• No results found

Van luister- en kijkvaardigheid naar taalbeschouwing: namen noemen, het zelfstandig naamwoord

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Van luister- en kijkvaardigheid naar taalbeschouwing: namen noemen, het zelfstandig naamwoord"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

• je, om de lidwoorden juist te gebruiken in het Frans, goed moet weten wat een genus is van een woord;

• het in het Nederlands niet uitmaakt voor het lidwoord of het genus mannelijk of vrouwelijk is;

• woorden in het Nederlands wel degelijk ook een genus hebben;

• je het merkt als je een woord vervangt door een verwijswoord;

• het Nederlands geen lidwoorden heeft voor onbepaalde zelfstandige naamwoorden in het meervoud;

• een onzijdig woord de ene keer in het Frans een vrouwelijke woord kan zijn en de andere keer een mannelijk woord.

basisonderwijs eerste graad secundair onderwijs

Lidwoord Bepaald lidwoord

Onzijdig Onbepaald lidwoord

Vrouwelijk Genus

Mannelijk Figuur 7: Lidwoorden overzicht.

Ronde 7

Ria Van der Mueren

Onze-Lieve-Vrouw-Presentatie humaniora, Sint-Niklaas Contact: riavandermueren@gmail.com

Van luister- en kijkvaardigheid naar taalbeschouwing:

namen noemen, het zelfstandig naamwoord

1. Taalvaardig

Wie taalvaardig is, heeft meer kansen om zichzelf te realiseren, om anderen te ontmoe- ten en samen met die anderen een eigen wereld uit te bouwen. Communicatie helpt je om iemand te zijn en om jezelf en de wereld rondom je te benoemen.

Taal maakt je vaardig in het leven en helpt je om in de wereld een plaats te veroveren op verschillende gebieden. Het verruimt je mogelijkheden, want taal schept een band tussen jou en mij en geeft namen aan wie of wat je omringt. Hoe beter je de taal beheerst, hoe beter je jezelf kunt uitdrukken en hoe beter je kunt worden wie je wilt worden.

8. Taalbeschouwing

247

8

Conferentie 24 ok 02-11-2010 09:18 Pagina 247

(2)

In de lessen ‘taalbeschouwing’ willen we leerlingen daarbij helpen. Het doel van taal- beschouwing is om leerlingen te leren om de juiste taalvariëteit, de juiste woorden en de juiste zinsbouw te kiezen.

2. Taal beschouwen

De lessen taalbeschouwing vertrekken vanuit communicatie. Ze zetten het taalgebruik (TG) en het taalsysteem (TS) in de kijker. Meestal wordt een onderscheid gemaakt tussen nadenken over taalgebruik en nadenken over taalsystematiek. Met taalsystema- tiek worden de regels van de taal zelf bedoeld. Die regels staan niet zomaar op zich.

Het is daarom zinvol om het taalsysteem met al zijn regels te bekijken als een onder- deel van het taalgebruik. Want om je taal goed te gebruiken, moet je immers ook de regels van de taal laten werken.

“Taalbeschouwing: niet nadenken over taalgebruik kan fataal zijn, er wel over naden- ken fascinerend”, zegt Ides Callebaut (In: Callebaut e.a. 1999).

3. Taal leren

Een enthousiaste leraar vindt plezier in het taalgebruik van zijn leerlingen en van ande- ren, en ziet fouten als kansen. Daardoor kan hij zijn leerlingen laten nadenken over hoe we taal gebruiken. Vanuit de realiteit vertrekken kan de interesse voor het buiten- gewoon wonderlijke van ons taalgebruik opwekken. De leraar die weet hoe formida- bel het taalvermogen van jongeren is en hoe eindeloos boeiend het taalgebruik van mensen kan zijn, kan voor boeiende momenten van taalbeschouwing zorgen.

Onderwijs in taalbeschouwing heeft ook nood aan een leraar die ‘normaalfunctioneel taalonderwijs’ probeert te geven. Het begrip ‘normaalfunctioneel’ is al in 1976 door Steven ten Brinke gelanceerd. ‘Normaalfunctioneel taalonderwijs’ is taalonderwijs dat de leerlingen als zinvol voor zichzelf ervaren. De leraar gaat inductief te werk. Vanuit het waarnemen van voorbeeldteksten, ontdekken leerlingen zelf hoe taal gebruikt wordt en hoe de taalsystematiek werkt. Trouwens, taal kan je maar echt begrijpen als je kijkt hoe taal gebruikt wordt. Stimuleer je leerlingen daarom om zelf voorbeelden te zoeken om het taalsysteem of het taalgebruik te ontrafelen. Vraag hen om die voor- beelden te onderzoeken en te ordenen en om daaruit zelf een besluit te trekken.

Daarna kan de leraar met de besluiten aan de slag en samen met zijn leerlingen een regel verwoorden en vastzetten. Belangrijk zijn ook de oefenfases in de taallessen.

Leerlingen oefenen eerst met zinvolle invul- en aanvuloefeningen in een context om daarna tot een spontane transfer in een communicatieve oefenfase te komen. Hier gaat het over allerlei korte spreek- en schrijfoefeningen.

VIERENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

248

Conferentie 24 ok 02-11-2010 09:18 Pagina 248

(3)

4. Kijken en luisteren

We willen dus kijken en luisteren om vaardig met de eigen taal om te springen en om na te gaan welke taal in allerlei communicatiesituaties gebruikt wordt.

Hoe kan je als zender je boodschap verpakken voor een welbepaalde ontvanger? En natuurlijk moet ook die boodschap voldoen aan de regels van het taalsysteem.

Best wel leuk, om samen op die manier taal te beschouwen!

Tijdens de sessie is het taalgebruik dat leerlingen in een fragment observeren de start voor een boeiende les over het zelfstandig naamwoord.

Referenties

Callebaut, I., S. de Jonckheere & M. Stevens (1999). Taalbeschouwing op de basisschool:

basisboek. Antwerpen/Apeldoorn: Garant.

Daems, F., K. Van den Branden & L. Verschaffel (red.) (2004). Taal verwerven op school. Leuven: Acco.

Ten Brinke, S. (1976). The complete mother-tongue curriculum. Groningen: Wolters- Noordhoff-Longmann.

Ronde 7

Hans Hulshof & Ad van der Logt ICLON, Universiteit Leiden Contact: Logt@iclon.leidenuniv.nl

Taalkunde taalkundig getoetst

1. Een doorlopende leerlijn taalkunde

In de onlangs door Levende Talen uitgegeven special Taalkunde en het schoolvak Nederlands droeg Hulshof (2010) bouwstenen aan voor een doorlopende leerlijn taal- kunde in het voortgezet (secundair) onderwijs. Met inachtneming van het niveauver- schil tussen leerlingen uit de onderbouw (12-15 jarigen) en bovenbouw (16-18 jari- gen) deed hij enkele voorstellen van hoe zo’n doorlopende leerlijn eruit zou kunnen zien. In figuur 1 wordt het niveauverschil voor taalvariatie en taalverwerving uitge- werkt. Tussen haakjes wordt bij elk onderwerp de doelstelling vermeld.

8. Taalbeschouwing

249

8

Conferentie 24 ok 02-11-2010 09:18 Pagina 249

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De formule A  0,92  n 0,43 kan ook gebruikt worden om te berekenen hoeveel talen er ten minste nodig zijn om een bepaald aantal mensen in hun eigen taal te kunnen bereiken.

Maar in die eerste momenten heb je daar niet zoveel aan; iemand die dan naast je staat en inspeelt op wat voor je groep het meest dringend is, is veel handiger.. Belangrijk ook

Die einddoelen of eindtermen zijn door de overheid bepaald en zijn in het secundair onderwijs geschreven voor een graad. Die doelen kunnen door onderwijsverstrekkers

Apperloo haakt met die indeling dus aan bij de opvatting van Theo Witte dat we onze leerlingen op hun eigen niveau moeten laten lezen (cfr. het leerplan Nederlands derde

Zijn ze overwegend heel saai (ik heb weleens met een groep een taal voor saaie aliens gemaakt en dat werkte heel goed), dan lijken de woorden bijna allemaal op elkaar!. Er zijn dan

• goede taalvaardigheid: in onze samenleving (al dan niet in de beeldcultuur) zitten veel schatten levensecht materiaal, waarmee je taalbeschouwend kan werken, maar je moet zelf

(Groep een, twee en uit leesboekjes: vanaf groep drie.) - Dan de betekenis van eigennamen: naam van een jongen, van een meisje, van een stad, van een land, van een winkel,

De doelen op het niveau van groep 1 zijn speciaal voor Kleuterplein geformuleerd op een tussenniveau en zijn dus niet terug te vinden in de SLO-documenten. Met uitzondering van