• No results found

w HERSTEL VAN INHEEMSCHE RIJKEN IN NED.-INDIË

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "w HERSTEL VAN INHEEMSCHE RIJKEN IN NED.-INDIË"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

+ S>-J~-jp

r 677

HERSTEL

VAN INHEEMSCHE RIJKEN IN NED.-INDIË

AFSCHEIDSCOLLEGE

GEGEVEN BIJ HET NEDERLEGGEN VAN HET HOOGLEERAARSAMBT AAN DE UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

DEN 23STEN MEI 1938

DOOR

Mr. PH. KLEINTJES

D R Ü K K K H U E N Ü I T G B V E R I J

J. H, D B B U S 8 Y

A M S T E R D A M

5PB

w gpaUKMc

VOOf

(2)

BIBLIOTHEEK KITLV

0077 1681

1

(3)

-tfl I,

HERSTEL VAN INHEEMSCHE RIJKEN IN NED.-INDIË

1

(4)
(5)

HERSTEL

VAN INHEEMSCHE RIJKEN IN NED.-INDIÈ

AFSCHEIDSCOLLEGE

GEGEVEN B I J HET NEDERLEGGEN VAN HET HOOGLEERAARSAMBT AAN DE UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

DEN 2 3S Ï E N MEI 1938

DOOR

(6)
(7)

I

Dames en Heeren,

Zeer gewaardeerde toehoorders,

voor mijn l a a t s t e college hoop ik bij U belangstelling te vinden voor een onderwerp v a n Indisch s t a a t s r e c h t , een onderwerp, d a t t h a n s met het oog op hetgeen den l a a t s t e n tijd in Indië op s t a a t k u n d i g gebied geschiedt alleszins a a n d a c h t verdient.

Aldaar is sinds het begin dezer eeuw de s t a a t k u n d i g e organisatie v a n de gebiedsdeelen a a n een v o o r t d u r e n d e verandering onderhevig geweest en ondergaat zij nog steeds verandering.

Als gevolg der decentralisatiewetgeving o n t s t o n d e n locale ressorten, als gevolg der bestuurshervorming provincies en gouvernementen (nieuwe stijl) ; het groote a a n t a l gewestelijke ressorten op J a v a , v r u c h t v a n de decentralisatiewet, verdween om plaats te m a k e n voor de in het leven geroepen drie provincies; locale ressort - gemeenten werden overgebracht in provinciaal v e r b a n d en stadsgemeenten g e d o o p t ; regentschappen op J a v a en Madoera werden v a n bloot administratieve kringen in territoriale rechtsgemeenschappen omgezet en eveneens in provinciaal v e r b a n d g e b r a c h t ; de verhouding v a n de inheemsche zelfbesturende landschappen t o t het g o u v e r n e - m e n t onderging feitelijk een groote wijziging doordat

— behoudens enkele uitzonderingen — de lange politieke contracten verdwenen om plaats te m a k e n voor de alles o m v a t t e n d e korte verklaring. Ten slotte moge vermeld worden de wedergeboorte van voormalige in- heemsche rijken binnen ons s t a a t s v e r b a n d .

Over deze laatstgenoemde materie wensch ik nu enkele opmerkingen van juridischen a a r d te maken.

Ik ga dus spreken over herstel van zelfbesturen, m a a r v a n een eigenlijke behandeling dezer stof k a n in den b e p e r k t e n tijd, waarover ik beschik, geen sprake zijn.

(8)

Ik moet mij bepalen t o t de bespreking v a n slechts enkele v r a a g s t u k k e n v a n staatsrechtelij ken aard, die zich bij d a t onderwerp voordoen.

H e t betreft hier voormalige territoriale inheemsche gemeenschappen, die door inlijving in een r e c h t s t o e s t a n d waren gebracht, waarbij het Indische g o u v e r n e m e n t direct gezag over land en volk ging uitoefenen. Deze ingelijfde l a n d s c h a p p e n worden nu, terwijl h u n territoir Ned.-Indisch gebied blijft, uit dit s t r a k k e v e r b a n d los g e m a a k t en in een s t a t u s v a n zelfregeering t e r u g g e b r a c h t .

H e t gaat hier dus om renaissance v a n inheemsche rijken en oude vorstenregeeringen.

Gowa, een inheemsch rijk v a n Zuid-Celebes, eenmaal een machtige s t a a t , die in de geschiedenis der Compagnie een groote rol heeft gespeeld door de vijandelijke b o t - singen, die herhaaldelijk t o t wapengeweld hebben geleid, h a d in 1894 in een lang politiek contract de opper- heerschappij v a n Nederland erkend en allerhande ver- plichtingen tegenover het g o u v e r n e m e n t aangegaan, die het niet n a k w a m . I n het begin dezer eeuw h a d dit l a n d - schap zulk een agressieve houding tegen ons gezag aangenomen door doof te blijven voor onze r e c h t m a t i g e vertoogen, ja zelfs door te weigeren brieven onzer b e s t u u r s - a m b t e n a r e n in o n t v a n g s t te nemen, d a t de b e s t a a n d e betrekking v a n dit zelf b e s t u r e n d rijk t o t het I n d i s c h e gouvernement verder o n h o u d b a a r werd geacht. K r a c h t i g militair optreden onzerzijds m a a k t e een einde a a n h e t zelfstandig vorstenbestuur. N a een o v e r g a n g s t o e s t a n d werd in 1911 Gowa ingelijfd bij het rechtstreeks b e s t u u r d gebied.

R u i m een k w a r t eeuw later — 4 J a n u a r i 1937 h a d te T a m a l a t e bij Makasser op plechtige wijze de inhuldiging p l a a t s v a n M a n g i M a n g i K a r a e n g B o n t o n o m p o , broeder v a n den l a a t s t e n heerscher, als vorst v a n het herleefde inheemsche rijk.

De destijds b u i t g e m a a k t e rijkssieraden, in de s c h a t - k a m e r v a n het Museum v a n het Koninklijk B a t a v i a a s c h Genootschap v a n K u n s t e n en W e t e n s c h a p p e n b e w a a r d , werden a a n het herboren landschap teruggegeven, heilige

6

(9)

/

zaken, zonder welker bezit de vorstelijke waardigheid volgens de o p v a t t i n g e n en inzichten der bevolking zelve niet wel b e s t a a n b a a r is. Vooral gold het hier de groote gouden kroon v a n Gowa, de saloko, en het beroemde rijkszwaard, de soedang, een klewang, w a a r a a n b o v e n - natuurlijke, magische k r a c h t wordt toegeschreven. De kroon werd bij deze plechtigheid den nieuwen vorst door den p l a a t s v e r v a n g e r v a n den gouverneur op het hoofd gezet, het zwaard werd hem door dezen b e s t u u r s - a m b t e n a a r ter h a n d gesteld.

A a n deze inhuldiging was voorafgegaan het afleggen v a n de k o r t e verklaring door den nieuwen vorst, welke door den Gouv.-Generaal op den oudejaarsdag v a n 1936 was goedgekeurd en bekrachtigd.

Bi nn en k ort zal t o t herstel v a n tal v a n zelfbesturen op Bali worden overgegaan en daarbij de inlijving v a n voormalige landschappen bij het rechtstreeks b e s t u u r d gebied worden te niet gedaan.

Onze zelfbestuurspolitiek heeft in den loop der tijden wel een heele verandering ondergaan. Van de beschou- wingswijze, d a t het zelfbestuur als een overgangsvorm moest worden a a n g e m e r k t , om te komen t o t inlijving v a n het inheemsche rijk v i n d t men t h a n s juist h e t tegendeel in practijk gebracht. H e t gouvernement g a a t er toe over streken, die nu eenmaal t o t het rechtstreeks b e s t u u r d gebied behooren, in een zelfbestuursstatus t e r u g te brengen.

De gedachte, welke bij deze politiek voorzit, is deze:

waar de omstandigheden het toelaten, is herstel v a n oud, m a a r toch nog levend voorvaderlijk gezag gewenscht, o m d a t d a a r d o o r beter gebruik k a n worden g e m a a k t , v a n eigen inheemsche vormen v a n organisatie, die onder leiding en toezicht v a n het g o u v e r n e m e n t s b e s t u u r de inheemsche bevolking t o t grootere welvaart k u n n e n brengen door verbetering v a n den economischen en socialen t o e s t a n d . N a a r eigen a a r d k a n de ontwikkeling p l a a t s hebben, terwijl de regeermacht v a n het inheemsche bestel op veel soepeler wijze k a n worden uitgeoefend d a n in rechtstreeks b e s t u u r d gebied, w aa r g o u v e r n e m e n t s -

(10)

voorschriften voor de landsorganisatie een knellenden b a n d vormen. Bovendien zullen de kosten voor de l a n d s a d m i n i s t r a t i e minder zijn dan die, welke op de landsoverheid zouden d r u k k e n bij de verzorging v a n de behoeften der bevolking op allerhande gebied bij u i t - oefening v a n direct gezag.

H e t is evenwel merkwaardig, d a t , toen laatstelijk in v e r b a n d met het voorgenomen herstel v a n zelfbesturen op het eiland Bali een d a a r m e d e s a m e n h a n g e n d o n t w e r p - o r d o n n a n t i e in den Volksraad a a n han gi g was, een Baliër, de heer S o e k a w a t i , te kennen gaf, d a t hij den nieuwen s t a t u s van zelfbestuur niet juichend en jubelend kon tegemoet treden, dat, hoewel de grondgedachte, die hierbij h a d voorgezeten, veel aantrekkelijks had, hij er toch niet geheel en al gerust op was of het nieuwe b e s t u u r b e t e r zoude zijn d a n het oude, d a t h e e n g a a t en zich verdienstelijk h a d g e m a a k t door veel zorg te besteden a a n onderwijs, rechtspraak, irrigatie, hygiëne en andere zaken v a n staatsbemoeiing.

H e t is, d u n k t mij, wel zeer teekenend, d a t hier bij het n e m e n van deze maatregelen v a n gouvernementszij dé een alleszins geruststellende verklaring tegenover de inlandsche bevolking noodig was, in wier w a a r a c h t i g belang juist deze maatregelen waren ontworpen.

De toekomst zal moeten leeren, of het herstel der zelfbesturen een doeltreffende politiek is ten voordeele v a n land en volk dan wel of men hierbij te m a k e n heeft m e t een te hoog gespannen idealisme.

Hoe k o m t nu zulk een herstel v a n zelfbestuur, v a n staatsrechtelijk s t a n d p u n t beschouwd, in de practijk t o t s t a n d ?

Nemen we als voorbeeld het geval, waarover ik zoo juist sprak, het geval Gowa.

Bij Gouv. besluit v a n 3 N o v e m b e r 1910, Ind. Stsb. 573, was, voor zooveel noodig, krachtens koninklijke m a c h t i - ging met ingang v a n 1 J a n u a r i 1911 het l a n d s c h a p Gowa oftder het rechtstreeksch b e s t u u r v a n het G o u - v e r n e m e n t v a n Ned.-Indië gebracht en bij Gouv. b e - sluit van 12 November 1936, Ind. Stsb. 601, werd,

8

(11)

/

buiten koninklijke machtiging om, bepaald, dat twaalf met name genoemde Gowa'sche gebiedsdeelen ,,tot het zelf besturend landschap Gowa" worden gerekend, terwijl het besluit tevens den gouverneur van Celebes machtigde om den reeds vroeger genoemden K a r a e n g B o n t o - n o m p o de korte verklaring te doen afleggen en te beëedigen als optredend bestuurder van Gowa.

De ,,baté selapanga" van Gowa had verklaard het genoemde volkshoofd te beschouwen als den aangewezen persoon om zelfbestuurder van dat landschap te worden.

Wat is hier nu geschied?

Bij een Gouvernementsbesluit, den Raad van Indië gehoord, dus niet bij een ordonnantie, is gebied, dat rechtstreeks bestuurd werd, gebracht in een status, waarbij dit niet meer het geval is.

De vraag, die zich nu opdringt, is deze: kan zulk een verandering van rechtstoestand van Ned.-Indisch terri- toir op deze eenvoudige wijze, met uitsluiting van den Volksraad, op wettige wijze geschieden?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet men zich goed voor oogen stellen het verschil in rechts- toestand, dat tusschen die beide soorten van gebied bestaat en de rechtsgevolgen, aan dezen overgang ver- bonden, in oogenschouw nemen.

Bij het rechtstreeks bestuurd gebied is er een algeheele onderworpenheid van de bevolking — Europeanen, In- landers en Vreemde Oosterlingen — aan de algemeene verordeningen en de verordeningen uitgegaan van organen, die hun bestaan en bevoegdheid ontleenen aan de centrale landsoverheid.

Bij het zelfbestuursgebied daarentegen bestaat die

onderworpenheid op grond van een eenzijdige wils-

bepaling niet. Zoo zegt dan ook de Indische Staats-

regeling met evenzooveel woorden, dat de algemeene

verordeningen op die gedeelten van Ned.-Indië, alwaar

het recht van zelfbestuur aan de Inlandsche vorsten en

volken is gelaten, slechts in zoover toepasselijk zijn als met

dat recht bestaanbaar is (art. 21 lid 2). Dus de geldings-

kracht van de door of namens het centrale overheidsgezag

uitgegane verordeningen wordt afhankelijk gesteld van

(12)

i n h o u d en o m v a n g v a n het door het g o u v e r n e m e n t a a n h e t zelfbestuur gelaten recht. Uit eigen k r a c h t werkt zelfs de Indische Staatsregeling — i m m e r s ook zij is een algemeene verordening — niet in de zelfbesturen.

De inheemsche vorsten hebben h u n regeermacht k r a c h - t e n s h u n eigen r e c h t ; die regeermacht is h u n niet door het g o u v e r n e m e n t toegekend, is niet ontleend a a n h e t centrale overheidsgezag.

Zoo heeft men in de zelfbesturende l a n d s c h a p p e n tweeërlei onderhoorigen : de categorie der l a n d s c h a p s - of sultansonderhoorigen n a a s t de categorie der l a n d s - of gouvernementsonderhoorigen, terwijl het rechtstreeks b e - s t u u r d territoir slechts de l a a t s t e categorie k e n t .

W o r d t nu gouvernementsgebied getransformeerd in zelfbestuursgebied, d a n splitsen zich a u t o m a t i s c h de op d a t territoir wonende onderdanen in genoemde twee categorieën, elk met een ander r e c h t ; d a n komen er l a n d s c h a p s - naast landsverordeningen, zelfbestuursrecht- s p r a a k niet in n a a m der Koningin n a a s t g o u v e r n e m e n t s - r e c h t s p r a a k in n a a m der Koningin; d a n k o m t er een bijzonder begrootingsrecht voor het nieuw gecreëerde l a n d s c h a p ; d a n h o u d t het domein op landsdomein te zijn en w o r d t het zelfbestuursdomein, waarbij de uitgifte v a n grond niet meer door of n a m e n s het g o u v e r n e m e n t , m a a r door het zelfbestuur zal geschieden onder leiding en toezicht v a n l a n d s a m b t e n a r e n .

W a n n e e r men dit alles overdenkt, d a n k o m t men t o t een nog principieeler v r a a g d a n die ik zooeven stelde en zal deze vooraf beantwoording moeten vinden, n.1.

deze: is zulk een transformatie v a n r e c h t s t o e s t a n d op zich zelve wel wettig b e s t a a n b a a r ?

Grondwet en wet op de s t a a t s i n r i c h t i n g v a n N e d . - I n d i ë zwijgen op dit stuk.

Volgens de regeeringsopvatting gewaagt de Indische Staatsregeling wel v a n het omgekeerde geval: inlijving v a n zelfbestuurd gebied bij rechtstreeks b e s t u u r d gebied.

De regeering meent dit te lezen in de bepaling, d a t op de eilanden van den Oost-Indischen archipel geen nieuwe gouvernementsvestigingen worden daargesteld zonder machtiging des Konings (art. 52). V a n d a a r d a n ook, d a t het

1 0

(13)

zoo even vermelde inlijvingsbesluit v a n Gowa v a n die koninklijke machtiging melding m a a k t . Maar ik acht op grond v a n de wordingsgeschiedenis v a n dit artikel die officieele i n t e r p r e t a t i e onjuist en ben de meening toegedaan, d a t ook over dit geval de Indische Staatsregeling het stil- zwijgen b e w a a r t . De bedoelde bepaling is een uitvloeisel v a n art. 6 v a n het bekende, nu nog geldende en in de practijk in acht genomen, Londensche verdrag v a n 17 Maart 1824 tusschen G r o o t - B r i t t a n n i ë en Nederland.

De bepaling v a n de Indische Staatsregeling wil voor- komen, d a t er uitbreiding v a n gebied zoude komen door a a n h e c h t i n g v a n territoir, d a t nog niet onder Neder- landsen gezag stond, zonder d a t de K r o o n d a a r t o e machtiging verleende. H e t gaat hier dus niet om het brengen v a n direct b e s t u u r in voorheen indirect b e s t u u r d gebied, immers dit l a a t s t e stond reeds onder Neder - landsch oppergezag, was reeds een deel v a n het K o n i n k - rijk der Nederlanden geworden.

Maar, hoe dit nu moge zijn, dit s t a a t vast, d a t de Indische Staatsregeling den overgang v a n gouverne- mentsgebied t o t zelfbestuursgebied ongeregeld heeft ge- laten, dus zich met geen woord uit over de mogelijkheid en rechtsgeldigheid v a n herstel v a n inheemsche rijken, die eenmaal zijn ondergegaan, noch de m a c h t aanwijst, die over een wedergeboorte d a a r v a n te beslissen heeft.

I n d e r d a a d , een groote omissie.

Wel h a d de Commissie t o t herziening v a n de s t a a t s - inrichting v a n Ned.-Indië, die ingesteld is na de woelige Novemberdagen v a n 1918 h a a r a a n d a c h t gewijd aan den s t a t u s der landschappen door enkele bepalingen in h a a r ontwerp eener nieuwe staatsregeling op te nemen (artt.

131—136), m a a r de vestiging v a n een wettelijken grond- slag voor dit herstel heeft zij niet voorgesteld.

D a a r e n t e g e n k o m t deze grondslag voor in de Proeve v a n eene staatsregeling voor Ned.-Indië v a n de Com- m i s s i e - O p p e n h e i m , alwaar een bepaling te vinden is, die aldus l u i d t : ,,Bij landswet k u n n e n voormalige landschappen worden hersteld in den bij landswet te bepalen o m v a n g " (aanvang v a n art. 131 lid 2). Ter verduidelijking zij hier vermeld, d a t hier onder ,,lands-

(14)

wet" is te verstaan een regeling vastgesteld door den Gouv.-Generaal gezamenlijk met den Volksraad. Boven- dien gaf de Proeve te kennen, dat de aanwijzing van het gebied en van den omvang van het gezag der land- schappen moest geschieden bij of krachtens politiek contract (art. 131 lid 1).

Maar toen, om te voldoen aan den eisch der Grondwet van 1922, het ontwerp van een wet op de Indische staats- inrichting moest worden gemaakt, heeft de toenmalige regeering in Nederland zich van het bestaan, en nog minder van den inhoud dier Proeve, zoo goed als niets aangetrokken en is zij haar eigen weg gegaan door niet met een geheel nieuwe gave regeling, zooals de grondwet- gever die wenschte, voor den dag te komen, doch door het regeeringsreglement, dat toen zeventig jaar oud was en reeds zoo dikwijls was gewijzigd, nog eens te wijzigen, vooral op het gebied van de centrale organisatie van bestuur en wetgeving.

Door van een verouderde basis uit te gaan werden eenerzij ds diverse bepalingen gehandhaafd, die, geschreven voor toestanden, welke niet meer bestonden, reeds lang waardeloos waren geworden, en welker behoud nu nog slechts den spotlust kan opwekken, en anderzijds werd niet voldoende aandacht gewijd aan het opnemen van nieuwe voorschriften, die een verjongd staatsrecht vereischte.

Als voorbeelden van de eerstbedoelde groep bepalingen noem ik de uitdrukkelijk in art. 51 lid 6 geformuleerde vergunning van den Gouv. -Generaal om over inlandschen grond te beschikken ten behoeve van de op hoog gezag ingevoerde cultures volgens de daarop betrekkelijke verordeningen, terwijl die dwangcultures in 1925 reeds lang tot het verleden behoorden. Zoo wijs ik verder op het laten voortbestaan van het gebod: „uiterlijk op den isten Januari i860 is de slavernij in geheel Ned.- Indië afgeschaft" (art. 169). Dat men in 1854 dit woordje

„uiterlijk" bezigde, ligt voor de hand, doch het behoud daarvan in een nieuwe regeling, van 1925, doet vreemd aan. Nog zonderlinger is het laten voortbestaan van het gebod dat de maatregelen tot voorbereiding en geleide- lijke trapsgewijze uitvoering van die afschaffing, zoomede

1 2

(15)

de vergoedingen, welke d a a r v a n het gevolg k u n n e n zijn, bij een algemeene regeling moesten worden vastgesteld.

Hier een opdracht om iets voor te bereiden, d a t op i J a n u a r i i860 reeds h a d plaats gehad en een gebod o m vergoedingen a a n eigenaars v a n slaven vast te stellen, welke reeds vóór 65 j a a r waren uitbetaald. Maar h e t malst v a n alles is hierbij wel, d a t bij deze o p d r a c h t d e u i t d r u k k i n g „algemeene verordening" gewijzigd werd in het woord „ o r d o n n a n t i e " , zoodat de wetgever in 1925 deze heele materie, welke reeds in 1859 bij wet was geregeld en daardoor geheel was afgedaan, nog eens ter regeling o p d r a a g t a a n den nieuw gecreëerden w e t - gever in I n d i ë : den Gouv.-Generaal in overeenstemming m e t den Volksraad. Grooter wettelijke dwaasheid is moeilijk denkbaar.

Van de tweede groep bepalingen, die namelijk, welke wèl h a d d e n moeten worden opgenomen, noem ik het voorschrift, hetwelk herstel v a n zelfbesturen mogelijk m a a k t door a a n dit herstel een wettelijken grondslag te verleenen.

Door over te nemen hetgeen op dit stuk de Commissie- O p p e n h e i m in h a a r Proeve h a d voorgesteld, zoude de rechtszekerheid ten zeerste gediend zijn. Vooreerst zoude d a n v a s t s t a a n door het m a c h t w o o r d des wetgevers, d a t herstel v a n inheemsche rijken staatsrechtelijk mogelijk is en d a t dit bij ordonnantie zoude moeten geschieden.

N u de wet op dit aangelegen p u n t het stilzwijgen b e w a a r t , zal men als volgt k u n n e n redeneeren, om de rechtsgeldigheid v a n zulk een herstel te r e c h t v a a r d i g e n . Vooreerst m a g geconstateerd worden, d a t de wet een dergelijke transformatie v a n gebiedsdeelen niet verbiedt en verder, d a t het hier betreft een overbrengen v a n reeds onder Nederlandsch gezag s t a a n d e gebiedsdeelen in een andere rechtsverhouding t o t het gouvernement.

Analogische toepassing van het beginsel, d a t de I n d i - sche Staatsregeling kent bij het in het leven roepen v a n a u t o n o m e gebiedsdeelen, moge hier in practijk w o r d e n gebracht. H e t geldt hier, n a a r het mij v o o r k o m t , i n w e n - dige aangelegenheden en de ordonnantiegever is dus bevoegd de bedoelde regeling te geven.

(16)

Maar, w a a r o p s t e u n t de bevoegdheid v a n den G o u v . - Generaal om, den R a a d v a n Indië gehoord, b u i t e n den Volksraad om, rechtstreeks b e s t u u r d gebied te v e r a n - deren in zelfbestuursgebied? Hoe is het te r e c h t v a a r d i g e n , d a t bij een Gouvernementsbesluit een dergelijke t r a n s - formatie v a n gebied m e t al h a a r diep ingrijpende r e c h t s - gevolgen k a n p l a a t s h e b b e n ?

I k k a n een rechtvaardigingsgrond niet vinden en a c h t deze wijze v a n optreden onwettig.

Mocht de redeneering gevolgd worden, d a t , wanneer eenmaal inlijving bij het rechtstreeks b e s t u u r d gebied m e t koninklijke machtiging bij Gouvernementsbesluit heeft p l a a t s gehad, het t e r u g b r e n g e n in den ouden t o e s t a n d ook bij Gouvernementsbesluit moet k u n n e n p l a a t s hebben, d a n gaat deze redeneering, d u n k t mij, niet op.

I m m e r s door de inlijving zijn l a n d en volk v a n het geïncorporeerde gebiedsdeel in een r e c h t s t o e s t a n d g e - b r a c h t , waarbij algemeene verordeningen uit eigen k r a c h t op een en ander v a n toepassing zijn en deze r e c h t s t o e s t a n d k a n d a a r d o o r niet ongedaan g e m a a k t worden zonder d a t de m a c h t , die algemeen bindende regels v e r m a g te geven, zich daarover heeft uitgesproken resp. d a a r t o e heeft gemachtigd.

Volgens de reeds genoemde P r o e v e - O p p e n h e i m gaf de wetgever m.i. terecht a a n den Gouv.-Generaal in overeenstemming m e t den Volksraad, en niet a a n den Gouv.-Generaal alleen, de bevoegdheid deze t r a n s f o r m a t i e te bewerkstelligen.

W a a r de inlijving bij o r d o n n a n t i e heeft p l a a t s gehad, d a a r acht de landvoogd zich niet bevoegd bij G o u v e r n e - mentsbesluit zelfbestuur te herstellen, zooals t e n d u i d e - lijkste blijkt uit de ordonnantie, waarbij de inlijving v a n de voormalige l a n d s c h a p p e n Boeleleng en D j e m b r a n a ongedaan wordt g e m a a k t , die indertijd bij o r d o n n a n t i e onder rechtstreeks b e s t u u r d gebied waren gebracht x).

De herstelde zelfbesturen komen in een r e c h t s v e r h o u - ding t o t het gouvernement te staan, welke beheerscht

*) Bijl. Volksraad 1937-1938 Ond. 144.

14

(17)

w o r d t door de Zelfbestuursregelen v a n 1927, een regeling, die de regeermacht der inheemsche vorsten i n p e r k t door omschrijving v a n de rechten, bevoegdheden en ver- plichtingen v a n het L a n d eenerzij ds en v a n de l a n d - schappen onder k o r t e verklaring anderzijds.

De vraag, die zich n u hier voordoet, is deze: was de m a c h t , die dit samenstel v a n allerbelangrijkste b e p a - lingen vaststelde, wel de d a a r t o e aangewezene?

Alvorens deze v r a a g t e b e a n t w o o r d e n moge ik een en a n d e r ter toelichting in h e t midden brengen.

In de bewuste korte verklaring heeft de vorst op zich genomen a l l e regelingen en bevelen, die het gouverne- m e n t m e t b e t r e k k i n g t o t het l a n d s c h a p zal geven, t e zullen n a k o m e n . Hoewel de practijk h e t afleggen v a n zulk een verklaring voor eiken nieuw optredenden b e - s t u u r d e r kent, n e e m t m e n toch algemeen aan, d a t h e t l a n d s c h a p zelf gebonden wordt.

Door die algeheele overgave a a n den wil v a n h e t gouvernement was er alleszins reden voor bezorgdheid, d a t h e t ingrijpen v a n h e t centraal landsgezag in zaken, die des zelfbestuurs waren, overmatig zoude k u n n e n worden. De wil v a n den suzerein zoude door de al o m - v a t t e n d e verklaring feitelijk en rechtens de r e g e e r m a c h t v a n den inheemschen vorst geheel k u n n e n ve r dr i n g e n en t o t niets terugbrengen. Men is begonnen, toen de k o r t e verklaring in zwang k w a m , m e t a a n de gouverneurs en residenten op te dragen h u n ondergeschikte a m b t e - n a r e n v a n een instructie t e voorzien, in den geest v a n de oude lange politieke contracten, in welker p l a a t s de k o r t e verklaringen waren gekomen, zoodat v a n de i n - heemsche vorsten niet meer geëischt of gevorderd zoude k u n n e n worden d a n daarin stond. Maar bij de v o o r t - schrijding onzer feitelijke bemoeienissen in die zelf- besturen was deze maatregel geheel onvoldoende. D e regeering zelve moest in h a a r o n b e p e r k t e m a c h t s v o l h e i d a a n b a n d e n gelegd worden. A a n de onbegrensde overgave v a n den inheemschen heerscher a a n den wil der centrale regeering moest een nadere begrenzing worden gegeven en die begrenzing kon enkel voortvloeien uit een zelf- beperking der suzereine overheid.

(18)

Aan het gouvernement moest bij inmenging in zelf- bestuursaangelegenheden een r e m worden aangelegd.

D a n zouden de zelf bestuurders daardoor verzekerd zijn tegen wisselende gouvernementeele bestuursinzichten v a n wisselende g o u v e r n e m e n t s a m b t e n a r e n .

Zoo is d a n n a veel geschrijf en gewrijf in 1914 een zelfbestuursordonnantie t o t s t a n d gekomen, t o t afbake- ning v a n wederzijdsche rechten, bevoegdheden en ver- plichtingen. Nimmer in werking getreden werd zij vijf j a a r later door een andere o r d o n n a n t i e vervangen, die wèl in werking t r a d . I n d e r d a a d , dit legislatief p r o d u c t legde de voorheen ongebreidelde m a c h t v a n den Gouv. -Generaal a a n b a n d e n en v o o r k w a m willekeur t e n koste v a n zelf- bestuursgezag. Maar in 1927 werd het ingetrokken en vervangen door de t h a n s geldende bij G o u v e r n e m e n t s - besluit vastgestelde regeling, die in s u b s t a n t i e de stof niet wijzigde.

Deze o n t t r e k k i n g der materie a a n regeling bij ordon- n a n t i e vond plaats enkele dagen voordat de Volksraad zijn bij de Indische Staatsregeling geschonken m e d e - wetgevende bevoegdheid zoude g a a n uitoefenen.

Dit alles is blijkbaar m e t groote overhaasting geschied.

Anders is h e t moeilijk te verklaren, d a t bij h e t alziend en w a a k z a a m oog der Algemeene Secretarie, in een p a a r artikelen de foutieve aanduiding v a n dit G o u v e r n e m e n t s - besluit als „deze o r d o n n a n t i e " bleef s t a a n , een fout, die later door een nieuw geslagen besluit v e r b e t e r d moest worden.

De bedoeling v a n het gouvernement m e t deze m e r k - waardige verandering was om medezeggenschap v a n den Volksraad bij toekomstige wijziging en aanvulling v a n den tekst dezer regeling buiten t e sluiten en d a a r d o o r de vrije h a n d in deze gansche, omvangrijke en t e v e n s delicate, materie t e houden.

D a t hiermede een d a a d werd verricht, die in strijd is met den geheelen opzet der regeling, k o m t mij niet twijfelachtig voor. W a n n e e r de Zelfbestuursregelen m o e - ten dienen als breidel voor h e t niet gelimiteerd gezag v a n den Gouv.-Generaal tegenover de l a n d s c h a p p e n met korte verklaring, d a n moeten zij ook worden v a s t -

16

(19)

gesteld op zulk een wijze, dat dit gezag rechtens gebonden is. Dit is hier niet het geval, immers de landvoogd kan te allen tijde, uit eigen machtsvolheid, deze regels op zijde zetten, wijzigen en door nieuwe vervangen.

Een hoogere macht dan de hier genoemde had dit samenstel van bepalingen over gebied, opvolging, bestuur, regeling, justitie en begrooting der inheemsche rijken,—

een complex van voorschriften dus, dat, wat den inhoud aangaat, doet denken aan een soort grondwet, — moeten vaststellen. Dan zoude het gouvernement in zijn gedra- gingen jegens de inheemsche vorsten en rechtsgemeen- schappen rechtens gebonden zijn.

Maar welke macht zoude dit moeten zijn?

Naar mijn meening is terecht in 1914 en in 1919 telkens de ordonnantiegever opgetreden.

Maar volgens V a n V o l l e n h o v e n kan zorg voor en betrekking met zelfregeerende landschappen moeilijk gezegd worden een „inwendige aangelegenheid" van Indië te zijn en voegt hij er aan toe „artikel 82 Indische staatsregeling had niet mogen verzuimen voor centrale wetgeving ten aanzien van zulke rij k j es de ordonnantie bevoegd te verklaren

1

) " .

De Indische Staatsregeling heeft die bevoegdverklaring inderdaad nagelaten, doch ik zoude hier niet van een verzuim willen spreken. Het komt mij voor, dat we in dezen wel met een „inwendige aangelegenheid" van Indië hebben te doen en ik meen voor deze opvatting steun te kunnen vinden in de genoemde wet zelve.

Immers zij draagt aan den Gouv. -Generaal op verdragen te sluiten met Indische vorsten en volken en eischt, dat daarbij en in het algemeen bij elke regeling der staat- kundige betrekkingen met bedoelde vorsten en volken de Raad van Indië wordt geraadpleegd (artt. 34 en 22).

Naar mijn meening is het verantwoord uit voorschriften van dezen inhoud de conclusie te trekken, dat zorg voor en betrekking met zelfregeerende landschappen wèl als een inwendige aangelegenheid zijn te beschouwen en dat de ordonnantiegever dan ook bevoegd is deze materie te regelen.

r) C. v a n V o l l e n h o v e n , Staatsrecht overzee, Leiden 1934, biz. 41-

(20)

Men meene niet, d a t de Volksraad niets u i t s t a a n d e heeft m e t de zelfbesturen. Herhaaldelijk reeds heeft h e t college zich met onderwerpen deze inheemsche rijken betreffende ingelaten en medegewerkt t o t het t o t s t a n d k o m e n v a n ordonnanties voor h u n gebied geldend. Ook bij de behandeling der Indische begrooting worden de u i t g a v e n voor de zelfbesturen a a n het oordeel v a n den Volksraad onderworpen. Dit lichaam wordt dus reeds in zelfbestuurs-aangelegenheden gehoord.

Moge t o t waarborging der rechten v a n de inlandsche vorsten en v a n h u n volken de normale regelende m a c h t in de hier besproken aangelegenheid de p l a a t s g a a n i n n e m e n v a n den Gouv.-Generaal.

D a m e s en Heeren, ik ga mijn beschouwingen eindigen.

Niets gaat mij meer ter h a r t e op rechtskundig ge- bied dan de ontwikkeling v a n het Indisch s t a a t s r e c h t , welks beoefening steeds mijn voorliefde heeft gehad.

S t a a t k u n d i g e ontwikkeling moet p l a a t s h e b b e n over- eenkomstig de beginselen v a n het Recht, niet in strijd d a a r m e d e .

Zoo meende ik een critisch geluid te m o e t e n doen hooren, waar, n a a r mijn v a s t e overtuiging, de m a c h t - hebbers het goede spoor bijster zijn g e r a a k t . V a n d a a r d a t ik in dit tijdperk v a n wedergeboorte v a n inheemsche rijken een pleidooi hield èn voor herstel v a n zelfbesturen door de b e v o e g d e m a c h t èn voor vaststelling v a n zelf - bestuursregelen bij o r d o n n a n t i e .

Voor dit l a a t s t e pleitte ik reeds negen j a a r geleden, evenwel zonder succes.

De t h a n s volgens de regeeringspractijk b e s t a a n d e mogelijkheid v a n verandering bij G o u v e r n e m e n t s b e s l u i t v a n den r e c h t s t o e s t a n d v a n l a n d s t r e k e n in dien v a n zelfbestuur, waarbij op die aldus getransformeerde gebieds- deelen regels v a n staatsinrichting v a n toepassing worden, welke eveneens slechts bij Gouvernementsbesluit zijn vastgesteld, acht ik in strijd m e t een op het recht ge- baseerde ontwikkeling v a n het s t a a t k u n d i g bestel in Indië.

Mocht dit systeem gehandhaafd blijven, d a n zal de 18

(21)

wetgevende macht in Nederland door aanvulling van de Indische Staatsregeling den rechten weg moeten wijzen.

Tempus abeundi mihi est.

Het afscheid nemen van mijn academische werkzaam- heid, die ik een kwarteeuw heb mogen vervullen, verwekt in mij een gevoel van groote dankbaarheid jegens God, aan welk gevoel ik behoefte heb hier uiting te geven.

Scheiden van het ambt van hoogleeraar beteekent tevens scheiden van ambtgenooten en leerlingen.

Een en ander valt mij niet licht.

Tot oprechte verheuging strekt mij de vriendschappe- lijke gezindheid, die mijn collegae mij voortdurend be- toond hebben. Van onschatbaar nut is de voorlichting, die ik van deze zijde mocht ontvangen, voor mij geweest.

Voor die door mij zeer gewaardeerde gezindheid en voorlichting betuig ik hierbij mijn groote erkente- lijkheid.

U, medeleden der juridische en economische facul- teiten, kan ik verklaren, dat Uw werkkracht, Uw toe- wijding aan en Uw bezieling voor de door U gedoceerde vakken mij tot een lichtend voorbeeld zijn geweest.

Het is mij aangenaam van deze plaats getuigenis te kunnen afleggen van de gevoelens van diepe verplichting, welke ik jegens U heb. Uw gedegen wetenschap heeft mijn blik verruimd, mijn kennis verrijkt. Bij onzen omgang heb ik meer van U dan gij van mij ontvangen.

Maar bovenal dank ik U voor Uw vriendschap. Mogen de vriendschapsbanden bij mijn heengaan niet ver- broken worden.

Met diepen weemoed herdenk ik de overleden ambt- genooten, met wie ik hier in een der beide faculteiten

het groote voorrecht heb gehad te mogen samenwerken, V a n D y c k , V a n E e r d e , H u a r t , H i j m a n s , M o l s t e r en N o l e n s .

Ten slotte een kort woord tot U, mijn leerlingen.

Op den leeftijd, dien ik bereikt heb, doen de volgende

(22)

versregels van den grijzen V o n d e l wel heel sterk hun beteekenis gevoelen:

„Al hoort men kloek noch klanck, Ons stomme tongen spreecken,

En roepen: gaat uw' gangk.

Verzuimt geene oogenblicken.

Het leven rent voorbij.

O menschen, kostge wieken En weegen uw getij, Dat nimmer weer zal keeren, Gij zoudt den tijdt waerdeeren

1)".

Ik kan niet beter doen dan U deze regels op mijn laatste college voor te houden, aan U, die door Uw jeugdigen leeftijd ze te nutte kunt maken.

Waardeert den tijd.

Weest mede indachtig aan het beroemde woord van S e n e c a in zijn brief aan L u c i l i u s „Omnia aliéna sunt, tempus tantum nostrum e s t

2

) " . Ja, van alle goederen is a l l e e n de tijd ons eigenst bezit.

Verloren tijd kan men nimmer terugwinnen.

Gebruikt dus Uw tijd: werpt U met het vuur der jeugd op Uw studie,

„Verzuimt geene oogenblicken".

Ook Uw leven rent voorbij.

En hiermede heb ik gezegd.

*) Faëton of reuckeloze stoutheit, Rey van uuren vss. 820 e.v.

a) L. A n n a e i S e n e c a ad L u c i l i u m epistulae morales. Ep. I.

2 0

(23)
(24)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 (zonder bron) aan te geven welke tegengestelde belangen Amsterdam en Willem III hebben in het buitenlandse beleid van de Republiek en  (met telkens een verwijzing naar de

Nederlanden zich bij de Opstand aansloten, werd het voor de handel van Amsterdam juist onvoordelig zich niet bij de Opstand aan te sluiten omdat Amsterdam van steeds

(3) We konden die eilanden niet aan zichzelf overlaten, omdat ze zichzelf niet kunnen besturen en er dus chaos zou zijn gekomen of wanbestuur dat nog erger had kunnen zijn dan

 aan te geven welke houding uit deze brief naar voren komt en  uit te leggen wat het verband is tussen deze houding en de

Als een land er blijk van geeft sociale en politieke vraagstukken op een efficiënte en fatsoenlijke manier te kunnen afhandelen en als het zijn financiële verplichtingen nakomt,

Stel: je onderzoekt deze kwestie en je concludeert dat deze briefwisseling bruikbaar is voor een onderzoek naar de betrekkingen tussen Johan de Witt en Frankrijk.. 2p 12 Noem

Hierbij wordt afgesproken dat Frankrijk aan Spanje de oorlog verklaart, de Republiek geen vrede zal sluiten met Spanje zonder goedkeuring van Frankrijk en de Zuidelijke

Dat is het lot van de armen in Amerika, in het bijzonder van de negers onder de huidige Amerikaanse regering. Ik kom uit Greenwood, Mississippi. We hebben daar herhaaldelijk