• No results found

Kamer van Beroep Gemeenschapsonderwijs – 2021/01 – 2/03/2021 1

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Kamer van Beroep Gemeenschapsonderwijs – 2021/01 – 2/03/2021 1"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS

BESLISSING

GO / 2021 / 01 / …/ 2 MAART 2021

Inzake De heer …, wonende … te …, bijgestaan door de heer …, vakbondsafgevaardigde en de heer .., advocaat bij … te …, …, alwaar keuze van woonplaats wordt gedaan,

Verzoekende partij

Tegen HET GEMEENSCHAPSONDERWIJS, SCHOLENGROEP … met

maatschappelijke zetel te …, …, vertegenwoordigd door de heer …, coördinerend directeur, bijgestaan door advocaat …, advocaat te …, …, alwaar keuze van woonplaats wordt gedaan,

Verwerende partij

Met een ter post aangetekende brief d.d. 8 januari 2021 heeft advocaat … namens de heer …, beroep ingesteld tegen de beslissing van 17 december 2020, van de heer …, algemeen directeur van de Scholengroep … waarbij de heer … bij hoogdringendheid preventief geschorst wordt met onmiddellijke ingang.

Met een ter post aangetekende brief d.d. 3 februari 2021 heeft advocaat …namens de heer …, beroep ingesteld tegen de beslissing van 11 januari 2021, overgemaakt per aangetekend schrijven op 14 januari 2021, van de Raad van Bestuur van Scholengroep

…, waarbij de beslissing van 17 december 2020 om de heer … bij hoogdringendheid preventief te schorsen met onmiddellijke ingang, wordt bevestigd en bekrachtigd.

(2)

1. Over de relevante gegevens de zaak

De heer … is vast benoemd leraar auto en carrosserie in het ….

Op 15 december 2020 beslist de raad van bestuur van de Scholengroep om, op grond van een nota van Technisch Adviseur … omtrent een aantal beweerde malversaties door de verzoeker toen hij in het verleden verantwoordelijk was voor de administratie van werken voor derden, tegen de verzoeker een tuchtonderzoek in te stellen.

Op 16 december 2020 vraagt de schooldirecteur aan de Algemeen Directeur om de verzoeker bij hoogdringendheid preventief te schorsen “dit om collusie tegen te gaan en in afwachting van verder onderzoek”.

Op 17 december 2020 beslist de Algemeen Directeur … bij hoogdringendheid preventief te schorsen. Op de vraag of de verzoeker “in afwachting van de behandeling van uw dossier ten gronde, effectieve diensten kan blijven presteren als leraar in …” stelt de Algemeen directeur: “Op basis van het voorliggende dossier meen ik dat dit niet langer mogelijk is. … als de feiten kloppen, dan kan een personeelslid dat dergelijk ontoelaatbaar gedrag vertoont zoals beschreven in het feitenrelaas, volgens mij … niet verder zijn dienst opnemen. Daarom ben ik ervan overtuigd dat er regelend moet opgetreden worden en dat een preventieve schorsing zich opdringt.” En verder: “Uw directeur wijst erop dat een preventieve schorsing zich opdringt om collusie ter vermijden. Ik sluit me bij dit argument aan. Uw aanwezigheid tijdens het onderzoek zal zonder twijfel het onderzoek verstoren. De onderzoekers zullen moeten nagaan op welke manier u de voorbije maanden de zogenaamde “werken voor derden” hebt aangepakt. Ze zullen daarvoor collega’s, leerlingen en leidinggevenden moeten horen en documenten onderzoeken. Uw aanwezigheid op school zou dit onderzoek kunnen belemmeren en dat wil ik absoluut vermijden. Er is voor mij sprake van een duidelijke ordeverstoring …”. In de beslissing zelf herhaalt de Algemeen Directeur “dat er geen twijfel kan over bestaan dat een personeelslid dat beschuldigd wordt van de uit het feitenrelaas blijkende handelingen, gedurende de loop van het tuchtonderzoek niet meer kan aanwezig zijn op school.” Die beslissing wordt met een schrijven van 12 december 2020 aan de verzoeker ter kennis gebracht; hij wordt opgeroepen om gehoord te worden door de raad van bestuur op 11 januari 2021.

(3)

Op 6 januari 2021 vraagt de Algemeen Directeur de Onderzoekscel GO! om een onderzoek.

Na de verzoeker gehoord te hebben beslist de raad van bestuur op 11 januari 2021 om de preventieve schorsing van de verzoeker te bevestigen. De raad overweegt a) dat de feiten die aan de tuchtvordering ten grondslag liggen mogelijks wel meer zijn dan “het verkeerd inschatten van een te factureren handelsprestatie” en misschien

“regelrechte zelfverrijking” betreffen, dat er “in tussentijd sprake is van een vertrouwensbreuk tussen directeur en leerkracht” en dat de vraag rijst of “het directieteam en de andere leidinggevenden (in het bijzonder de TA …) op dit moment nog in vertrouwen verder kunnen werken met de heer …” zodat “het belang van het onderwijs of van de dienst hier wel degelijk in het gedrang is” en b) dat er een “groot risico op … een ernstige beïnvloeding van het tuchtonderzoek” bestaat, in de zin dat “het zonder meer duidelijk is dat de onderzoekers hun onderzoek niet zullen kunnen voeren zonder de getuigenissen van collega’s en leerlingen”, dat de raad van bestuur “wil uitsluiten dat de heer …, mocht hij tijdens het onderzoek in dienst blijven, collega’s en leerlingen benadert om het onderzoek in een bepaalde richting te sturen” en dat dit inzonderheid geldt voor leerlingen, die “in volle vrijheid” moeten kunnen meewerken aan het onderzoek “zonder dat ze het gevoel hebben dat hun leraar waarmee ze gedurende een flink deel van de week samenwerken in de praktijklessen, over hun schouder meeluistert.”

Die beslissing wordt aan de verzoeker ter kennis gebracht op 14 januari 2021.

De beslissing van de Algemeen Directeur d.d. 17 december 2020 vormt het voorwerp van het eerste beroep. De beslissing van de raad van bestuur van 11 januari 2021 vormt het voorwerp van het tweede beroep.

2. Het procedureverloop

Meester … heeft namens verwerende partij met een mail dd. 16 februari 2021 het administratief dossier en het verweerschrift ingediend.

(4)

De partijen werden voor de hoorzitting regelmatig opgeroepen met een ter post aangetekende brief dd. 9 februari 2021 en waren op de hoorzitting aanwezig of vertegenwoordigd.

Er werden geen getuigen gehoord.

3. Over het samengaan van de beroepen

3.1. De verzoeker heeft beroep ingesteld tegen twee beslissingen: de beslissing van 17 december 2020 waarbij hij bij hoogdringendheid preventief wordt geschorst en de beslissing van 11 januari 2021 waarbij die preventieve schorsing bij hoogdringendheid bevestigd en bekrachtigd wordt, nadat de verzoeker was gehoord.

3.2. De beslissing van 11 januari 2021 is in de plaats gekomen van de beslissing van 17 december 2020. Het is die beslissing die nu de rechtstoestand van de verzoeker regelt; zij heeft de beslissing van 17 december 2020 opgeslorpt. Het beroep tegen het besluit van 17 december 2020 is zonder voorwerp. Enkel de beslissing van 11 januari 2021 van de raad van bestuur wordt in het onderzoek betrokken.

3.3. De verzoeker stelt dat de beslissing van de Algemeen Directeur een

“eindbeslissing” is die niet door de raad van bestuur overruled kon worden.

Die stelling faalt: gewis heeft de Algemeen Directeur een “eindbeslissing”

genomen in de zin dat hij de rechtstoestand van de verzoeker definitief bepaalde, maar de raad van bestuur is door de decreetgever bevoegd gemaakt om, in de voortschrijdende administratieve rechtsgang, op zijn beurt en op grond van de overwegingen die hij ontwikkelt de beslissing van de Algemeen Directeur te bekrachtigen.

4. Over de ontvankelijkheid van het beroep

(5)

Het beroep is tijdig en in de geëigende vorm ingediend.

5. De grond van de zaak

5.1. De verzoeker wijst er in eerste instantie op dat hij geen T(echnisch) A(dviseur) meer is maar gewoon leraar en dat hij geen bevoegdheid meer heeft om prestaties te factureren. Hij stelt vervolgens dat de verwijzing naar

“collusie” en “het belang van het onderzoek” niet opgaat: het onderzoek wordt door de onderzoekscel gevoerd en die ondervindt geen enkele invloed van de al dan niet aanwezigheid van de verzoeker op school. De raad van bestuur zet niet uiteen welk belang een preventieve schorsing rechtvaardigt.

De beroepen beslissing maakt niet duidelijk “hoe de orde in het gedrang kan komen door een vermeend verkeerd bedrag op een factuur”, aangezien de feiten zich situeren in het verleden, de facturen in de boekhouding zijn opgenomen en er vragen rijzen omtrent de waarachtigheid van de feiten en hun tuchtrechtelijk karakter.

5.2. De verwerende partij antwoordt in essentie dat het tuchtonderzoek moet uitmaken of er sprake is van zelfverrijking, dat er momenteel sprake is van een vertrouwensbreuk tussen de directeur en verzoeker en dat er gevaar is voor een ernstige vorm van beïnvloeding van het tuchtonderzoek, hetgeen een afdoende motivering vormt voor de preventieve schorsing. Zij voegt daaraan toe dat de hoedanigheid waarin de verzoeker op school aanwezig is -leraar; TA- geen belang vertoont voor de mogelijkheid van beïnvloeding.

5.3.1. Artikel 59 van de decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs maakt een preventieve schorsing mogelijk “indien het belang van het onderwijs of van de dienst dit vereist”. De noodzaak van de verwijdering wordt niet vermoed; het komt het bestuur toe de noodzaak aan te tonen, minstens gegevens aan te brengen die aannemelijk maken dat het belang van het onderwijs of van de dienst geschaad wordt wanneer het personeelslid op school aanwezig blijft.

(6)

5.3.2. Te dezen wordt de verzoeker verdacht van malversaties met de facturatie voor werken voor derden toen hij TA was. De verdenkingen tegen de verzoeker, zoals zij uit het voorgelegd dossier blijken, zijn niet uit de lucht gegrepen. Terecht heeft het bestuur zich derhalve de vraag gesteld of, vanuit die verdenkingen, een voorlopige verwijdering van de verzoeker uit de dienst aan de orde was.

De noodzaak van verwijdering wordt hier gemotiveerd door het teloorgaan van de vertrouwensrelatie met de directie en de collega’s en het mogelijk verstoren van het onderzoek.

5.3.3. De Kamer van beroep kan begrijpen dat de feiten, waarvan de verzoeker verdacht wordt, een impact hebben op de relaties met collega’s en meerderen. Waarom evenwel die feiten voorlopig iedere verdere samenwerking onmogelijk maken, wordt evenwel niet duidelijk gemaakt. De verzoeker is immers geen TA meer; hij komt dus niet meer tussen in de administratieve afwerking van de werken voor derden en wat hem verweten wordt is, naar thans blijkt, alsnog niet relevant voor de uitoefening van zijn taak als leraar. Met andere woorden: het teloorgaan van het vertrouwen in de verzoeker als TA kan niet zonder meer getransponeerd worden naar de tewerkstelling als leraar. Van directie en personeel mag verwacht worden dat zij de nodige professionaliteit aan de dag leggen om de verzoeker in de uitoefening van zijn taak als leraar, waaromtrent blijkbaar niets aan te merken valt, te aanvaarden.

5.3.4. Ook de verwijzing naar een mogelijke beïnvloeding van het onderzoek, inzonderheid via mogelijke contacten met leerlingen, wordt door de verwerende partij op geen enkele wijze onderbouwd. Er wordt aldus uitgegaan van een vermoeden dat geen enkele concrete onderbouw heeft en dat er de facto op neerkomt dat het instellen van een tuchtonderzoek -met of zonder inschakeling van de Onderzoekscel GO! – het bestuur toelaat het personeelslid buiten de dienst te houden. Dit strijdt met de decretale verplichting om in ieder concreet geval af te wegen of het belang van het onderwijs of van de dienst een verwijdering noodzaakt. Hetzelfde geldt voor

(7)

de redenering dat het opportuun en in het belang van het personeelslid kan zijn om bij het instellen van een tuchtvordering een afkoelingsperiode in te lassen.

Voorts dient er ook op gewezen dat het bestuur, zou de verzoeker in de loop van het tuchtonderzoek pogingen ondernemen om het onderzoek te bemoeilijken, op dat ogenblik wel over een reden beschikt om hem preventief te schorsen.

5.4. Wat voorafgaat brengt de Kamer van beroep tot het besluit dat het dossier te weinig concrete gegevens bevat die toelaten te stellen dat het belang van het onderwijs of van de dienst vereist dat de verzoeker voor de duur van de tuchtvordering uit de school verwijderd wordt.

5.5. Evenwel, acht slaand op artikel 59, §3, van het decreet rechtspositie personeel gemeenschapsonderwijs, vermag de Kamer van beroep de opgelegde preventieve schorsing slechts vernietigen “bij unanimiteit”. Die decretale verplichting primeert op de overwegingen die binnen de Kamer van beroep naar voren komen.

BESLISSING

Gelet op het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het Gemeenschapsonderwijs;

Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 22 mei 1991 omtrent de evaluatie, maatregelen van orde en tucht in het gemeenschapsonderwijs, zoals gewijzigd;

(8)

Gelet op het Besluit van de Vlaamse Minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel van 6 augustus 2009 houdende aanstelling van de voorzitter en plaatsvervangende voorzitters van de Kamer van Beroep voor het personeel van het gemeenschapsonderwijs, zoals gewijzigd;

Gelet op het Werkingsreglement van de Kamer van Beroep, zoals goedgekeurd op 10 november 2011;

Gelet op de hoorzitting van 2 maart 2021;

Na beraadslaging;

Na geheime stemming over de vraag of de “preventieve schorsing” vernietigd wordt, met 4 stemmen voor en 3 stemmen tegen;

Enig artikel

De beslissing van 11 januari 2021 van de raad van bestuur van de Scholengroep …, waarbij de heer … preventief geschorst wordt, wordt bevestigd.

Aldus uitgesproken te Brussel op 2 maart 2021.

De Kamer van Beroep was samengesteld uit :

De heer André VANDENDRIESSCHE, voorzitter;

Mevrouw H. ELOOT, mevrouw D. VAN AST en de heer W. VERCRUYSSEN, vertegenwoordigers van het gemeenschapsonderwijs;

De heren D. DIETRICH, A. VANDROMME en G. ACHTEN, vertegenwoordigers van de vakorganisaties;

Mevrouw P. MICHIELS, secretaris.

(9)

Opgemaakt in drie originele exemplaren, waarvan één exemplaar voor elke partij en voor het dossier.

De Secretaris, De Voorzitter,

P. MICHIELS, A.VANDENDRIESSCHE

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het beroep is tijdig en in de geëigende vorm ingediend. De verzoeker acht de beslissing van de raad van bestuur onregelmatig op volgende punten: a) de Algemeen Directeur

Dit wordt verantwoord door de overweging dat van de leden van een collegiale vergadering uit hoofde van hun functie mag verwacht worden dat zij feiten, die zij persoonlijk

februari2020 aanwezig; zij heeft daar de tussenkomsten van de verzoeker gehoord en kunnen beoordelen. Zij heeft de feiten en alle omstandigheden waarin zij zich voordeden

… is vast benoemd leerkracht bij de Scholengroep …. Hij is tewerkgesteld in het atheneum … te … als leraar Gedragswetenschappen in de afdeling Humane Wetenschappen..

Is een aangelegenheid onmiddellijk waarneembaar als tuchtfeit, dan valt de kennisneming samen met de vaststelling; in het andere geval zullen de gegevens van het dossier

haar verteld dat hij uit zijn kamer was gegaan en dat meester ..., toen hij hem zag, naar hem geroepen heeft, dat hij (...) toen “zijn controle verloren” heeft en dat de

8 december 2020 heeft de heer …, beroep ingesteld tegen de beslissing van 10 november 2020 van de Raad van Bestuur van de Scholengroep …, waarbij de beslissing van 23

... was vast benoemd directeur van de basisschool ..., behorend tot de gemeente .... Met een schrijven van 30 januari 2020 wordt hij door het College van burgemeester en