• No results found

HET KUNSTHISTORISCH ONDERZOEK VAN DE MONUMENTALE GLASSCHILDERKUNST IN VLAANDEREN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "HET KUNSTHISTORISCH ONDERZOEK VAN DE MONUMENTALE GLASSCHILDERKUNST IN VLAANDEREN"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De conservatie en restauratie van historisch gebrandschil- derd glas in monumentale context kende sinds de jaren 1990 een belangrijke evolutie. De traditionele harde restau- ratie van glasramen rétablis dans leur état primitif, zoals vaak in oudere teksten omschreven1, maakte gaandeweg plaats voor een meer conserverende aanpak op basis van kunsthis- torisch en materieel-technisch onderzoek. De hedendaagse restauratieprincipes werden voor monumentale glaskunst voor het eerst geformuleerd in 1989 onder de titel Guideli- nes for the conservation of ancient monumental stained and painted glass.2 Overeenkomstig de internationaal aanvaarde ethische codes voor de behandeling van kunstwerken leggen die richtlijnen vandaag sterk de nadruk op het maximaal behoud van de materiële authenticiteit. Minimale interven- tie en reversibiliteit van de ingreep zijn daarbij belangrijke uitgangspunten. De guidelines stellen kunsthistorisch onder- zoek en documentatie expliciet als voorwaarde bij elke behandeling. Een aantal restauratiewerken aan monumen- tale glasraamensembles in het voorbije decennium gaf dan ook aanleiding tot nieuw onderzoek naar de geschiedenis van de glasschilderkunst in Vlaanderen, zij het dat de resul- taten voorlopig enkel neergelegd werden in restauratie- rapporten en meestal ongepubliceerd bleven.3

Deze bijdrage geeft een status quaestionis met een historiek van het kunsthistorisch onderzoek van de monumentale glasschilderkunst in Vlaanderen. De bedoeling is het onder- zoeksdomein onder de aandacht te brengen en publicaties aan te moedigen.

Het onderzoeksdomein: een belangrijk patrimonium in binnen- en buitenland

Jean Helbig, werkzaam bij de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel, publiceerde in 1943- 1951 de eerste wetenschappelijke inventarissen van histo- rische glasramen in België.4 Hij becijferde dat er in ons land ongeveer driehonderd oude glasramen (van vóór de

Franse Revolutie) in situ bewaard zijn gebleven. Belang- rijke historische glasramenensembles bevinden zich in de monumentale kerken van Brussel, Halle, Hoogstraten, Lier en Antwerpen. Dat is evenwel een fractie van het aan- tal kleurige ramen dat ooit onze monumenten sierde en waarvan het bestaan alleen nog via historische bronnen gedocumenteerd is. Zo blijkt uit het repertorium van Hel- big dat er tot op vandaag alleen al in de Antwerpse kathe- draal zeker 47 monumentale glasramen verloren zijn gegaan. De Acta Capituli vermelden bijvoorbeeld dat het kapittel van de kathedraal in 1626 besliste om het glas- raam van Willem Van Berchem (1391) in het hoogkoor te vervangen. Het oude glasraam zorgde immers voor een slechte belichting van het kort daarvoor door Rubens geplaatste schilderij in het hoofdaltaar, De Tenhemelopne- ming van Maria. Abraham van Diepenbeeck leverde in 1633 een nieuw glasraam in opdracht van kanunnik Van Berchem, een verre nazaat van de vroegere opdrachtgever, maar ook dat glasraam bleef niet bewaard. Een gekleurde tekening van 1709 in het Antwerps Stadsarchief toont mogelijk het raam van van Diepenbeeck.5

Het repertorium van Helbig vermeldt ook een honderdtal glasramen die thans bewaard worden in Engeland, maar die vooral uit Vlaamse kerken afkomstig zijn. Het is bekend dat heel wat historische ramen uit de Zuidelijke Nederlan- den werden verkocht in de jaren 1770-1830, veelal aan Engelse kunstliefhebbers.6 De bouwvallige staat van het overgrote deel van het kerkelijk patrimonium na de Franse Revolutie, maar ook de teloorgang van de glasschilderkunst in de 18de eeuw, leidden vaak tot de verkoop van histori- sche glaspanelen. Zo was er op het vasteland geen gekleurd glas meer te verkrijgen, terwijl de techniek van het brand- glasschilderen in onbruik was geraakt. Dat bracht sommige kerkelijke verantwoordelijken ertoe om oude, meestal toch slechts fragmentair bewaarde glasramen te verkopen. Het herstel van de gebouwen zelf slorpte immers alle middelen op. Veel kloosterkerken bleven na de Franse Revolutie ont- trokken aan de eredienst en kregen een nieuwe bestemming

HET KUNSTHISTORISCH ONDERZOEK

VAN DE MONUMENTALE GLASSCHILDERKUNST IN VLAANDEREN

E

EN STATUS QUAESTIONIS

MADELEINEMANDERYCK

(2)

als opslagplaats, kazerne of school. Gekleurde glasramen pasten niet meer bij de nieuwe functie.

In Engeland daarentegen hadden de kerken niet te lijden onder de revolutionaire verwoestingen. Bovendien werd er traditioneel vastgehouden aan de oude brandschildertech- nieken. Veel Engelse kunstliefhebbers zagen toen de kans

schoon om de eigen kerken en musea te verfraaien met his- torische glaspanelen die werden aangekocht in Vlaanderen.

Bekend zijn de prachtige 15de-eeuwse glasraamfragmenten afkomstig uit de Brugse Heilig Bloedkapel en oorspronke- lijk geschonken door de Bourgondische hertogen. Tijdens de Franse Revolutie verkocht, worden ze nu bewaard in het Victoria & Albertmuseum in Londen.7

Afb. 1. Adam en Eva veroordeeld tot werken na de uitdrijving uit het paradijs, glasraam, eerste helft 15deeeuw, recent gerestaureerd.

Halle, Sint-Martinusbasiliek, doopkapel. (Foto Aletta Rambaut, Carola Van den Wijngaert)

(3)

Recent kwamen de zeven monumentale glasramen, nu te zien in de kathedraal van Lichfield maar afkomstig uit de abdij van Herkenrode bij Hasselt, opnieuw in de belang- stelling.8In 2003 werden in de Tiendenschuur van Herken- rode levensgrote fotomontages van de glazen getoond, samen met enkele authentieke glaspanelen. Die in belang- rijke mate authentieke renaissanceramen tonen bijbelse taferelen in een architecturaal decor met talrijke portretten van abdissen en schenkers. Ze werden tussen 1532 en 1539 in de abdijkerk geplaatst en konden, dank zij het onderzoek van Henri Nicaise, toegeschreven worden aan minstens twee glazeniers: Marten Thymus, in 1545 deken van de Antwerpse glazeniersgilde, en de Mechelaar Lambert Spul- bergh.9De ramen werden vroeger ook in verband gebracht met de Luikse schilder Lambert Lombard (1506-1566), wegens de gelijkenissen met diens glasraamontwerpen voor Luikse kerken. Lombard maakte bovendien voor Herken- rode een reeks van acht schilderijen rond het thema van de

deugdzame vrouwen, met scènes uit de antieke en bijbelse literatuur. Na de Franse Revolutie raakten de doeken ver- spreid: vier worden er bewaard in de Sint-Amanduskerk in Stokrooie-Kuringen en vier andere in Luikse musea. Met het oog op een tentoonstelling over Lambert Lombard in 2006 loopt momenteel in het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium in Brussel een onderzoeks- en conserva- tieproject over die schilderijen. Misschien zullen er nieuwe gegevens aan het licht komen over Lombard als ontwerper van glasramen. Samen met nog enkele andere interieur- elementen, zoals de beroemde vloertegels in Antwerpse majolica (nu bewaard in het Jubelparkmuseum in Brussel) en de mausolea van de abdissen (nu bewaard in de Onze- Lieve-Vrouwekerk in Hasselt), getuigen de glasramen van Lichfield van de bijzondere kunsthistorische betekenis van het interieur van de abdijkerk van Herkenrode.

De studie van de glasschilderkunst is dus een bijzonder veelzijdig onderzoeksdomein dat bovendien nauw verbon- den is met de studie van de schilderkunst, de beeldhouw- kunst, de architectuur en het historisch interieur.

Belangrijke productie van Vlaamse glasramen in de 15de-16de eeuw voor Engeland en Spanje

De Nederlanden telden vanaf de 15de en vooral in de 16de eeuw enkele belangrijke centra van glasproductie: Brugge, Leuven, Brussel, Antwerpen. Het is tevens bekend dat veel glasschilders immigreerden, vooral naar Spanje en Enge- land. De Vlaamse glazeniers leunden sterk aan bij de stijl van de Vlaamse Primitieven als Dirk Bouts, Rogier van der Weyden en Hans Memlinc en beïnvloedden duidelijk de Engelse glasschilderkunst. Sprekend in dat verband is het monumentale glasramenensemble van de St. Mary’s Church in Fairford (Gloucestershire), ontstaan ca. 1500- 1515. Sarah Brown wijst er in haar studie op dat het Cal- varieraam nauw aansluit bij de Vlaamse retabels van het einde van de 15de eeuw.10De ramen van Fairford bleven gespaard bij de Reformatie, die in Engeland vanaf 1547 werd doorgevoerd. Een storm in 1703 richtte aan de Fair- fordse ramen wel veel schade aan, die nog steeds te zien is.

De restauratie gebeurde op een typisch Engelse manier: er werd als het ware een assemblage gemaakt van de overge- bleven stukken; de gebroken glasstukken werden zoveel mogelijk bewaard en opnieuw gebruikt door het plaatsen van bijkomend lood, namelijk breuklood. Ontbrekende stukken werden gewoon met wit glas ingevuld.

De eerste historische studies met proeve van inventaris Al in 1832 publiceerde de historicus De Reiffenberg een kunsthistorisch essay over de glasschilderkunst in België:

Afb. 2. Jean Helbig, De glasschilderkunst in België.

Repertorium en documenten, Antwerpen, 1943.

(4)

De la peinture sur verre aux Pays-Bas.11Het is een kritische nota waarin de baron de lamentabele toestand van de glas- ramen in België aan de kaak stelde en tegelijk in archieven op zoek ging naar bronnenmateriaal om het belang van de glasschilderkunst in de Nederlanden aan te tonen. Zijn werk bevat een eerste inventaris van de glasramen bewaard in Belgische kerken en kloosters. Ook het werk van Langlois moet hier zeker worden vermeld. Zijn Essai historique et descriptif sur la peinture sur verre ancienne et moderne et sur les vitraux les plus remarquables de quelques monumens français et étrangers suivi d’une biographie des plus élèbres paintres-verriers, voor het eerst uitgegeven in 1826, is een echt naslagwerk met naam- en plaatsregisters.12Het was dan weer de verdienste van Alphonse O’Kelly om de specifieke technieken van het brandglasschilderen te voorzien van commentaar en een oproep te doen zowel tot de restauratie van de oude glasramen als tot de creatie van nieuwe.13

De rol van de Koninklijke Commissie voor Monumenten

De vernieuwde interesse voor de glasschilderkunst in het begin van de 19de eeuw verliep parallel met het ontstaan van de neogotische beweging en van de neostijlen. De jonge Belgische staat had immers nood aan een nationale identiteit. De monumenten uit het eigen verleden leenden zich daar uitstekend toe en al in 1835 werd een Commission pour la conservation des monuments du pays opgericht.14Die Commissie voor de bewaring van ’s lands monumenten, later de Koninklijke Commissie voor Monumenten, had tot taak de minister van Binnenlandse Zaken te adviseren over het bouwen en verbouwen van kerken en andere openbare gebouwen. Voorts kon de minister advies vragen over her- stellingen van de monumenten die bewaard dienden te worden.

De commissie, en vooral haar voorzitter graaf Amedé de Beauffort, maar ook koning Leopold I hadden een bijzon- dere belangstelling voor de glasschilderkunst, een kunst- vorm die uitermate geschikt was om het roemrijke verleden van de jonge natie zichtbaar te maken. Zij waren ongetwij- feld de promotoren van het reveil van de glasschilderkunst in de 19de eeuw. Via haar zorg voor het architecturale erf- goed was de commissie zich zeer bewust van de uitzonder- lijke waarde van het historisch glaspatrimonium in ons land.

Van grote betekenis waren de werken aan de kathedraal van Brussel, waar de restauratie van het glasramenensemble bij Koninklijk Besluit van 1834 werd toevertrouwd aan de in Brussel gevestigde glazenier François Capronnier (1779- 1853).15Die Fransman had via zijn werk bij de porseleinfa- briek van Sèvres pionierswerk verricht voor het opnieuw op

punt stellen van de techniek van het brandglasschilderen.

Hij werd de vertrouwenspersoon van de commissie. Zijn atelier, dat in 1839 werd overgenomen door zijn zoon Jean- Baptiste Capronnier (1814-1891), restaureerde tussen 1834 en 1892 haast alle belangrijke glasramenensembles in ons land.16 Het omvangrijke atelierarchief Capronnier, met

Afb. 3. Charles de Lalaing en Marguerite de Croy-Chimay met hun patroonheiligen, karton voor een glasraam in de

Sint-Catharinakerk te Hoogstraten, 1528.

Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis.

(Foto Aletta Rambaut)

(5)

onder meer gedetailleerde kartontekeningen op ware grootte, vormt vandaag een belangrijke bron voor de studie van de glasschilderkunst in België. Het wordt voor het grootste deel bewaard in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiede- nis in Brussel en voor een deel (o.m. kartons van de talrijke buitenlandse opdrachten van het atelier) in het private archieffonds van de familie Coppe in Moeskroen.17

Ook de restauratiedossiers van de Koninklijke Commissie voor Monumenten, leveren vaak nieuwe gegevens op, vooral in verband met de restauratiegeschiedenis van de glasramen.

De studie van die documenten maakt nieuwe kunsthistori- sche inzichten mogelijk. Dat was bijvoorbeeld het geval naar aanleiding van de restauratie in 2003 van drie koorramen N V, N VI en N VII in de Sint-Catharinakerk van Hoog- straten.18 De confrontatie van de glasramen zelf met de goed gedocumenteerde 19de-eeuwse archiefstukken van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en van de kar- tons Capronnier, gecombineerd met de uitgebreide fotodo- cumentatie van 1940, bewaard in het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, leidde tot een nieuwe datering van de ramen N V en N VI. Zij dragen de datum 1571, maar het materieel-technisch en het kunsthistorisch onder- zoek van Aletta Rambaut steunen de hypothese dat ze eerder, samen met het raam N VII, namelijk in 1528 ont- stonden. Het onderzoek bracht ook aan het licht – in tegen- stelling tot de bevindingen van auteurs als Lauwerys en Helbig – dat de ramen nog in zeer grote mate authentieke 16de-eeuwse glasstukken bewaren. Uit de dateringsschema’s van Hoogstraten blijkt dus dat de Koninklijke Commissie voor Monumenten daadwerkelijk invloed had op de wijze van restaureren in de 19de eeuw.

Afb. 4. Charles de Lalaing en Marguerite de Croy-Chimay met hun patroonheiligen, glasraam, 1528. – Hoogstraten,

Sint-Catharinakerk. (© KIK-IRPA. Foto 1940)

Afb. 5. Bazuinblazende engelen in architecturaal decor, detail glasraam, 1528. – Hoogstraten, Sint-Catharinakerk.

(Foto Aletta Rambaut)

(6)

Afb. 6. Johannes de Doper en Johannes Evangelist, glasraam, eerste kwart 16deeeuw, ingrijpende restauratie door Jean-Baptiste Capronnier in 1862-1863. – Antwerpen, Onze-Lieve-Vrouwekathedraal.

(Foto Provinciebestuur van Antwerpen)

(7)

Het Bulletin des Commissions royales d’Art et d’Archéologie (BCAA), waarin ze vanaf 1862 verslag uitbracht over haar activiteiten, weerspiegelt de bekommernis van de commis- sie voor het glasramenpatrimonium.19De bulletins berich- ten over de initiatieven die de commissie nam om enerzijds de artistieke en technische kwaliteit van de glasschilder- kunst te bevorderen en anderzijds om het behoud van de historische glasramen te garanderen. Zo vernemen we dat de Brugse schilder Henri Dobbelaere (1822-1885) in 1862 op kosten van de Staat een reis naar Engeland kon onder- nemen om er de theorie en de praktijk van de glasschilder- kunst te bestuderen. De commissie drukte bij die gelegen- heid de hoop uit dat de opgedane ervaring van nut zou zijn voor de nieuwe werken die zouden worden uitgevoerd.

Meer informatie over die betaalde studiereis – welke ateliers hij bijvoorbeeld bezocht – kon vooralsnog niet achterhaald worden.20 Ook de atelierarchieven bewaard in het KADOC

in Leuven bevatten hierover geen informatie.21

De Koninklijke Commissie voor Monumenten bracht tal- rijke bezoeken aan ateliers naar aanleiding van belangrijke restauratiewerken, zo blijkt ook uit de bulletins. De steeds weerkerende kritiek dat de glazeniers te veel originele glas- stukken vernieuwden, stak in 1863 opnieuw de kop op, meer bepaald naar aanleiding van de voltooiing van de res- tauratie door Capronnier van het raam van Sint-Jan de Doper en Sint-Jan de Evangelist in de Antwerpse kathe- draal.22Als reactie op de verregaande vernieuwing van het 16de-eeuwse glasraam verscheen op 25 juli 1863 een minis- teriële omzendbrief gericht aan de provinciegouverneurs met richtlijnen over de restauratie van glasramen. Voortaan moest er een calque op ware grootte worden genomen van elk raam waarvan de restauratie was toegezegd. Afgevaar- digden van de commissie moesten samen met vertegen- woordigers van de kerkfabriek ter plaatse de exactheid van de calque nagaan en aanduiden welke delen mochten wor- den vervangen.23Voorts deed de commissie in een brief van 16 augustus 1864 haar beklag over de vaak inferieure kwa- liteit van de nieuwe glasramen in België. Minister Vanden- peerenboom ging evenwel niet in op de suggestie van de commissie om een tweejaarlijkse prijs voor het ontwerpen van glasramen in te stellen. Hij toonde zich veeleer een voorstander van het organiseren van internationale ten- toonstellingen met werk van buitenlandse glazeniers.24

De glaskunst en de officiële inventarisatie van het kunstpatrimonium

In 1861 werd de Koninklijke Commissie voor Monumen- ten uitgebreid met ‘corresponderende leden’ in elke provin- cie (later Provinciale Commissie voor Monumenten genoemd). Een van de belangrijkste taken van de nieuwe leden was de opmaak van een Inventaire général des objets

d’art et d’antiquité, appartenant à des établissements publics, et dont la conservation intéresse l’histoire de l’art et d’archéologie nationale. Het duurde tot het begin van de 20ste eeuw alvo- rens de eerste inventarissen uiteindelijk werden gepubli- ceerd.25Voor de studie van de glaskunst zijn ze van weinig nut, aangezien er bitter weinig aandacht werd besteed aan de toegepaste kunsten in het algemeen en aan de glaskunst in het bijzonder. Bovendien maakte de Eerste Wereldoorlog voortijdig een einde aan het project.26

Het standaardwerk van Edmond Lévy (1860): de eerste kunsthistorische synthese

Zoals al eerder vermeld, startten vanaf 1840 grote restaura- tiewerken aan vrijwel alle historische glasramen in België.

Die restauraties vormden ongetwijfeld de belangrijkste sti- mulans voor het historisch onderzoek van de glasschilder- kunst. Dat resulteerde in 1860 in de belangrijke publicatie van Edmond Lévy, Histoire de la peinture sur verre en Europe et particulièrement en Belgique. Het was de eerste omvat- tende kunsthistorische studie over de glasschilderkunst in België.27 Edmond Lévy, architect uit Rouen en professor

Afb. 7. Edmond Lévy, Histoire de la peinture sur verre en Europe et particulièrement en Belgique,1860.

(8)

archeologie, was laureaat van de Koninklijke Academie van België en werkte voor zijn boek nauw samen met Jean-Bap- tiste Capronnier, die de prachtige gekleurde platen in het boek verzorgde. Lévy droeg het boek op aan koning Leo- pold I, die hij prees voor diens speciale aanmoediging van de glasschilderkunst in België. Het doel van de prestigieuze publicatie was de moderne kunstenaars kennis te laten maken met het verleden en vooral met de prachtige kunst- werken verspreid over het Belgisch grondgebied. Het was zijn wens om aldus bij te dragen tot de ontwikkeling van de glasschilderkunst. In zijn besluit verwees Lévy ook naar de

bijzondere verdiensten van de reeds eerder genoemde graaf de Beauffort, voorzitter van de Koninklijke Commissie voor Monumenten. Het werk van Lévy is vandaag nog steeds een referentiewerk over de geschiedenis van de glas- schilderkunst in ons land.

In de inleiding geeft de auteur een bibliografisch overzicht en gaat hij uitgebreid in op het belang van Pierre Le Vieil’s werk Art de la peinture sur verre uit 1774.28Le Vieil, historicus en zoon van een glazenier, maakte het einde mee van de tradi- tionele glasschilderkunst in de 18de eeuw, maar hij zorgde

Afb. 8. Jean-Baptiste Capronnier, tekening van glasraamfragmenten afkomstig uit de kathedraal van Doornik en medaillons uit de kathedraal van Brussel. Kleurenlithografieën in het standaardwerk van Edmond Lévy, 1860.

(9)

met zijn traktaat ongetwijfeld voor de overlevering van de techniek en baande mee de weg voor het reveil van de glas- schilderkunst in de 19de eeuw. Lévy geeft vervolgens – chro- nologisch per eeuw – een kunsthistorische synthese van de glasschilderkunst, aangevuld met tal van historische gegevens en verwijzingen naar bronnenmateriaal. Voor de late 18de en de vroege 19de eeuw beschrijft de auteur gedetailleerd de vele chemisch-technische experimenten, voornamelijk in Frankrijk en Duitsland, die leidden tot de heropleving en de nieuwe bloei van de glasschilderkunst. Voor België vermeldt hij de ateliers Jean-Baptiste Bethune in Gent, vader en zoon Capronnier in Brussel en vader en zoon Pluys in Mechelen.

In een tweede deel geeft Lévy een beschrijvende inventaris van de historische glasramen in België.

Aansluitend bij het werk van Lévy werd in de tweede helft van de 19de eeuw nog een aantal, zij het meer beperkte his- torische studies gepubliceerd. Zo is de al eerder geciteerde publicatie van Clément van Cauwenberghs nog steeds een te consulteren bron voor het onderzoek naar de Antwerpse glasschilders.29

Bijzondere beschermingsmaatregelen in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog

De Eerste Wereldoorlog had veel schade toegebracht aan het historisch glaspatrimonium. Zo werden bijvoorbeeld de ramen van de Sint-Gummaruskerk in Lier door de Duitse beschieting in 1914 beschadigd en opgeborgen in het museum. Pas in de jaren 1924-1939 werden ze door de Gentse glazenier Gustave Ladon (1863-1942) gerestau- reerd.30In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog nam de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Land- schappen dan ook een aantal belangrijke initiatieven voor de bescherming van monumenten en kunstvoorwerpen.

Haar bulletin vermeldt in de aflevering juli-december 1939 dat er in afwachting van een internationale overeenkomst was afgestapt van de idee om de belangrijke kunstwerken op één plaats samen te brengen (er werd gedacht aan Brugge).31Op 2 september 1939 richtte de commissie een omzendbrief aan de provinciale gouverneurs met concrete richtlijnen voor de bescherming van beelden, schilderijen en andere kunstwerken. Voor de glasramen raadde de com- missie aan om de panelen uit te nemen en ze in kisten recht te zetten. Een maand later, op 2 oktober 1939, volgde een tweede omzendbrief, ditmaal specifiek voor de bescherming van glasramen.32 De commissie verplichtte nu de lokale overheden om de ‘merkwaardigste glasramen van ’t land uit te nemen en in veiligheid te brengen’. De minder belang- rijke ramen moesten in situ beveiligd worden, hetzij door het aanbrengen van panelen aan de binnen- en buitenzijde, hetzij door ze te beplakken met stevig papier en tegelijk enkele panelen uit te nemen voor de luchtverplaatsing.

Op 4 oktober volgde dan de lijst van glasramen die in artis- tiek of archeologisch opzicht van buitengewoon belang waren, per provincie gerangschikt in vier categorieën vol- gens afnemend belang. De lijst was opgemaakt door Jean Helbig, conservator van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel.33Ze geeft een nog steeds actu- eel overzicht van de geografische verspreiding van de histo- rische glasramenensembles in België. Opvallend is dat het overgrote deel van het historisch glaspatrimonium zich bevindt in de provincies Antwerpen en Brabant. Voor Ant- werpen zijn de ramen van Hoogstraten vermeld, samen met het Kroningsraam in Lier; in de tweede categorie staan de ramen van de Antwerpse kathedraal. Voor Brabant zijn het de ramen van Brussel en Anderlecht. De provincies Oost- en West-Vlaanderen hebben geen glasramen in de eerste en tweede categorie. Voor Brugge zijn vooral de glasramen van de familie Adornes in de Jeruzalemkerk van belang, in Lim- burg de vijf 16de-eeuwse ramen van de Sint-Stefanuskerk in ’s Herenelderen. De richtlijnen van de commissie werden

Afb. 9. Lijst van de belangrijkste glasramen in België, opgesteld door de Koninklijke Commissie voor

Monumenten in 1939.

(10)

vrij goed opgevolgd, zodat Helbig na de oorlog kon meede- len dat er slechts zes glasramen waren vernield (één in Hoogstraten, twee in Loenhout en drie in Diest).34

Het kunsthistorisch onderzoek in een stroomversnel- ling: het repertorium van Jean Helbig (1943-1951) Naar aanleiding van het demonteren in 1939-1940 konden de meeste glasramen voor het eerst paneel per paneel gefo- tografeerd worden, wat het kunsthistorisch onderzoek na de Tweede Wereldoorlog in een stroomversnelling bracht.

Zo publiceerde Jean Helbig reeds in 1943 zijn werk De glasschilderkunst in België. Repertorium en documenten.35 Zoals hij zelf vermeldt in de inleiding, wilde Helbig het inventarisatieproject van baron de Reiffenberg voortzetten.

Al het beschikbaar historisch materiaal bracht hij samen in een omvattend repertorium van de historische glasramen in België, alfabetisch gerangschikt per gemeente en per gebouw. Zowel de bewaarde ramen zijn vermeld, als de ramen die enkel bekend zijn via historische bronnen. Hel- big geeft in een compact, maar handig kolommensysteem informatie over datering, iconografie, schenkers, kunste- naars, restauratie, eventueel de periode van de vernieling en ten slotte de bibliografie. Het werk is ruim geïllustreerd met zwart-witfoto’s. In 1951 publiceerde Helbig een aan- vulling met de vermelding van de vernielde ramen, samen met een iconografische index, een lijst van Vlaamse glasra- men in het buitenland, een index van de glasschilders en een naamlijst.

Een internationale organisatie in 1952: het Corpus Vitrearum Medii Aevi

Het demonteren van historische ramen tijdens de Tweede Wereldoorlog gebeurde in de meeste Europese landen en gaf overal aanleiding tot de eerste systematische fotografi- sche documentatie per glaspaneel. Dat gaf het weten- schappelijk onderzoek een bijzondere stimulans en het Internationaal Kunsthistorisch Comité besloot in 1952 tot de oprichting van een Corpus Vitrearum Medii Aevi onder de auspiciën van de Unie van Academiën. Het doel was het wetenschappelijk onderzoek van de glasschilder- kunst te bevorderen en vooral te komen tot een eenvor- mige publicatie van alle bewaarde oude glasramen in de wereld. Hiertoe werden richtlijnen opgesteld en werd een praktisch nummeringssysteem met dateringsschema’s uit- gewerkt.36

De studie en publicatie van de corpusdelen werden toever- trouwd aan nationale comités die in de verschillende lan- den werden opgericht. Aanvankelijk was er een chronologi- sche beperking tot de ramen van rond 1500-1520. In 1975

viel die echter weg, zodat ook de ramen uit de 16de en 17de eeuw in het corpus kunnen worden opgenomen.

Sinds enkele jaren doet de noodzaak zich gevoelen om de tijdsgrens nog te verschuiven en het zeer omvangrijke 19de- eeuws glaspatrimonium ook op te nemen, zij het veeleer in de vorm van checklists.

In België verscheen in 1961 een eerste deel van de hand van Jean Helbig, Les vitraux médiévaux conservés en Belgique 1200-1500. Hierin herwerkte de auteur zijn eerder in 1943-1951 gepubliceerde gegevens en vulde ze aan.37De dateringsschema’s werden samen met glazenier Oscar Cal- ders (1906-1976) opgesteld. Een tweede deel verscheen in 1968 en betrof de glasramen uit de eerste helft van de 16de eeuw bewaard in de provincies Antwerpen, Oost- en West-Vlaanderen.38 Samen met Yvette Vanden Bemden, professor aan de Universiteit van Namen, publiceerde Helbig in 1974 het derde deel met de glasramen uit de eerste helft van de 16de eeuw, bewaard in de provincies Brabant en Limburg.39In 1981 verscheen het vierde deel met de ramen in de provincies Luik, Luxemburg en

Afb. 10. Yvette Vanden Bemden e.a., Cartons de vitraux du XVIIe siècle. La cathédrale Saint-Michel Bruxelles, reeks Etudes

opgezet door het Corpus Vitrearum België, 1994.

(11)

Namen, eveneens opgesteld door Yvette Vanden Bemden.40 Een voorlopig laatste deel uit 2000 is ook van haar hand.

Het beschrijft de glasramen uit de eerste helft van de 16de eeuw, bewaard in de Sainte-Waudrukerk in Bergen.

Naast de corpusdelen werd er ook een reeks Etudes gestart. Een eerste deel in 1994 betrof de publicatie van de befaamde 17de-eeuwse kartons van Theodoor van Thulden voor de glasramen van Jean De Labaer in de kathedraal van Brussel.41

Sinds de staatshervorming is de zorg voor het glasramen- patrimonium een gewestelijke materie. In 1998 werden er naast het nationaal Belgisch Comité Corpus Vitrearum dan ook drie Gewestelijke Comités (Brussel, Vlaanderen en Wallonië) opgericht. Zij zijn verantwoordelijk voor de publicatie van de volgende boekdelen van het Corpus Vitrearum, met name de glasramen in Vlaanderen van de tweede helft van de 16de tot de 18de eeuw. Hier ligt dus nog een interessant kunsthistorisch onderzoeksdomein open.

Het kunsthistorisch onderzoek verruimd vanaf de jaren 1980

Sinds de jaren 1980 is de interesse voor de historische glasschilderkunst aanmerkelijk verruimd. Zo kwam het 19de-eeuwse glaspatrimonium in de belangstelling, vooral dankzij het wetenschappelijk onderzoek rond de neogotiek en de neostijlen. Een belangrijke mijlpaal en een blijvend naslagwerk in dat verband is de studie De Sint-Lucasscholen en de neogotiek, in 1988 gepubliceerd onder redactie van Jan De Maeyer, met als bijlage een alfabetische lijst van Sint-Lucasateliers uitgewerkt door Jean Van Cleven.42 De verschillende Gentse glazenierateliers die in de 19de eeuw met hun exclusief neogotische stijl een tegengewicht vormden voor de veeleer academisch gerichte stijl van de Brusselse school rond Capronnier, zijn in die publicatie uitgebreid opgenomen met literatuur- en bronvermelding.

Het KADOC in Leuven verzamelde de laatste jaren ook belangrijke 19de-eeuwse atelierarchieven en maakte ze con- sulteerbaar. Er zijn documenten bewaard van o.m. de glaze- niersateliers Pluys, Coucke, Bethune-Verhaegen-Casier, Dobbelaere, Ladon en Ganton-Defoin.43

Het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Monumenten en Landschappen startte in 1996-1997 met een eerste systematische inventarisatie van het 19de-eeuws glasramenpatrimonium in Vlaanderen, in samenwerking met het Glaskunst Informatie Centrum (GIC). De provin- cies Limburg en Oost-Vlaanderen werden geprospecteerd en de gegevens ervan verzameld.44 De overige provincies moeten nog aan bod komen. Hier ligt dus ook nog een boeiend onderzoeksterrein.

De 19de eeuw kwam ook ruim aan bod ter gelegenheid van de tentoonstelling Gloed van Glas in 1986 in Brussel, die voor een ruim publiek een overzicht gaf van de glasschilder- kunst in België.45Hier werden ook voor het eerst de glas- fragmenten getoond uit het dominicanenpand in Gent, waar in 1982 een 2000-tal beschilderde glasfragmenten uit de 13de-14de eeuw ontdekt werden boven de gewelven van de pandgang. De vondst werd gepubliceerd onder de titel Dro- leriën te Gent. Vondsten van middeleeuwse glasraamfragmenten uit het Dominikanenklooster.46Een representatief deel van de glascollectie wordt permanent tentoongesteld in het Pand. In het naslagwerk van Paul Victor Maes, Leuvens Brandglas (1987), is er aandacht voor de Leuvense glasschilderkunst.47 Tentoonstellingen over glaskunst zijn niet zo voor de hand liggend. Het uitgebreid historisch onderzoek naar de res- tauratiegeschiedenis van de Antwerpse kathedraal in de jaren 1980-199048leverde tal van gegevens op, wat aanlei- ding gaf tot een wetenschappelijke catalogus van al het gebrandschilderd glas in de kathedraal. Het Provincie- bestuur van Antwerpen publiceerde die in 1996 onder de titel Een venster op de hemel. De glasramen in de Onze-Lieve- Vrouwekathedraal van Antwerpen.49Alle glasramen zijn chronologisch gerangschikt, beschreven met literatuur- en bronvermelding. De 19de-eeuwse glasschilderkunst kreeg hier de plaats die ze verdient.

Afb. 11. Gloed van glas, catalogus van de overzichtstentoon- stelling over de geschiedenis van de glaskunst in België,

Brussel, 1986.

(12)

Ook het omvattende inventariswerk dat glazenier Ivo Bake- lants aanvatte, mag hier niet onvermeld blijven. De bedoe- ling is het repertorium van Helbig voort te zetten met de publicatie van de glasramen uit de 19de en 20ste eeuw. Net als bij Helbig geeft de inventaris een alfabetische rangschik- king per gemeente. Het eerste deel, De glasschilderkunst in België in de negentiende en twintigste eeuw. Deel A, werd gepubliceerd in 1986 en omvat alle gemeenten in België beginnend met de letter A. Er verschenen tot nu toe drie delen, waarin ook tal van biografische nota’s over glaskun- stenaars zijn opgenomen.50Voor de publicatie van mono- grafieën over 19de-eeuwse glaskunstenaars of –ateliers bestaat er nog geen traditie. Het werk van Theo Mertens uit 1990, Gust Ladon (1863-1942). Hoogtepunt van neogo- tische schilderkunst, dat verscheen naar aanleiding van de restauratie van diens glasramen in de Sint-Pietersbanden- kerk in Lommel, mag evenwel gelden als het referentiewerk over het belangrijke Gentse atelier Ladon.51

Aan de kunsthistorische opleidingen van de universiteiten is er de laatste jaren bijzondere interesse gegroeid voor de

studie van de 19deen vroeg 20ste-eeuwse glasschilderkunst.

Enkele glazenierateliers als Casier, Capronnier, Ganton- Defoin en Stalins en Janssens konden dankzij bewaarde ate- lierarchieven bestudeerd worden in licentiaatsverhandelin- gen.52Isabelle Lecocq legde aan de universiteit van Namen in 2001 haar proefschrift voor over 16de-eeuwse glasramen onder de titel Le vitrail monumental en Wallonie pendant la seconde moitié du XVIe siècle.53 Ondertussen is er ook belangstelling voor het naoorlogse glaspatrimonium. De aanzet werd gegeven door Zsuzsanna Böröcz, die in 1999 over glaskunstenaar Michel Martens publiceerde, en nadien in 2004 de naoorlogse glaskunst onder de aandacht bracht in haar proefschrift. Zij behandelt uitgebreid de plaats van het glasraam in de kerkelijke architectuur van die tijd en geeft hiermee een goede inleiding op het onderwerp.54 De eindverhandelingen van de Opleiding Conservatie/Res- tauratie van de Hogeschool Antwerpen hebben veelal betrekking op restauratietechnische aspecten maar reiken toch bouwstenen aan voor verder kunsthistorisch onder- zoek. Geertrui Verschueren maakte een verhandeling over De organisatie en werking van het glazeniersatelier in België vanaf de vroege 19de eeuw tot aan de Eerste Wereldoorlog (1993-1994); Peggy Hermans over de Inventarisatie van glasschildertechnieken van de 19de en 20ste eeuw (1994);

Aletta Rambaut over De restauratiegeschiedenis van het Kro- ningsraam van Lier (1996). Christel De Vis bestudeerde de historiek van het gebruik van zilvergeel (2000) en Geert Van der Snickt die van blauwe emails (2003).55

Monumenten en Landschappen: nadruk op kunsthistorisch onderzoek en documentatie naar aanleiding van restauratiewerken

Zoals gezegd is er een belangrijke evolutie sinds de jaren 1990 in de behandeling van historisch gebrandschilderd glas.

Kunsthistorisch onderzoek en documentatie zijn daarvan belangrijke aspecten. De bevindingen worden thans neerge- legd in restauratierapporten. Het valt te betreuren dat er tot nu toe weinig resultaten werden gepubliceerd. Een stimule- rende rol hiervoor speelde het tweemaandelijks tijdschrift M&L van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Monumenten en Landschappen. Vermeldenswaard zijn de publicaties over de restauratie van het Piëtaraam uit het kasteel van Loppem56, het Calvarieraam uit het kasteel van Rumbeke57, de glasfragmenten in de Sint-Stefanuskerk van Nederokkerzeel58en over de ramen uit de doopkapel van de Sint-Martinuskerk in Halle59. Daarnaast werd ook de recente restauratie van twee koorramen in de Sint-Pieters- en Sint-Guidokerk in Anderlecht gepubliceerd.60

De publicatie door Monumenten en Landschappen van een M&L cahier Glas in lood in 1992 had een sensibiliserend Afb. 12. Een venster op de hemel, catalogus van

de tentoonstelling over de historiek van de glasramen in de O.-L.-V.-kathedraal van Antwerpen, 1996.

(13)

Afb. 13. Christus aan het Kruis met Johannes en Maria, glasraam, ca 1475 met boord ca 1535. – Rumbeke, Caestertkasteel (© VIOE. Foto Oswald Pauwels)

(14)

effect. Het cahier bevat een historisch overzicht van de glas- schilderkunst in Vlaanderen, een omschrijving van de hedendaagse restauratietechnieken en een glasramengids waarin de voornaamste sites in Vlaanderen met historisch glas beschreven zijn.61

Besluit

Vlaanderen heeft een rijke traditie op gebied van de schone kunsten, maar ook op het vlak van het artistieke ambacht kent ons land een groot verleden. Een belangrijke plaats wordt hier ingenomen door de monumentale glasschilder- kunst, een kunsttak die onlosmakelijk verbonden is met de kerkelijke architectuur. Een driehonderdtal oude glasramen (van vóór de Franse Revolutie) bleef in situ bewaard, terwijl ook in het buitenland (onder meer in Engeland en Spanje) werk van Vlaamse glazeniers kan worden bewonderd. Het

kunsthistorisch onderzoek van de glasschilderkunst werd aangevat in de 19de eeuw, meestal naar aanleiding van omvattende restauratiewerken aan haast alle historische glasramenensembles. De vernieuwde interesse voor de monumentale glaskunst verliep parallel met het ontstaan van de neogotische beweging en de neostijlen. De Konink- lijke Commissie voor Monumenten speelde een belangrijke rol door haar bijzondere zorg voor dit waardevolle erfgoed.

In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog werden op ini- tiatief van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen de belangrijke historische glasraamen- sembles in België preventief uitgenomen en weggeborgen.

Dat vormde de aanleiding voor het systematisch fotografe- ren en documenteren van alle historische glasramen. Om die informatie te publiceren en om verder kunsthistorisch onderzoek mogelijk te maken, werd in 1952 het Corpus Vitrearum Medii Aevi opgericht. Zo werden totnogtoe alle historische glasramen in België tot 1550 gepubliceerd in de reeks Corpus Vitrearum. De vernieuwde opvattingen inzake de conservatie en restauratie van glasramen vanaf de jaren 1990 betekenden een belangrijke stimulans voor het kunst- historisch onderzoek. Het onderzoeksdomein werd ver- ruimd tot het 19de- en zelfs het 20ste-eeuwse glaspatrimo- nium. We drukken de hoop uit dat de aanzet is gegeven om de studie van de glaskunst verder in de belangstelling te brengen.

1 Dit artikel is een bewerking van een lezing op de studiedag Historisch Interieur van de Universiteit Gent, Vakgroep Kunst-, Muziek- en Theaterwetenschappen, op 31 maart 2004. Het artikel geeft van het onderwerp geen exhaustief overzicht met volledige bibliografie, maar wel een stand van zaken gebaseerd op de historiek van het kunsthistorisch onderzoek van de glas- schilderkunst. Cf. de talrijke vermeldingen in het Bulletin des Commissions Royales d’Art et d’Archéologie, met name met betrekking tot de restauratie van de koorramen van de Sint- Catharinakerk in Hoogstraten. Zie BCRAA, 1862: 165.

2 De Guidelines for the Conservation and Restauration of Stained glass, ‘Richtlijnen voor de Conservatie en Restauratie van Gebrandschilderd Glas’, werden in 1989 opgesteld door het Internationaal Conservatiecomité van het Corpus Vitrearum Medii Aevi en door het Comité voor het Glasraam van Ico- mos. Zij specifiëren principes die eigen zijn aan de conservatie van glasramen en herformuleren meer algemene conservatie- principes die in andere internationaal erkende richtlijnen en ethische codes voorkomen, onder meer het ‘Internationaal charter voor de conservatie en restauratie van monumenten en landschappen’ (Charter van Venetië, Icomos, 1964) en ‘De conservator-restaurator: een definitie van het beroep’ (Charter van Kopenhagen, Icom, 1984). In 2004 keurde het Interna- tionaal Comité Corpus Vitrearum een licht aangepaste versie van de Guidelines goed. Voor de Nederlandse vertaling van de guidelines zie: Manderyck 2005.

3 De restauratierapporten en de rapporten van vooronderzoek zijn in de regel te raadplegen na toestemming van de eigenaars en auteurs bij de provinciale cellen Monumenten en Land- schappen van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

Afb. 14. Glas in lood. M&L cahier, titelblad met glaspaneel uit de heraldische reeks afkomstig uit het voormalige

Sint-Elisabethgasthuis te Lier, thans bewaard in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis te Brussel,

1992.

(15)

Afb. 15. De kroning van Maria door de Heilige Drievuldigheid, glasraam, derde kwart 15deeeuw.

Lier, Sint-Gummaruskerk (© VIOE. Foto Oswald Pauwels)

(16)

Caen 1996; Vanden Bemden, Wauters 1997; Rambaut 1999;

Rambaut, Van den Wijngaert 2000.

4 Kunsthistoricus Jean Helbig was vanaf 1929 werkzaam bij de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel. Hij leidde vanaf 1952 de Dienst van het Repertorium van het Cultureel Bezit, dat onderdak vond bij de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis. Hij mag de pionier genoemd worden van het hedendaags kunsthistorisch onderzoek naar de glaskunst in België. Zie Mariën-Dugardin 1960 met bibliogra- fie. Helbig 1943-1951; Helbig 1953; Helbig 1961; Helbig 1968; Helbig, Vanden Bemden 1974.

5 Van Cauwenberghs 1891: 58-59; Van De Velde 1975: 270- 272; Grieten, Mees, Van Damme, Van Langendonck 1996:

12-14, met afbeelding van de tekening van het glasraam (waarschijnlijk foutieve datumvermelding ‘1655’ in plaats van

‘1633’).

6 Helbig 1943-1951; Vanden Bemden, Kerr 1986.

7 Het museum van de Heilig-Bloedkapel Brugge bezit wel de 16de-eeuwse (?) tekeningen van de oude glasramen. Glazenier Pluys maakte in 1845-1847 op basis van die tekeningen nieuwe, thans ook niet meer bewaarde glasramen. Brussel 1986: 51-53.

8 Caluwaerts 2003, met bibliografie en foto’s van alle ramen.

9 Nicaise 1936: 7-8.

10 Een goede synthese van de Vlaamse invloed op de Engelse glasschilderkunst in: Brown, Macdonald 1997: 89-107.

11 De Reiffenberg 1832

12 Langlois 1832.

13 O’Kelly 1859: 59 vermeldt in het bijzonder de inspanningen van graaf de Beauffort, dankzij wie vele glasramen werden gerestaureerd, terwijl er nieuwe werden gecreëerd.

14 Stynen 1998: 27-36.

15 Pauwels 2002a.

16 Pauwels 2002b; Vanden Bemden, de Crombrugghe 2000:

159-213.

17 Het atelierarchief Capronnier werd na de dood van Jean-Bap- tiste Capronnier in 1892 openbaar verkocht. De overheid kocht meer dan 1200 documenten, die nu worden bewaard in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel.

De overige documenten bleven grotendeels onverkocht en werden teruggenomen door Jules-Adrien Capronnier, zoon van Jean-Baptiste, die het atelier voortzette met François Comère. Rond 1910 kwam het atelier in handen van Arthur en Camille Wybo, en ging nog later over naar Lechantre en Massy in Doornik. Roger Coppe, glazenier in Moeskroen, kocht uiteindelijk het atelier in 1969. Zo kwam hij in het bezit van een zeer belangrijk deel van het oude archief Capronnier. Het archief omvat ruim 2500 kartons, zowel voor het maken van nieuwe glasramen als voor de restauratie van oude glasramen, naast honderden tekeningen en studies afkomstig uit het atelier Capronnier. De documenten werden enkele jaren geleden geïnventariseerd door Xavier Coppe, zoon van de glazenier. Het archieffonds Coppe is belangrijk voor het kunsthistorisch onderzoek van de 19de-eeuwse glas- schilderkunst en van de historische glasramen in België. Het atelier Capronnier restaureerde immers nagenoeg alle histori- sche glasramen in België.

18 Voor een beschrijvende inventaris van alle glasramen van de Sint-Catharinakerk, zie De Ceulaer 1988: 139-166, met ver- wijzing naar de talrijke publicaties van deken Lauwerys met betrekking tot de historiek van de Hoogstratense glasramen.

Antwerpen, archief Monumenten en Landschappen, Fonds Koninklijke Commissie voor Monumenten, Hoogstraten Sint- Catharinakerk, nr A046, A. Rambaut, kunsthistorisch onder- zoek en datering NV, NVI, NII, 2003-2004’.

19 BCRAA, 1862-1938.

20 BCRAA, 1862: 314, met een goede algemene situering van de neogotische beweging met betrekking tot de glasateliers.

21 Leuven, KADOC, Fonds Dobbelaere. Henri Dobbelaere was een Brugse schilder en een leerling van Gustave Wappers aan de Antwerpse Academie. Vanaf 1860 legde hij zich toe op de glasschilderkunst. In 1885 werd zijn atelier overgenomen door zijn zoon Jules. Het atelier kende een zeer grote productie.

KADOC bewaart ca. 3000 tekeningen van het atelier. Uit het plaatsregister blijkt dat er ook veel glasramen voor het buiten- land gemaakt zijn. Met dank aan Rie Vermeiren.

22 BCRAA, 1863: 249.

23 BCRAA, 1863: 253.

24 BCRAA,1865: 181-182.

25 Een overzicht van de inventarisatie in Devliegher 1964.

26 Over de inventarisatie van roerend kerkelijk erfgoed, zie Van Damme 1998. Pas in 1967 werd de draad van de officiële inventarisatie terug opgenomen. Toen kreeg het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium opdracht van de minis- ter van Cultuur voor de opmaak van een versnelde inventaris van het kunstpatrimonium. Dat leidde vanaf 1972 tot de publicatie van de ‘groene boekjes’ (voor elke provincie en per gerechtelijk kanton), met name het Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen. Hierin zijn de oude glasramen opgenomen met verwijzing naar de uiterst waarde- volle historische fotocollectie bewaard in het Koninklijk Insti- tuut voor het Kunstpatrimonium. Het 19de-eeuws en recenter glasramenbezit is niet systematisch en slechts sporadisch opge- nomen.

27 Lévy 1862.

28 Le Vieil 1774.

29 Van Cauwenberghs 1891. Het past hier in dat verband ook de nota te vermelden van Pierre Genard over de glasramen van de Antwerpse kathedraal: Genard 1877.

30 Leemans 1972; d’Hulst 1956.

31 BKCKO, KCML, 78 (1939): 191. Mededeling van de voorzit- ter baron Carton de Wiart op de zitting van 28 september 1939.

32 BKCKO, KCML, 78 (1939): 200-204.

33 BKCKO, KCML, 78 (1939): 207-208, met afzonderlijk gedrukte lijst: Lijst van de glasramen welke op artistiek en oud- heidkundig gebied een buitengewoon belang bieden. Uittreksel uit het Bulletijn der Koninklijke Commissies voor Kunst en Oud- heidkunde, juli-december 1939.

34 Helbig 1943-1951, 2: 5-6.

35 Helbig 1943-1951.

36 Over het ontstaan en de werking van de internationale weten- schappelijke instelling Corpus Vitrearum Medii Aevi, zie: Cor- pus Vitrearum 1982; Corpus Vitrearum 2001.

37 Helbig 1961.

38 Helbig 1968.

39 Helbig, Vanden Bemden 1974.

40 Vanden Bemden 1981.

41 Vanden Bemden, Fontaine-Hodiamont, Balis 1994.

42 De Maeyer 1988.

43 Archiefinventarissen raadpleegbaar op www.kadoc.kuleuven.be.

44 De documenten zijn te raadplegen in de bibliotheek van het VIOE (Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, Minis- terie van de Vlaame Gemeenschap). Het Glaskunst Informa- tiecentrum (GIC) bestaat niet meer.

45 Brussel 1986.

46 De Schryver, Vanden Bemden, Bral 1991.

47 Maes 1987.

48 Aerts 1993

49 Grieten, Mees, Van Damme, Van Langendonck 1996

50 Bakelants 1986a; Bakelants 1986b; Bakelants 1992.

51 Mertens 1990

(17)

52 Mertens 1994; De Gheest 2002; Evens 2002; Langouche 2002.

53 Lecocq 2001, met heel wat informatie over Vlaamse glaskun- stenaars.

54 Böröcz 1999, met algemene inleiding en bibliografie over het onderwerp. Böröcz 2004.

55 De Vis 2000; Van der Snickt 2003.

56 Fontaine-Hodiamont, Maes, Vanden Bemden 1990-1991.

57 Caen 1996.

58 Vanden Bemden, Wauters 1997.

59 Rambaut, Van den Wijnaert 2000.

60 Van Den Wijngaert 2002.

61 Vanden Bemden, Caen, Berckmans, Malliet, Lambrechts 1992.

AFKORTINGEN

BCAA Bulletin des Commissions d’Art et d’Archéologie (1862- 1938)

BKCKO-KCML

Bulletijn der Koninklijke Commissie voor Kunst en Oudheidkunde – Koninklijke Commissie voor Monu- menten en Landschappen (vanaf 1938)

CVMA Corpus Vitrearum Medii Aevi

KADOC Katholiek Documentatie- en Onderzoekscentrum Leuven

BIBLIOGRAFIE

AERTS1993

De Onze-Lieve-Vrouwekathedraal van Antwerpen, uitg.

door Willem Aerts e.a., Antwerpen, 1993.

BAKELANTS1986a

Ivo Bakelants, De glasschilderkunst in België in de negen- tiende en twintigste eeuw. Repertorium en documenten.

Deel A, Wommelgem, 1986.

BAKELANTS1986b

Ivo Bakelants, De glasschilderkunst in België in de negen- tiende en twintigste eeuw. Repertorium en documenten.

Deel B, Wommelgem, 1986.

BAKELANTS1992

Ivo Bakelants, De glasschilderkunst in België in de negen- tiende en twintigste eeuw. Repertorium en documenten.

Deel C, Deurne, 1992.

BÖRÖCZ1999

Zsuzsanna Böröcz, Michel Martens Glasramen. Licht is mijn materie, glas mijn medium, Brussel, 1999.

BÖRÖCZ2004

Zsuzsanna Böröcz, Naoorlogse glasramen in Belgische kerken 1945-1964. Een contextueel onderzoek, onuitgeg.

proefschrift, Leuven, 2004.

BROWN, MACDONALD1997

Sarah Brown, Lindsay MacDonald, The Medieval Stained Glass of Fairford Parish Church, Stroud, 1997.

BRUSSEL1986

Gloed van glas, tent.cat. (Brussel, Galerij ASLK), Brussel, 1986.

CAEN1996

Joost Caen, ‘Het Kalvarieraam in het Caestertkasteel te Rumbeke’, Monumenten & Landschappen, 15 (1996) 6:

25-43.

CALUWAERTS2003

Guido Caluwaerts, Een gebed van licht en kleur uit de voormalige Cisterciënzerinnenabdij van Herkenrode. De zeven glasramen uit de Lady Chapel van de kathedraal van Lichfield, Herkenrode, 2003.

CORPUSVITREARUM1982

Corpus Vitrearum. Histoire et Etat actuel de l’entreprise internationale, uitg. Akademie der Wissenschaften, Wenen, 1982.

CORPUSVITREARUM2001

Guidelines Corpus Vitrearum, uitg. Comité International d’Histoire de l’Art en Union Académique Internationale, s.l., 2001.

DECEULAER1988

Roeland De Ceulaer, De Sint-Catharinakerk te Hoogstra- ten. Inventaris van het kunstpatrimonium van de provin- cie Antwerpen, 2, Antwerpen, 1988.

DEGHEEST2002

Davina De Gheest, Het glazeniersatelier van Joseph Casier (1895-1925). Inventarisatie Gent, onuitgeg. licentiaats- verhandeling, Gent, 2002.

DESCHRYVER, VANDENBEMDEN, BRAL1991

Antoine De Schryver, Yvette Vanden Bemden, Guido Bral, Drolerieën te Gent. De vondst van middeleeuwse glas- raamfragmenten uit het dominikanenklooster, Kortrijk, 1991.

DEVIS2000

Christel De Vis, De invloed van zilverzouten op de kleur- intensiteit van zilvergeel: een analytisch onderzoek, onuit- geg. scriptie Conservatie/Restauratie, Antwerpen, 2000.

DEVLIEGHER1964

Luc Devliegher, ‘De Belgische inventarissen van het kunstpatrimonium’, Bulletin van de Koninklijke Commis- sie voor Monumenten en Landschappen, 15 (1964): 75-81.

DEMAEYER1988

De Sint-Lucasscholen en de neogotiek 1862-1914, KADOC- studies, 5, uitg. door Jan De Maeyer, Leuven, 1988.

DEREIFFENBERG1832

Baron de Reiffenberg, ‘De la peinture sur verre, aux Pays- Bas, suivi d’un mémoire sur les tentatives faites au sein de l’Académie pour la publication des monumens (sic) iné- dits de l’histoire Belgique; lu dans la séance du 19 novembre 1831, Nouveaux mémoires de l’Académie Royale des Sciences et Belles-Lettres de Bruxelles, 7 (1832): 1-53.

D’HULST1956

Henri D’ Hulst, Kunstglasramen in de collegiale kerk van Sint-Gummarus te Lier, Antwerpen, 1956.

EVENS2002

Leen Evens, Stalins en Janssens. Een Antwerps glazeniers- atelier uit de late negentiende en vroeg twintigste eeuw.

(18)

Een historische en stilistische studie, onuitgeg. licentiaats- verhandeling, Leuven, 2002.

FONTAINE-HODIAMONT, MAES, VANDENBEMDEN1990-1991 Chantal Fontaine-Hodiamont, Luc Maes, Yvette Van- den Bemden, ‘Un vitrail de la Pietà au château de Lop- pem. Etude et restauration’, Bulletin van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, 23 (1990-1991):

5-32.

GENARD1877

Pierre Genard, Notice historique sur les verrières qui ornent l’église de Nôtre-Dame à Anvers, Anvers, 1877.

GRIETEN, MEES, VANDAMME, VANLANGENDONCK1996 Stefaan Grieten, Marc Mees, Jan Van Damme, Linda Van Langendonck, Een venster op de hemel. De glasramen van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal van Antwerpen, Antwerpen, 1996.

HELBIG1943-1951

Jean Helbig, De glasschilderkunst in België. Repertorium en documenten, 2 dln, Antwerpen, 1943-1951.

HELBIG1953

Jean Helbig, ‘Repertorium van het cultureel bezit’, Archief- en bibliotheekwezen in België, 24 (1953): 157-160.

HELBIG1961

Jean Helbig, Les vitraux médiévaux conservés en Belgique 1200-1500, Corpus Vitrearum Medii Aevi Belgique, 1, Brussel 1961.

HELBIG1968

Jean Helbig, Les vitraux de la première moitié du XVIe siè- cle conservés en Belgique. Province d’Anvers et Flandres, Corpus Vitrearum Medii Aevi Belgique, 2, Brussel, 1968.

HELBIG-VANDENBEMDEN1974

Jean Helbig, Yvette Vanden Bemden, Les vitraux de la première moitié du XVIe siècle conservés en Belgique. Bra- bant et Limbourg, Corpus Vitrearum Medii Aevi Belgi- que, 3, Gent, 1974.

LANGLOIS1832

E. Langlois, Essai historique et descriptif sur la peinture sur verre ancienne et moderne et sur les vitraux les plus remar- quables de quelques monumens français et étrangers suivi d’une biographie des plus célèbres paintres-verriers, 2de uitg., Rouen, 1832. (heruitg. 1987).

LANGOUCHE2002

Liesbeth Langouche, Leven en werk van glazenier Camille Ganton-Defoin (1872-1946). Aanzet tot inventarisatie van zijn oeuvre in de provincie Oost-Vlaanderen, onuitgeg.

licentiaatsverhandeling, Gent, 2002.

LECOCQ2001

Isabelle Lecocq, Le vitrail en Wallonie pendant la seconde moitié du XVIe siècle, onuitgeg. proefschrift, Namen, 2001.

LECOCQ2002

Isabelle Lecocq, Les vitraux des anciens Pays-Bas. L’apport du fonds Goethals de la bibliothèque royale de Belgique, Brussel, 2002.

LEEMANS1972

Hertha Leemans, De Sint-Gummaruskerk te Lier, Inventaris van het kunstpatrimonium van de provincie Antwerpen, 1, Antwerpen, 1972.

LÉVY1862

Edmond Lévy, Histoire de la peinture sur verre en Europe et particulièrement en Belgique avec planches de J.B.

Capronnier peintre verrier de Bruxelles, Brussel, 1862.

LEVIEIL1774

Pierre Le Vieil, L’art de la peinture sur verre et de la vitre- rie, Parijs, 1774.

MAES1987

Paul Victor Maes, Leuvens brandglas. De productie tijdens de 16deeeuw en de nabootsing van oude brandglasmedaillons in de 19deen 20steeeuw, Arca Lovanienses, 13, Leuven, 1987.

MANDERYCK2005

Madeleine Manderyck, ‘Conservatie en restauratie van glasramen. Richtlijnen Corpus Vitrearum, Nürnberg 2004’, Monumenten & Landschappen, Binnenkrant, 24 (2005) 3: 13-16.

MARIEN-DUGARDIN1960

Anne-Marie Mariën-Dugardin, ‘Jean Helbig’, Bulletin des Musées Royaux d’Art et Histoire, 32 (1960): 129-132.

MERTENS1990

Theo Mertens, Uit licht geboren. Gust Ladon (1863-1942).

Hoogtepunt van neogotische schilderkunst, Lommel, 1990.

MERTENS1994

Sofie Mertens, Joseph Casier (1852-1925) oudheidkundige, estheet en cultuurpoliticus, onuitgeg. licentiaatsverhande- ling, Leuven, 1994.

M&L 19

Monumenten & Landschappen, 15 (1996) 6 (Themanum- mer glasramen).

NICAISE1936

Henri Nicaise, ‘Een Antwerpsch glasschilder in de abdij van Herkenrode’, Antwerpens’ Oudheidkundige Kring, 12 (1936): 366-382.

O’ KELLY1859

Alphonse 0’ Kelly, Notice sur la peinture sur verre en Bel- gique au dix-neuvième siècle, Brussel, 1859.

PAUWELS2002a

Piet Pauwels, ‘Capronnier, François’, Nationaal Biogra- fisch Woordenboek, 16 (2002): 242-244.

PAUWELS2002b

Piet Pauwels, ‘Capronnier, Jean-Baptiste’, Nationaal Bio- grafisch Woordenboek, 16 (2002): 243-253.

RAMBAUT1999

Aletta Rambaut, ‘De conservatie van twee glasramen van Charles van Crombrugghe’, Monumenten en Landschap- pen,18 (1999) 4: 31-40.

RAMBAUT, VAN DENWIJNGAERT2000

Aletta Rambaut, Carola Van den Wijngaert, ‘15de- en 17de-eeuws gebrandschilderd glas-in-lood uit de doopka- pel’, Monumenten en Landschappen, 19 (2000): 23-30.

(19)

STYNEN1998

Herman Stynen, De onvoltooid verleden Tijd. Een geschie- denis van de monumenten- en landschapszorg in België 1835-1940, Brussel, 1998.

VANCAUWENBERGHS1891

Clément van Cauwenberghs, Notice historique sur les peintres-verriers d’Anvers du XVe au XVIIIe siècle, Antwer- pen, 1891.

VANDAMME1998

Jan Van Damme, ‘Inventarisatie van het kerkelijk roerend patrimonium in de provincie Oost-Vlaanderen. Monu- mentenzorg in historisch perspectief ’, Monumentenzorg en cultuurpatrimonium. Jaarverslag van de provincie Oost- Vlaanderen 1997, Gent, 1998: 50-55.

VANDENBEMDEN1981

Yvette Vanden Bemden, Les vitraux de la première moitié du XVIe siècle conservés en Belgique. Provinces de Liège, Luxembourg, Namur, Corpus Vitrearum Belgique, 4, Gent, 1981.

VANDENBEMDEN, KERR1986

Yvette Vanden Bemden, Jill Kerr, ‘A Group of 16th Cen- tury Panels from the Low Countries now in British Churches’, The Journal of Stained Glass, 18 (1983-1984) 1: 32-39.

VANDENBEMDEN, CAEN, BERCKMANS, MALLIET, LAMBRECHTS

1992

Yvette Vanden Bemden, Joost Caen, Warner Berckmans, Anne Malliet, Lode Lambrechts, Glas in lood, M&L cahier, 1, Brussel, 1992.

VANDENBEMDEN, FONTAINE-HODIAMONT, BALIS1994 Yvette Vanden Bemden, Chantal Fontaine-Hodiamont, Arnout Balis, Cartons de vitraux du XVIIe siècle. La cathé- drale Saint-Michel, Bruxelles, Corpus Vitrearum Belgique, Série ‘Etudes’, 1, Brussel 1994.

VANDENBEMDEN, WAUTERS1997

Yvette Vanden Bemden, Herman Wauters, ‘De gebrand- schilderde glaspanelen uit de Sint-Stefanuskerk te Neder - okkerzeel’, Monumenten & Landschappen, 16 (1997) 6:

55-63.

VANDENBEMDEN2000

Yvette Vanden Bemden, Les vitraux de la première moitié du XVIe siècle conservés en Belgique. Province du Hainaut.

La collégiale Sainte-Waudru Mons, Corpus Vitrearum Bel- gique, 5, Namen, 2000.

VANDENBEMDEN, DECROMBRUGGHE2000

Yvette Vanden Bemden, Diane de Crombrugghe, ‘De glasramen’, De Kathedraal van Sint-Michiel & Sint- Goedele, Tielt, 2000: 159-213.

VAN DENWIJNGAERT2002

Carola Van den Wijngaert, Conservation et traitement de restauration des vitraux, Anderlecht. Collégiale des Saints- Pierre-et-Saint-Guidon. Vitraux de la Vierge et de l’Interces- sion, Brussel, 2002.

VAN DERSNICKT2003

Geert Van der Snickt, Blauwe email op 16de- en 17de-eeuws vlakglas. Onderzoek naar de samenstelling en bereiding, onuitgeg. scriptie C/R, Antwerpen, 2003.

VAN DEVELDE1975

Carl Van De Velde, ‘Rubens’ Hemelvaart van Maria’, Jaarboek Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwer- pen, (1975): 245-277.

SUMMARY

The Art-Historical Study of Stained-Glass in Flanders.

A Status Quaestionis

The study of historical stained-glass in Flanders began in the 19thcentury. The Royal Commission for Monuments played an important role through its attention to this historical patri- mony. In the run-up to the Second World War, the most important stained-glass ensembles in Belgium were removed to safety. This offered a chance to systematically photograph and document all the historical stained-glass windows. In order to publicise this information and facilitate further art-historical research, the Corpus Vitrearum Medii Aevi was set up in 1952.

As of now, documentation of all the historical stained-glass in Belgium to 1550 has been published. The renewed concep- tions concerning the conservation and restoration of stained- glass, starting in the 1990s, has created a significant stimulus for the art-historical study of stained-glass in Flanders. Art his- torians and restorers are carrying out research and shedding light on the art of glass.

Madeleine Manderyck is licentiaat in de Kunstwetenschap- pen en is als erfgoedconsulent werkzaam bij het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Monumenten en Landschap- pen, waar ze verantwoordelijk is voor het beheer van histo- rische interieurs in de provincie Antwerpen. Zij is tevens voorzitter van het Vlaams Comité Corpus Vitrearum Medii Aevi.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoger beroep tegen het afwijzende vonnis van de vrederechter. Het vonnis over de

Omdat lokale politieke partijen per definitie alleen actief zijn in één gemeente, zouden zij ten opzichte van landelijke partijen minder effectief kunnen zijn omdat zij

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Behalve dat dit een indicator kan zijn voor de (erva- ren) aantrekkelijkheid van het raadslidmaatschap van de betreffende partij, geeft dit ook inzicht in de omvang van

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

Binnen één samenwerkingsverband is gekozen voor een variant hierop, het matrixmodel, waarbij niet één centrumgemeente als gastheer optreedt, maar waar de gastheerfunctie voor de

Dergelijke inbedding (a) onderstreept de relevantie van integriteit in het dagelijkse werk, (b) draagt bij aan verdere normalisering van het gesprek over integriteit, (c) kan