De vliegende kogel
Jan Rinke
bron
Jan Rinke, De vliegende kogel. Scheltens en Giltay, Amsterdam 1916
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/rink008vlie01_01/colofon.php
© 2010 dbnl
[De vliegende kogel]
Klein Fransje speelde met een schiet, Dit was een dom gedoe,
Want eensklaps ging de kogel af, Hier hielp geen pa of moe.
Klein Fransje schrok zich hall'f dood En deed een flinken val.
Zijn wangen werden grutjes grauw, Bij 't hooren van den knal.
De kogel sloeg den spiegel stuk, Tot duizend brokjes glas.
En boorde in den wand een gat, Als of 't boter was.
Jan Rinke, De vliegende kogel
3
Jan Rinke, De vliegende kogel
Een juffrouw met een kleinen hond Liep in de middagzon
Die hond was jong, wou niet zoet mee En trok zoo hard-ie kon.
De kogel schoot het touw in twee De hond ging er van door De juffrouw riep nu, in haar schik
Wat ben je zoet Azo'r.
Jan Rinke, De vliegende kogel
5
Jan Rinke, De vliegende kogel
Wat verderop schoot dan met gang En met een flinken knal
De kogel door een picnictaart, Dat was een vreemd geval.
Een elk was met het deeg bespat Men keek elkander aan.
Wie of dien flauwen streek verzon De pret had afgedaan.
Jan Rinke, De vliegende kogel
7
Jan Rinke, De vliegende kogel
Daar turnde aan ringen neefje Frans En maakte een fijnen ‘zwaan’
De kogel sneed het touw in twee Frans kwam dit duur te staan.
Hij viel terdege op zijn neus, Hij schreeuwde als een man Zijn moeder snelde ras nabij
Doch snapte niets ervan.
Jan Rinke, De vliegende kogel
9
Jan Rinke, De vliegende kogel
Klein Hansje toonde trotsch, verheugd, Aan zijne kameraads
Zijn mooie tiencents luchtballon Hans had als altijd praats.
De kogel trof de dunne draad Ballon ging op de vlucht, Hansje schrok er erg van
Boos keek hij naar de lucht.
Jan Rinke, De vliegende kogel
11
Jan Rinke, De vliegende kogel
Als steeds was meester boos op Kees En schreef op 't zwarte bord
‘Ik vind dat Kees een bengel is.’
De kogel kwam gesnord.
Nam juist de B van bengel weg, En wat las Keesje dan:
‘Ik vind dat Kees een engel is,’
En Keesje bloosde er van.
Jan Rinke, De vliegende kogel
13
Jan Rinke, De vliegende kogel
Oom John verhuisde en riep: ‘Ik help mee, Als men 't klavier neerlaat.
En wees voorzichtig en gebruik Een dikken stalen draad.’
Maar 't duister noodlot zond 't lood Van Fransje door dien draad En met een nooitgehoord muziek
Viel 't mooi klavier op straat.
Jan Rinke, De vliegende kogel
15
Jan Rinke, De vliegende kogel
Tom had voor d'eerste keer een les In 't eedle zwemvermaak Hij hing daar aan 't hengeltouw
Maar eensklaps liep 't spaak.
De kogel brak 't touw in twee Tom ging als gek tekeer
En nooit meer ging hij [...] dien schrik Aan 't hengeltouw ter leer.
Jan Rinke, De vliegende kogel
17
Jan Rinke, De vliegende kogel
Een roover op een stillen weg Riep tot een wandelaar:
‘Geef hier je geld!’ en zwaaide erbij Zijn stok met groot misbaar.
Op tijd trof Fransjes kogel toen Des ruwen roovers arm Het wapen viel hem uit de hand
Hij vluchtte met groot alarm.
Jan Rinke, De vliegende kogel
19
Jan Rinke, De vliegende kogel
Een sportsman op een motorfiets Reed veertig mijl per uur
Hij had een kans op den eersten prijs Maar eensklaps keek hij zuur.
De kogel trof het reservoir Waar men benzien in doet Een knal! De rijder lag in 't zand
En riep: ‘O prijs, gegroet!’
Jan Rinke, De vliegende kogel
21
Jan Rinke, De vliegende kogel
Een baby zoog aan speen en flesch Zuchtte van louter pret
Maar 't snelle lood, in dolle vaart Doorschoot de melkflesch net.
De baby met zijn leege flesch Was boos en gilde schel
De moeder dacht: ‘De flesch reeds leeg?
Wat drinkt die bengel snel.’
Jan Rinke, De vliegende kogel
23
Jan Rinke, De vliegende kogel
Een knaap in badkuip koelte zocht Hij plaste ferm de guit.
De kogel floot den geijser door Het water spoot er uit.
De kuip spoot vol van stoomend nat De knaap ging er van door En langen tijd nam hij geen bad.
Al was het weder smoor.
Jan Rinke, De vliegende kogel
25
Jan Rinke, De vliegende kogel
Drie paartjes voeren in een boot En hadden heel veel pret De kogel schoot het bootje lek
Te water lag 't sextet.
De heeren zwommen naar den kant Namen de meisjes mee.
En doornat kwamen ze aan land, Het bootje dreef naar zee.
Jan Rinke, De vliegende kogel
27
Jan Rinke, De vliegende kogel
Moeder had voor Vadertje Een pudding klaargemaakt.
Die pudding werd zoowaarlijk ook Juist midden in geraakt.
De kogel vloog toen door ons boek Met steeds versnelde vaart, En zette toen zijn zwerftocht voort
Zijn zwerftocht, rond'om d'aard.
Jan Rinke, De vliegende kogel
29
Jan Rinke, De vliegende kogel