• No results found

Divosa-monitor factsheet: In- en uitstroom uit de bijstand 2012

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Divosa-monitor factsheet: In- en uitstroom uit de bijstand 2012"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Koningin Wilhelminalaan 5 | 3527 LA Utrecht Postbus 2758 | 3500 GT Utrecht

T 030 - 233 23 37 | info@divosa.nl

Postbank 194416 | KvK 40532318 Midden-Nederland    

Divosa-monitor factsheet:

In- en uitstroom uit de bijstand 2012

Datum: 19 september 2013

2012:

> 111 duizend nieuwe bijstandsuitkeringen toegekend en 97 duizend beëindigd

> Circa 57 duizend bijstandsaanvragen niet gehonoreerd

> 31% van de instroom in de bijstand gevolg van werkloosheid, 7% door het wegvallen van inkomsten uit een eigen bedrijf

> 31% van de uitstroom uit de bijstand door het vinden van werk

> Streng controleren op rechtmatigheid is de meest effectieve manier om instroom te beperken

> Bemiddeling naar regulier werk is de meest

effectieve manier om uitstroom te bevorderen

(2)

   

Voorwoord

Sinds 2009 groeit het aantal mensen in de bijstand gestaag. Steeds meer mensen hebben de gemeente nodig om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Maar dat is maar een deel van het verhaal. De groei van het aantal klanten is een saldo.

Wanneer we in de statistieken terugvinden dat er aan het eind van 2012 bijna 15.000 meer uitkeringen werden verstrekt dan een jaar daarvoor, is dat maar een zwakke afspiegeling van de totale dynamiek. Er meldden zich in dat jaar tien keer zoveel mensen voor een uitkering.

Het is druk aan de poort.

Gemeenten bewaken de toegang tot de bijstand steeds zorgvuldiger. Met verplichte wachttijden, grondige controle en vooral een zware inzet op werk. Een derde van de aanvragers kreeg in 2012 geen uitkering. De drukte aan de poort voorkomt dus een veel grotere groei.

Nog steeds werden er ruim 111.000 nieuwe bijstandsuitkeringen verstrekt. Maar daar stond tegenover dat er 96.500 uitkeringen werden beëindigd. Dus ook achter de poort is sprake van een grote

activiteit.

Deze monitor brengt niet alleen de kale aantallen in beeld. Ze biedt ook inzicht in de achtergrond van onze klanten. Hoe komt het dat mensen in de bijstand belanden? Wat zijn hun mogelijkheden en belemmeringen? En wat doen gemeenten om de kans op uitstroom zo groot mogelijk te maken?

We zijn de vele gemeenten die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van deze monitor daarvoor erkentelijk: ze hebben ons en elkaar geholpen aan belangrijke inzichten.

René Paas, voorzitter Divosa

(3)

   

S

In- en uitstroom uit de bijstand 2012

Deze Divosa-monitor factsheet gaat over de in- en uitstroom in de bijstand en biedt inzicht in hoeveel mensen in- en uitstromen en wat daarvan de achtergronden zijn. Ook geeft de factsheet een overzicht van succesvolle manieren om de instroom in de bijstand te beperken en de uitstroom te bevorderen.

De factsheet eindigt met een schets van de participatiepositie van de mensen in de bijstand en de belemmeringen die uitstroom moeilijker maken.

111 duizend toegekende uitkeringen, 97 duizend gestopte uitkeringen

In 2012 kenden sociale diensten ruim 111 duizend uitkeringen toe en konden zij er 97 duizend beëindigen. Het totaal aantal uitkeringen steeg daarmee met bijna 15 duizend tot ruim 333 duizend uitkeringen. Omdat samenwonenden gezamenlijk één uitkering krijgen, was het aantal personen met een bijstandsuitkering hoger, namelijk 379 duizend. 1

1 Vanaf 1 januari 2013 is het CBS overgestapt op het tellen van het aantal personen dat is aangewezen op een uitkering. In deze factsheet rapporteren we over het aantal bijstandsuitkeringen dat altijd lager is omdat twee volwassenen gezamenlijk één uitkering ontvangen als zij samenwonend zijn. Volgens de meest recente CBS-cijfers waren er eind december 379.090 personen met een uitkering. Dat was eind juni 2013 opgelopen tot 400.000.

Samenvatting

In 2012 hebben sociale diensten 111 duizend bijstandsuitkeringen toegekend en 97 duizend uitkeringen beëindigd. Het aantal aanvragen voor een bijstandsuitkering lag veel hoger op circa 168 duizend. Sociale diensten hebben afgelopen jaar 34% van de aanvragen niet gehonoreerd omdat er geen recht bestond op een bijstandsuitkering, of omdat de aanvrager alsnog een baan had gevonden.

De belangrijkste reden om in te stromen in de bijstand is het verlies van werk. 31% van de instroom komt voort uit werkloosheid, nog eens 7% door het wegvallen van inkomsten uit een eigen bedrijf. Het vinden van betaald werk is ook weer een belangrijke reden om uit te stromen uit de bijstand: 31% van de uitstroom wordt veroorzaakt door het vinden van werk. 3% van de uitstroom ontstaat doordat iemand voldoende inkomsten genereert uit een eigen bedrijf.

Streng controleren op rechtmatigheid (poortwachtersbeleid) is volgens sociale diensten de meest effectieve manier om instroom te beperken. Bemiddelen naar regulier werk is de meest

effectieve manier om uitstroom te bevorderen. Het gaat hier om de combinatie van jobhunting &

matching.

Het bevorderen van de uitstroom is niet eenvoudig. 77% van de bijstandsgerechtigden heeft belemmeringen die re-integratie op de arbeidsmarkt moeilijker maken. 24% van de

bijstandsgerechtigden heeft een ontheffing van de arbeidsplicht. Toch is meer dan de helft van de bijstandsgerechtigden actief: 30% in betaald of onbetaald werk, 24% doet mee aan

georganiseerde activiteiten. Sociale diensten schatten in dat circa een op de vijf

bijstandsgerechtigden komend jaar een stap zal maken op de participatieladder en de eigen participatiepositie zal verhogen.

(4)

   

Tabel 1: In- en uitstroom uit de bijstand (<65 jaar) 2007-2012 in absolute aantallen

2007 2008 2009 2010 2011 2012

Instroom 76.640 82.870 108.550 117.660 118.010 111.240 Uitstroom 101.140 93.540 80.950 92.600 106.370 96.500 Ontwikkeling -24.500 -10.670 27.600 25.060 11.640 14.740 Totaal aantal bijstandsuitkeringen

(eindstand per jaar) 275.480 262.990 288.740 311.730 321.180 333.830

Bron: CBS bijstandsuitkeringen standen en stromen

De instroom in de bijstand neemt sterk toe sinds 2009, stabiliseerde in 2011 en nam in 2012 weer iets af ten opzichte van voorgaande jaren. De instroom in de bijstand is sterk afhankelijk van de economie omdat werkloosheid een groot deel van de instroom in de bijstand verklaart. Omdat de werkloosheid in 2012 is blijven toenemen, kunnen in 2012 ook andere verklaringen een rol spelen.

Een voor de hand liggende voor de daling van de instroom is de invoering van strengere

toegangsvoorwaarden voor de bijstand. Sinds 1 januari 2012 zijn jongeren tot 27 jaar verplicht eerst vier weken naar werk te zoeken voordat zij bijstand krijgen toegekend (zoekperiode jongeren). Ook heeft 44% van de sociale diensten in 2011 het poortwachtersbeleid aangescherpt wat inhoudt dat zij strenger optreden bij de toekenning van bijstand.2 De precieze oorzaak voor deze afname van de instroom is echter niet onderzocht.

De uitstroom daalde tot een dieptepunt in crisisjaar 2009, maar steeg in de daaropvolgende twee jaren. In 2012 is de uitstroom echter weer gedaald. De oplopende werkloosheid, kan de afname van de uitstroom verklaren. Het gros van de uitstroom gaat betaald aan het werk en als de werkloosheid stijgt, daalt automatisch de uitstroom. Vanwege de aangescherpte toegangsvoorwaarden is het ook goed mogelijk dat mensen die relatief snel werk vinden überhaupt niet meer instromen in de bijstand.

Zij staan dus niet meer geregistreerd als instromer, maar ook niet als uitstromer. Tot slot is het mogelijk dat hier de eerste effecten zichtbaar zijn van de halvering van het re-integratiebudget in 2012, hoewel dat minder voor de hand liggend is.3

Figuur 1: In- en uitstroom uit de bijstand (<65 jaar) 2007-2012 in absolute aantallen

2 Divosa-monitor 2012 – deel 1, pp. 42-43.

3 Sociale diensten geven aan te blijven investeren in begeleidingstrajecten naar werk gericht op kansrijken (de korte klap). Hun bezuinigingen op re-integratie-instrumenten zoals gesubsidieerde arbeid (Wiw- en ID-banen), loonkostensubsidies en sociale activering zullen waarschijnlijk pas later een doorwerking hebben omdat dit soort trajecten een langere doorlooptijd hebben.

(5)

   

In- en uitstroom verschilt sterk per arbeidsmarktregio

Er zitten grote verschillen tussen de in- en uitstroom per arbeidsmarktregio. De relatieve instroom in 2012 varieert tussen de 26 en de 46% van het bestand. De uitstroom varieert tussen de 24 en de 37%.4 Regio’s met een lage instroom, hebben over het algemeen ook een lage uitstroom. En andersom: regio’s met een hoge instroom, hebben ook vaker een hoge uitstroom. Dat kan met een economische verklaring hebben of een beleidsmatige. Als veel mensen in een arbeidsmarktregio aan de slag kunnen in korte dienstverbanden of seizoenswerk, zullen zij in tussenliggende periodes van werkloosheid een beroep moeten doen op de bijstand, maar vervolgens ook weer snel aan het werk kunnen in een nieuwe baan. Dit genereert veel dynamiek in het bijstandsbestand. Hetzelfde geldt voor regio’s waar de toegangsvoorwaarden tot de bijstand minder streng zijn. Als mensen met relatief veel kansen op de arbeidsmarkt makkelijk kunnen instromen in de bijstand, dan zitten er in het bestand meer ´kansrijken´ die ook weer snel kunnen uitstromen.

In 2012 was de instroom in de bijstand in alle arbeidsmarktregio’s hoger dan de uitstroom en steeg het bijstandsbestand. Landelijk was de toename gemiddeld 4%. De kaart laat de groei per

arbeidsmarktregio zien.5

Kaart 1: Groei bijstandsbestand (<65 jaar) 2012 per arbeidsmarktregio

Bron: CBS bijstandsuitkeringen standen en stromen, bewerking Divosa.

Arbeidsmarktregio´s met een lage instroom, hebben in 2012 over het algemeen een minder grote bestandstoename gekend, dan regio´s met een hoge instroom. Onderstaande figuur laat zien dat

4 Gemeten als percentage van het bijstandsbestand <65 jaar in de arbeidsmarktregio per eind december 2011.

5 Kaarten met de in- en uitstroom per gemeente zijn te vinden op www.kernkaart.nl

(6)

   

regio´s met een kleine stijging van het bestand vaak een lage instroom (en uitstroom!) hebben, hoewel er uitzonderingen zijn (bijvoorbeeld de regio met nummer 7). Regio’s met een grote stijging van het bestand, combineerden een hoge instroom met een hoge uitstroom. De oranje lijn geeft weer op welk punt de instroom gelijk zou zijn aan de uitstroom. Hoe dichter een regio bij die lijn zit, hoe lager de bestandstoename is geweest. Met de cijfers is een ‘ranking’ gemaakt. De regio met nummer 1 kende de laagste procentuele toename van het bestand. De regio met nummer 35 de hoogste.

Figuur 2: In- en uitstroom uit de bijstand (<65 jaar) 2012 per arbeidsmarktregio (percentage)

Bron: CBS bijstandsuitkeringen standen en stromen, bewerking Divosa.

Een derde van de bijstandsaanvragen niet gehonoreerd

34% van de aanvragen voor een bijstandsuitkering is in 2012 niet gehonoreerd. Deze uitkeringen zijn niet toegekend vanwege actieve bemiddeling, handhaving of stimulering van het eigen initiatief van de klant. Deze preventiequote was in 2012 iets hoger dan in voorgaande jaren.

Sociale diensten hebben in 2012 dus circa 168 duizend uitkeringsaanvragen verwerkt, waarvan er uiteindelijk 111 duizend zijn toegekend.

Tabel 2: Preventiequote

2010 2011 2012 (n=59)

Preventiequote 29% 31% 34%

Bron: CAB/Divosa-monitor enquêtegegevens 2013

Een derde van de instroom veroorzaakt door werkloosheid

31% van de instroom in de bijstand ontstaat doordat mensen hun inkomsten uit arbeid verliezen.

Voor een deel gaat het om mensen van wie de WW-uitkering afloopt en die vervolgens ‘doorzakken’

(7)

   

naar de bijstand. Daarnaast is er een groep die geen recht heeft op WW en meteen op bijstand is aangewezen. Dit zijn vooral mensen met een kort arbeidsverleden. 7% van de instroom bestaat uit zelfstandigen die het hoofd niet meer boven water kunnen houden. 6% is schoolverlater en werkloos.

Traditioneel bestaat een aanzienlijk deel van de instroom uit personen die uit een relatie komen en niet economisch zelfstandig zijn. De categorie overig bevat verschillende redenen zoals verhuizing, einde detentie, wegvallen inkomsten uit vermogen of alimentatie en ‘onbekend’.

Tabel 3: Reden instroom in de bijstand 2012 (n=81)

2012 Wegvallen inkomsten uit dienstverband / WW /

arbeidsongeschiktheiduitkering 31%

Wegvallen inkomsten uit zelfstandig beroep / bedrijf 7%

Schoolverlater 6%

Einde huwelijk / relatie 11%

Overig 45%

Bron: CAB/Divosa-monitor enquêtegegevens 2013

Sinds de economische crisis is het instroompercentage als gevolg van werkloosheid gestegen. De instroom van schoolverlaters is constant gebleven. Zonder maatregelen als de invoer van een zoektermijn voor jongeren was dit waarschijnlijk gestegen.

Tabel 4: Reden instroom in de bijstand 2007-2012

2007 2009 2011 2012

Wegvallen inkomsten uit dienstverband / WW /

arbeidsongeschiktheiduitkering 27% 37% 33% 31%

Schoolverlater 6% 5% 6% 6%

Einde huwelijk / relatie 19% 12% 10% 11%

Bron: CAB/Divosa-monitor enquêtegegevens 2013. Voor de jaren 2007-2011 is de categorie ‘wegvallen inkomsten’ een optelsom van de categorieën ‘einde WW’, ‘Werkloos zonder WW-rechten’ en ‘Einde Wia’.

Een derde van de uitstroom gaat betaald aan het werk

31% van de uitstroom uit de bijstand in 2012 is ontstaan door het vinden van betaald werk. Nog eens 3% kon uitstromen doordat er voldoende inkomsten waren uit een zelfstandig beroep of bedrijf. 4%

van de uitstroom bestond uit mensen die met een studie zijn begonnen en voor hun inkomen overstappen naar de studiefinanciering.

Onder de categorie ‘overig’ valt een baaierd aan redenen zoals verhuizing, overlijden, detentie, het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, ontdekte fraude en het krijgen van andere inkomsten bijvoorbeeld door het aangaan van een relatie.

(8)

   

Tabel 5: Reden uitstroom uit de bijstand 2012 (n=67)

2012

Inkomsten uit arbeid 31%

Inkomsten uit zelfstandig beroep / bedrijf 3%

Aanvang studie 4%

Overig 61%

Bron: CAB/Divosa-monitor enquêtegegevens 2013

Sinds de economische crisis is de uitstroom door inkomsten uit arbeid iets gedaald. De uitstroom door de start van een nieuwe studie lijkt redelijk constant.

Tabel 6: Reden uitstroom uit de bijstand 2007-2012

2007 2009 2011 2012

Inkomsten uit arbeid / eigen bedrijf 39% 34% 36% 34%

Aanvang studie 3% 2% 4% 4%

Bron: CAB/Divosa-monitor enquêtegegevens 2013. Voor de jaren 2007-2011 is de categorie ‘Inkomsten uit arbeid / eigen bedrijf’

een optelsom van de categorieën ‘Regulier werk’ en ‘Gesubsidieerd werk’. Inkomsten uit een eigen bedrijf zijn die jaren niet uitgevraagd. De percentages moeten daarom met voorzichtigheid vergeleken worden.

Top 5 instroombeperkende maatregelen

De poort tot de bijstand dichthouden en streng controleren op rechtmatigheid is volgens alle sociale diensten de meest effectieve manier om de instroom te beperken. Mensen die een bijstandsuitkering aanvragen, krijgen een zorgvuldige screening om te checken of zij daadwerkelijk recht hebben op een bijstandsuitkering. Sociale diensten kijken of er voorliggende voorzieningen zijn, controleren gegevens via Suwi-net en hanteren een hoge fraudealertheid.

Andere effectieve instrumenten uit de top vijf zijn:

> Intensieve begeleiding van de klant. Het gaat dan om sollicitatiecursussen of begeleiding door een klantmanager die gericht is op het aan het werk krijgen van de bijstandsgerechtigde. Dit gaat gepaard met controles van de sollicitaties. Onder deze categorie valt ook het geven van voorlichting over de rechten en plichten van een bijstandsuitkering.

> Verplichte werkactiviteiten waar bijstandsgerechtigden werkervaring opdoen. Het meest bekende voorbeeld hiervan is work first. Maar ook een verplichte tegenprestatie en participatieplaatsen vallen onder deze categorie.

> Directe bemiddeling naar regulier werk via jobhunting, vacaturematching en door middel van samenwerking met uitzendbureaus.

> Een verplichte zoekperiode van vier weken. In deze periode moet de bijstandsaanvrager actief op zoek naar werk. Het gaat hier over het algemeen om jongeren, maar sommige sociale diensten hanteren ook een zoektermijn voor bijstandaanvragers die ouder zijn dan 27 en direct aan de slag kunnen.

Tot slot hebben enkele sociale diensten succes met jongeren actief wijzen op de scholingsplicht.

Verder noemen zij het jongerenloket, en het preventief begeleiden van jongeren met een zoektermijn en WW’ers die dreigen door te zakken naar de bijstand. Zij krijgen ondersteuning bij het zoeken naar een baan. Ook het instrument loonkostensubsidie kan helpen bij het beperken van de instroom.

(9)

   

Tabel 7: Top 5 instroombeperkende maatregelen (n=93) Positie Type instrument

1. Poortwachter / handhaving 2. Intensieve begeleiding klant 3. Verplichte werkactiviteiten

4. Bemiddeling naar regulier werk (jobhunting & matching) 5. Zoekperiode (jongeren)

Bron: CAB/Divosa-monitor enquêtegegevens 2013

Top 5 uitstroombevorderende maatregelen

Bemiddeling naar regulier werk is volgens alle sociale diensten de meest effectieve manier om de uitstroom te bevorderen. Om dit te kunnen doen zijn sociale diensten zeer actief met de

werkgeversbenadering om vacatures te vinden die geschikt zijn voor hun klanten. Het gaat dus om jobhunting, het leggen van contacten met werkgevers en het maken van arrangementen met hen (zoals de inzet van coaching en subsidies). Veel sociale diensten noemen expliciet dat eigen

jobhunters die lokaal te werk gaan het meest effectief zijn. Vervolgens is het aan de sociale dienst om de juiste match te maken tussen de vacature en de werkzoekende. Bij deze aanpak hoort dan ook een gerichte bemiddeling.

Andere effectieve instrumenten uit de top vijf zijn:

> Intensieve begeleiding. Hier gaat het om intensief klantmanagement voor mensen die mogelijkheden hebben tot uitstroom. Dat is vaak maatwerk. Ook sollicitatiecursussen vallen hieronder.

> Handhaving. Ook als mensen eenmaal een uitkering hebben, blijven sociale diensten controleren op rechtmatigheid.

> Verplichte werkactiviteiten. Denk aan work first, werkprojecten van de gemeente, stageplekken en een tegenprestatie.

> Beroepsgerichte scholing via opleidingstrajecten met baangarantie, korte cursussen die aansluiten bij de behoeften van werkgevers en leer-werktrajecten. Ook is het effectief om jongeren die nog een scholingsplicht hebben terug te leiden naar het onderwijs.

Plaatsingsinstrumenten zoals loonkostensubsidies, no risk premies, bonussen voor werkgevers en premiekorting voor werkgevers die ouderen aannemen worden ook relatief vaak genoemd. Een enkele sociale dienst stelt dat de volgende maatregelen effectief zijn: een taalcursus, het regelen van

kinderopvang, het jongerenloket en eigen activiteiten van de klant. Ook noemt een enkeling het persoongebonden re-integratiebudget, begeleiding naar een zelfstandig beroep en inzetten op deeltijdarbeid als een succesvolle maatregel om uitstroom te bevorderen. Een maatregel waar de sociale dienst zelf weinig invloed op heeft, maar die wel uitstroombevorderend werkt, is volgens enkele sociale diensten de verhuizing van een klant naar een andere gemeente.

(10)

   

Tabel 8: Top 5 uitstroombevorderende maatregelen (n=89) Positie Type instrument

1. Bemiddeling naar regulier werk (jobhunting & matching) 2. Intensieve begeleiding

3. Verplichte werkactiviteiten 4. Handhaving

5. Beroepsgerichte scholing / wijzen op scholingsplicht

Bron: CAB/Divosa-monitor enquêtegegevens 2013

Driekwart van de bijstandsgerechtigden heeft belemmeringen

77% van de bijstandsgerechtigden heeft belemmeringen die de re-integratie bemoeilijken. De meest voorkomende belemmering is een lage/verouderde opleiding, gevolgd door fysieke en psychische belemmeringen. Veel bijstandsgerechtigden hebben meerdere belemmeringen tegelijkertijd.

Tabel 9: Belemmeringen voor bijstandsgerechtigden 2012 (n=60)

2012

Gemiddeld % lage/verouderde opleiding 33%

Gemiddeld % fysieke belemmeringen 28%

Gemiddeld % psychische belemmeringen 25%

Gemiddeld % sociale belemmeringen 24%

Gemiddeld % geen werkervaring 21%

Gemiddeld % hoge leeftijd 17%

Gemiddeld % vervullen zorgtaken 12%

Gemiddeld % geen belemmeringen 23%

Bron: CAB/Divosa-monitor enquêtegegevens 2013

Een kwart van de bijstandsgerechtigden heeft ontheffing arbeidsplicht

24% van het bijstandsbestand had in 2012 een ontheffing van de arbeidsplicht. Dat percentage daalt al een aantal jaren gestaag. In 2006 was het nog 33%.

Bijstandsgerechtigden krijgen een gedeeltelijke of volledige vrijstelling van de arbeidsplicht wanneer zij niet in staat zijn om te werken om medische of sociale redenen.6 Een ontheffing op medische gronden komt het meeste voor. 50-plussers zijn oververtegenwoordigd onder de mensen met een ontheffing van de arbeidsplicht.7

6 Dit cijfer is gebaseerd op een enquête uit maart 2013. CBS-cijfers van juni 2012 geven een percentage aan van 22% (Inspectie SZW, mei 2013)

7 Inspectie SZW, 2013.

(11)

   

Tabel 10: Ontheffing arbeidsplicht 2006-2012

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012

Gemiddeld %

ontheffing 33% 33% 35% 33% 29% 27% 24%

Bron: CAB/Divosa-monitor enquêtegegevens 2013.

De helft van de bijstandsgerechtigden is actief

54% van de bijstandsgerechtigden staat op een van de bovenste drie tredes van de participatieladder.

Dat betekent dat zij werken (betaald of onbetaald) of dat zij deelnemen aan georganiseerde activiteiten. 30% werkt betaald of onbetaald, 24% neemt deel aan georganiseerde activiteiten. De overige 46% van de bijstandsgerechtigden staat op de onderste twee treden van de participatieladder.

Zij hebben een laag participatieniveau.

De sociale diensten die al hun klanten kunnen indelen op de participatieladder, komen tot een

gelijksoortige verdeling over de participatieladder als de sociale diensten die een deel van hun klanten kunnen indelen. 60% van de sociale diensten kan voor alle klanten een inschatting maken, 34% voor een deel van de klanten. 5% kan de inschatting niet maken.

Tabel 11: Participatieposities bijstandsgerechtigden 2012 Totaal (n=81)

Alle klanten

(n=54)

Deel vd klanten (n=27) Trede 5 - betaald werk met ondersteuning 13% 12% 14%

Trede 4 - onbetaald werk 17% 16% 18%

Trede 3 - deelname georganiseerde activiteiten 24% 24% 25%

Trede 2 - sociale contacten 31% 32% 28%

Trede 1 - geïsoleerd 15% 15% 16%

Bron: CAB/Divosa-monitor enquêtegegevens 2013.

Sinds 2008 is het aandeel klanten dat werkt met ondersteuning van de overheid afgenomen.

Daarnaast stijgt het aandeel klanten op trede 2 en daalt het percentage klanten op trede 1. Dit kan te maken hebben met beleidskeuzes. Veel sociale diensten bouwen bijvoorbeeld hun gesubsidieerde banen af waardoor er minder mensen betaald werken met ondersteuning van de overheid. Maar een deel van de verschuiving kan ook veroorzaakt zijn doordat meer sociale diensten alle klanten indelen op de participatieladder en niet alleen de mensen die een traject volgen of de nieuwe instroom.

Tabel 12: Participatieposities bijstandsgerechtigden 2008-2012

2008 2009 2010 2011 2012

Trede 5 - betaald werk met ondersteuning 17% 14% 13% 14% 13%

Trede 4 - onbetaald werk 19% 18% 17% 17% 17%

Trede 3 - deelname georganiseerde activiteiten 23% 25% 25% 23% 24%

Trede 2 - sociale contacten 20% 23% 27% 29% 31%

(12)

   

Trede 1 – geïsoleerd 21% 19% 18% 18% 15%

Bron: CAB/Divosa-monitor enquêtegegevens 2013.

Circa een vijfde van de bijstandsgerechtigden zet stap op de participatieladder

Van 19% van de klanten die in 2012 zijn ingedeeld op trede 1 verwachten sociale diensten dat zij in 2013 minimaal één trede zullen stijgen. Hoe hoger op de participatieladder, hoe groter de kans op een stijging van de participatiepositie. Op trede 5 verwachten sociale diensten dat 28% binnen een jaar een stap zal maken naar een hogere trede en dus zal uitstromen naar betaald werk. Een (terug)val naar een lagere trede voorzien sociale diensten veel minder vaak.

Tabel 13: Ontwikkeling participatiepositie

Trede 1 Trede 2 Trede 3 Trede 4 Trede 5 Gemiddeld % klanten waarvan de

participatiepostie zal stijgen (n=71) 19% 24% 28% 27% 28%

Gemiddeld % klanten waarvan de

participatiepostie zal dalen (n=62) 1% 4% 4% 4% 5%

Bron: CAB/Divosa-monitor enquêtegegevens 2013.

Overigens zitten er qua groei grote verschillen tussen de verwachtingen van sociale diensten, vooral op de tredes 1 t/m3. De helft van de sociale diensten denkt bijvoorbeeld dat maximaal 8% van de klanten op trede 1 zal doorgroeien naar een hogere participatiepositie.

De participatieladder

De participatieladder meet de participatiepositie van bijstandsgerechtigden en kan sociale diensten inzicht geven in hun participatie-ontwikkeling. De ladder telt zes tredes:

Trede 6 Betaald werk: de persoon is geen klant (meer) van de sociale dienst.

Trede 5 Betaald werk met ondersteuning: de persoon werkt en krijgt ondersteuning van een participatie-instrument (bijvoorbeeld een aanvullende uitkering of opleiding).

Trede 4 Onbetaald werk: de persoon werkt met behoud van uitkering of doet vrijwilligerswerk.

Trede 3 Deelname georganiseerde activiteiten: de persoon neemt deel aan activiteiten in georganiseerd verband zoals een cursus of binnen een vereniging.

Trede 2 Sociale contacten: de persoon heeft sociale contacten buiten de deur.

Trede 1 Geïsoleerd: de persoon heeft nauwelijks of geen contacten met anderen dan huisgenoten.

Driekwart van de sociale diensten hanteert participatieladder

73% van de sociale diensten werkt met de participatieladder. Nog eens 22% werkt met een vergelijkbare ladder, bijvoorbeeld een zelfontwikkelde ladder of de ladder van de Statistiek Re- integratie Gemeenten (SRG-ladder). 4% van de gemeenten hanteert geen ladder. 1% werkt zonder ladder, maar zou dat wel willen doen (CAB/Divosa-monitor enquêtegegevens 2013).

(13)

   

(14)

   

Methodologische verantwoording

Voor deze factsheet is gebruik gemaakt van de uitkomsten van een digitale enquête die in maart 2013 is uitgezet onder managers van sociale diensten (de leden van Divosa). Aan het onderzoek hebben 96 sociale diensten deelgenomen. Gecategoriseerd naar de typen gemeenten G4, G32,

intergemeentelijke sociale diensten en kleinere gemeenten, ziet de responsverdeling er als volgt uit:

Type gemeente Aantal

G4-gemeenten 4

G32-gemeenten 24

Kleinere gemeenten 48

Intergemeentelijke sociale diensten

(Isd’en) 20

Totaal 96

De 20 deelnemende intergemeentelijke sociale diensten vertegenwoordigen 68 gemeenten. Hierdoor zijn in dit onderzoek in totaal 144 gemeenten vertegenwoordigd. Dat is 35% van de 408 gemeenten in Nederland op 1 januari 2013. De respondenten in dit onderzoek vertegenwoordigen in december 2012 in totaal 236.990 bijstandsuitkeringen (CBS, 2013). Dit is 65% van het totaal aantal

bijstandsuitkeringen.

De respondenten die een vraag niet beantwoord hebben, zijn niet meegenomen voor de betreffende vraag. Dit zijn zogenaamde “missende waarden” of “missing values”. De procentuele verdeling telt niet altijd keurig op tot 100%. Door afrondingsverschillen is het totale percentage soms 99% en soms 101%.

Bronnen

> CAB/Divosa-monitor enquêtegegevens maart 2013

> CBS-maatwerkbestand: bijstandsuitkeringen standen en stromen 1990-2012

> Divosa (2012) Divosa-monitor 2012 – deel 1. Denken in kansen. Over sociale diensten en participatiebevordering. Divosa: Utrecht

> Inspectie SZW (2013) De invloed van ontheffingen op de arbeidsparticipatie van WWB’ers.

Inspectie SZW: Den Haag.

Colofon

Uitgave: Divosa, 19 september 2013 Auteur: Marije van Dodeweerd, Divosa www.divosa.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij de helft van de sociale diensten is het nog onbekend hoe het gemeentelijke beleid rondom beschut werk er uit gaat zien. Dat heeft deels te maken met het feit dat budgetten en

Benchmark niet kan volgen of een persoon die in de ene gemeente uitstroomt, weer instroomt in een andere gemeente, bleek uit een data-analyse dat er bij uitstroom door een verhuizing

In meer verdergaande vormen van samenwerking, werken gemeenten samen in een officieel verband en dragen zij een aantal kerntaken uit de Wet werk en bijstand over aan een andere

&gt; Tussen 2004 en 2014 hebben gemeenten in totaal 373 miljoen euro moeten toeleggen op het betalen van de bijstandsuitkeringen.. &gt; Per bijstandsklant was er gemiddeld 1.600

In 2013 hadden alle gemeenten samen een klein overschot op het budget waarmee zij de uitkeringen betalen.. Maar de verschillen tussen gemeenten

Het risico dat het sociale (wijk)team een vergaderclub wordt, dat gemeenten ze voor alles inzetten of te zwaar optuigen zien respondenten als grootste nadelen van de teams. Een

93 gemeenten met minder dan 50.000 inwoners werken niet officieel samen voor de uitvoering van werk- en/of inkomenstaken van de Participatiewet. De allerkleinste is de gemeente

Bij de helft van de sociale diensten is het nog onbekend hoe het gemeentelijke beleid rondom beschut werk er uit gaat zien. Dat heeft deels te maken met het feit dat budgetten en