• No results found

1 Beschrijving van de gebruikte databronnen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "1 Beschrijving van de gebruikte databronnen"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1 Beschrijving van de gebruikte databronnen 

1.1 Definities Intergeneratio‐

nele uitkomsten 

Uitkomsten op 28‐jarige leeftijd 

Voor de uitkomsten op 28‐jarige leeftijd volgen we per‐

sonen die zijn geboren tussen 1985 en 1989 tot zij jong‐

volwassen zijn.  

Inkomen 

De informatie over inkomens is afkomstig uit de CBS‐

microdatabestanden  Integraal  Persoonlijk  Inkomen  (IPI,  t/m  2010)  en  Inkomen  van  personen  (Inpatab,  vanaf 2011). Voor de jongvolwassenen is het persoon‐

lijk inkomen gelijk aan zijn persoonlijk bruto‐inkomen  in het jaar waarin de persoon 28 jaar wordt, gecorri‐

geerd voor inflatie (basisjaar 2015). Het gezamenlijk in‐

komen  wordt  gevormd  door  het  gemiddelde  van  het  persoonlijk bruto‐inkomen van de jongvolwassene en  het persoonlijk bruto‐inkomen van de partner. 

 

Het inkomen van de ouders wanneer zij bij elkaar zijn,  is het persoonlijk bruto‐inkomen van vader en moeder  samen. Het inkomen van moeder wordt gebruikt wan‐

neer dat van de vader onbekend is en visa versa. Wan‐

neer de ouders uit elkaar zijn is het inkomen gelijk aan  het inkomen van de moeder en haar partner. Wanneer  het inkomen van de moeder en haar partner niet be‐

kend zijn, wordt het inkomen van de vader en zijn part‐

ner gebruikt. Voor het inkomen van de ouders wordt  een gemiddelde over de jaren 2003‐2007 genomen. 

Arbeidsparticipatie  

De data achter de uitkomsten behorend bij de arbeids‐

participatie  zijn  afkomstig  uit  het  CBS‐microdatabe‐

stand  Personen  sociaaleconomische  categorie  (Secmbus). Voor het bepalen van bijstand en werk ge‐

bruiken we de hoofd classificatie van een persoon naar  de  sociaaleconomische  categorie  op basis  van 

inkomensbronnen. Het peilmoment is 20 december in  het jaar waarin de jongvolwassene 28 jaar wordt. De  arbeidsparticipatie  van  een  persoon  staat  gelijk  aan  één  wanneer  het  hoogste  bedrag  aan  inkomsten  uit  werk  afkomstig.  In  het  geval  hoogste  bedrag  aan  in‐

komsten uit bijstand komt, dan classificeren we deze  persoon als bijstandsontvanger.

Opleiding 

Het aantal jaren onderwijs is bepaald op basis van de  hoogst behaalde opleiding van een persoon op 28‐ja‐

rige leeftijd, en is afkomstig uit het CBS‐microdata be‐

stand  Hoogsteopltab.  Voor  bijvoorbeeld  hbo  is  dit  8+5+4=17 jaar. De hoogopgeleid indicator geeft aan of  de hoogst behaalde opleiding op het niveau van hbo of  hoger is. 

Gezondheid 

De data voor de gezondheidsuitkomsten zijn afkomstig  uit  het  CBS‐microdatabestand  Medicijntab.  Dit  be‐

stand geeft jaarlijks op individueel niveau de verstrek‐

kingen van geneesmiddelen op 4 posities ATC‐code. De  gezondheidsuitkomsten zijn gebaseerd op de verstrek‐

king van de geneesmiddelen in het jaar dat de jongvol‐

wassenen 28 jaar worden. Voor de algemene gezond‐

heid wordt gekeken naar de anatomische hoofdgroep,  ofwel  de  eerste  positie  van  de  ATC‐code.  Specifiek  wordt de algemene gezondheid gedefinieerd door het  totaal aantal hoofdgroepen van de verstrekte genees‐

middelen. Het gebruik van pijnstillers geeft het gebruik  van opioïden (ATC‐code N02A). Het gebruik van Anti‐

psychotica (N05A) en Antidepressiva (N06A) wordt ge‐

bruikt als een proxy voor de geestelijke gezondheid. 

Uitkomsten op 12‐jarige leeftijd 

Voor de uitkomsten op 12‐jarige leeftijd kijken we naar  personen die zijn geboren tussen 1994 en 2006.  

(2)

Toetsscore PO 

Voor de toetsscore in het primair onderwijs gebruiken  we de toetsscores op de Cito of zijn opvolger de Cen‐

trale Eindtoets (CET), ROUTE 8 en ICE Eindevaluatie Pri‐

mair Onderwijs (IEP). Van 2015 tot en met 2018 gebrui‐

ken we hiervoor het CBS‐microdatabestand Inschrijvin‐

gen  van  leerlingen  in  het  basisonderwijs.  Dit  bestand  bevat de score van verschillende eindtoetsen gemaakt  door leerlingen in groep 8. De scores van de verschil‐

lende  eindtoetsen  worden  vergelijkbaar  gemaakt  op  basis van het advies dat bij een bepaalde score hoort. 

De uiteindelijke score ligt tussen de 501 en 550. Voor  de periode 2006‐2014 is de data afkomstig uit het CBS‐

microdatabestand Citotab. Dit bestand bevat alleen de  eindscore op de Cito‐toets.  

 

1.2 Definities Intrageneratio‐

nele uitkomsten  

Uitkomsten op 40‐jarige leeftijd 

Voor de uitkomsten op 40‐jarige leeftijd kijken we naar  personen die zijn geboren tussen 1975 en 1977.  

Inkomen 

De informatie over inkomens is afkomstig uit de CBS‐

microdatabestanden  Integraal  Persoonlijk  Inkomen  (IPI,  t/m  2010)  en  Inkomen  van  personen  (Inpatab,  vanaf 2011). Het persoonlijk inkomen is gelijk aan het  persoonlijk inkomen in het jaar waarin de persoon 40  jaar wordt, gecorrigeerd voor inflatie (basisjaar 2015). 

Het gezamenlijk inkomen wordt gevormd door het ge‐

middelde van het persoonlijk inkomen van de persoon  en het persoonlijk inkomen van de (eventuele) partner. 

Bij de intragenerationele uitkomsten over persoonlijk‐ 

en gezamenlijk inkomen worden enkel de personen die  op 28‐jarige leeftijd een inkomen uit arbeid of onder‐

neming hebben meegenomen. 

 

De indicator laag inkomen is gelijk aan één als een per‐

soon een gezamenlijk inkomen heeft dat behoort tot 

de  onderste  drie  decielen  van  de  gezamenlijke  inko‐

mensverdeling op nationaal niveau.   

Arbeidsparticipatie 

De informatie over arbeidsparticipatie is afkomstig uit  de  CBS‐microdatabestanden  Integraal  Persoonlijk  In‐

komen (IPI, t/m 2010) en Inkomen van personen (Inpa‐

tab,  vanaf  2011).  Zowel  voor  de  indicator  geen  inko‐

men  uit  arbeid  of  onderneming  als  voor  de  indicator  bijstand gebruiken we de classificatie van een persoon  naar een sociaaleconomische categorie op basis van in‐

komensbronnen (inpsecj).  

 

De indicator geen inkomen uit arbeid of onderneming  staat gelijk aan één wanneer het hoogste bedrag aan  inkomsten  afkomstig  is  uit  bijstand‐/werkeloosheid‐

/pensioen‐ of andere sociale uitkering, de persoon be‐

hoort  tot  de  categorieën  schoolgaand/scholier/stu‐

dent, of de persoon behoort tot een categorie zonder  inkomen.  De  indicator  bijstand  staat  gelijk  aan  één  wanneer  het  hoogste  bedrag  aan  inkomsten  uit  bij‐

stand komt.  

 

1.3 Overige definities 

Woonplaats  

De informatie over waar de kinderen opgroeien komt  uit  het  CBS‐microdatabestand  Gbaadresbus.  Dit  be‐

stand vermeld per jaar het adres op persoonsniveau. 

Voor  de  intergenerationele  kaarten  gebruiken  we  de  woonlocatie van het kind tot 23‐jarige leeftijd, met als  voorwaarde dat het kind bij de ouders woont. Voor de  intragenerationele  kaarten  gebruiken  we  de  woonlo‐

catie van  de  persoon tussen 25‐ en 43‐jarige leeftijd. 

Wanneer de persoon tussentijds verhuist, wordt er ge‐

wogen naar de tijdsduur per woonlocatie.  

Geslacht en migratieachtergrond 

Het  geslacht  en  de  migratieachtergrond  is  afkomstig  uit het CBS‐microdatabestand Gbapersoontab. 

(3)

Ouders 

Ouders  en  kinderen  worden  geïdentificeerd  met  be‐

hulp van het CBS‐microdatabestand Kindoudertab. 

Partner 

De partner is bepaald op basis van het CBS‐microdata‐

bestand  Gbaverbintenisbus.  De  partners  zijn  gehuwd  of hebben een geregistreerd partnerschap. Ze hoeven  niet op hetzelfde adres te wonen. 

 

1.4 Definities Kenmerken 

Bevolking 

De  informatie  over  het  aantal  inwoners,  het  aandeel  mannen  en  vrouwen,  de  migratieachtergrond  en  de  leeftijdsverdeling  zijn  afkomstig  uit  het  CBS‐bestand  Kerncijfers wijken en buurten 2017. Dit bestand bevat  kerncijfers over alle gemeenten, wijken en buurten in  Nederland.  Voor  het  opleidingsniveau  is  gebruik  ge‐

maakt  van  het  CBS‐microdatabestand  HOOGSTEOPL‐

TAB. Met behulp van dit bestand brengen we in kaart  welk aandeel van de bevolking hoog opgeleid is (hoger  dan HBO), waar we naar de hoogst behaalde opleiding  kijken. De informatie over de huishoudsamenstelling is  afkomstig  uit  het  Stelsel  van  Sociaal‐statistische  Be‐

standen  (SSB).  De  data  is  alleen  beschikbaar  op  ge‐

meenteniveau. Tot de huishoudens met een samenwo‐

nend paar worden zowel de huishoudens met een ge‐

huwd‐ als een niet‐gehuwd paar gerekend.  

Inkomen 

De data voor de verschillende inkomensvariabelen ko‐

men uit het CBS‐bestand Kerncijfers wijken en buurten  (2009‐2017).  Het  gemiddeld  inkomen  van  de  jaren  2009 t/m 2017 betreft het rekenkundig gemiddeld per‐

soonlijk  inkomen  per  persoon  op  basis  van  personen  met  een  persoonlijk  inkomen  die  deel  uitmaken  van  particuliere huishoudens.  

Om  te  bepalen  of  een  huishouden  een  laag  inkomen  heeft, wordt allereerst het inkomen van het huishou‐

den omgerekend tot het gestandaardiseerde inkomen. 

Dit  gestandaardiseerde  inkomen  wordt  vervolgens  herleid naar het prijspeil in 2000. Als dit resulterende  inkomen minder is dan €9249, wordt het inkomen ge‐

zien als laag inkomen. 

 

Het  sociaal  minimum  is  het  wettelijke  bestaansmini‐

mum en is verschillend per huishoudsamenstelling. Zo  is de norm voor een (echt)paar met uitsluitend minder‐

jarige  kinderen  bijvoorbeeld  gelijkgesteld  aan  de  bij‐

standsuitkering  van  een  echtpaar,  aangevuld  met  de  (leeftijdsafhankelijke)  kinderbijslag.  Voor  65‐plussers  geldt een norm die gelijk is aan het bedrag aan AOW‐

pensioen. 

 

Het percentage uitkeringsontvangers geeft het percen‐

tage inwoners weer dat een van de volgende uitkerin‐

gen  ontvangt:  bijstandsuitkering,  arbeidsongeschikt‐

heidsuitkering, WW uitkering of AOW uitkering.  

Werk 

De informatie over de bruto en netto arbeidsparticipa‐

tie is afkomstig uit het CBS‐bestand Arbeidsdeelname; 

regionale  indeling  2017.  Voor  het  berekenen  van  de  banengroei en banendichtheid is gebruik gemaakt van  de data uit de CBS‐bestanden Regionale kerncijfers Ne‐

derland (2017), Banen van werknemers; regio en eco‐

nomische  activiteit  (2006)  en  Kerncijfers  wijken  en  buurten  (2017).  Aan  de  hand  van  het  aantal  werkne‐

mersbanen in 2006 en het aantal werknemersbanen in  2017  is  de  jaarlijkse  procentuele  groei  in  banen  be‐

paald. De banendichtheid is berekend door het aantal  werknemersbanen  in  2017  te  delen  door  het  aantal  hectare land. Het percentage actieven is afkomstig uit  het CBS‐bestand Kerncijfers wijken en buurten 2017.  

Segregatie 

Voor een aantal variabelen zijn de bijbehorende segre‐

gatie‐  en/of  fragmentatie‐index  berekend.  Deze  indi‐

ces zijn een maat voor de verdeling van een bepaalde  groep  personen  in  de  samenleving.  De  segregatie‐in‐

dex wordt berekend aan de hand van de volgende for‐

mule, o.a. gebruikt door de Rijksoverheid: 

(4)

 

0,5 𝐴𝑏𝑠 𝐴

𝐴

𝑂 𝑂

Hierbij  geven 𝐴  en 𝐴  het  aantal  inwoners  dat  behoort  tot  een  bepaalde  groep  per  wijk  en  per  ge‐

meente  weer. 𝑂  en 𝑂  zijn  het  aantal  overige  inwoners per wijk en gemeente. Een segregatie‐index  van 0 geeft een gelijke verdeling van de groep over de  gemeente weer en een waarde van 1 volledige segre‐

gatie  van  die  bevolkingsgroep.  De  segregatie‐index  wordt  bepaald  voor  de  volgende  groepen:  inwoners  met een niet‐westerse migratieachtergrond, inwoners  die  behoren  tot  de  landelijke  40%  personen  met  het  laagste persoonlijk inkomen en inwoners met een laag  opleidingsniveau.  

 

Voor het berekenen van de fragmentatie‐index wordt  de formule uit de paper van Alesina et al. (2003)1 ge‐

bruikt: 

 

𝐹𝑅𝐴𝐶𝑇 1 𝑠

𝑠  staat hier voor het aandeel van groep 𝑖 in de samen‐

leving. De fragmentatie‐index kent een waarde van 0  tot 1. Bij een waarde van 0 is er geen fragmentatie in  de gemeente/wijk aanwezig en behoort de gehele be‐

volking  tot  dezelfde  groep.  Bij  een  waarde  van  1  be‐

hoort elk individu tot een andere groep. Er worden drie  verschillende  fragmentatie‐indices  berekend  aan  de  hand  van  de  geloofsovertuiging,  de  migratieachter‐

grond en het opleidingsniveau van de inwoners. Voor  het  berekenen  van  de  fragmentatie‐index  gebaseerd  op de migratieachtergrond, wordt er onderscheid ge‐

maakt  tussen  zeven  verschillende  groepen:  inwoners  met een Nederlandse achtergrond, inwoners met een  westerse  migratieachtergrond  en  inwoners  met  een 

 

1   Alesina,  A.,  Devleeschauwer,  A.,  Easterly,  W.,  Kurlat,  S.  & 

Wacziarg,  R.  (2003).  Fractionalization.  Journal  of  Economic  Growth, 8, 155‐194.

Marokkaanse, Surinaamse, Antilliaanse, Turkse of een  overige niet‐westerse migratieachtergrond. Omdat er  hier  maar  onderscheid  wordt  gemaakt  tussen  zeven  verschillende groepen, kan de waarde van 1 nooit wor‐

den bereikt. De maximale waarde in dit geval is gelijk  aan  .  De  data  voor  de  verschillende  migratieachter‐

gronden komen uit het CBS‐bestand Kerncijfers wijken  en buurten 2017.  

 

Aan de hand van het opleidingsniveau worden de in‐

woners onderverdeeld in drie groepen: inwoners met  een laag, middelbaar en hoog opleidingsniveau. Onder  een  laag  opleidingsniveau  wordt  niveau  basisonder‐

wijs,  vmbo‐b/k,  vmbo‐g/t,  avo  onderbouw  en  mbo  1  verstaan. Een middelbaar opleidingsniveau is gelijk aan  een mbo 2, 3 of 4 en een havo of vwo bovenbouw ni‐

veau. De niveaus hbo, wo, postacademisch en docto‐

raat worden gezien als een hoog opleidingsniveau. De  maximale waarde van de fragmentatie‐index is hier ge‐

lijk aan  .    

Op basis van religie wordt de bevolking onderverdeeld  in  zeven  verschillende  groepen:  inwoners  zonder  ge‐

loofsovertuiging, inwoners met een christelijke, islami‐

tische,  joodse,  hindoeïstische  of  boeddhistische  ge‐

loofsovertuiging en inwoners met een overige geloofs‐

overtuiging. De maximale waarde van de fragmentatie‐

index is gelijk aan  . De informatie over de geloofsover‐

tuiging  van  de  bevolking  is  afkomstig  uit  het  CBS‐be‐

stand Religie en kerkbezoek naar gemeente 2010‐2014.  

De kwetsbaarheidsindicator is deels gebaseerd op ken‐

merken van gemeentes afkomstig uit Kerncijfers wijken  en  buurten  2017.  Dit  gaat  om  de  WOZ‐waarde,  de  adressendichtheid  en  het  aantal  eenoudergezinnen  binnen een gemeente. De gegevens over het besteed‐

baar huishoudinkomen en het opleidingsniveau van de  ouders zijn gebaseerd op CBS‐microdata voor kinderen 

 

(5)

die op 31 december 2018 tussen de 0 en 18 jaar oud  zijn. Het gaat om de bestanden INHATAB en HOOGSBE‐

HOPL.  De  kenmerken  zijn  geaggregeerd  naar  ge‐

meente niveau.  

Overig 

De data voor de woningvoorraad, de WOZ‐waarde en  de  bevolkingsdichtheid zijn afkomstig  uit  het CBS‐be‐

stand Kerncijfers wijken en buurten 2017. De informa‐

tie over de leefbaarheidssituatie en de omgevingsfac‐

toren  zijn  gebaseerd  op  de  uitkomsten  van  de  Leef‐

baarometer  meting  2016,  gepubliceerd  door  het  Mi‐

nisterie van Binnenlandse Zaken. Deze Leefbaarometer  geeft informatie over de leefbaarheid in alle gemeen‐

ten en wijken in Nederland. Op basis van 100 indicato‐

ren worden er scores gegeven aan vijf verschillende di‐

mensies:  woningen,  bewoners,  voorzieningen,  veilig‐

heid en fysieke omgeving. Daarnaast is er ook een to‐

taal  score,  in  de  Kansenatlas  ‘Leefbaarheidssituatie’ 

genoemd. Er kunnen negen verschillende scores wor‐

den gegeven: 

 

1. Zeer onvoldoende  2. Ruim onvoldoende  3. Onvoldoende  4. Zwak 

5. Voldoende  6. Ruim voldoende  7. Goed 

8. Zeer goed  9. Uitstekend   

Voor elke dimensie wordt de afwijking van het landelijk  gemiddelde bepaald. De afwijkingen van de dimensies  woningen, voorzieningen, veiligheid en fysieke omge‐

ving  samen  zijn  in  de  Kansenatlas  gebruikt  als  maat  voor de omgevingsfactoren. 

     

 

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk

Voor deze behandeling kan worden gekozen als het zaad te slecht is (minder dan 1 miljoen beweeglijke zaadcellen per zaadlozing) of als reageerbuisbevruchting één of twee keer

Als hij/zij een ernstige fout heeft gemaakt Als hij/zij niet integer is geweest Als inwoners gemeente geen vertrouwen meer hebben Als gemeenteraad geen vertrouwen meer heeft

[r]

Hoewel er met het overgangsrecht van artikel 22.32 voor is gezorgd dat bestaande wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten geen dode letter worden in het

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Ook goed: antwoorden waarin een meer inhoudelijke invulling wordt gegeven aan deze verkeerde vergelijking (bijvoorbeeld: De Beauvoir gaat in op de zwakte van vrouwen (vanwege

Het doel is om aan te tonen dat vrouwen overal/in alle tijden worden bevoorrecht bij strafoplegging / dat vrouwen een strafbaar feit altijd/overal minder hard wordt aangerekend