• No results found

Tussen munt en mogelijkheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Tussen munt en mogelijkheid"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1. Inleiding

Cryptocurrencies hebben zich de afgelopen jaren stormachtig ontwikkeld. De digitale munten (zoals bitcoin, ethereum of recenter de doge­

coin) en de techniek daarachter (blockchain) zijn vrijwel onafgebroken in het nieuws.1 Deze ontwikkelingen geven aanleiding tot vele, soms existentiële (maatschappelijke) vragen, bijvoor­

beeld omtrent de positie van centrale banken,2 privacy en veiligheidsrisico’s voor investeerders als gevolg van hacks3 en eveneens over de moge­

lijke consequenties voor het milieu.4 Daarnaast spelen meer juridisch getinte vragen, zoals be­

scherming van beleggers tegen de uitzonderlijk stevige koersschommelingen5 en mogelijke prijs­

manipulatie door enkele invloedrijke personen.6 Desondanks kan men echter stellen dat crypto- currencies zodanig aan betekenis hebben ge­

wonnen dat de realiteit is dat bijvoorbeeld wes­

terse financiële toezichthouders zulke munten niet meer eenvoudig terzijde kunnen schuiven.

Denkbaar is daarom dat cryptocurrencies een blijvende rol gaan spelen in de maatschappij en daarmee in de rechtspraktijk.

Stel, een jonge onderneemster begeeft zich naar de notaris voor de oprichting van een bv. Nadat de voor de hand liggende onderwerpen ter sprake zijn gekomen en de benodigde informatie is verza­

meld, komt de vraag op of het, naast de reguliere inbreng in geld, ook mogelijk is bitcoin bij de bv in te brengen. De bitcoin in het ondernemings­

recht blijkt echter (nagenoeg) onontgonnen ter­

rein.7 De inbreng van de digitale munten wordt daarom niet nader uitgewerkt. Die uitkomst is wellicht praktisch en verdedigbaar, maar heeft ook iets onbevredigends. Met dit artikel willen wij een aanzet doen om de positie van cryptocurren- cies in het Nederlandse ondernemingsrecht te duiden. Wij zullen ons hierbij focussen op de bit­

coin, de meest verhandelde en waardevolle digi­

tale munt, en alternatieve cryptocurrencies – met soms een andere achterliggende techniek – buiten beschouwing laten.8 Bovendien richten wij ons, voor het geval tussen beide rechtsfiguren ver­

schillen bestaan, op het bv­recht en niet op het nv­recht, aangezien vragen omtrent bijvoorbeeld oprichting en inbreng waarschijnlijk eerder spelen bij eerstgenoemde.

De opzet van deze bijdrage is als volgt. Voor een vollediger begrip van de hierna te bespreken ondernemingsrechtelijke materie zullen wij aller­

eerst ingaan op de techniek achter en functie

Mr. T.A. Keijzer**

Mr. W.J.M. Jansen*

* Kandidaat­notaris te Amsterdam.

(marco.jansen@debrauw.com)

** Advocaat in Amsterdam en onderzoeker aan de Erasmus School of Law.

(titiaan.keijzer@debrauw.com)

Auteurs schrijven dit artikel op persoonlijke titel en zijn voor De Brauw niet betrokken geweest bij enige ondernemingsrechtelijke advisering rondom bitcoin.

De auteurs danken dhr. R.T.G.M. van den Bergh voor zijn waardevolle opmerkingen bij een eerdere versie van dit artikel.

1. Vgl. R. McCauley, ‘Why bitcoin is worse than a Madoff­style Ponzi scheme’, FT 22 december 2021;

G. Silverman, ‘Cryptocurrency: rise of decentralised finance sparks ‘dirty money’ fears’, FT 15 september 2021.

2. Zie bijvoorbeeld M. Seddon & E. Szalay, ‘Russia’s central bank proposes ban on crypto trading and mining’, FT 20 januari 2022; A. Majid, ‘China doet cryptohandel opnieuw in de ban’, FD 24 september 2021; E. Szalay, ‘Central banks must ‘act now’ on crypto boom, Benoît Coeuré says’, FT 10 september 2021.

3. Met enige regelmaat vinden incidenten plaats, zie B. McLannahan, ‘Bitcoin exchange Mt Gox files for bankruptcy protection’, FT 28 februari 2014; L. Lewis &

R. Harding, ‘’Crypto crazy’ Japanese mystified by virtual heist’, FT 2 februari 2018; P. Stafford & S.

Venkataramakrishnan, ‘Poly Network tries to persuade hacker to return stolen assets’, FT 17 augustus 2021.

4. Illustratief is dat Tesla eerst aankondigde bitcoin als betaalmiddel te accepteren, daar vervolgens op terugkwam toen bleek dat de betrokken computers (zie

§ 2) wel erg veel elektriciteit verbruikten, en vervolgens bitcoin weer in de armen sloot mits de milieueffecten van het instrument zouden worden gecompenseerd. Zie over dit onderwerp ook S. Köhler & M. Pizzol, ‘Life Cycle Assessment of Bitcoin Mining’, Environmental Science & Technology 2019, p. 13598 – 13606.

5. Een heel beknopte selectie: op 20 oktober 2020 bedroeg de koers van bitcoin € 9.989,06; op 14 april 2021

€ 54.191,66; op 21 juli 2021 € 25.444,56; op 8 november 2021 € 59.583,09 en op 22 januari 2022 € 30.434,92.

6. Waaronder met name Elon Musk. Zie over de relevantie van berichten op sociale media voor de koersen van cryptocurrencies bijv. C. Lamon, E. Nielsen & E.

Redondo, ‘Cryptocurrency Price Prediction Using News and Social Media Sentiment’, SMU Data Science Review 2017, p. 1­22.

7. Vgl. echter J.M. Tempelaar, ‘De Bitcoin: een vreemde geldeenheid?’, JBN 2014/14; Asser/Van Olffen & Rensen 2-IIa 2019/154.

8. Op het moment van dit schrijven bestaan er 6.443 verhandelbare cryptocurrencies, met een totale marktwaarde van $ 1.916.882.013.599,00 (bijna USD 2 biljoen). Zie voor een actueel overzicht http://

www.investing.com/crypto/currencies.

(2)

van de bitcoin, met als doel om deze zo begrijpe­

lijk mogelijk uit te leggen (§ 2). Om soortgelijke redenen zullen wij daarna kort stilstaan bij de goederenrechtelijke status van de bitcoin (§ 3) en de aanspraken voor de vennootschap op basis van de bitcoin, gelet op het internationale karak­

ter van het instrument mede vanuit IPR­per­

spectief (§ 4). Vervolgens analyseren wij de mo­

gelijke rol van bitcoins bij financiering van de onderneming, op basis van de situaties van in­

breng en uitkering (§ 5). Hierna zullen we de taakvervulling en samenstelling van het bestuur nader onderzoeken (§ 6). Wij vatten onze bevin­

dingen samen in § 7.

2. De techniek achter bitcoin

Anders dan bij een traditionele munt in de regel het geval is kent de bitcoin niet een enkele uitge­

vende instantie, zoals de Federal Reserve dat is voor de Amerikaanse Dollar en de Europese Cen­

trale Bank (ECB) voor de Euro. In plaats daar­

van maakt bitcoin gebruik van blockchain­tech­

nologie: een gedecentraliseerd netwerk van onderling verbonden computers.9 De computers houden gezamenlijk continu een digitaal groot­

boek (ledger) bij. De transacties van bestaande bitcoin worden in dat grootboek geregistreerd.

De uitgifte van nieuwe bitcoins is verbonden met – maar dient te worden onderscheiden van – het registeren van transacties van bestaande bit­

coin. De uitgifte van nieuwe bitcoin vindt plaats via het mining proces. Miners zijn partijen die via het gebruik van computerrekenkracht een puzzel proberen op te lossen om de volgende groep, of block, te minen.10 Elk nieuw block dat wordt gemined wordt toegevoegd aan de dan reeds bestaande blockchain. Het minen van bitcoin vereist het gebruik van computers en brengt daarom verschillende kosten (bijvoor­

beeld apparatuur en elektriciteit) met zich. Een prikkel voor miners is er ook. Deze bestaat eruit dat miners voor het minen van een nieuw block een beloning krijgen11 plus alle transactiekosten ontvangen die betaald zullen worden voor elke transactie die zal worden opgenomen in het block.12 Een kwaadwillende miner zou in theorie kunnen proberen de blockchain te herschrijven in zijn of haar voordeel. De drempel om aan deze actie te beginnen is financieel en technisch ech­

ter dusdanig hoog, dat (financieel gezien) de baten niet meer opwegen tegen de lasten.13 Met die drempel wordt het kwaadwillenden moeilij­

ker gemaakt, zo is de gedachte, om zich de con­

trole over de bitcoinadministratie toe te eigenen.

Mocht een dergelijke herschrijving onverhoopt toch plaatsvinden, dan zou de technische veilig­

heid van het bitcoinnetwerk geschonden zijn en zou naar verwachting de bitcoin een groot deel van zijn waarde verliezen.14

De uitvoering van een bitcointransactie vereist een publieke sleutel (public key), ruwweg te vergelijken met een rekeningnummer, en een privésleutel (private key), enigszins te vergelij­

ken met een wachtwoord.15 De publieke sleutel en de privésleutel zijn lange reeksen van cijfers en letters, waarbij de publieke sleutel via com­

plexe wiskundige berekeningen uit de privésleu­

tel wordt gegenereerd.16 Daarmee is het cruciaal om toegang te hebben (en te houden) tot de privésleutel. De privésleutel is namelijk de enige manier om op het bitcoinnetwerk transacties te autoriseren.17 De privésleutel kan daartoe op verschillende manieren worden opgeslagen, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen een hot wallet (online opslagmedium) of een cold wallet (offline opslagmedium, bijvoorbeeld

9. Zie in het algemeen over blockchain: I. Bashir, Mastering Blockchain: Deeper insights into decentrali- zation, cryptography, Bitcoin, and popular Blockchain frameworks, Birmingham: Packt Publishing 2017. Zie voor een korte en duidelijke uitleg van blockchain in juridische context: A.J.F. Lafarre & C. van der Elst,

‘Blockchain Technology for Corporate Governance and Shareholder Activism’, European Corporate Governan­

ce Institute (ECGI) – Law Working Paper No. 390/2018, p. 4­5.

10. Bashir 2017, p. 19­20.

11. Op het moment van dit schrijven gaat het om 6.25 bitcoin, zie ook http://www.bitcoinblockhalf.com/ voor een countdown tot de volgende halvering.

12. Na elke 210.000 blocks (ongeveer 4 jaar) wordt de beloning per block voor de miners gehalveerd. Door deze periodieke halvering zal de hoeveelheid bitcoin niet boven de 21 miljoen uit komen. Zie G.C. Dumitrescu,

‘Bitcoin – A Brief Analysis of the Advantages and Disadvantages’, Global Economic Observer 2017, p. 63­71.

13. P. Østbye, ‘Who is Liable for an Attack on Cryptocur­

rency Consensus?’ (2020), beschikbaar op http://ssrn.

com/abstract=3442597/.

14. Vgl. Østbye 2020.

15. Bashir 2017, p. 69. Dit systeem geldt overigens ook voor alle (niet bitcoin­gerelateerde) transacties in een soortgelijke blockchain, zie M. Crosby e.a., ‘Blockchain Technology: Beyond Bitcoin’, Applied Innovation Review 2016, p. 6­19.

16. R. Shen e.a., ‘Application and Implementation of Multivariate Public Key Cryptosystem in Blockchain (Short Paper)’, in: X. Wang e.a. (red.), Collaborative Computing: Networking, Applications and Worksharing, Berlin: Springer 2019, p. 419­428.

17. De significantie van de privésleutel blijkt wel uit het verhaal van de man die per ongeluk een USB­stick heeft weggegooid met daarop toegang tot 7.500 bitcoin. Een hedge fund verleent hem, naar eigen zeggen, financiële steun zodat hij in een afvalberg kan zoeken naar de USB­stick. Zie ook I. Braddick, ‘IT worker who lost Bitcoin worth £275 million after tossing hard drive plans 12 month landfill search using radar & AI’, The Sun, 8 juli 2021.

(3)

een usb­stick).18 Overigens bevindt de wallet zich uiteindelijk altijd op een fysieke gegevens­

drager, omdat ook tot een hot wallet toegang moet worden verkregen via bijvoorbeeld een computer of telefoon. De wallet bevat dus (an­

ders dan men wellicht zou verwachten) niet de bitcoin, maar slechts de privésleutel die het mogelijk maakt om over de bitcoin te beschik­

ken (zie nader paragraaf § 3).

Wanneer een verzender een transactie met zijn of haar privésleutel wil bevestigen dient hij of zij daarbij aan te geven hoeveel bitcoin hij of zij voor het verrichten van die transactie wil betalen – an­

ders dan bij traditioneel bankieren het geval is zijn aan het uitvoeren van een bitcoinoverboe­

king dus wel directe kosten verbonden. Vervol­

gens zal de ontvanger een signaal krijgen dat de nader te bevestigen transactie heeft plaatsgevon­

den. De bevestiging vindt plaats door validatie van een block, welke validatie plaatsvindt zodra het block is gemined en daarmee toegevoegd is aan de blockchain.19 De blockchain is hiermee de vastgestelde consensus tussen alle actoren welke geüpdatet wordt met elk nieuw block.20

3. Bitcoin als toonderpapier

In de literatuur en rechtspraak is de vraag opge­

komen wat een bitcoin vanuit juridisch oogpunt nu precies is. Wij zullen met het oog op de onder­

nemingsrechtelijke waardering hierna voorname­

lijk ingaan op de goederenrechtelijke kwalificatie van de bitcoin.21 Over de vraag of de bitcoin als geld kwalificeert kunnen we kort zijn: het ant­

woord luidt ontkennend.22 Dat de bitcoin voor de omzetbelasting als wettig betaalmiddel is aange­

merkt, maakt dit niet anders.23

Een vraag die meer ter discussie staat is of de bitcoin een goed is. Hier wordt verschillend over gedacht. Buiten kijf staat dat het geen zaak is:

de bitcoin is immers niet tastbaar. Op grond van art. 3:1 BW blijven dan slechts vermogensrech­

ten in de zin van art. 3:6 BW over. De vraag of bitcoin vermogensrechten zijn wordt in de litera­

tuur op verschillende manieren beantwoord. Zo zijn er auteurs die menen dat de bitcoin moeilijk is in te passen in de definitie van art. 3:6 BW.24 Als men tot de conclusie komt dat bitcoin stuk­

jes software zijn, dan kan wellicht worden gecon­

cludeerd dat bitcoins geen vermogensrechten zijn.25 De meeste auteurs komen echter tot de conclusie dat de bitcoin op de één of andere wijze als vermogensrecht kwalificeert.26

Wij sluiten ons in dat verband graag aan bij de kwalificatie van De Graaf, die naar de privésleu­

tel (vgl. § 2) kijkt, welke zich (uiteindelijk) op een fysieke gegevensdrager bevindt. Onder andere op grond daarvan vergelijkt De Graaf bitcoin met

toonderpapieren.27 Volgens hem is het overdragen van bitcoin (vergelijkbaar met) het uitoefenen van een vorderingsrecht jegens de miners en nodes, waarbij het niet uitmaakt wie het vorderingsrecht uitoefent: degene die de privésleutel toont, is degene die beschikking heeft over de bitcoin.28

18. Y. Liu e.a., ‘An efficient method to enhance Bitcoin wallet security’, 2017 11th IEEE International Confe- rence on Anti-counterfeiting, Security and Identifica- tion (ASID), 2017, p. 26­29.

19. S. Sayeed & H. Marco­Gisbert, ‘Assessing Blockchain Consensus and Security Mechanisms against the 51%

Attack’, Applied Sciences 2019, p. 1788.

20. Sayeed & Marco­Gisbert 2019, p. 2.

21. Zie voor bijvoorbeeld de verbintenisrechtelijke kwalificatie: T. de Graaf, ‘De kwalificatie van bitcoins’, NJB 2019/2.

22. In die zin onder meer Rb. Overijssel 14 mei 2014, ECLI:

NL:RBOVE:2014:2667, JOR 2014/266 m.nt. B. Bierens; Hof Arnhem­Leeuwarden 31 mei 2016, ECLI:NL:GHARL:

2016:4219, RCR 2016/82; Brief Minister van Financiën van 19 december 2013, FM­2013­1939 U; Tempelaar 2014; A.W.

Jongbloed, ‘Bitcoins: virtueel geld, beslag of gebakken lucht?’, TvP 2015/3; G.T. De Jong, H.B. Krans & M.H.

Wissink, Verbintenissenrecht algemeen (SBR 4), Deventer: Wolters Kluwer 2018, p. 84; F.H.J. Mijnssen, Verbintenissen tot betaling van een geldsom (Mon. BW B39), Deventer: Wolters Kluwer 2017/1.6; M. van Ingen &

W. Smits, ‘Beslag op bitcoin: (praktisch) onmogelijk?’, Beslag, executie & rechtsvordering in de praktijk 2018/2 met verdere verwijzingen.

23. HvJ EU 22 oktober 2015, ECLI:EU:C:2015:718, NTFR 2015/2920 m.nt. J.T. Sanders (Skatteverket/Hedqvist);

J.N.T. van Ditzhuijsen, ‘Bitcoins: het niet zo wettige betaalmiddel en de niet zo bindende uitspraak’, BtwBrief 2016/3. Vgl. voorts M.M.W.D. Merkx, ‘Block­

chain: uitdagingen en kansen voor de btw?’, MBB 2019/3 voor een bredere beschouwing van de plaats van blockchain in het omzetbelastingstelsel.

24. Mijnssen 2017; W.A.K. Rank, ‘Bitcoins: civielrechtelijke en toezichtrechtelijke aspecten’, in: R.A. Wolf e.a., Bitcoins, Civiele en fiscale aspecten in beeld, Deventer:

Wolters Kluwer 2015, p. 34­37; W.A.K. Rank, ‘Betaling in bitcoins: geld of ruilmiddel, betaling of inbetalinggeving?’

AA 2015/0177.

25. Zie de noot van Snijders bij HR 6 februari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2573, NJ 1999/479. Vgl. echter M.F.M. van den Berg, JW.P.M. van der Velden & C.W.M.

Vergouwen, ‘De Bitcoinverzekering. Een kans voor de financiële sector om klantbelang centraal te stellen in innovatieve productontwikkeling’, MvV 2014­5, p. 131, waarin tot de conclusie wordt gekomen dat de bitcoin software is die kwalificeert als vermogensrecht naar buitenlands recht.

26. W.F. Dammers, ‘Bitcoins: een vreemde zaak? Noot bij Hof Arnhem­Leeuwarden 1 mei 2016, ECLI:NL:GHARL:

2016:4219’, Tijdschrift voor Internetrecht 2016/3;

V. Tweehuysen, ‘Goederenrechtelijk puzzelen met bitcoins’, AA 2018/0602; J.L. Snijders & Y.C. Tonino,

‘Goederenrechtelijke status van bitcoin (kapitaal­

kracht)’, FIP 2018/6, allen met verdere verwijzingen. Vgl.

ook Rb. Amsterdam 14 februari 2018, ECLI:NL:RBAMS:

2018:869, JOR 2018/154 m.nt. B. Bierens (Koinz Trading), waarin de rechtbank oordeelt dat de bitcoin ‘kenmerken van een vermogensrecht’ vertoont.

27. De Graaf 2019.

28. De Graaf 2019.

(4)

Dit lijkt inderdaad de meest voor de hand lig­

gende benadering te zijn. Het kwalificeren van de bitcoin an sich – in plaats van de privésleutel – als vermogensrecht vereist veel gewring, terwijl daarmee nog niet eens de overdraagbaarheid vaststaat.29 Vorderingsrechten zijn op grond van art. 3:83 lid 1 BW echter in beginsel juist wel overdraagbaar. Hiermee lijkt de benadering van De Graaf van de bitcoin als toonderpapier dus beter aan te sluiten bij de werkelijke situatie.30 4. Aanspraken voor de bv op basis van het bitcointoonderpapier

De inbreng van een bitcoin in een bv wordt be­

heerst door het recht van de staat waar de fysieke belichaming van de privésleutel zich bevindt (lex cartae sitae).31 Bij de onderneemster uit § 1 zou de notaris dus dienen te informeren naar de loca­

tie van de privésleutel. Wij signaleren in dat ver­

band echter een probleem: de privésleutel kan zich op meerdere plaatsen tegelijk bevinden. Hij kan opgeslagen liggen op een usb­stick in het huis van de rechthebbende, maar zich ook in de vakantiewoning in Duitsland bevinden, of op de telefoon staan van de rechthebbende, die op dat moment in Spanje is. Om deze onzekerheid weg te nemen zouden wij willen voorstellen om een bitcoin als volgt in te brengen. De bv opent een eigen bitcoinrekening waarnaar de bitcoins van de inbrenger worden verstuurd. De bv heeft dan een eigen privésleutel. Vervolgens stelt de notaris een notariële declaratoire akte op. Deze notariële akte zou dan de constatering kunnen bevatten dat de inbrenger de bitcoins heeft ingebracht door overmaking aan de bitcoinrekening van de BV en dat de privésleutel van de bv wordt geacht zich op de locatie van de minuut te bevinden. De locatie van de minuut kan dan als uitgangspunt worden genomen bij toepassing van de lex cartae sitae­regel.32

Art. 10:136 BW zwijgt overigens over het recht dat op de verhouding tussen bv en inbrenger van toepassing is. Daarmee is het algemene IPR van toepassing. In geval van een inbreng van bitcoin ligt voor de hand dat de kenmerkende prestatie het inbrengen van de privésleutel is. Op grond van art. 4 lid 2 van de Rome­I­verordening moet dan gekeken worden naar gewone verblijfplaats van degene die de (privésleutel voor de) bitcoin inbrengt.33 Die gewone verblijfplaats zal, zeker bij de notaris, doorgaans bekend zijn. De verhouding tussen verkrijger en vervreemder hoeft daarmee niet tot complicaties te leiden.

De verhouding tussen de bv (die de bitcoins mogelijk zou willen verkopen) enerzijds en de miners en nodes anderzijds is vervolgens een lastiger punt. Deze rechtsverhouding wordt beheerst door het recht dat op de vordering van

toepassing is (art. 10:136 lid 2 BW). In dit geval is dat de lex causae­regel (het recht dat van toe­

passing is op de bron van de verbintenis).34 Hoe­

wel eenvoudig bepaald kan worden wie de ken­

merkende prestatie verricht (de miners en nodes) kan hun gewone verblijfplaats (vgl. art. 4 lid 2 van Rome­I) niet worden vastgesteld; in principe is onbekend wie de miners en nodes zijn. Het nauwst verbondencriterium (art. 4 lid 4 Rome­I) biedt weliswaar een ruime vrijheid om te bepalen welk recht van toepassing is op een overeenkomst,35 maar biedt in het geval van bitcoin niet noodzakelijkerwijs uitkomst. Van­

wege de blockchaintechnologie zou naar vele verschillende factoren gekeken kunnen worden, bijvoorbeeld de locatie van de wallet of privé­

sleutel of de locatie van de blockchain zelf (lex systematis).36 In een openbare, wereldwijd toe­

gankelijke blockchain lijkt toepassing van het nauwst verbondencriterium niet goed mogelijk.37 Het is daarmee in beginsel onduidelijk welk recht van toepassing is op de verhouding tussen

29. Immers, art. 3:6 BW geeft in twee van de drie gevallen overdraagbaarheid niet als vereiste voor kwalificatie als vermogensrecht. Vgl. Mijnssen 2017; Tweehuysen 2018.

30. Aan het argument dat de bitcoin geen vorderingsrecht is omdat er geen centrale, uitgevende partij bestaat (vgl.

Tweehuysen 2018; Jongbloed 2015; A.R. Lodder, ‘Van Bahrein tot Bitcoin’, Computerrecht 2014/112) kan onzes inziens voorbij worden gegaan. Immers, dat argument is niet onjuist, maar is simpelweg irrelevant omdat niet gekeken dient te worden naar de bitcoin an sich, maar juist naar de privésleutel die toegang verschaft tot de bitcoin en die daarmee het vorderingsrecht belichaamt.

31. Asser/Kramer & Verhagen 10-III 2015/309.

32. Dit werkt ook indien de bitcoin bij oprichting wordt ingebracht – deze inbrenghandeling moet namelijk worden opgenomen in de akte van oprichting op grond van art. 2:204 lid 1 onder c BW. Voor zover gepubliceerd in het handelsregister, moet de privésleutel dan wel weggelakt worden.

33. Asser/Kramer & Verhagen 10-III 2015/805; J. Goossens, K. Verslype & E. Tjong Tjin Tai, Blockchain en smart contracts, herrijking van de rol van de vertrouwde tussenpersoon in de algoritmische samenleving, SDU:

Den Haag 2020, 1.8.

34. Asser/Kramer & Verhagen 10-III 2015/671.

35. Zie bijvoorbeeld Rb. Zeeland­West Brabant 15 juli 2015, NIPR 2015/397.

36. H. de Vauplane, ‘Blockchain and intermediated securities’, NIPR 2018/117. Vgl. over de locatie van de wallet of de privésleutel als aanknopingspunt § 3.

37. Vgl. M. Attaran & A. Gunasekaran, ‘Blockchain­enabled technology: the emerging technology set to reshape and decentralize many industries’, International Journal of Applied Decision Sciences 2019, p. 424; R. Henry, A.

Herzberg & A. Kate, ‘Blockchain Access Privacy:

Challenges and Directions’, IEEE Security & Privacy 2018, p. 38; H. Tewari & A. Hughes, ‘Fully Anonymous Transferable Ecash’, IACR Cryptol. ePrint Arch. 2016/107.

(5)

debiteur en crediteur in geval van een bitcoin­

transactie. Dit zou bijvoorbeeld ondervangen kunnen worden wanneer de bv de bitcoin zou verkopen op een online­handelsplatform dat in de algemene voorwaarden een lex fori­regeling heeft opgenomen. Op grond van zo’n regeling zou dan bijvoorbeeld Nederlands recht van toe­

passing kunnen zijn, tenzij een rechtskeuze voor een ander rechtsstelsel is gedaan.38 Het belang van de vraag wat de rechtsverhouding is tussen de miners en nodes enerzijds en de bv anderzijds zal zich met name laten voelen wanneer de bit­

coin significant in waarde zou stijgen of dalen.

Dit brengt ons bij de ondernemingsrechtelijke waarderingsaspecten van de bitcoin.

5. Financiering van de onderneming 5.1 Inbreng

Bitcoins kunnen mogelijk een rol spelen bij fi­

nanciering van de onderneming.39 Bitcoins zijn weliswaar geen geld (zie § 3), maar aandelen kunnen ook worden volgestort door middel van inbreng in natura (art. 2:191b BW). Alles wat op economische maatstaven waardeerbaar is kan worden ingebracht, zolang het maar geen recht op werk of diensten betreft.40 Zoals besproken gaat het onzes inziens bij een bitcoin om een vordering, hetgeen in beginsel kan worden inge­

bracht als storting in natura.41 Dat betekent in geval van inbreng van een bitcoin bij oprichting van de bv (vgl. § 1) dat de oprichters de inge­

brachte bitcoin dienen te beschrijven, te waarde­

ren en de toegepaste waarderingsmethodieken moeten vermelden (art. 2:204a lid 1 BW).42 De beschrijving moet betrekking hebben op de toe­

stand van hetgeen wordt ingebracht op een dag die niet meer dan zes maanden voor de datum van oprichting ligt. Vindt nadat de beschrijving is opgesteld, maar voordat de inbreng plaatsvindt, een aanzienlijke waardedaling plaats, dan dient een nieuwe beschrijving opgemaakt te worden (art. 2:204 lid 2 BW).43 Een waardering door de accountant van hetgeen is ingebracht is sinds de introductie van de Flex­bv – anders dan bij de nv – niet meer nodig; de enkele beschrijving en vermelding van de waarde en waarderings­

methoden door de oprichters volstaat.44 Voorts is het, althans op basis van de wettekst, niet meer verplicht dat de waarderingsmethoden in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar wor­

den beschouwd.45 Wel dienen de oprichters in ogenschouw te nemen dat de regeling omtrent de inbreng in natura een zekere waarborg beoogt te bieden tegen het al te zeer ‘opblazen’ van waar­

deringen.46 Daarnaast geldt dat bestuurders zelf verantwoordelijk blijven voor de inhoud van hun beschrijving, ook in geval daarbij (deskundige) derden betrokken zijn.47

Het voorgaande plaatst de oprichter die een bv

(mede) wil financieren door de inbreng van een bitcoin in een wat lastiger parket. De onzeker­

heid zit allereerst in de toegepaste waarderings­

methoden. In beginsel mag, ook omdat de be­

schrijving volgens de wetgever beperkt relevant is voor crediteuren,48 worden aangesloten bij de dagkoers op de dag van effectuering van de

38. Zie voor een voorbeeld van een dergelijke regeling art.

10:56 BW (inzake het recht dat van toepassing is op het uitspreken van echtscheiding). Het idee achter deze bepaling is dat hiermee een praktische oplossing wordt geboden (Kamerstukken II 2009/10, 32 137, 3, p. 42), hetgeen voor de in deze bijdrage besproken problema­

tiek ook op zou gaan.

39. Wij zullen, met het oog op de omvang, voor het vervolg van deze bijdrage uitgaan van de waarderingsregels op basis van het Burgerlijk Wetboek en andere mogelijke waarderingssystemen buiten beschouwing laten.

40. Betoogd zou kunnen worden dat inbreng van bitcoin gezien zou moeten worden als inbreng van recht op werk of diensten, omdat met de opdracht tot verkoop van een bitocin miners en nodes aan het werk worden gezet (vgl. § 2). Wij beschouwen het werk van de miners en nodes echter veeleer als een (grotendeels geautoma­

tiseerde) uitoefeningshandeling. De wetgever heeft art.

2:191b BW bovendien vooral geschreven met het oog op belastbaar werk in loondienst, waarbij de heffing van inkomstenbelasting zou kunnen worden ontdoken door inbreng ervan in een kapitaalvennootschap. Vgl.

Kamerstukken II 2006/07, 31 058, 3, p. 27.

41. Tenzij het om een geldvordering of een geldvordering op de vennootschap gaat; Kamerstukken II 1979/80, 15 304, 6, p. 33.

42. Zie over inbreng in natura bij oprichting Asser/Van Olffen & Rensen 2-IIa 2019/157. Overigens geldt een grotendeels vergelijkbare procedure bij inbreng in natura na oprichting. Vgl. Asser/Van Olffen & Rensen 2-IIa 2019/166.

43. In theorie zou de volatiliteitsproblematiek overigens geadresseerd kunnen worden door hedging­transacties aan te gaan, waarmee het risico op waardedalingen wordt afgedekt. Wij laten deze mogelijkheid echter buiten beschouwing, niet alleen omdat dit de reikwijdte van de bijdrage te buiten gaat maar ook omdat hedging­transacties relatief prijzig kunnen zijn, juist ook voor bitcoins en beginnende ondernemingen.

44. Vgl. Kamerstukken II 2008/09, 31058, 8, p. 3. Bij structuurwijzigingen – fusie, splitsing – kan de betrokkenheid van de accountant wel weer aan de orde komen. Zie bijv. art. 2:238 lid 1 BW en art. 2:334aa lid 2 BW. Wij laten dit punt verder rusten.

45. Vgl. Kamerstukken II 2008/09, 31058, 8, p. 3, alwaar ook werd opgemerkt dat bestuurders op grond van art. 2:9 BW wel gehouden zijn te controleren of de aandeelhou­

der aan zijn stortingsplicht heeft voldaan.

46. Zie HR 6 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE8457, NJ 2003/63 (Goedèl/Arts q.q.), waarover B.F. Assink & W.J.

Slagter, Compendium Ondernemingsrecht, Deventer:

Wolters Kluwer 2013, p. 566.

47. Vgl. Rb. Rotterdam 12 december 1996, JOR 1997/34 (Gispen q.q./Bastiaans) en art. 2:203 lid 4 BW, waarin art. 2:9 en 2:248 BW van overeenkomstige toepassing worden verklaard ten aanzien van onvoldoende zorgvuldig handelen door oprichters.

48. De inbrengbeschrijving is bij de Flex­BV vooral gehandhaafd als waarborg voor de (mede­)aandeelhou­

ders, zie Kamerstukken II 2006/07, 31 058, 3, p. 61.

(6)

inbreng.49 Dat is ook de regel (art. 2:191a lid 3 BW) die geldt voor inbreng van vreemde valuta, aan welke regel hier – een zekere – reflexwerking zou kunnen worden toegekend. Wanneer men zou kiezen voor waardering tegen de geldende marktprijs kan de waarde van het ingebrachte echter van de ene op de andere dag 10% minder zijn dan eerder was begroot – maar een keuze voor de gemiddelde prijs over, bijvoorbeeld, de afgelopen twaalf maanden, zal in ieder geval een flinke discrepantie ten opzichte van de actuele situatie vertonen.50 De oprichters zullen daarom een redelijke afweging moeten maken, met in­

achtneming van alle omstandigheden van het geval en de financieringsbehoeften bij aanvang van de onderneming. De onzekerheid zit daar­

naast in de vraag wanneer een waardedaling voor toepassing van art. 2:204 lid 2 BW als ‘aan­

zienlijk’ heeft te gelden. De wettekst zelf ver­

meldt geen harde maatstaf. De wetsgeschiedenis biedt een tweetal vergaande voorbeelden51 op grond waarvan aangenomen mag worden dat van een aanzienlijke waardedaling niet snel spra­

ke zal zijn. Wanneer de koers van de bitcoin een enorme duikeling zou nemen (ondenkbaar is dat niet) zou dat criterium echter toch in zicht kun­

nen komen.52 Nog afgezien van de operationele consequenties voor de vennootschap – die moge­

lijk niet aan zal kunnen vangen met haar activi­

teiten – kan dat mogelijk onverwachte gevolgen hebben voor de oprichters. Zo zou bijvoorbeeld, wanneer de bv bijvoorbeeld een hooggeplaatst kapitaal kent en de waarde van de bitcoins in­

tussen lager is geworden dan het minimaal te storten bedrag, de situatie kunnen ontstaan dat de bv een aanvullende volstortingsvordering op de oprichters krijgt. De betrokkenen zullen in die situatie wellicht na moeten gaan of zo’n bijstor­

ting dan, omwille van de voortgang van het pro­

ces en met het oog op de levensvatbaarheid van de onderneming, dan niet beter in contanten plaats zou kunnen vinden.

5.2 Uitkering

Wanneer een (mede) met bitcoins gefinancierde bv dividenduitkeringen wenst te doen aan de aandeelhouders laat de volatiliteit van de bitcoin zich opnieuw voelen, zij het in de omgekeerde richting. Om tot zulke uitkeringen te komen dient een tweetal testen te worden uitgevoerd. Op grond van de beperkte balanstest (art. 2:216 lid 1 BW) is de algemene vergadering bevoegd tot uitkeringen te besluiten voor zover het eigen vermogen groter is dan de wettelijke en statutaire reserves. Daarnaast moet het bestuur een uitke­

ringstest toepassen (art. 2:216 lid 2 BW), waaruit volgt dat het bestuur niet dient mee te werken aan uitkeringen wanneer redelijkerwijs voorzien­

baar is dat de vennootschap na betaling niet aan haar opeisbare verplichtingen kan blijven vol­

doen.53 In het kader van die afweging dient het bestuur, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, ongeveer één jaar vooruit te kijken.54

Bij het verrichten van deze testen bestaat in beginsel een behoorlijke speelruimte.55 Wanneer het eigen vermogen (deels) bestaat uit bitcoins zal echter (mede) rekening gehouden moeten worden met het feit dat een substantiële uitke­

ring, gevolgd door een significante waardedaling van de bitcoin, tot een negatief eigen vermogen zou kunnen leiden. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld wanneer de bv voorafgaand aan de waardedaling voor een groot deel met vreemd vermogen is gefinancierd. Dat hoeft op zichzelf niet fataal te zijn maar brengt wel extra druk en onzekerheid met zich, omdat het tekort dan aangezuiverd moet worden met in de toekomst nog te realise­

ren winsten.56 Voor een vennootschap waarvan de bedrijfsactiviteiten bestaan uit het minen van bitcoin zou in zo’n situatie (dat wil zeggen, een aanzienlijke uitkering gevolgd door stevige

49. Zie voor een voorbeeld van waardering van crypto- assets in de praktijk R. Johnson, J. Bufton & J. Daniel,

‘The valuation of crypto­assets’, EY Financial Services insights 2019, online raadpleegbaar op: http://assets.

ey.com/content/dam/ey­sites/ey­com/en_gl/topics/

emeia­financial­services/ey­the­valuation­of­crypto­

assets.pdf/.

50. Vgl. voetnoot 5 hierboven.

51. Zijnde i) de verwoesting van een in te brengen fabriek zonder verzekeringsdekking en ii) zodanige verliezen bij een in te brengen onderneming, waardoor het voortbe­

staan daarvan op het spel staat. Kamerstukken II 1984/85, 16 551, nr. 15, p. 5.

52. Wij wijzen in dat verband op art. 2:108a BW, dat voor de nv bepaalt dat wanneer het eigen vermogen gedaald is tot onder de helft van het gestorte en opgevraagde gedeelte van het kapitaal, binnen drie maanden een algemene vergadering gehouden dient te worden.

Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat de pendant van art. 2:108a BW voor de bv in 2012 is geschrapt.

53. Zie uitgebreid over de balans­ en uitkeringstest J. Barneveld, Financiering en vermogensonttrekking door aandeelhouders: een studie naar de grenzen aan de financieringsvrijheid van aandeelhouders in besloten verhoudingen naar Amerikaans, Duits en Nederlandse recht (diss. UvA), Deventer: Kluwer 2014.

54. Vgl. Kamerstukken II 2006/07, 31058, 3, p. 71.

55. Zie bijv. Hof Arnhem­Leeuwarden 21 augustus 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:7490; JOR 2018/272, m.nt.

Verboom (Terpstra Beheer), waarin werd geoordeeld dat het enkele feit dat de vennootschap een aanzienlijk negatief eigen vermogen heeft en in het voorgaande jaar verlies had gedraaid op zichzelf niet de conclusie rechtvaardigt dat de vennootschap haar verplichtingen voorzienbaar niet zou kunnen nakomen.

56. Barneveld 2014, p. 395 e.v.. Vgl. W.J.M van Veen & P.M.

van der Zanden, ‘Uitkeringen bij of leidend tot een negatief eigen vermogen van de b.v.: een verkenning’, TvOB 2014/1.

(7)

koersdaling) bovendien de vraag op kunnen komen of de financiële vooruitzichten zodanig zijn dat (een redelijke kans bestaat dat de koers van de bitcoin zodanig stijgt dat) de vennoot­

schap het komende jaar aan haar verplichtingen zal kunnen blijven voldoen.57

6. Bestuur: taakvervulling en samenstelling Het bestuur is in beginsel gehouden het besten­

dige succes van de vennootschap te bevorderen.

Dat geldt zowel in een besloten verhouding58 zoals in het voorbeeld van de bv van § 1, als bij een meer open samenwerkingsverband.59 In het verlengde hiervan bepaalt de Corporate Gover­

nance Code – zij het voor beursvennootschappen – in onder meer Principe 1.1 dat het bestuur verantwoordelijk is voor de continuïteit van de vennootschap en de met haar verbonden onder­

neming.60 Ook anderszins zijn er tendensen die erop wijzen dat het langetermijndenken aan gewicht heeft gewonnen en nog zal winnen.61

Bij een bv die gefinancierd is met bitcoin – zeker wanneer de bitcoin als onderpand zal worden gebruikt of door verkoop te gelde zal worden gemaakt – kan het bestuur zich, vanwege de reeds aangestipte volatiliteit, geconfronteerd zien met verschillende uitdagingen. Deze uitda­

gingen kunnen van fundamentele aard zijn en het bestuur er mogelijk toe bewegen keuzes te maken die veeleer op de korte dan op de lange termijn gericht zijn.62 Dit roept de vraag op of het bestuur er voor mag kiezen de vennootschap niet slechts gedeeltelijk maar volledig te finan­

cieren door de inbreng van bitcoin. In beginsel zouden wij die vraag bevestigend willen beant­

woorden, gelet op het principe van financierings­

en inrichtingsvrijheid van de rechtspersoon.63 Het bestuur is, met andere woorden, niet gehou­

den financiering met bitcoin (gedeeltelijk of volledig) te weigeren; dat zou er mogelijk ook aan kunnen bijdragen dat de onderneming niet aan zal kunnen vangen met haar activiteiten.

Evenzo is het bestuur wat ons betreft in beginsel niet gehouden om de bitcoin c.q. vordering li­

quide te maken; daarmee zou het bestuur bo­

vendien de mogelijke upside die daarin besloten ligt opgeven.64 Wel zou financiering (mede) op basis van bitcoin mogelijk sneller kunnen leiden tot een situatie van onderkapitalisatie. Voor dit laatste is niet alleen de omvang maar ook de vorm van de financiering van belang, afgezet tegen de omvang, duur en aard van de onderne­

mingsactiviteiten.65 Hoewel onderkapitalisatie op zichzelf niet hoeft te leiden tot aansprakelijk­

heid van bestuurders, kan onderkapitalisatie wel een zelfstandige grond zijn voor of bijdragen aan het oordeel dat sprake is geweest van onbehoor­

lijk bestuur of wanbeleid, met name wanneer de belangen van derden (schuldeisers) in het ge­

ding komen.66 In die zin dient het bestuur zich, naarmate de vennootschap voor een groter deel met bitcoin gefinancierd is, eerder bewust te zijn van mogelijke aansprakelijkheidsrisico’s.

Met enkel dat bewustzijn is het bestuur er echter niet, want financiering via bitcoin kan ook in meer directe vorm tot vragen leiden, bijvoorbeeld met het oog op de te nemen operationele beslis­

singen. Dat is onder andere het geval wanneer het bestuur dient te besluiten over het verrichten

57. Volledigheidshalve merken wij op dat een extreme koersdaling zelfs tot het faillissement van de vennoot­

schap zou kunnen leiden. Daar speelt dan weer de situatie dat een eventuele koersstijging de financiële positie weer zou kunnen versterken, mogelijk zelfs in zodanige mate dat de vennootschap weer solvent zou kunnen worden. Wij laten dit aspect verder rusten.

58. Vgl. HR 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:797, NJ 2014/286 m.nt. P. van Schilfgaarde (Cancun), waarover B.F. Assink, ‘Van vennootschapsrechtelijk belang (I)’, WPNR 2016/7111 en B.F. Assink, ‘Van vennootschaps­

rechtelijk belang (II)’, WPNR 2016/7112.

59. Vgl. Hof Amsterdam 29 mei 2017, ECLI:NL:GHAMS:

2017:1965 (Akzo Nobel); vgl. ook Hof Amsterdam 12 oktober 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:4056 (Delta Lloyd).

60. Vgl. R.H. Kleipool, M. van Olffen & C.R. Nagtegaal, Commentaar & Context Corporate Governance Code.

Een praktische handleiding bij de Corporate Gover- nance Code, Den Haag: Boom 2019, p. 25­33.

61. Zie onder andere J.W. Winter e.a., ‘Naar een zorgplicht voor bestuurders en commissarissen tot verantwoorde­

lijke deelname aan het maatschappelijk verkeer’, Ondernemingsrecht 2020/86, waarover kritisch H.J. de Kluiver, ‘Kroniek van het Ondernemingsrecht’, NJB 2021/1216.

62. Wij merken op dat de taakvervulling van het bestuur van de met bitcoin gefinancierde bv mogelijk mede beoor ­ deeld zal worden in het licht van de omvang en de financiële en operationele activiteiten van de met de vennootschap verbonden onderneming. Wij laten dat punt rusten en schetsen hieronder in algemene zin de afwegingen waarvoor het bestuur zich geplaatst kan zien.

63. L. Timmerman, ‘Financieringsvrijheid van de aandeel­

houder en aandeelhoudersleningen’, in: R.J. de Weijs (red.), Grenzen aan Financieringsvrijheid, Deventer:

Wolters Kluwer 2020, p. 125­136, die aan de hand van de jurisprudentie ook opmerkt dat de financieringsvrijheid niet onbeperkt is; een controlerende positie van een aandeelhouder kan bijvoorbeeld een zekere zorgplicht voor die investeerder met zich brengen (vgl. HR 11 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH4033, NJ 2009, 565 m.nt. P. van Schilfgaarde). Wij laten de verantwoor­

delijkheden van de aandeelhouder hier verder rusten.

64. Vgl. M.J. Kroeze, Bange bestuurders (oratie Rotterdam), Deventer: Wolters Kluwer 2005. De bitcoin verschilt in zoverre van volatiele, non­courante valuta (bijvoorbeeld de Venezolaanse bolivar), aangezien de waarde van dergelijke munten minder snel zal kunnen toenemen in verband met technologische ontwikkelingen (bijv. de mogelijke opkomst, op termijn, van het “metaverse” en de centrale rol die de bitcoin daarin zou kunnen spelen).

65. Zie uitgebreid hierover Barneveld 2014.

66. Vgl. Asser/Van Olffen & Rensen 2­IIa 2019/13;

Timmerman 2020.

(8)

van bepaalde investeringen die in fasen uitge­

voerd zullen worden. Waar het bestuur enige mate van zekerheid heeft over de waarde van bitcoin in de zeer nabije toekomst – en de eerste fasen van het project – is die zekerheid voor la­

tere fasen van het project waarschijnlijk een stuk kleiner of zelfs afwezig.67 Wij menen dan ook dat naarmate de onderneming voor een groter deel met bitcoin gefinancierd is, het bestuur er ver­

standig aan doet om zijn samenstelling in die zin te bewaken dat er te allen tijde voldoende speci­

fieke expertise omtrent cryptocurrencies en financiële markten intern aanwezig is68 of in ieder geval zodanige arrangementen te treffen dat die expertise op korte termijn extern ingeroepen kan worden. Daarmee neemt de volatiliteit van de bitcoin op zichzelf niet af maar blijft wel ge­

waarborgd dat het bestuur spoedig en op een afgewogen en geïnformeerde manier kan reage­

ren op acute ontwikkelingen. Daarnaast verdient het aanbeveling voor het bestuur om de besluit­

vorming en de redengevende factoren daartoe, bijvoorbeeld omtrent het doen van uitkeringen maar ook anderszins, meer nog dan normaliter het geval is zorgvuldig vast te leggen.69

7. Conclusie

In deze bijdrage hebben wij onderzocht of, en zo ja met welke overwegingen in acht nemende, bitcoins kunnen worden ingezet bij de financie­

ring van een in een bv gedreven onderneming.

Onzes inziens is dit inderdaad mogelijk. Daartoe analyseerden wij in § 2 allereerst de techniek achter de bitcoin en stelden wij in § 3 dat bit­

coins, gelet op het belang van de privésleutel die zich uiteindelijk altijd op een fysieke gegevens­

drager dient te bevinden, als toonderpapieren beschouwd moeten worden. Daarna hebben wij in § 4 betoogd dat het toepasselijke recht tussen de inbrenger van de bitcoin en de bv zich goed vast laat stellen en dat daarbij gekeken moet worden naar de gebruikelijke woonplaats van de inbrenger. Het recht dat van toepassing is op de verhouding tussen de (eventueel verkopende) bv enerzijds en de miners en nodes anderzijds laat zich echter minder eenduidig bepalen. Keuze voor een online bitcoinhandelsplatform dat in de algemene voorwaarden een rechtskeuzebeding heeft opgenomen zou dit kunnen ondervangen.

Vervolgens hebben wij in § 5 onderzocht op wel­

ke wijze en tegen welke waarde een bitcoin, wan­

neer deze bij de vennootschap zou worden inge­

bracht ter volstorting van aandelen, dient te worden gewaardeerd. De oprichters zullen bij de waardering een op de onderneming toegesneden redelijke afweging moeten maken. Bij het doen van uitkeringen laat de volatiliteit van de bitcoin zich opnieuw voelen, zij het in de omgekeerde richting, hetgeen onder omstandigheden tot een negatief eigen vermogen zou kunnen leiden.

Tot slot hebben wij in § 6 de positie van het be­

stuur van een (gedeeltelijk) met bitcoin gefinan­

cierde vennootschap belicht. Bij zo’n bv verdient het aanbeveling voor het bestuur om zich be­

wust te zijn van de risico’s en eventuele gevolgen van onderkapitalisatie en kan het nuttig zijn om de samenstelling van en besluitvorming door het bestuur, meer nog dan normaliter het geval is zorgvuldig vast te leggen.

Hoewel bitcoins in beginsel in (delen van het) ondernemingsrecht lijken te kunnen worden inge­

past, gaat dit niet moeiteloos. De tijd zal moeten uitwijzen of de bestaande kaders voldoende mo­

gelijkheden bieden of dat op specifieke plaatsen versoepelingen overwogen dienen te worden. Hoe dan ook wint de bitcoin aan terrein, en het is dan ook goed voor te stellen dat cryptocurrencies een blijvende rol gaan spelen in de maatschappij en daarmee in de rechtspraktijk.

67. Dat geldt uiteraard des te sterker wanneer de voorgenomen uitgaven, bijvoorbeeld in apparatuur of elektriciteit, zelf ook weer zien op het minen van bitcoin. Een prijsdaling kan er dan immers voor zorgen dat het verrichten van nieuwe investeringen op enig moment niet langer lonend kan zijn. Wij sluiten niet uit dat verschillende ondernemingen die zich bedrijfsmatig richten op het minen van bitcoin in het verleden voor deze uitdaging hebben gestaan.

68. Vgl. (weliswaar voor beursvennootschappen) Principe 2.1 Code. Formeel stelt Boek 2 BW geen concrete eisen aan de deskundigheid van het bestuur of individuele bestuurders van de bv. Zie Asser/Van Solinge & Nieuwe Weme 2-IIb 2019/177.

69. In die zin reeds Kamerstukken I 2011/12, 31058, E, p. 12.

Vgl. (overigens in een andere context) ook C.A.

Schwarz, B.T.M. Steins Bisschop & C.A.M. Nelissen,

‘Besturen in crisistijd’, TvOB 2021/2.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de Wet langdurige zorg (Wlz) is expliciet geregeld dat de partner van een echtpaar waarvan een van beiden een geldige indicatie heeft voor opname in een instelling, opgenomen kan

Marcellus Emants, ‘Het is me niet mogelik een mening juist te vinden, omdat ze aangenaam is’.. Misschien is u 't met mij oneens, maar ik vind, dat een schrijver zo goed als

Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend... Tekst 12

2p 1 † Welke van de onderstaande beweringen zijn volgens de tekst juist, en welke zijn onjuist.. 1 Duitsland, Nederland, Engeland en België zijn gebonden aan

• Een voorbeeld van een juiste argumentatie is: 1 Uit de bron blijkt niet of mensen afkomstig uit stedelijke gebieden die. dagtochten ook in het stedelijke gebied van herkomst

• Voorafgaand aan de droogtejaren 1984–1985 was sprake van een herstel van de veestapel tot voor een groot deel boven het niveau van 1972 zonder een ineenstorting van de veestapel..

[r]

Kişinin duygularını kontrol gücünü yitirmesi / veya kontrol