten, beroepskrachten in opleiding, stagiairs, vrijwilligers, overige aanwezige volwassenen en kinderen.

In het veiligheids- en gezondheidsbeleid wordt tevens een beschrijving gegeven van:

• De wijze waarop de houder er zorg voor draagt dat het veiligheids- en gezondheidsbeleid samen met de beroepskrachten een continue proces is van het vormen van beleid, implementeren, evalueren en actualiseren.

• De wijze waarop kinderen wordt geleerd om te gaan met risico’s waarvan de gevolgen voor de veiligheid en gezondheid van kinderen beperkt zijn en welke derhalve niet zijn aan te merken als voornaamste risico’s met grote gevolgen betreffende veiligheid en gezondheid en als risico op grensoverschrijdend gedrag.

• De wijze waarop de houder er zorg voor draagt dat het actuele veiligheids- en gezondheidsbeleid en de evaluaties daarvan inzichtelijk zijn voor de beroepskrachten, stagiairs, vrijwilligers en ouders.

• De wijze waarop de achterwacht geregeld is indien er volgens de beroepskracht-kindratio slechts één beroepskracht op het kindercentrum aanwezig is.

• Op het kindercentrum is gedurende de opvang te allen tijde ten minste één volwassene aanwezig die gekwalificeerd is voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen.

Conclusie:

De toezichthouder constateert uit bovenstaande bevindingen dat de houder hiermee voldoet aan de getoetste criteria op het gebied van veiligheid en gezondheid.

Gebruikte bronnen:

• Interview (met aanwezige beroepskrachten)

• EHBO certificaten (ontvangen op 04-12-2018)

• Website (www.sinnekinderopvang.nl)

• Beleidsplan veiligheid en gezondheid versie april 2018 (ontvangen op 09-05-2018)

• Werkboek veiligheid en gezondheid Sinne de Kei (ontvangen op 04-12-2018)

• Observatie (steekproefsgewijs) van de praktijksituatie op het gebied van veiligheid en gezondheid

(11)

11 van 16 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 27-11-2018

BSO Sinne de Kei te Leeuwarden

Overzicht getoetste inspectie-items

Pedagogisch klimaat

Pedagogisch beleid

Het kindercentrum beschikt over een pedagogisch beleidsplan. De houder draagt er zorg voor dat in de buitenschoolse opvang conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld.

(art 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang) Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de aspecten van verantwoorde buitenschoolse opvang, bedoeld in artikel 11 van het Besluit kwaliteit kinderopvang.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 2 onder a Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving de wijze waarop bijzonderheden in de ontwikkeling van het kind of problemen worden gesignaleerd en ouders worden doorverwezen naar passende instanties voor verdere ondersteuning.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 2 onder c Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop de mentor de verkregen informatie over de ontwikkeling van het kind met de ouders bespreekt en de wijze waarop aan de ouders en het kind bekend wordt gemaakt welke beroepskracht de mentor is van het kind.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 2 onder b Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de werkwijze, maximale omvang en leeftijdsopbouw van de basisgroepen.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 2 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop kinderen kunnen wennen aan een nieuwe basisgroep waarin zij zullen worden opgevangen.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 2 onder e Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de tijden waarop er minder beroepskrachten worden ingezet dan vereist is op basis van het aantal

aanwezige kinderen, alsmede de tijden waarop in ieder geval niet daarvan wordt afgeweken en wordt voldaan aan de beroepskracht-kindratio. De afwijkende inzet van het minimum aantal beroepskrachten op grond van de beroepskracht-kindratio kan op de dagen van de week verschillen, zij het dat de afwijkende inzet niet per week verschilt.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 3 onder a Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de aard en de organisatie van de activiteiten waarbij kinderen de basisgroep kunnen verlaten.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 3 onder b Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van het beleid ten aanzien van het gebruik kunnen maken van buitenschoolse opvang gedurende extra dagdelen.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 3 onder c Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de taken die beroepskrachten in opleiding, stagiairs en vrijwilligers in de buitenschoolse opvang kunnen uitvoeren en de wijze waarop zij hierbij worden begeleid.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 3 onder e Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de omgang met de basisgroep bij activiteiten in groepen groter dan dertig kinderen.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 3 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de wijze waarop meertalige buitenschoolse opvang in het kindercentrum wordt vormgegeven.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 3 onder f Besluit kwaliteit kinderopvang)

(12)

Pedagogische praktijk

In het kader van het bieden van verantwoorde buitenschoolse opvang, draagt de houder er in ieder geval zorg voor dat, rekening houdend met de ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden:

a. op een sensitieve en responsieve manier met kinderen wordt omgegaan, respect voor de autonomie van kinderen wordt getoond en grenzen worden gesteld aan en structuur wordt geboden voor het gedrag van kinderen, zodat kinderen zich emotioneel veilig en geborgen kunnen voelen;

b. kinderen spelenderwijs worden uitgedaagd in de ontwikkeling van hun motorische vaardigheden, cognitieve vaardigheden, taalvaardigheden en creatieve vaardigheden, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger te functioneren in een veranderende omgeving;

c. kinderen worden begeleid in hun interacties, waarbij hen spelenderwijs sociale kennis en

vaardigheden worden bijgebracht, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger relaties met anderen op te bouwen en te onderhouden;

d. kinderen worden gestimuleerd om op een open manier kennis te maken met de algemeen aanvaarde waarden en normen in de samenleving met het oog op een respectvolle omgang met anderen en een actieve participatie in de maatschappij.

(art 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 11 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Personeel en groepen

Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang In het bezit van een verklaring omtrent het gedrag zijn:

a. de houder of voorgenomen houder van een kindercentrum;

b. de personen die op basis van een arbeidsovereenkomst met de houder of met een

uitzendorganisatie tijdens opvanguren werkzaam zijn dan wel zullen zijn op de locatie van een onderneming waarmee de houder een kindercentrum exploiteert en waar kinderen worden opgevangen;

c. de personen die op basis van een andere overeenkomst met de houder structureel tijdens opvanguren werkzaam zijn of zullen zijn op de locatie waarmee de houder een kindercentrum exploiteert en waar kinderen worden opgevangen;

d. de personen die uit hoofde van hun functie toegang hebben of zullen hebben tot informatie over de kinderen die worden opgevangen;

e. de personen van 18 jaar en ouder die op het woonadres waar een kindercentrum is gevestigd hun hoofdverblijf hebben of zullen hebben dan wel die structureel tijdens opvanguren aanwezig zijn of zullen zijn op het kindercentrum, gevestigd op een woonadres.

Voor zover het natuurlijke personen betreft is eenieder als bedoeld in de onderdelen a tot en met e ingeschreven in het personenregister kinderopvang.

(art 1.50 lid 3 Wet kinderopvang)

De houder van een kindercentrum draagt zorg voor koppeling op basis van het

burgerservicenummer, met de in artikel 1.50 derde lid van de Wet genoemde personen inclusief hemzelf.

(art 1.48d lid 2 en 3 Wet kinderopvang)

Na inschrijving van een persoon als bedoeld in artikel 1.50 derde lid van de Wet in het personenregister kinderopvang en na koppeling met de houder kan de persoon zijn werkzaamheden aanvangen.

(art 1.50 lid 4 Wet kinderopvang)

Opleidingseisen en eisen aan de inzet van leerlingen

Beroepskrachten en beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang beschikken over een voor de werkzaamheden passende opleiding en bewijsstukken. De beroepskwalificatie-eisen en

bewijsstukken die voor beroepskrachten worden genoemd in de meest recent aangevangen cao Kinderopvang en cao Sociaal Werk, Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening worden aangemerkt als beroepskwalificatie-eisen en bewijsstukken voor een passende opleiding.

Een beroepskracht meertalige buitenschoolse opvang beschikt daarbij over een bewijsstuk waaruit blijkt dat hij de Duitse, Engelse of Franse taal voor de deelvaardigheden gesprekken voeren, lezen, luisteren en spreken beheerst op ten minste niveau B2 van het Europees Referentiekader (ERK) voor talen.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 15 lid 1 en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang; art 9a lid 1 en 2 Regeling Wet kinderopvang)

(13)

13 van 16 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 27-11-2018

BSO Sinne de Kei te Leeuwarden Aantal beroepskrachten

De verhouding tussen het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten en het aantal aanwezige kinderen in een basisgroep (beroepskracht-kindratio) wordt bepaald op grond van tabel 2 in bijlage 1a, onderdeel b bij het besluit en de daarbij behorende rekenregels.

Gebruik kan worden gemaakt van de rekentool op de website www.1ratio.nl

In afwijking hiervan kunnen voor en na de dagelijkse schooltijd alsmede gedurende vrije middagen van de basisschool voor ten hoogste een half uur per dag minder beroepskrachten worden ingezet, met dien verstande dat ten minste de helft van het aantal beroepskrachten wordt ingezet.

Indien bij buitenschoolse opvang per dag ten minste tien aaneengesloten uren opvang wordt geboden, kunnen, op vrije dagen van de basisschool of tijdens de schoolvakanties, in afwijking van het aantal minimaal in te zetten beroepskrachten, voor ten hoogste drie uren per dag minder beroepskrachten worden ingezet. Dit met inachtneming van de in het pedagogisch beleidsplan vastgestelde tijden waarop minder beroepskrachten kunnen worden ingezet dan minimaal vereist op grond van de beroepskracht-kindratio alsmede de tijden waarop in ieder geval niet daarvan wordt afgeweken.

Gedurende de uren dat minder beroepskrachten worden ingezet wordt ten minste de helft van het aantal vereiste beroepskrachten ingezet. De afwijkende inzet kan op de dagen van de week verschillen, zij het dat de afwijkende inzet niet per week verschilt.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 3 onder a en 16 lid 1, 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Stabiliteit van de opvang voor kinderen

Bij buitenschoolse opvang vindt de opvang plaats in basisgroepen. Een kind wordt opgevangen in één basisgroep. De maximale grootte van de basisgroep wordt bepaald op grond van tabel 2 in bijlage 1a, onderdeel b van het Besluit kwaliteit kinderopvang.

Het vereiste van opvang in één basisgroep geldt niet:

- indien kinderen bij activiteiten als beschreven in het pedagogisch beleidsplan de basisgroep verlaten;

- indien met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouders het kind gedurende een tussen houder en ouders overeengekomen periode worden opgevangen in één andere basisgroep dan de vaste basisgroep.

De eis ten aanzien van de maximale groepsgrootte geldt niet indien kinderen bij activiteiten als beschreven in het pedagogisch beleidsplan de groep verlaten.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 18 lid 1, 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Veiligheid en gezondheid

Veiligheids- en gezondheidsbeleid

De houder heeft voor elk kindercentrum een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd. De houder draagt er zorg voor dat er in de buitenschoolse opvang conform het veiligheids- en gezondheidsbeleid wordt gehandeld.

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang)

De houder of voorgenomen houder stelt het veiligheids- en gezondheidsbeleid schriftelijk vast en verstrekt dit bij de aanvraag tot exploitatie. De houder evalueert, en indien nodig actualiseert, het veiligheids- en gezondheidsbeleid binnen drie maanden na opening van het kindercentrum. Daarna houdt de houder het veiligheids- en gezondheidsbeleid actueel.

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving van de wijze waarop de houder er zorg voor draagt dat het veiligheids- en gezondheidsbeleid samen met de

beroepskrachten een continue proces is van het vormen van beleid, implementeren, evalueren en actualiseren.

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder a Besluit kwaliteit kinderopvang)

(14)

Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving van de risico’s die de opvang van kinderen van het desbetreffende kindercentrum met zich meebrengt, waarbij in ieder geval wordt ingegaan op:

- de voornaamste risico’s met grote gevolgen voor de veiligheid van kinderen;

- de voornaamste risico’s met grote gevolgen voor de gezondheid van kinderen;

- het risico op grensoverschrijdend gedrag door beroepskrachten, beroepskrachten in opleiding, stagiairs, vrijwilligers, overige aanwezige volwassenen en kinderen.

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder b Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een plan van aanpak waarin in concrete termen is aangegeven welke maatregelen binnen welke termijn zijn respectievelijk worden genomen, teneinde deze voornaamste risico’s met grote gevolgen betreffende veiligheid, gezondheid en het risico op grensoverschrijdend gedrag in te perken en de handelswijze indien deze risico’s zich verwezenlijken.

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder c Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een beschrijving in algemene zin van de wijze waarop kinderen wordt geleerd om te gaan met risico’s waarvan de gevolgen voor de veiligheid en

gezondheid van kinderen beperkt zijn en welke derhalve niet zijn aan te merken als voornaamste risico’s met grote gevolgen betreffende veiligheid en gezondheid en als risico op

grensoverschrijdend gedrag.

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving van de wijze waarop de houder er zorg voor draagt dat het actuele veiligheids- en gezondheidsbeleid en de evaluaties daarvan inzichtelijk zijn voor de beroepskrachten, beroepskrachten in opleiding, stagiairs, vrijwilligers en ouders.

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder e Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de wijze waarop de achterwacht is geregeld indien er met inachtneming van de beroepskracht- kindratio of bij het afwijken van de inzet van het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten op grond van de beroepskracht-kindratio, slechts een beroepskracht op het kindercentrum aanwezig is.

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder f en art 16 lid 5 en 6 Besluit kwaliteit kinderopvang)

De houder draagt er zorg voor dat er gedurende de buitenschoolse opvang te allen tijde ten minste één volwassene aanwezig is die gekwalificeerd is voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen conform de in de Regeling Wet kinderopvang aan deze kwalificatie gestelde nadere regels.

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang; art 8 Regeling Wet kinderopvang)

(15)

15 van 16 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang jaarlijks onderzoek 27-11-2018

BSO Sinne de Kei te Leeuwarden

Gegevens voorziening

Opvanggegevens

Naam voorziening : BSO Sinne de Kei

Website : http://www.sinnekinderopvang.nl

Vestigingsnummer KvK : 000000852104

Aantal kindplaatsen : 40

Gegevens houder

Naam houder : Sinne Kinderopvang B.V.

Adres houder : Postbus 7525

Postcode en plaats : 8903 JM LEEUWARDEN

Website : www.kinderopvangleeuwarden.nl

KvK nummer : 01104421

Aansluiting geschillencommissie : Ja

Gegevens toezicht

Gegevens toezichthouder (GGD)

Naam GGD : GGD Fryslân

Adres : Postbus 612

Postcode en plaats : 8901 BK LEEUWARDEN

Telefoonnummer : 088-2299222

Onderzoek uitgevoerd door : M. Verkerk Gegevens opdrachtgever (gemeente)

Naam gemeente : Leeuwarden

Adres : Postbus 21000

Postcode en plaats : 8900 JA Leeuwarden

Planning

Datum inspectie : 27-11-2018

Opstellen concept inspectierapport : 07-12-2018 Vaststelling inspectierapport : 11-12-2018 Verzenden inspectierapport naar houder : 17-12-2018 Verzenden inspectierapport naar

gemeente

: 17-12-2018 Openbaar maken inspectierapport : 24-12-2018

(16)

Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum

De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport.

De houder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een zienswijze in te dienen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving

(art 1.50 lid 1 en 2 sub j Wet kinderopvang; art 17 lid 1 en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang) De houder van een kindercentrum bepaalt jaarlijks, indien hij meer dan één kindercentrum

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving