Vragen bij consultatie Voorontwerp wijziging Wsnp:
1. Nu geldt ingevolge artikel 288, eerste lid, onderdeel b, van de Faillissementswet (Fw) dat een schuldenaar in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van zijn toelatingsverzoek te goeder trouw moet zijn geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden (‘goede trouw-toets’). De termijn van deze ‘goede trouw-toets’ wordt
teruggebracht naar twee jaar. In de toelichting wordt uiteengezet waarom hiertoe is besloten. Daarbij is ook aangegeven dat ervan wordt uitgegaan dat het mogelijk moet zijn voor een schuldenaar om binnen twee jaar een wezenlijk gedragsverandering te
ondergaan en een stabiele situatie te creëren die heel anders is dan de situatie waarin hij zich bevond op het moment dat hij niet te goeder trouw handelde bij het aangaan of onbetaald laten van schulden.
Gelet op deze achtergrond, vindt u een termijn van twee jaar passend?
2. Met de voorgestelde regeling wordt in de Fw een nieuwe bepaling opgenomen op basis waarvan alle schuldeisers hoger beroep kunnen instellen tegen de toelating van de schuldenaar tot de Wsnp.
2.1. Deze hoger beroepsmogelijkheid zou ook beperkt kunnen worden ingevoerd, door:
a. het hoger beroep alleen open te stellen als de schuldenaar is toegelaten tot de Wsnp op basis van de hardheidsclausule, bedoeld in artikel 288, derde lid, Fw, en
b. uitsluitend voor de schuldeisers die een vordering hebben op de schuldenaar vanwege een schuld die de schuldenaar niet te goede trouw is aangegaan of onbetaald heeft gelaten.
2.2. Of de keuze kan worden gemaakt om het te laten zoals het is (geen hoger beroep mogelijkheid).
Gelet op deze mogelijkheden, welke heeft dan uw voorkeur?