• No results found

Belastingrecht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Belastingrecht"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

sociaal-economisch recht

KwartaalSignaal 143 8355

in schuilt het voordeel, tegenover deze aftrekposten geen corresponderende baten staan bij de buitenlandse aandeel- houder. Op deze praktijk, die multinationals in de kaart speelt en waaraan de fiscus zonder scrupules lijkt mee te werken, bestaat in toenemende mate kritiek. Een van de vragen die op tafel ligt, is of Nederland op deze wijze niet heeft meegewerkt aan belastingontwijking (zie daarover onder meer: ‘Wiebes zwijgt over maatschappelijke wense- lijkheid van belastingrulings’, Het Financieele Dagblad 20 april 2017 en ‘Financiën adviseerde versluieren taksru- lings’, Het Financieele Dagblad 21 april 2017, p. 1). Als gevolg van verschillende internationale initiatieven die hebben geleid tot nieuwe regels, zoals country-by-country reporting en uitwisseling van rulings, zullen afspraken over informeel kapitaal voortaan zichtbaar worden voor buitenlandse belastingdiensten.

FIOD onderzoekt belastingontwijking

Het optreden van de fiscus is niet altijd vredelievend. Zo is de FIOD op tal van manieren actief (zie bijv. HR 14 april 2017, ECLI: NL: HR: 2017: 673), inzake onderzoek naar de (binnenlandse) belastingplicht van iemand die in België woonachtig is). Onlangs heeft deze opsporingsdienst van de fiscus enkele zwartspaarders aangehouden, als uitvloei- sel van een grootschalig internationaal onderzoek naar belastingfraude en witwassen. In dit kader onderzoekt de FIOD thans het wel en wee van in totaal 3800 Nederlan- ders die vermogen hebben ondergebracht op spaarrekenin- gen van de Zwitserse bank Credit Suisse en dat misschien niet hebben verantwoord in hun aangifte inkomstenbe- lasting; dergelijke rekeningen behoren immers tot de rendementsgrondslag van box 3 (‘FIOD onderzoekt 3800 zwartspaarders’, NRC Handelsblad 31 maart 2017). Het onderzoek wordt grondig aangepakt: bij huiszoekingen is een administratie in beslag genomen; ook is beslag gelegd op bankrekeningen, onroerend goed, een luxe auto, schil- derijen, juwelen en een goudstaaf (‘Groot internationaal onderzoek naar zwartspaarders Credit Suisse’, NRC Han- delsblad 1 april 2017). In reactie op de ophef heeft Credit Suisse een opmerkelijke stap genomen. Het financiële con- cern kwam in diverse Europese kranten (Sunday Times, Financial Times) met een paginagrote advertentie waarin haar wijze van opereren wordt uitgelegd. De bank stelt alleen zaken te doen met klanten die belasting betalen.

Credit Suisse zegt een zero tolerance-beleid te hanteren voor zwartspaarders.

Jurisprudentie

Begrip ‘woning’ ingevuld in verband met verlaagd tarief overdrachtsbelasting

De verkrijging van een onroerende zaak is belast met over- drachtsbelasting. Als de verkrijging een woning betreft, geldt het lage tarief, dat 2% bedraagt (art. 14, lid 2, Wet op belastingen van rechtsverkeer). Een vraag die de gemoe- deren enige tijd heeft beziggehouden, is wanneer een on- roerende zaak kan worden aangemerkt als een woning. Of BELASTINGRECHT

AAK20178355 Mr. L.J.A. Pieterse

Wet- en regelgeving Ophef over rulings

Dat wet- en regelgeving soms met een zekere vrijheid wordt uitgevoerd, is alom bekend. In belastingzaken is het bijvoorbeeld niet ongebruikelijk dat in de uitvoerings- sfeer afspraken worden gemaakt met belastingplichti- gen. Dergelijke afspraken, ook wel rulings genoemd, zijn niet ongeoorloofd. Sterker nog, zij vormen nogal eens de noodzakelijke smeerolie om het heffingsproces soepel te laten verlopen. Toch staan rulings de laatste tijd volop in de belangstelling. Zo heeft universitair hoofddocent J.

Vleggeert van de Universiteit Leiden een reeks ambtelijke documenten weten te bemachtigen met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur, en dat heeft in verschil- lende gremia tot ophef geleid. Vooral de documentatie over de fiscale behandeling van informeel kapitaal lijkt pikant. Deze vorm van kapitaalverstrekking is een typisch fiscale aangelegenheid. Zij ontstaat als een (buitenlandse) aandeelhouder een in Nederland gevestigde vennootschap

‘gratis’ laat beschikken over bijvoorbeeld intellectuele ei-

gendom of een renteloze lening. Op concernniveau bestaat

het fiscale voordeel erin dat de Nederlandse vennootschap

op de verkregen eigendom kan afschrijven of rente mag

opvoeren ter zake van de renteloze lening, en zo minder

belasting in Nederland behoeft te betalen, terwijl, en daar-

(2)

sociaal-economisch recht

8356 KwartaalSignaal 143

daarvan sprake is, zal niet altijd eenvoudig te bepalen zijn, bijvoorbeeld in de situatie dat een kantoorpand ook kan worden bewoond. In een uitgebreid gemotiveerde reeks beslissingen overweegt de Hoge Raad dat uit de wetsge- schiedenis slechts kan worden opgemaakt dat de wetgever voor ogen had een bouwwerk voor het lage tarief in aan- merking te laten komen als dat ‘naar zijn aard bestemd is voor bewoning’. Volgens de Hoge Raad ligt het in de rede om de vraag of de verworven onroerende zaak ‘naar zijn aard voor bewoning is bestemd’, te beantwoorden met toepassing van een zo objectief mogelijke maatstaf, dat wil zeggen een maatstaf die zoveel mogelijk aanknoopt bij de kenmerken van het bouwwerk zelf. Wanneer de aard van een bouwwerk ondanks de definitie van de Hoge Raad toch niet geheel duidelijk is, kunnen ook eisen of beper- kingen die publiekrechtelijke voorschriften leggen op het (gebruik van het) bouwwerk een rol spelen (zie onder meer HR 24 februari 2017, ECLI: NL: HR: 2017: 290, r.o. 2.3.4, V-N 2017/13.17, inzake een als kantoorruimte gebruikte stadsvilla).

Reikwijdte onderzoeksplicht inspecteur

In hoeverre moet de inspecteur verder kijken dan zijn neus lang is? Voor deze vraag zag de Hoge Raad zich onlangs gesteld. De Hoge Raad heeft die gelegenheid aangegrepen om daarover enkele algemene overwegingen te geven. Dat heeft hij gedaan in het kader van de vraag of de inspecteur een ambtelijk verzuim kan worden verwe- ten. Als dat het geval is, ontbreekt een zogenoemd nieuw feit dat de inspecteur nodig heeft om in voorkomende ge- vallen te kunnen navorderen (art. 16 Algemene wet inzake rijksbelastingen). De inspecteur kan, aldus de Hoge Raad, bij het regelen van een aanslag inkomstenbelasting in het algemeen volstaan met het raadplegen van het (digitale) dossier dat de aangiften en andere gegevens bevat met betrekking tot de heffing van inkomstenbelasting van de desbetreffende belastingplichtige. Met name bestaat voor de inspecteur niet de verplichting tot het raadplegen van (digitale) dossiers die zijn aangelegd voor andere belas- tingplichtigen of andere belastingen, ook al zouden daarin mogelijkerwijs gegevens kunnen worden aangetroffen die voor het regelen van de bedoelde aanslag in de inkomsten- belasting van belang zijn. De inspecteur is slechts dan tot een onderzoek buiten het eerstbedoelde (digitale) dossier gehouden, indien de daarin aanwezige gegevens daartoe redelijkerwijs aanleiding geven (zie HR 17 februari 2017, ECLI: NL: HR: 2017: 249, V-N 2017/11.8).

Meer duidelijkheid over informatiebeschikking Ingeval de inspecteur om fiscaal relevante informatie vraagt en de belastingplichtige daaraan niet of in onvol- doende mate gehoor geeft, kan dat vervelende consequen- ties hebben; in een zodanige situatie treedt namelijk de zogenoemde omkering van de bewijslast op, en die zal meestal funest zijn voor de proceskansen van de belas- tingplichtige. Om de belastingplichtige te beschermen en zekerheid te verschaffen omtrent zijn bewijspositie, dient de inspecteur – sinds enkele jaren – een informatiebe-

schikking te nemen als hij meent dat de belastingplichtige niet aan zijn informatieverplichting voldoet (art. 52 Alge- mene wet inzake rijksbelastingen). Daarin legt hij vast dat de belastingplichtige in gebreke is. Zo’n beschikking kan de belastingplichtige vervolgens bij de belastingrechter aanvechten. Pas als de informatiebeschikking onherroe- pelijk wordt, treedt de sanctie van de omkering van de bewijslast in werking. Deze regeling roept tal van vragen op (J.A. Smit, ‘De informatiebeschikking: een verrijking van de fiscale rechtsbescherming?’, FED 2017/16). Enkele ervan heeft de Hoge Raad inmiddels beantwoord. Zo heeft hij onlangs geoordeeld dat in de wettelijke voorschriften de omkering van de bewijslast weliswaar rechtstreeks wordt gekoppeld aan het onherroepelijk worden van de informa- tiebeschikking, maar dat

‘de wetgever (…) bij het redigeren van deze voorschriften kennelijk uit het oog (heeft) verloren dat in de informatiebeschikking – en in beginsel ook in een rech- terlijke uitspraak daarover – aan de belanghebbende een termijn moet worden gegund om alsnog de gevraagde informatie te verstrekken’ (HR 10 februari 2017, ECLI: NL: HR: 2017: 192, V-N 2017/9.5).

Verder oordeelde de Hoge Raad dat een belastingplichtige de aan hem oplegde bewijssanctie zowel in de procedure over de informatiebeschikking als in de procedure over de belastingaanslag aan de orde kan stellen. Met dat oordeel heeft de Hoge Raad een belangrijk vraagpunt over de informatiebeschikking opgehelderd.

Fiscus mag foto’s snelwegcamera’s niet gebruiken

De fiscus tracht op tal van – soms inventieve – manieren informatie te vergaren. Zo maakt hij gebruik van foto’s die gemaakt zijn met camera’s van het Korps landelijke politiediensten om auto’s te signaleren (automatic num- ber plate recognition), zoals dat wordt genoemd. Op basis van deze (kenteken)informatie is de fiscus in staat na te gaan of aangiften op het punt van de zogenoemde bijtel- ling van de auto van de zaak (wegens privégebruik), juist zijn gedaan. Als dat niet het geval blijkt te zijn, kan de inspecteur een naheffingsaanslag opleggen, in het bij- zonder als auto’s worden gesignaleerd op locaties die niet overeenkomen met de gegevens in de rittenadministratie.

De Hoge Raad heeft eind februari in drie zaken geoordeeld dat voornoemde signaleringen berusten op informatie waarover de inspecteur beschikt zonder dat daarvoor een voldoende precieze wettelijke grondslag aanwezig is. En die grondslag is vereist, omdat het niet gaat om één of enkele waarnemingen in de openbare ruimte, maar om het systematisch verzamelen, vastleggen, bewerken en jarenlang bewaren van gegevens over de bewegingen van voertuigen op diverse plaatsen in Nederland. Het resultaat daarvan, is dat de fiscus op systematische wijze inbreuk maakt op het recht op privacy dat is neergelegd in arti- kel 8 EVRM en hij de informatie niet mag gebruiken om naheffingsaanslagen op te leggen (zie onder meer: HR 24 februari 2017, ECLI: NL: HR: 2017: 288, V-N 2017/12.20.16).

Zie over deze arresten en de reikwijdte ervan: G.J.M.E. de

Bont, ‘Controlebevoegdheden versus het recht op respect

voor het privéleven’, Het Register 2017, afl. 2, p. 14-18. De

(3)

sociaal-economisch recht

KwartaalSignaal 143 8357

fiscus heeft laten weten op zoek te gaan naar ander ma- nieren om automobilisten op grote schaal in de gaten te houden (‘Fiscus mag geen kentekendata gebruiken’, NRC Handelsblad 25 februari 2017).

Scriptiesuggesties

– Europese grondrechten. De verhouding tussen het EVRM, het EU-Grondrechtenhandvest en het Neder- landse belastingrecht is bepaald boeiend en rijp voor nadere studie. Zie onder meer A.J.C. Perdaems, ‘Hoge Raad en grondrechten: EHRM of Hof van Justitie EU?’, WFR 2017/15, p. 76-84 en T. Barkhuysen & M.L. van Emmerik, Europese grondrechten en het Nederlandse bestuursrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2017.

– Evaluatie van de Natuurschoonwet 1928. Indien een onroerende zaak als landgoed in de zin van de Natuur- schoonwet 1928 is gerangschikt, gelden verscheidene fiscale faciliteiten, zoals een vrijstelling voor de heffing van overdrachtsbelasting. De Natuurschoonwet 1928 is onlangs door verschillende instanties geëvalueerd.

De in dat kader verschenen rapporten en adviezen vormen een mooie gelegenheid om de balans op te maken. Zie onder meer R.J. Nieuwland, ‘Actualiteiten Natuurschoonwet 1928’, KWEP 2016/10 en van dezelfde auteur: ‘Evaluatie van de natuurschoonwet’, FBN 2017, afl. 11, p. 10-11.

– Fiscaal schenkingsbegrip. Volgens Jansen is het denk- baar dat de heffing van schenkbelasting wordt gestoeld op een eigen giftbegrip. ‘Nut en noodzaak daarvan wor- den (…) zichtbaar in gevallen waarin de gift bestaat uit diensten. Nu wordt alleen de dienst van het renteloos of laagrentend uitlenen van geld fictief als schenking aangemerkt. Bij het verlenen van andere (belangrijke) gratis diensten blijft gelden dat de dienstverlener niet verarmt, ook al verrijkt de verkrijger aanzienlijk. Te denken valt aan het langjarig gratis laten bewonen van een huis door een derde (…) of het gratis werken in de onderneming van een kind’ (A.J. Jansen, ‘Een eeuw schenkbelasting’, FBN 2017, afl. 9, p. 3-5). Ook Gubbels pleit – in haar inaugurele rede – voor een andere, meer economische invulling van het schenkingsbegrip in fiscalibus (N.C.G. Gubbels, Naar een fiscaal schenkings- begrip, Amsterdam: VU Amsterdam 2017).

– Brief Staatssecretaris Wiebes (Financiën, VVD) inzake (inter)nationale belastingontwijking van 17 januari 2017, V-N 2017/8.2. Uit deze brief volgt dat Wiebes de namen wil bekendmaken van adviseurs aan wie een vergrijpboete is opgelegd. Ook wil hij de inkeer- regeling afschaffen en het verschoningsrecht van advocaten en notarissen in fiscale zaken beperken (zie daarover ook het interview met Dick Barmentlo:

‘Ik heb niet zo’n behoefte aan vrienden’, Het Register 2017, afl. 1, p. 20 en J. Berns, ‘Financiën grijpt naar paardenmiddel van naming en shaming’ (Opinie), NTFR 2017/386, p. 1-3).

Literatuur

Het aantal promovendi dat Nederland rijk is, loopt in de duizenden (‘Promovendi moeten beter worden bege- leid’, NRC Handelsblad 13 april 2017). In de sfeer van de belastingen werken tientallen onderzoekers aan een proefschrift. De afgelopen periode haalden enkele van hen de eindstreep. Zo verdedigde op 12 januari van dit jaar de Amsterdamse notaris M. Albers aan de Rijksuniversiteit Groningen zijn proefschrift, getiteld: Het beperkt zakelijk recht en enkele belastingen. Enkele van zijn conclusies heeft de auteur opgetekend in een compact artikel dat in het blad Fiscale Berichten voor het Notariaat is versche- nen: M. Albers, ‘Proefschrift “Het beperkt zakelijk recht en enkele belastingen”’, FBN 2017, afl. 10, p. 6-9. Een maand later promoveerde M.M. Kors op een studie over het begrip pleitbaar standpunt in het belastingrecht (M.M.

Kors, Pleitbaar standpunt in het fiscale boete- en strafrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2017. Zie voor een impressie:

WFR 2017/41, p. 249 en NJB 2017/613, afl. 10, p. 718. Een interview met Kors is opgenomen in Het Register 2017, afl. 2, p. 20-24).

Op 19 april 2017 sprak Gubbels haar oratie uit bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar Estate Planning, vanwege de Stichting tot Bevordering der Notariële Wetenschap, bij de faculteit der Rechtsgeleerd- heid van de Vrije Universiteit Amsterdam. Zij bepleit een ander fiscaal schenkingsbegrip (zie ook onder het kopje

‘Scriptiesuggesties’). Zowel de verarming als de verrijking zou volgens Gubbels voortaan in economische zin moeten worden opgevat. Dit betekent bijvoorbeeld dat men ook verarmt als men zonder zakelijke vergoeding afziet van de mogelijkheid om opbrengsten te genereren, en dat men verrijkt als men kosten bespaart, zo volgt uit de inaugure- le rede (N.C.G. Gubbels, Naar een fiscaal schenkingsbegrip, Amsterdam: Vrije Universiteit Amsterdam 2017, p. 49).

– T. Barkhuysen & M.L. van Emmerik, Europese grond- rechten en het Nederlandse bestuursrecht, Deventer:

Wolters Kluwer 2017.

– C.B. Bavinck, ‘De forfaitaire vermogensrendementshef- fing (box 3) met ingang van 1 januari 2017 impliceert een progressieve vermogensbelasting’, WFR 2017/33, p. 184-190.

– J. Berns, ‘Financiën grijpt naar paardenmiddel van na- ming en shaming’ (Opinie), NTFR 2017/386, p. 1-3.

– H.P.M. van Bijnen & G.M.C.M. Staats, Kapitaalverzeke- ringen en eigenwoningsparen (3e druk), Den Haag: Sdu Uitgevers 2017.

– I. van Bragt & P.J.M. Meertens, De directeur-grootaan- deelhouder en zijn bv (5e druk), Den Haag: Sdu Uitge- vers 2017.

– C. Bruijsten, ‘Vennootschapsbelastingplicht voor over- heidsondernemingen’, FBN 2017, afl. 6, p. 9-16.

– W. Bruins Slot, ‘Goed koopmansgebruik en de laagbelas- te beleggingsdeelneming’, NTFR-B 2017/10, p. 12-16.

– A. van Dongen, ‘Aandacht gevraagd voor de btw bij de vergoeding van schade’, Trema 2017, p. 67-71.

– M.W.C. Feteris, ‘Rechtsbescherming door de belasting-

rechter anno 2016’, WFR 2016/29, p. 154 e.v.

(4)

sociaal-economisch recht

8358 KwartaalSignaal 143

– M.A. Fierstra, ‘Nieuwe aanbevelingen voor het stellen van prejudiciële vragen’, Trema 2017, p. 52-59.

– J.A.G. van der Geld & A.W. Hofman, De deelnemingsvrij- stelling en deelnemingsverrekening, Deventer: Wolters Kluwer 2017.

– R.H. Happé e.a., Algemeen fiscaal bestuursrecht (5e druk), Deventer: Wolters Kluwer 2017.

– E.J.W. Heithuis, P. Kavelaars & B.F. Schuver, Inkomsten- belasting (13e druk), Deventer: Wolters Kluwer 2017.

– M.M. Kors, Pleitbaar standpunt in het fiscale boete- en strafrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2017.

– D. Molenaar, ‘Dwaalspoor in de evaluatie van anbi’s en sbbi’s’ (Opinie), NTFR 2017/530, p. 1-4.

– E.C.G. Okhuizen (red.), Hoofdzaken formeel belasting- recht (3e druk), Den Haag: Boom juridisch 2017.

– E. Poelmann, ‘Art. 80a Wet RO in fiscalibus’, TFB 2017/2, p. 23-25.

– J. Rous, Grensoverschrijdende transacties en btw (2e druk), Den Haag: Sdu Uitgevers 2017.

– H.C. Verploegh, Th.J.M. van Schendel & J.P.E. de Kock, Loonheffingen (11e druk), Deventer: Wolters Kluwer 2017.

– J. Vleggeert, ‘Van belastingontwijking naar gecoördineer- de maatregelen tegen uitholling van de winstbelasting’, NTFR-A 2017/5, p. 1-5.

OPROEP

Onlangs verscheen van mijn hand de uitgave: Over H.J.

Doedens (1915-2004). Een intrigerende fiscalist, Deventer:

Wolters Kluwer 2017. Doedens was een vermaarde fisca- list. Hij maakte furore bij het departement van Financiën (1942-1952), doceerde aan de Rijksbelastingacademie en was later hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen (1952-1980). Doedens leefde betrekkelijk teruggetrokken.

Veel is er over hem niet bekend. Dat hij Rotterdammer was, staat vast. Zijn eerste levensjaren woonde Doedens op de Bergweg (thans Straatweg) 343 te Hillegersberg. H.J.

Doedens sr. (1874-1921), die bij de posterijen werkte, over- leed in de zomer van 1921 op 47-jarige leeftijd. Niet veel later verhuisden moeder en zoon naar Den Haag, de stad waar de moeder van Doedens, W.J. Akersloot (1884-1931), voor haar huwelijk woonde. Voor mijn onderzoek naar werk en leven van H.J. Doedens, de fiscalist, ben ik op zoek naar meer informatie over hem en zijn ouders (persoon- lijke ervaringen, eventuele correspondentie, afbeeldingen).

Wie inlichtingen zou kunnen verschaffen, wordt vriende- lijk verzocht contact met mij op te nemen (l.j.a.pieterse@

law.leidenuniv.nl).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

> Op de eindvervaldag, als geen vervroegde terugbetaling heeft plaatsgevonden, een recht op terugbetaling van minimaal 90 % van het belegde kapitaal (2) en een

„Het aantal seminaristen mag dan al dalen, de toelatingsvoor- waarden worden er niet soepeler op en dat is maar goed ook”, stelt Kristof Struys.. „We leiden man- nen op

Mits de patiënt eerder expliciet opschreef „dat hij om euthanasie verzoekt in de situatie waarin hij zijn wil niet meer kan uiten.. Indien de patiënt zijn verzoek ook gehonoreerd

nalatenschap “G.W.E. Live Life Competence— Origine UVRM.. AAN: De Individuele Co—Producenten en Co—Producerende Derde Partijen van Trudi Verstegen. Bescherming van de geestelijke

bekend), TPC, Groenenborgerlaan 149, 2020 Antwerpen (Wilrijk) Derde sessie, april 2022 (datum wordt bepaald in samenspraak met de deelnemers), TPC, Groenenborgerlaan 149,

5.2.1 Onderdeel e klaagt dat de rechtbank (ín rov, 2.12 in verbinding met rov. 2.4 van haar vonnis van 2 juli 2014) heeft miskend dat de door deskundigen aanvankelijk

Overigens is het ons niet geheel duidelijk om welk WOB verzoek dit handelt; het WOB verzoek van Actiegroep Woonboten Nieuwe Haven (AWN) van 29 januari 2019 of het WOB verzoek

Onderwerp: RE: Ontbrekende documenten WOB - raadsbesluit van 23 april 2012 gebiedsvisie Stadsblokken / Meinerswijk - de Raad behoud zich het recht om mogelijke locaties in