• No results found

OVERGANGSINDICATOREN OPLEIDING-WERK Methodologie, bakens en analyse

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "OVERGANGSINDICATOREN OPLEIDING-WERK Methodologie, bakens en analyse"

Copied!
134
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

OVERGANGSINDICATOREN OPLEIDING-WERK

Methodologie, bakens en analyse

2020

(2)

November 2020

Oorspronkelijke Franstalige versie

(3)

Inleiding 6

Analysekader en afbakening 8

1.1 Inzicht in de reikwijdte en het gebruik van deze indicatoren is essentieel 8 1.2 Hoewel de analyse van deze indicatoren nuttig blijft, kunnen deze indicatoren alleen geen duidelijk- heid geven over de kwestie van de overgangen en de trajecten 10 1.3 Hoe kunnen we goed gebruik maken van deze overgangsindicatoren? 11

Methodologie 12

2.1 Gegevensbron 12

2.2 Methode voor de berekening van de indicatoren 12

2.2.1 Welke cohorten worden geanalyseerd? 12

2.2.2 Hoe worden de indicatoren berekend? 13

2.3 Wat zijn de verschillen tussen Bruxelles Formation en VDAB? 15

Analyse van de resultaten 16

3.1 Cohorten van cursisten die uitstroomden uit de beroepsopleidingen van Bruxelles Formation of een

van zijn partners 16

3.1.1 Positieve uitstroomgraad uit beroepsopleidingen 16

A. Voorwoord: beschrijving en evolutie van de cohorten van deelnemers die uitstroomden 16

B. Positieve uitstroomgraad en evolutie 23

C. Positieve uitstroomgraad en profiel van de uitgestroomde deelnemers van beroepsopleidingen 24

D. Positieve uitstroomgraad en aard van de opleiding 26

E. Positieve uitstroomgraad, type van operator en opleidingsaanbod 28

F. Positieve uitstroomgraad, opleidingsdomein 28

3.1.2 Uitstroomgraad naar werk na beroepsgerichte opleidingen 29

A. Voorwoord: beschrijving en evolutie van de cohorten van deelnemers die uitstromen uit opleidingen 29

B. Uitstroomgraad naar werk (UGW) en evolutie 35

C. Uitstroomgraad naar werk en profiel van de uitgestroomde deelnemers van een beroepsgerichte opleiding 36 D. Uitstroomgraad naar werk, type van operator en aard van de opleiding 39

(4)

E. Uitstroomgraad naar werk, opleidingsdomein en studierichting 40 3.1.3 Duurzaamheid van de tewerkstelling van deelnemers die uitstroomden naar werk na een beroepsge-

richte opleiding 41

A. Duurzaamheid van de tewerkstelling en evolutie 41

B. Duurzaamheid van de tewerkstelling en profiel van de uitgestroomde deelnemers 42

C. Duurzaamheid van de tewerkstelling en operators 45

D. Duurzaamheid van de tewerkstelling en aard van de opleidingen 46

E. Duurzaamheid van de tewerkstelling en opleidingsdomein 47

3.1.4 Termijn tot de start van tewerkstelling naar werk van uitgestroomde deelnemers na een beroepsgerichte

opleiding 48

A. Termijn tot de start van tewerkstelling naar werk en evolutie 48

B. Termijn tot de start van tewerkstelling naar werk en profiel van de uitgestroomde deelnemers 48 C. Termijn tot de start van tewerkstelling naar werk en aard van de opleidingen 51

D. Termijn tot de start van tewerkstelling naar werk en operator 51

E. Termijn tot de start van tewerkstelling naar werk en opleidingsdomein 52

3.2 Uitstroomgraad naar werk na een individuele beroepsopleiding in de onderneming (IBO) 53

3.3 Analyse per domein 56

Automobile et Mobilité urbaine 59 Commerce 61 Construction 67 Gestion, Management, Administration 73

Habillement et Confection 78

Horeca 80

Industries technologiques 85

Informatique, ICT, Économie numérique 89 Nettoyage 95

Sécurité et Prévention 97

Social, Santé, Sport et Soins du corps 101

Transport et Logistique 106

(5)

A. Voorwoord: beschrijving en evolutie van de cohorten 111

B. Positieve uitstroomgraad en evolutie 114

C. Positieve uitstroomgraad volgens het profiel van de cursisten 115

D. Positieve uitstroomgraad volgens opleidingsmodule 116

E. Positieve uitstroomgraad volgens de clusters 117

3.4.2 Uitstroomgraad naar werk 118

A. Voorwoord: Beschrijving en evolutie van de cohorten 118

B. Uitstroomgraad naar werk en evolutie 121

C. Uitstroomgraad naar werk volgens het profiel van de cursisten 121

D. Uitstroomgraad naar werk volgens de clusters 123

3.4.3 Duurzaamheid van de tewerkstelling 123

A. Duurzaamheid van de tewerkstelling volgens het profiel van de uitgestroomde deelnemers 124

B. Duurzaamheid van de tewerkstelling volgens de clusters 125

3.4.4 Termijn tot de start van tewerkstelling 125

A. Termijn tot de start van tewerkstelling naar werk en evolutie 125

B. Termijn tot de start van tewerkstelling naar werk volgens het profiel van de uitgestroomde deelnemers 126 C. Termijn tot de start van tewerkstelling naar werk volgens leeftijd 127 D. Termijn tot de start van tewerkstelling naar werk volgens de clusters 128

Vooruitzichten voor methodologische verbeteringen 129

4.1 Het bijzondere geval van de individuele beroepsopleiding in de onderneming en de individuele beroeps-

opleiding in een onderwijsinstelling 129

4.2 Vooruitzichten: Verbetering en ontwikkeling 129

4.2.1 Indicator 3 betreffende de duurzaamheid van de tewerkstelling 129 4.2.2 Nieuwe indicatoren en longitudinale analyses, nieuwe variabelen, nieuwe analyses 130 4.3 Permanente tool voor de opvolging en analyse van de overgangen 131

Conclusie 132

(6)

I

n haar laatste algemene beleidsverklaring herin- nert de regering eraan dat beroepsopleiding een essentiële hefboom is van een efficiënt tewerks- tellingsbeleid. Om dit te versterken, preciseert ze dat ze 'erop zal toezien dat de programmering van het opleidingsaanbod zowel tegemoetkomt aan de behoeften van de verschillende Brusselse bevolk- ingsgroepen als deze van de arbeidsmarkt, en dat de ingerichte beroepsgerichte opleidingen zich kun- nen beroepen op een zo hoog mogelijk tewerkstel- lingspercentage'1.

Overgangsindicatoren, en meer in het bijzonder de indicatoren van de inschakeling op de arbeidsmarkt, zijn al lang een belangrijke bron van informatie voor de evaluatie van het opleidingsbeleid van de overheid en voor de sturing van het opleidingsaan- bod. De Service études et statistiques (SES) van Bruxelles Formation is zich bewust van het nut van deze indicatoren en berekent sinds 2004 dergelijke percentages op basis van enquêtegegevens2 onder deelnemers aan beroepsgerichte opleidingen van de centra van Bruxelles Formation.

De oprichting van view.brussels in januari 2018 en de sindsdien versterkte samenwerking met de publieke opleidingsoperatoren maken het vandaag mogelijk om grondigere analyses te verrichten van de overgan- gen na de opleiding. Ze zijn met name gebaseerd op de gemeenschappelijke definitie van de strategische indicatoren met gedeelde verantwoordelijkheid (waar- van de eerste vier tussen Actiris en Bruxelles Forma-

1 Gemeenschappelijke Algemene Beleidsverklaring van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en het Verenigd College van de Ge- meenschappelijke Gemeenschapscommissie voor de regeerperiode 2019-2024, blz. 27.

2 Zie de Ulysse-enquête, gevoerd tussen 2004 en 2018 door Bruxelles Formation en gericht op het verkrijgen van meer inzicht in het traject van werkzoekenden bij het verlaten van de kwalificerende opleiding. De resultaten zijn beschikbaar op de website van Brussels Formation.

tion: de positieve uitstroomgraad, de uitstroomgraad naar werk, de termijn tot de start van tewerkstelling en de duurzaamheid van de tewerkstelling) en op de berekening ervan op basis van betrouwbare en uit- voerige administratieve gegevens. Deze gegevens hebben betrekking op de cohorten van deelnemers die uitstromen uit een opleiding van de twee open- bare opleidingsoperatoren (Bruxelles Formation en VDAB), maar ook van hun partners van wie zij het aanbod beheren. Ze kunnen worden onderverdeeld volgens individuele variabelen die verband houden met het profiel van de cursisten, of kenmerken die inherent zijn aan het opleidingsaanbod. Tot slot bes- trijken ze meerdere jaren van opleidingsresultaten (2013 tot 2017 voor BF en 2015 tot 2017 voor VDAB), wat het mogelijk maakt om verslag uit te brengen over hun evolutie in de tijd.

De analyse van deze indicatoren is een echte troef voor de onderzoeksdiensten en, in fine, voor dege- nen die betrokken zijn bij werkgelegenheid en oplei-

INLEIDING

"De analyse van deze indicato- ren verschaft een beter inzicht

in de inschakeling op de arbeidsmarkt en de trajecten van degenen die uitstromen uit

een beroepsopleiding"

(7)

ding, aangezien zij een beter inzicht verschaft in de inschakeling op de arbeidsmarkt en de trajecten van degenen die uitstromen uit een beroepsopleiding.

Alvorens de resultaten en de waargenomen trends voor te stellen, moet echter verduidelijkt worden hoe deze indicatoren gebruikt zullen worden, om de reikwijdte en de beperkingen ervan te begrijpen.

In het kader van deze publicatie worden de indicato- ren ook op een globale manier behandeld. De ana-

3 Bijvoorbeeld de analyse van de knelpuntberoepen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waarbij in de laatste editie de beroep- sinschakeling werd bestudeerd van deelnemers die uitstroomden uit opleidingen die verband hielden met deze functies. Deze studie kan worden gedownload op de website van Actiris en op de website van Bruxelles Formation.

4 Bijvoorbeeld de nieuwe Enquête Inschakeling op de arbeidsmarkt na de beroepsopleiding, gevoerd door de dienst SES van Bruxelles Formation.

lyse ervan zal ook diverse producties van view.brus- sels en de dienst SES van Bruxelles Formation op een gerichte3 of complementaire4 manier verrijken.

Hoewel deze publicatie bestemd is voor een breed publiek, zullen de indicatoren ook ter beschikking worden gesteld van de gebruikers (o.a. de dienst Regie van Bruxelles Formation, de opleidingscentra van Bruxelles Formation of de partners), in aange- paste vorm, met name via tools die dynamische toegang verlenen tot de gedetailleerde resultaten.

Deze publicatie heeft tot doel een licht te werpen op de overgangen op basis van indicatoren. Ze moet dan ook worden gezien als een bijdrage die tot doel heeft het traject dat na een beroepsopleiding wordt afgelegd beter te begrijpen, en het opleidingsaanbod te helpen sturen. De nieuwe opdracht voor de opvolging, analyse en evaluatie van overgangen en trajecten die view.brussels uitvoert in samenwerking met de publieke oplei- dingsoperatoren, opent vandaag dus perspectieven die moeten worden onderzocht en geanalyseerd.

(8)

ANALYSEKADER EN AFBAKENING

1.1 Inzicht in de reikwijdte en het gebruik van deze indicatoren is essentieel

5 Voor zover deze cursisten ‘klanten’ van Actiris zijn.

De vier overgangsindicatoren geanalyseerde in deze publicatie geven informatie over de inschake- ling op de arbeidsmarkt na een beroepsopleiding.

Het gebruik van administratieve gegevens maakt het mogelijk om rekening te houden met alle cursisten die uitstromen uit opleidingen, of deze nu worden georganiseerd door openbare opleidingsopera- toren (VDAB of Bruxelles Formation) of door hun partners5, om de resultaten op te splitsen naargelang individuele variabelen of kenmerken die inherent zijn aan de opleiding, of om te beschikken over chronolo- gische reeksen. De analyse van deze vier zorgvuldig opgebouwde indicatoren draagt dus bij tot de verbe- tering van de kennis over de overgang van opleiding naar werk en tot de verduidelijking van beslissingen inzake het aanbod van beroepsopleidingen.

Hoewel deze indicatoren de overheid kunnen helpen bij het sturen en oriënteren van het opleidingsaan- bod, moeten we toch op onze hoede zijn voor een al te normatieve logica, die bijvoorbeeld zou bestaan uit het vaststellen van minimumdrempels inzake tewerkstelling voor elk opleidingsproduct, en dit om verschillende redenen.

` Het opleidingsaanbod moet in zijn geheel wor- den bekeken, waarbij rekening moet worden gehou- den met de opleidingsbehoeften van de werkgevers, en met name met de knelpuntberoepen, maar ook met de behoeften van de werkzoekenden, waaronder de lager geschoolden. De ontwikkeling van het kwali- ficerende opleidingsaanbod moet dus worden gezien

in samenhang met de ontwikkeling van een prekwali- ficerend aanbod dat gericht is op het veiligstellen van de opleidingstrajecten die leiden tot kwalificatie; deze kunnen variëren van Frans voor anderstaligen over bijscholingen en vooropleiding tot vervolmakingscur- sussen. Dit is het doel van de indicator voor positieve uitstroom, die niet alleen rekening houdt met het aan- tal mensen dat aan het werk gaat, maar ook met het aantal mensen dat onderwijs of een opleiding hervat.

` De analyse in termen van socioprofessionele inschakeling na een opleiding ondersteund door de verkregen resultaten voor de verschillende indicato- ren geeft slechts gedeeltelijke informatie over de rol die deze kan hebben gespeeld, rekening houdend met de andere beïnvloedende factoren die ook in aanmerking moeten worden genomen.

Naast de economische conjunctuur die van invloed kan zijn op de tewerkstelling van de cursisten die uitstromen uit een opleiding, kunnen andere dimen- sies die inherent zijn aan de werking van de arbeids- markt van invloed zijn op de trajecten van cursisten die uitstromen uit een opleiding. Zo verschilt de wer- vingslogica van sector tot sector. Hetzelfde geldt voor de gebruikte kanalen. Ook de arbeidsomstandighe- den en de mogelijkheden om aan het werk te blijven (sectoren met een hoog verloop waarin de werkne- mers niet aan de slag blijven) kunnen tot specifieke overgangen leiden. Tot slot zijn de keuzes die de werkzoekenden maken, of in ieder geval de moge- lijkheden die hen worden geboden (keuze van een

(9)

‘voedingsjob’, kansen, heroriëntatie enz.) uiteraard bepalende factoren in hun carrièrepad.

Er moet ook rekening worden gehouden met het feit dat de vaardigheden van een individu niet beperkt zijn tot zijn initiële of voortgezette opleiding. Alvorens een waardeoordeel over de opleiding te vellen, zijn dus aan- vullende kwalitatieve analyses nodig om te begrijpen hoe de verworven vaardigheden de beroepsinschake- ling mogelijk maken en welke persoonlijke en contex- tuele variabelen van invloed zijn op de aanwending van de verworven vaardigheden.

` Op dit moment is het aan de hand van de admi- nistratieve gegevens die kunnen worden verzameld niet mogelijk om te weten of de baan die aan het einde van de opleiding wordt gevonden, verband houdt met het beroep waarvoor de cursist is opgeleid.

` Met de terbeschikkingstelling van deze indica- toren kan de verleiding ook groot zijn om een drem- pel of norm vast te stellen die moet worden bereikt in termen van tewerkstellingspercentage. Dit zou

betekenen dat de opleidingsoperatoren alle troeven in handen zouden hebben om de doelstellingen te bereiken die dan zouden worden vastgesteld. De bovenstaande elementen wijzen echter op een heel relatieve invloed van de opleiding op de resultaten.

Bovendien brengt de definitie van doelstellingen het risico met zich dat men zich gaat richten op

‘herinschakelbare’ groepen (bijvoorbeeld door de voorwaarden en criteria voor het volgen van een opleiding te verhogen), ten nadele van kwetsbare groepen; dit zou er uiteindelijk toe leiden dat alleen werkzoekenden worden geselecteerd die, ook zon- der opleiding, in ieder geval aan het werk zouden kunnen gaan. Een andere mogelijke tekortkoming zou zijn dat men zich concentreert op het te bereiken resultaat, ten koste van een duurzame en kwalita- tieve inschakeling. Tot slot moet worden opgemerkt dat deze indicatoren een kortetermijnperspectief bestrijken. Hun analyse zegt niets over het effect en de bijdragen van het systeem aan de uitbouw van professionele overgangen op langere termijn.

(10)

1.2 Hoewel de analyse van deze indicatoren nuttig blijft, kunnen deze indicatoren alleen geen duidelijkheid geven over de kwestie van de overgangen en de trajecten

6 https://www.bruxellesformation.brussels/wp-content/uploads/2020/01/2020_02_12__Enqu%C3%AAteinsertion_2019_Complet.pdf 7 https://www.actiris.brussels/media/nikbbjsd/2020-d%C3%A9termination-des-besoins-en-emploi-et-formation_compressed-h-08F69990.pdf 8 https://www.bruxellesformation.brussels/wp-content/uploads/2019/06/METICES_bf-rapp_final-mai14_synth-mai15.pdf

` De administratieve gegevens waarop deze indi- catoren zijn gebaseerd, houden beperkingen in omdat ze geen kwalitatieve dimensies omvatten die de resul- taten op het vlak van de inschakeling kunnen verklaren of nuanceren. De overgangsindicatoren kunnen dus niet het enige criterium zijn om te beslissen over de programmering van een opleidingsaanbod. Zij maken immers deel uit van een breder analyse- en interpre- tatiekader, dat moet worden onderbouwd met com- plementaire kwalitatieve benaderingen die het moge- lijk maken de resultaten te toetsen aan de ervaring.

Dat is de bedoeling van de nieuwe enquête ‘Insertion sur le marché du travail à l’issue d’une formation pro- fessionnelle’6 van de dienst SES van Bruxelles Forma- tion, die de Ulysse-enquête vervangt en administra- tieve en onderzoeksgegevens met elkaar combineert.

Ze werpt een nieuw licht op de inschakeling van de cur- sisten die uitstromen uit een opleiding, door hen met name te vragen naar de redenen van hun eventuele werkloosheidssituatie, of naar de afwezigheid van een verband tussen de gevolgde opleiding en hun baan.

Een ander voorbeeld is de huidige analyse van de individuele trajecten binnen een opleidingstraject, op basis van een zeker aantal indicatoren, maar ook een kwalitatieve benadering. Deze laatste heeft tot doel het effect van de levensomstandigheden van de cursisten op de voortzetting van hun opleiding te analyseren.

Ook het overleg met de belanghebbenden op het terrein, met inbegrip van de openbare opleidingsope- ratoren, helpt om de resultaten te verduidelijken en de analyse te verfijnen. In deze publicatie wordt dan

ook verslag uitgebracht over de elementen die uit het overleg met de verantwoordelijken van de oplei- dingscentra van Bruxelles Formation in januari van dit jaar naar voren zijn gekomen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat alle elementen die uit de besprekingen met de verantwoordelijken van de opleidingscentra van Bruxelles Formation en de daaruit voortvloeiende aanbevelingen naar voren zijn gekomen, het voorwerp uitmaken van een gemotiveerde en uitvoerigere samenvatting in het rapport van view.brussels over de bepaling van de tewerkstellings- en opleidingsbehoef- ten7, opgesteld in samenwerking met de dienst SES van Bruxelles Formation.

` De indicatoren van de uitstroom naar werk, waar- voor administratieve bronnen worden aangewend, laten nauwkeurige resultaten zien en kunnen worden onderverdeeld naargelang verschillende variabe- len, maar ze wijzen niet op een oorzakelijk verband tussen de opleiding en de tewerkstelling. In hun hui- dige vorm laten ze niet toe om de impact te beoor- delen die de beroepsopleiding heeft op de toegang tot de arbeidsmarkt van de bij Actiris ingeschreven niet-werkende werkzoekenden (NWWZ). Voor dit soort evaluaties is een zogenaamde contrafeitelijke impactanalyse nodig (d.w.z. met de oprichting van een controlegroep). Een dergelijke analyse werd uit- gevoerd in 2015, ‘Insertion socioprofessionnelle des sortants de formation DEI à Bruxelles Formation et ses partenaires’, en is beschikbaar op de website van Bruxelles Formation8. De vernieuwing van dit type studie is binnen view.brussels, samen met de dienst SES van Bruxelles Formation, gepland voor 2021.

(11)

` De analyse voor deze vier indicatoren werd uit- gevoerd in het licht van de momenteel beschikbare variabelen, rekening houdend met de geselecteerde definities. In dat opzicht wordt opgemerkt dat de indi- cator van duurzaamheid van de tewerkstelling tekort- komingen inhoudt als men zicht wil hebben op de duur- zame en kwalitatieve inschakeling op de arbeidsmarkt.

Dat is een maatschappelijke uitdaging die de Regering tijdens deze regeerperiode wil ondersteunen.

Het resultaat is een eerste beschouwing (zie punt 4) waarin wordt gepleit voor het mobiliseren van aan- vullende variabelen om de analyse ervan te verfi- jnen, of voor de productie van nieuwe indicatoren (bijvoorbeeld om beter rekening te houden met de duur- zaamheid of de kwaliteit van de tewerkstelling). Naast deze publicatie moet het denkwerk worden voortgezet om de haalbaarheid en, in voorkomend geval, de tenuitvoerlegging ervan nader te onderzoeken.

1.3 Hoe kunnen we goed gebruik maken van deze overgangsindicatoren?

Hoewel het gebruik van de administratieve gegevens de analyse op een relatief fijnmazig niveau mogelijk maakt, kunnen de berekende indicatoren betrekking hebben op beperkte aantallen en dus volatiel zijn. De aldus verkre- gen resultaten verliezen hun relevantie. Daarom worden in deze publicatie alleen de resultaten opgenomen waar- voor een minimum van 40 cursisten wordt geanalyseerd. Details over de resultaten van bepaalde opleidingen met minder dan 40 cursisten worden daarom niet bekendgemaakt. Dit is ook de reden waarom de gegevens van de VDAB Brussel enkel op het niveau van de clusters beschikbaar zijn. Naast deze methodologische waarschuwing moet eraan worden herinnerd dat bij gebrek aan contextualisering het cijfer op zich, afzonderlijk beschouwd, niet veel betekent. Aan de andere kant is het geproduceerde resultaat zinvol in combinatie met zijn verklarende factor.

In het kader van deze publicatie wordt de interpretatie van de waarden van de indicatoren dus relevanter:

` door ze te beschouwen op basis van hun evolutie doorheen de tijd, om te proberen te begrijpen waarom ze opwaarts of neerwaarts evolueren;

` door ze te vergelijken met de gemiddelde resultaten van elke cohort, jaarlijks of per domein, zonder dat de opleidin- gen tussen de verschillende cohorten kunnen worden ingedeeld. Deze indicatoren maken het immers niet mogelijk een oordeel te formuleren over de meer of minder goede prestaties van een opleiding op de arbeidsmarkt, gezien de mogelijke verschillen in termen van publiek waarvoor ze bestemd is en de aard van het voorgestelde aanbod;

` door ze te kruisen met variabelen die inherent zijn aan de opleiding (soort opleiding, aard en operator) of die verband houden met het profiel van de opgeleide werkzoekenden (geslacht, leeftijdsgroep en kwalifi- catieniveau) of met de context (bv. de configuratie van de arbeidsmarkt), een reeks factoren die de percen- tages uitstroom naar werk van jaar tot jaar kunnen doen variëren;

` door de operationele actoren te vragen naar hun verklarende factoren, en zo een meer kwalitatieve dimen- sie aan de analyse te geven;

` door geen normen of drempels vast te leggen die moeten worden bereikt, met het risico op ongunstige evo- luties, zoals het feit dat alleen de meest (her)inschakelbare werkzoekenden een opleiding mogen volgen, ten nadele van degenen die dit echt nodig hebben. Dit herinnert aan de noodzaak om de kwestie van de impact van de opleidingstrajecten aan te pakken.

(12)

2.1 Gegevensbron

Voor het opstellen van dit gezamenlijke verslag en de daaruit voortvloeiende berekeningen werden verschillende databases gebruikt:

 de gegevens over de beroepen in loondienst zijn afkomstig van Dimona9 en DmfA10, terwijl die over de zelfstandige activiteit in hoofdberoep afkomstig zijn van het RSVZ11. Al deze gegevens worden automatisch ontvangen en zijn beschikbaar in het Datawarehouse van Actiris;

 jobs in internationale instellingen of in het buitenland worden zelden opgenomen in de berekeningen van de uitstroom naar werk, omdat Actiris de informatie niet automatisch ontvangt;

 Actiris ontvangt de gegevens over de opleidingen van Bruxelles Formation en VDAB Brussel. Op basis hiervan berekent view.brussels verschillende indicatoren.

2.2 Methode voor de berekening van de indicatoren

2.2.1 Welke cohorten worden geanalyseerd?

Bruxelles Formation

De analyse voor Bruxelles Formation is gebaseerd op de cohorten van de deelnemers die zijn uitgestroomd uit opleidingen van 2013 tot 2017.

Bij de berekening van de indicatoren met gedeelde verantwoordelijkheid wordt alleen rekening gehouden met de cursisten met een rijksregisternummer en een IBIS-dossiernummer.

Gezien de langere tijdspanne die in aanmerking wordt genomen door indicator 3 ‘Duurzaamheid van de tewerks- telling’, worden waarnemingen gedaan voor de cohorten van cursisten die uitstroomden uit een beroepsge- richte opleiding in 2015 en 2016. Dit geldt ook voor de cohorten van de VDAB.

VDAB

De analyse voor de VDAB heeft betrekking op de cohorten van deelnemers die uitstroomden uit opleidingen van 2015 tot 2017.

Alleen werkzoekenden die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gedomicilieerd zijn, worden opgenomen in de berekening van de indicatoren met gedeelde verantwoordelijkheid.

9 Onmiddellijke aangifte van de werkgever die elke in- en uitdiensttreding van een werknemer meedeelt aan de RSZ.

10 Aangifte door de werkgever van de loon- en arbeidstijdgegevens van zijn werknemers.

11 Het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen.

METHODOLOGIE

(13)

Wat is een beroeps- gerichte opleiding?

Dit omvat de opleidingen die rechtstreeks gericht zijn op werk.

Transversale opleidingen (basi- sopleiding, alfabetisering enz.) vallen niet onder de beroepsge-

richte opleidingen.

2.2.2 Hoe worden de indicatoren berekend?

view.brussels produceert voor deze analyse vier strategische indicatoren met gedeelde verantwoordelijkheid:

Positieve uitstroomgraad uit opleidingen

Uitstroomgraad naar werk na beroepsgerichte opleidingen

Duurzaamheid van de tewerkstelling na de uitstroom uit een beroepsgerichte opleiding

Termijn tot de start van tewerkstelling naar werk na de uitstroom uit een beroepsgerichte opleiding

Ze worden opgesomd en uitgelegd op de volgende pagina.

1

2

3

4

(14)

Positieve uitstroomgraad uit

opleidingen Uitstroomgraad naar werk na beroepsgerichte opleidingen

Termijn tot de start van tewerkstelling naar werk na de uitstroom uit een

beroepsgerichte opleiding Duurzaamheid van de tewerkstelling

na de uitstroom uit een beroepsgerichte opleiding

2 1

4 3

# cursisten dat uitstroomt uit een beroepsopleiding met een oplossing van min. 1 dag of 1 maand

# cursisten die min. 1 dag of 1 maand werk hebben gevonden na een beroepsgerichte opleiding

# cursisten dat uitstroomt uit een beroepsopleiding

# cursisten dat uitstroomt uit een

beroepsgerichte opleiding

Dit percentage wordt berekend over een periode van 6 en 12 maanden na de beroepsopleiding (beroeps- gerichte opleidingen en transversale opleidingen).

Een positieve uitstroom stemt overeen met uitstroom naar werk, stage en opleiding.

Dit percentage wordt berekend over een periode van 6 en 12 maanden na de beroepsgerichte opleiding gericht op een uitstroom naar werk.

Bij de berekening wordt alleen rekening gehouden met de uitstroom naar werk.

Deze indicator geeft aan hoelang het duurde voordat de cursisten een baan vonden na het afronden van de beroepsgerichte opleiding. De berekening wordt uit- gevoerd volgens 3 tijdschalen: 0 tot 3 maanden, 3 tot 6 maanden of 6 tot 12 maanden.

cursist die de opleiding voltooid heeft

cursist die een job heeft

gekregen

cursist die 12 maanden na de indiensttreding

nog steeds aan het werk is

12 maanden # cursist die de opleiding voltooid heeft

# cursisten die binnen 3 maanden een baan

hebben gevonden

6 maanden

12 maanden

0-12 maanden

Het is soms nodig om 24 maanden te wachten om alle gegevens te ontvangen die nodig zijn om deze indicator te berekenen. Voor deze berekening werden de cursisten meegeteld die binnen de 12 maanden na hun opleiding een baan hebben gevonden. Vervolgens wordt, afhankelijk van het tijdstip van indiensttreding, 12 maanden later een analyse gemaakt om te zien of

(15)

Er werden samenwerkingsakkoorden rond de strategische indicatoren met gedeelde verantwoordelijkheid gesloten tussen Actiris/Bruxelles Formation (Samenwerkingsovereenkomst ‘Gekruist beleid tewerkstelling-oplei- ding’ - Opleidingsplan 2020) en Actiris/VDAB Brussel (Samenwerkingsovereenkomst 2018-2020). De indicato- ren in deze twee overeenkomsten zijn berekend op basis van een vergelijkbare methodologie, die evenwel specifiek is voor elke overeenkomst. De onderstaande tabel geeft de belangrijkste bijzonderheden weer.

2.3 Wat zijn de verschillen tussen Bruxelles Formation en VDAB?

Onderscheid gemaakt tussen de gegevens van Bruxelles Formation en die van zijn partners.

Mogelijkheid een evolutie over drie jaar op basis van de beschikbare gegevens (2015-2017).

Bruxelles Formation biedt een ander opleidings- programma aan dan de VDAB:

1. de types zijn specifiek voor Bruxelles Formation;

2. de groepering per activiteitensector gebeurt onder de benaming domein bij Bruxelles Formation.

Bij Bruxelles Formation zijn de cohorten opge- bouwd uit Brusselse werkzoekenden ingeschreven bij Actiris.

Mogelijkheid tot een evolutie over vijf jaar op basis van de beschikbare gegevens (2013-2017).

Geen onderscheid gemaakt tussen de gegevens van de VDAB Brussel en die van zijn partners.

VDAB biedt een ander opleidingsprogramma aan dan Bruxelles Formation:

1. de types zijn specifiek voor de VDAB;

2. de groepering per activiteitensector gebeurt onder de benaming cluster bij de VDAB.

Bij VDAB zijn de cohorten opgebouwd uit Brus- selse werkzoekenden ingeschreven bij Actiris en die een opleiding volgen bij VDAB in Brussel of in Vlaanderen.

BRUXELLES FORMATION VDAB

Alle gegevens moeten voorzichtig worden geïnterpreteerd wanneer de aantallen beperkt zijn.

Bovendien kan het feit dat het profiel van de cursisten verschilt van partner tot partner, van het ene type opleiding tot het andere, of van de ene opleiding tot de andere, ook een invloed hebben op de resultaten.

(16)

ANALYSE VAN DE RESULTATEN

De analyse van de overgangsindicatoren is gebaseerd op de gegevens van de cohorten van cursisten die uitstroomden uit een opleiding van Bruxelles Formation en zijn partners tussen 2013 en 2017 (punt 3.1). De overgangsindicatoren voor de cur- sisten die uitstromen uit een individuele beroeps- opleiding in de onderneming (IBO) maken ook het voorwerp uit van een specifieke analyse, aangezien zij een specifieke methodologie vereisen (punt 3.2).

In een eerste deel van de analyse wordt elke indica- tor onderzocht op een manier die transversaal is voor alle opleidingsdomeinen van Bruxelles Formation. Dit biedt de mogelijkheid om elke indicator onder te ver- delen in verschillende variabelen die verband houden met het profiel van de opgeleide cursisten (geslacht, leeftijdsgroep en kwalificatieniveau) en de inherente kenmerken van de opleiding (aard, operator en oplei- dingsdomein), een reeks variabelen die de resul-

taten kunnen beïnvloeden. Deze gegevens vormen een nuttig referentiekader voor het tweede deel van de analyse, per domein (vanaf punt 3.3). Voor elk domein worden drie van de indicatoren beschreven (mits er voldoende uitstromende deelnemers zijn) en vergeleken met de percentages van de globale ana- lyse. Kwalitatieve elementen die voortvloeien uit het overleg met de verantwoordelijken van de polen van Bruxelles Formation die een licht werpen op de spe- cifieke kenmerken van de verschillende domeinen, worden voorgesteld om de eventuele verschillen die uit deze vergelijking naar voren komen, in context te plaatsen. Tot slot wordt in de analyse van de cohorten van cursisten die tussen 2015 en 2017 uitstroomden uit opleidingen van de VDAB en zijn partners (punt 3.4) een globale analyse van de vier overgangsindicatoren gecombineerd met elementen die betrekking hebben op de activiteitsclusters.

3.1 Cohorten van cursisten die uitstroomden uit de beroepsopleidingen van Bruxelles Formation of een van zijn partners

3.1.1 Positieve uitstroomgraad uit beroepsopleidingen

A. Voorwoord: beschrijving en evolutie van de cohorten van deelnemers die uitstroomden

Deze eerste indicator maakt het mogelijk om onder de werkzoekenden die uitstroomden uit een beroepsopleiding, de verhouding te observeren die een positieve uitstroom kent na de opleiding. Het onderzoek heeft, per jaar, betrekking op de meest recente uitstroom uit opleidingen per aard van de opleiding en per activiteitendomein van het gemeenschappelijke programmeringskader. De cursisten kunnen dus meerdere malen in hetzelfde jaar wor- den opgenomen als ze hebben deelgenomen aan opleidingen van verschillende types of domeinen.

De cohorten van cursisten die in aanmerking worden genomen voor de analyse van de positieve uitstroomgraad worden in de volgende paragrafen beschreven. Voor elke jaarlijkse cohort worden de variabelen geslacht, leeftijd en kwalificatieniveau gespecificeerd. Sommige van deze profielvariabelen hebben betrekking op de inschakeling op de arbeidsmarkt en helpen om elementen naar voren te brengen die de inschakelingsresultaten kunnen verklaren.

(17)

In 2017 telt de cohort van cursisten die uitstroomden uit een beroepsopleiding (Bruxelles Formation en zijn partners) 11.258 personen, hetzij 801 meer dan in 2013, wat wijst op een toename van het aantal personen (of +7,7%) tussen het begin en het einde van de beschouwde periode. Deze algemene stijging is echter niet consistent voor alle cohorten. Tussen 2013 en 2014 werd een daling van het totale aantal cursisten in de cohort waargenomen, en tussen 2016 en 2017 een relatieve stabilisatie.

De verdeling tussen de operatoren toont voor elk van de geobserveerde jaren een aandeel cursisten die de grotere cohort bij Bruxelles Formation ten opzichte van zijn partners vormen.

Tabel 1: Evolutie van de populatie van de cursisten, totaalaantal personen en verdeling naargelang het type van operator - Cohorten 2013-2017

2013 2014 2015 2016 2017

Bruxelles Formation 56,3% 57,1% 58,6% 57,2% 58,5%

Partners 43,7% 42,9% 41,4% 42,8% 41,8%

Totaal 10.457 9.882 10.617 11.187 11.258

` Geslacht

Vrouwen maken ongeveer de helft van elke cohort uit. De verdeling van de cursisten naar geslacht varieert evenwel naargelang het type van operator. Terwijl de mannen bij Bruxelles Formation in de meerderheid zijn, zijn ze in de minderheid bij de partners. Sinds 2015 vertegenwoordigen de vrouwen zelfs 60% van de cohort bij de partners, wat duidt op een stijging ten opzichte van 2013 en 2014. Bij Bruxelles Formation maken vrouwen tussen 41,3% (2015) en 44,3% (2017) van de cohorten uit.

Figuur 1: Evolutie van de verhouding vrouwen per type operator en totaal - Cohorten 2013-2017 (in %)

Bronnen: Bruxelles Formation en partners, berekeningen view.brussels en dienst SES van Bruxelles Formation

Bronnen: Bruxelles Formation en partners, berekeningen view.brussels en dienst SES van Bruxelles Formation

49,5 49,9 49,2 50,5 51,2

43,5 43,9 41,3 42,7 44,3 57,2 57,9 60,3 60,9 60,9

0 20 40 60 80 100

2013 2014 2015 2016 2017

Totaal Opleiding centra Bruxelles Formation Opleiding bij de partners

(18)

` Leeftijdsgroep

De proportionele verdeling van de verschillende leeftijdsgroepen is, voor elk van de cohorten, relatief verge- lijkbaar bij Bruxelles Formation en zijn partners. Toch moet worden opgemerkt dat er binnen elke cohort meer deelnemers jonger dan 25 jaar uitstroomden bij de partners (23,5% in 2017) dan bij Bruxelles Forma- tion (20,9% in 2017) en dat, omgekeerd, de verhouding 50-plussers die uitstroomden, systematisch hoger is bij Bruxelles Formation (9,2% in 2017) dan bij zijn partners (6,2% in 2017). De leeftijdsgroep 25-29 jaar is meer vertegenwoordigd bij Bruxelles Formation (20,8% in 2017, tegenover 17,0% bij de partners). De leeftijds- groep 30-39 jaar was in 2013 en 2014 in vergelijkbare verhoudingen aanwezig bij Bruxelles Formation en zijn partners. Daarna werd deze verhouding hoger bij de partners in vergelijking met Bruxelles Formation (in 2017 33,1% bij de partners, tegenover 28,1% bij Bruxelles Formation).

Tabel 2 : Verdeling van de cohorten per leeftijdsklasse en type van operator - Cohorten 2013-2017 Type operator < 25 jaar 25 tot 29

jaar 30 tot 39

jaar 40 tot 49

jaar ≥ 50 jaar

2013

Opleiding centra BF 18,1% 21,5% 33,9% 20,8% 5,8%

Opleiding bij de

partners 22,0% 19,3% 33,6% 21,3% 3,9%

Totaal 19,8% 20,5% 33,8% 21,0% 4,9%

2014

Opleiding centra BF 17,2% 21,4% 34,2% 21,1% 6,1%

Opleiding bij de

partners 22,7% 19,3% 34,3% 19,6% 4,0%

Totaal 19,5% 20,5% 34,3% 20,5% 5,2%

2015

Opleiding centra BF 20,4% 20,0% 31,7% 21,0% 6,9%

Opleiding bij de

partners 22,6% 19,8% 32,9% 20,6% 4,1%

Totaal 21,3% 19,9% 32,2% 20,8% 5,7%

2016

Opleiding centra BF 21,8% 20,9% 30,3% 19,5% 7,6%

Opleiding bij de

partners 24,3% 17,5% 33,4% 19,6% 5,2%

Totaal 22,9% 19,4% 31,6% 19,5% 6,6%

2017

Opleiding centra BF 20,9% 20,8% 28,1% 21,1% 9,2%

Opleiding bij de

partners 23,5% 17,0% 33,1% 20,2% 6,2%

Totaal 22,0% 19,2% 30,2% 20,7% 7,9%

Bronnen: Bruxelles Formation en partners, berekeningen view.brussels en dienst SES van Bruxelles Formation

(19)

Bij alle operatoren samen blijkt dat de leeftijdsgroep van 30 tot 39 jaar het meeste vertegenwoordigd is in de periode 2013-2017. Ze maakt een derde van de cohorten uit. Maar er is een geleidelijke daling sinds 2014. Het percentage 50-plussers neemt sinds 2013 toe. Het is in 5 jaar tijd met 3 procentpunten (p.p.) geste- gen en bedroeg 7,9% in 2017. De leeftijdsgroepen onder de 25, 25-29 en 40-49 jaar behouden van jaar tot jaar vergelijkbare verhoudingen en vertegenwoordigen elk een vijfde van de cohorten.

Figuur 2 : Evolutie van de verdeling van de cursisten per leeftijdsgroep - Cohorten 2013-2017 (in %)

Bronnen: Bruxelles Formation en partners, berekeningen view.brussels en dienst SES van Bruxelles Formation

` Kwalificatieniveau

Het merendeel van de cursisten in de cohorten is laaggeschoold12. Deze verhouding ligt hoger bij de partners van Bruxelles Formation, waar ze meer dan 80% van elke cohort uitmaakt. Bij Bruxelles Formation is ze lager, maar kende ze tussen 2013 en 2017 een lichte stijging, van 56,9% tot 58,6%. Anderzijds zijn de matig en hooggeschoolde cursisten sterker vertegenwoordigd bij Bruxelles Formation dan bij zijn partners.

Terwijl het aandeel van de middengeschoolde cursisten sinds 2014 relatief stabiel is bij beide operatoren, daalde het aandeel van de cursisten met een hoog kwalificatieniveau geleidelijk op algemeen niveau (-1,7 p.p.

tussen 2013 en 2017). Deze daling is ook duidelijk zichtbaar in de samenstelling van de cohorten bij Bruxelles Formation (-3,7 p.p.).

12 Laag kwalificatieniveau = primair, lager secundair onderwijs en buitenland zonder gelijkwaardigheid. Gemiddeld kwalificatieniveau

= hoger secundair onderwijs en het leerlingwezen. Het hoogste kwalificatieniveau omvat: 1/ Niet-universitair niveau van het korte type 2/

Niet-universitair niveau van het lange type, universitair niveau, academische bachelor of master.

19,8 19,5 21,3 22,9 22,0

20,5 20,5 19,9 19,4 19,2

33,8 34,3 32,2 31,6 30,2

21,0 20,5 20,8 19,5 20,7

4,9 5,2 5,7 6,6 7,9

0 10 20 30 40 50

2013 2014 2015 2016 2017

< 25 jaar 25-29 jaar 30-39 jaar 40-49 jaar > 50 jaar

(20)

56,9 24,8 18,3 56,3 26,4 17,3 57,4 26,2 16,4 57,5 25,6 16,9 58,6 26,8 14,6

85,2 13,3 1,6 84,4 14,3 1,3 84,2 14,5 1,2 81,9 15,4 2,7 83,1 15,0 1,9

69,3 19,7 11,0 68,4 21,2 10,4 68,5 21,4 10,1 67,9 21,3 10,8 68,8 21,9 9,3

0 20 40 60 80 100

Laag Midden Hoog Laag Midden Hoog Laag Midden Hoog Laag Midden Hoog Laag Midden Hoog

2013 2014 2015 2016 2017

Opleidingen centra Bruxelles Formation Opleidingen bij de partners Totaal

Figuur 3: Evolutie van de verdeling van de cursisten per kwalificatieniveau - Cohorten 2013-2017 (in %)

` Aard van de opleiding

Een eerste groep opleidingen onderscheidt zich door de focus op werk. Dit zijn de zogenaamde beroeps- gerichte opleidingen die de volgende soorten opleidingen omvatten: Formations qualifiantes (Kwalificerende opleidingen), Aptitudes professionnelles spécifiques (Specifieke beroepsvaardigheden), Formations par le tra- vail (Opleiding door werk) en Perfectionnement (Perfectionering). In 2017 gaat het om 45,9% van de cohort bij Bruxelles Formation en 37,5% bij de partners.

De kwalificerende opleidingen kennen het grootste aantal cursisten, zowel bij Bruxelles Formation als bij zijn partners. Bovendien is de verhouding uitstromende cursisten sinds 2015 bij beide operatoren relatief vergelijkbaar (ongeveer 30%) en heeft de verhouding de neiging te dalen. Opleidingen van het type Aptitu- des professionnelles spécifiques worden vaker georganiseerd door Bruxelles Formation: de cursisten die eraan deelnemen vertegenwoordigen tussen 16,9% (2015) en 19,5% (2016) van de cohorten bij Bruxelles For- mation. Hoewel minder omvangrijk, neemt het aandeel van de door de partners georganiseerde opleidingen van deze aard toe vanaf 2015 (toen ze 2,6% van de cursisten van de cohort vertegenwoordigden) tot 2017 (toen ze 5,2% vertegenwoordigden). Opleidingen op het werk worden uitsluitend bij de partners georganiseerd en de verhouding vertegenwoordigde cursisten is sinds 2014 gedaald (van 5,0% tot 3,8% in 2017). De opleidingen van het type Perfectionnement vertegenwoordigen weinig uitstromende cursisten, zowel bij Bruxelles Formation als bij zijn partners.

Bronnen: Bruxelles Formation en partners, berekeningen view.brussels en dienst SES van Bruxelles Formation

(21)

Figuur 4: Evolutie van de verdeling van de cursisten per operator en type opleiding (beroepsgerichte opleidin- gen) - Cohorten 2013-2017 (in %)

Bronnen: Bruxelles Formation en partners, berekeningen view.brussels en dienst SES van Bruxelles Formation

Een tweede groep opleidingen is meer gericht op het oriënteren van de cursisten naar verdere opleiding. Deze groep omvat opleidingen van de volgende aard: Langues13, Formation de base, Détermination, Préformation et Alphabétisation.

De organisatie van deze transversale opleidingen gebeurt vaker door de partners van Bruxelles Formation, met uitzondering van de taalopleidingen, die bijna volledig door Bruxelles Formation worden georganiseerd. Ze vertegenwoordigen het grootste aantal uitstromende cursisten bij Bruxelles Formation (35,9% in 2017), maar deze verhouding neemt af (-2,3 p.p. tussen 2013 en 2017). De verdeling van de opleidingen over de verschillende soorten operatoren geeft ook aan dat de Alphabétisation opleidingen uitsluitend door de partners van Bruxelles For- mation worden georganiseerd (20% van de cohorten bij partners van BF). Dit is ook het geval voor de Détermi- nation (20% van de cohorten bij de partners van Bruxelles Formation), behalve in 2017, toen 145 cursisten die een dergelijke opleiding volgden, uitstroomden bij Bruxelles Formation. De Formations de base vertegenwoordigen een vergelijkbare verhouding cursisten (ongeveer 14%) bij Bruxelles Formation en zijn partners in 2013 en 2014.

Deze verhouding steeg vervolgens bij de partners (18,9% in 2017), maar had de neiging bij Bruxelles Formation relatief stabiel te blijven van 2015 tot 2017. De Préformations vertegenwoordigen iets meer dan één cursist op 10 bij de partners (12,5% van de cohort 2017). De cursisten die betrokken zijn bij vooropleidingen bij Bruxelles Formation maken een klein deel uit van de cohorten, maar dit nam toe tussen 2013 (1,9%) en 2017 (2,6%).

13 In deze analyse zijn de taalopleidingen in deze subgroep opgenomen vanwege hun transversale karakter, waardoor ze niet bedoeld zijn om de cursisten voor te bereiden op een specifiek beroep.

27,3 33,8 28,3 33,6 31,1 31,4 28,6 29,9 27,2 28,2

18,2 3,4 17,2 2,9 16,9 2,6 19,5 4,3 18,0 5,2

0,0 4,6 0,0 5,0 0,0 4,7 0,0 3,9 0,0 3,8

0,0 0,2 0,0 0,3 0,2 0,3 0,6 0,2 0,6 0,3

0 10 20 30 40 50

Centra BF Partners

van BF Centra BF Partners

van BF Centra BF Partners

van BF Centra BF Partners

van BF Centra BF Partners van BF

2013 2014 2015 2016 2017

Formation qualifiante Aptitudes professionnelles spécifiques Formation par le travail Perfectionnement

(22)

Rekening houdend met het totale aantal personen per onderzochte cohort van cursisten blijkt dat de opleidin- gen met de meeste cursisten, voor alle operatoren samen, in volgorde zijn: Formation qualifiante (iets minder dan 1 cursist op 3 in 2017, zowel bij Bruxelles Formation als bij zijn partners, d.w.z. 3085 in totaal), Langues (2360 cursisten in totaal) en Formation de base (1756 cursisten in totaal).

` Opleidingsdomein

Sommige opleidingen maken het mogelijk om vaardigheden te verwerven die verband houden met een beroep.

Ze worden dan gecategoriseerd in een domein. Andere zijn niet direct gerelateerd aan een specifiek domein vanwege hun transversale karakter. Dit is met name het geval voor Alphabétisation, Langues, Formation de base en Détermination généraliste.

Tussen 2013 en 2017 volgden elk jaar ongeveer 4 op de 10 cursisten een opleiding die niet gerelateerd is aan een domein (43,7% van de cohort van 2017). De overige cursisten zijn verdeeld over de domeinen. Gestion, Management, Administration vertegenwoordigen het merendeel van de cursisten (10,7% in 2017), ondanks een dalende trend sinds 2013 (toen 12,0%). Omgekeerd zijn de domeinen met de minste cursisten Nettoyage (0,6%) en Automobile et Mobilité urbaine (1,1%).

Figuur 5: Evolutie van de verdeling van de cursisten per operator en type van opleiding (transversale opleidin- gen) - Cohorten 2013-2017 (in %)

Bronnen: Bruxelles Formation en partners, berekeningen view.brussels en dienst SES van Bruxelles Formation

38,2 1,1 38,2 2,2 36,8 0,7 35,0 0,6 35,9 0,4

14,4 14,0 14,4 14,4 13,2 17,9 14,2 18,5 13,5 18,9

0,0 21,9 0,0 20,7 0,0 20,9 0,0 20,3 2,2 19,3

1,9 11,0 1,9 10,6 1,8 11,2 2,1 12,6 2,6 12,5

0,0 9,8 0,0 10,2 0,0 10,5 0,0 9,6 0,0 11,4

0 10 20 30 40 50

Centra BF Partners

van BF Centra BF Partners

van BF Centra BF Partners

van BF Centra BF Partners

van BF Centra BF Partners van BF

2013 2014 2015 2016 2017

Langues Formation de base Détermination Préformation Alphabétisation

(23)

Bronnen: Bruxelles Formation en partners, berekeningen view.brussels en dienst SES van Bruxelles Formation

B. Positieve uitstroomgraad en evolutie

Van de cursisten die deel uitmaken van de cohort personen die uitstroomden uit een beroepsopleiding in 201714, heeft 73,0% in de twaalf maanden na afloop van de opleiding een positieve uitstroom ervaren (cf.

punt over methodologie). Rekening houdend met de cohorten tussen 2013 en 2017 stijgt de positieve uitstroomgraad (PUG) elk jaar voor cursisten die uitstromen uit een opleiding georganiseerd door Bruxelles Formation of een van zijn partners (+7,8 p.p.).

Figuur 7: Evolutie van het PUG (1 jaar, min. 1 maand) - Cohorten 2013-2017

14 Aangezien het percentage positieve uitstroom wordt berekend op 12 maanden, wordt het traject van de cursisten die eind december 2017 uit de opleiding zouden zijn uitgestroomd, onderzocht tot eind december 2018. Het is dus beschikbaar met een vertraging van zes maanden vanaf die datum, rekening houdend met de tijd die nodig is om de DmfA-gegevens te verkrijgen die nodig zijn voor de berekening en de tijd die nodig is voor de verwerking. Meer bepaald zijn de resultaten voor de cohort van 2017 en voor het jaar 2018 beschikbaar in

Figuur 6: Evolutie van de verdeling van de cursisten per domein - Cohorten 2017 (in %)

65,2 65,5 68,0 70,2 73,0

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

2013 2014 2015 2016 2017

Bronnen: Bruxelles Formation en partners, berekeningen view.brussels en dienst SES van Bruxelles Formation 1,0

3,6 6,5

10,7 0,4

4,1 4,0

8,2 0,6

3,4 7,7 6,3

43,5

0 10 20 30 40 50

Automobile et Mobilité urbaine Commerce Construction Gestion, Management et Administration Habillement et Confection Horeca Industries technologiques Informatique, ICT et Eco. numérique Nettoyage Sécurité et Prévention Social, Santé, Sport et Soins du Corps Transport et Logistique Niet-gespecifieerd domein

(24)

C. Positieve uitstroomgraad en profiel van de uitgestroomde deelnemers van beroepsopleidingen

De positieve uitstroomgraad verschilt naargelang het profiel van de cursisten in de cohort van de uitgestroomde deelnemers van een beroepsopleiding.

` Geslacht

De positieve uitstroomgraad van mannen is consequent hoger dan dat van vrouwen in elk van de onderzochte cohorten. De positieve uitstroomgraad van minstens een maand bedraagt bijvoorbeeld 75,1%

voor mannen, vergeleken met 71,0% voor vrouwen voor de cohort 2017. Deze kloof blijft sinds 2014 binnen elke cohort stabiel. Bovendien wordt de voortdurende stijging van de positieve uitstroomgraad zowel bij mannen als bij vrouwen waargenomen (met uitzondering van 2014 voor de vrouwen).

Tabel 3: Evolutie van het PUG (min. 1 maand) volgens het geslacht - Cohorten 2013-2017

2013 2014 2015 2016 2017

Totaal (a.w.) Vrouwen 5.205 4.961 5.250 5.673 5.780

Mannen 5.252 4.921 5.367 5.514 5.478

PUG (%) Vrouwen 64,5% 63,5% 65,4% 68,4% 71,0%

Mannen 65,8% 67,5% 70,5% 72,1% 75,1%

` Leeftijdsgroep

Over het geheel genomen neemt de positieve uitstroomgraad in elke leeftijdsgroep van jaar tot jaar toe. Voor elke onderzochte cohort hebben de cursisten van 50 jaar en ouder het laagste positieve uitstroomgraad (66,0% in 2017), zowel bij de mannen (68,1%) als bij de vrouwen (63,6%). Het percentage voor cursisten jonger dan 25 jaar neemt tussen 2013 en 2017 gestaag toe (van 65,0% tot 72,4%); deze stijging gaat van 68,9% tot 75,1% voor 25- tot 29-jarigen; van 65,8% tot 74,4% voor 30- tot 39-jarigen, en van 62,3% tot 72,2% voor 40- tot 49-jarigen.

Figuur 8: Evolutie van het PUG (min. 1 maand) per leeftijdsgroep - Cohorten 2013-2017 (in %)

Bronnen: Bruxelles Formation en partners, berekeningen view.brussels en dienst SES van Bruxelles Formation

Bronnen: Bruxelles Formation en partners, berekeningen view.brussels en dienst SES van Bruxelles Formation

65,0 67,5 69,4 71,8 72,4

68,9 66,5 69,6 73,7 75,1

65,8 65,6 69,1 69,9 74,4

62,3 64,2 64,7 68,5 72,2

57,9 58,2 62,8 61,1 66,0

0 20 40 60 80 100

2013 2014 2015 2016 2017

< 25 jaar 25-29 jaar 30-39 jaar 40-49 jaar > 50 jaar

(25)

` Kwalificatieniveau

Voor de cohort 2017 zijn de PUG's van de matig en hooggeschoolde cursisten vergelijkbaar en het hoogst (76,4%, tegenover 71,4% bij de laaggeschoolden). In de andere cohorten geldt dat hoe hoger het kwalifica- tieniveau, hoe hoger ook het PUG. De positieve uitstroomgraad van de laaggeschoolde cursisten stijgt tussen 2013 en 2017 echter met 7,9 p.p., evenals de percentages van de matig en hooggeschoolde cursisten.

Figuur 10: Evolutie van het PUG volgens kwalificatieniveau - Cohorten 2013-2017 (in %)

Van de cohort van de in 2017 uitgestroomde cursisten bedraagt het PUG bij vrouwen ongeveer 71-72% voor alle onderzochte leeftijdsgroepen, behalve voor de 50-plussers (63,6%). Aan de andere kant laten mannen van 25 tot 29 jaar en van 30 tot 39 jaar hogere percentages optekenen in vergelijking met andere leeft- ijdsgroepen. Hieraan moet worden toegevoegd dat, hoewel de percentages voor mannen hoger liggen dan die voor vrouwen, ongeacht de leeftijdsgroep, het verschil tussen het uitstroompercentage van de mannen en dat van de vrouwen het grootst is voor de categorie van 30 tot 39 jaar in 2017 (70,9% voor de vrouwen en 79,0%

voor de mannen) en voor die van 25 tot 29 jaar in 2015 (65,7% voor de vrouwen en 73,5% voor de mannen) en in 2016 (71,0% voor de vrouwen en 76,9% voor de mannen). De evolutie van de uitstroompercentages per leeftijdsgroep wijst dus op een accentuering van dit verschil voor de leeftijdsgroep van 30 tot 39 jaar.

Figuur 9: PUG, per geslacht en leeftijdsgroep - Cohort 2017 (in %)

Bronnen: Bruxelles Formation en partners, berekeningen view.brussels en dienst SES van Bruxelles Formation

71,9 72,2 70,9 71,7 63,6

72,8 78,3 79,0 72,7 68,1

72,4 75,1 74,4 72,2 66,0

0 20 40 60 80 100

< 25 jaar 25-29 jaar 30-39 jaar 40-49 jaar > 50 jaar Vrouwen Mannen Totaal

63,5 63,8 66,3 68,2 71,4

68,6 67,4 71,1 73,9 76,4

69,4 72,3 72,9 75,6 76,4

0 20 40 60 80 100

2013 2014 2015 2016 2017

Laag Midden Hoog

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De aanpak van de gemeente Utrecht kenmerkt zich door inzet op taal, samenwerking met diverse stakeholders, de inzet van aangepaste instrumenten uit het reguliere instrumentarium

Omdat de bezoekers op elk willekeurig moment in een van deze groepen ingedeeld werden en baliemedewerkers niet op de hoogte waren van het type handvest (ambities, weinig ambitieus,

– meer dan 1 op de 8 krijgt wel een aanbod maar begint er niet te werken. • De werknemer die toch op de stageplaats begint te werken, verbreekt relatief vaak zelf

Via dit tweede model zien we dat de negatieve rela- tie tussen het leerpotentieel van de stage en het zoe- ken binnen en buiten de opleiding (een stage met meer leerpotentieel

Een sensibilise- ringsactie naar ouders en leerlingen bij de overgang van basis naar secundair onderwijs om niet zonder meer voor het ASO te kiezen, maar ook aandacht te hebben

Een klein verschil – van minder dan 0,5 voltijdsequivalenten (VTE) – wordt echter geduld. Deze marge kan niettemin enkel worden toegepast voor de onder- nemingen met publieke

Wegens de talrijke anomalieën in de sociale balansen van bedrijven die minder dan één voltijdsequi- valente werknemer in dienst hebben, en omdat we enkel de ondernemingen met

- Parallel begeleiding naar werk, opleiding, participatie of zorg...