• No results found

Communicatieproblemen in de management accounting discipline

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Communicatieproblemen in de management accounting discipline"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

C O L U M N

Het gaat niet goed met de onderlinge communicatie in de discipline management accounting. Neem nu eens als voorbeeld het terrein van het systematisch prestatiemanage-ment, of, om het nog concre-ter te maken, het gebied van de ‘balanced scorecard’. Velen in ons vakgebied hadden of

hebben daar op de één of andere wijze mee te maken. Het is eigenlijk begonnen in concrete bedrijfssituaties, waar practici een specifiek prestatiemeetsysteem hebben ontworpen en geïmplementeerd. Vervolgens hebben wetenschappers en ook consultants een bijdra-ge bijdra-geleverd aan de blootlegging en veralbijdra-gemenisering van het instrument van de ‘scorecard’, waardoor de ‘scorecard’ voor een breed spectrum van bedrijven toe-gankelijk werd. Consultants hebben het instrument vervolgens een plaats gegeven in hun instrumenten-koffer en leveren een belangrijke bijdrage aan de verfijning en implementatie ervan in heel veel organi-saties, wereldwijd. Omdat de rollen van wetenschap-per en consultant voor een gedeelte door dezelfde personen worden vervuld (Kaplan, een naam die nadrukkelijk met de ‘balanced scorecard’ wordt ge-associeerd, heeft bijvoorbeeld beide rollen), loopt de communicatie tot hier toe nog aardig gesmeerd. Maar vervolgens is er een aantal wetenschappers dat zich door de ‘innovatie’ in de praktijk laat inspireren en dat vanaf een zekere afstand naar het ontwerp, de implementatie en het gebruik van de ‘scorecard’ kijkt. Sommigen kiezen daarbij voor een streng positivistisch

methodologisch regime, waarbij zij bijvoorbeeld met behulp van statistische technieken de implementatie-graad en/of de karakteristieken van de ‘scorecard’ bin-nen een bepaalde populatie van organisaties trachten te verklaren. Anderen duiken dieper in een specifieke organisatie en doen een beschrijvend-analytische gevalstudie naar het ontwerp, de implementatie en de ontwikkeling van de ‘card’ in een specifieke bedrijfs-situatie. Weer anderen vragen zich met behulp van gevalstudies af hoe de instrumentele aanpak zich ver-houdt tot operationele en relationele processen die zich min of meer spontaan in organisaties afspelen. En dan zijn er natuurlijk de zeer kritische weten-schappers, die de ‘balanced scorecard’ soms zelfs van binnenuit onderuit pogen te halen door het feno-meen helemaal terug te brengen tot ‘goeroe’-retoriek. Maar welke invloed gaat er nu van al deze (hoog)-geleerde inspanningen uit op de ontwikkeling van de ‘balanced scorecard’ in de praktijk? Ik ben daarover niet zo optimistisch: in concrete zin zie je er weinig van terug. Dat heeft naar mijn idee een aantal oor-zaken. In de eerste plaats is er een belangrijk gebrek aan communicatie binnen het wetenschappelijke veld. Daar is een aantal bloedgroepen met elk hun eigen visies en soms ook hun eigen dogma’s; de onderlinge communicatie beperkt zich vaak tot een minimum, sterker, vanuit een neiging tot onderlinge competitie is er soms een onderlinge vechtcultuur. In de tweede plaats zijn wetenschappers vaak niet zo erg geïnteresseerd in wat er met de resultaten van hun onderzoek in de praktijk gebeurt. Het huidige univer-sitaire klimaat kenmerkt zich door een toenemende carrièregerichtheid, waarbij wetenschappers (jong en oud) er vooral op gericht moeten zijn om te scoren in de wetenschappelijke doelgroep. Om vooruit te komen moeten zij schrijven in bladen die door wetenschap-pers worden gelezen: internationale (top)tijdschrif-ten. Op die publicaties worden zij ‘afgerekend’ en niet op de bijdrage die zij met hun werk hebben op de

Communicatieproblemen

in de management

accounting discipline

Prof. Dr. E.G.J. Vosselman is hoogleraar management accounting en control aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij is decaan van de faculteit der Economische Wetenschappen.

Ed Vosselman

M

A B

o k t o b e r 2 0 0 3

(2)

ontwikkeling in de praktijk. Hoe belangrijk een goede kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek ook is: dit afrekenmechanisme leidt hier en daar tot een vorm van navelstaren die hele knappe mensen oplevert, maar met weinig of geen impact op de samenleving. In de derde plaats is er bij veel practici sprake van ver-regaande scepsis over het werk van de wetenschap-pers. Daar wordt het vaak maar al te snel als theore-tisch geneuzel naar de prullenbak verwezen! Vanuit gebrek aan kennis en daarop gebaseerd vooroordeel, maar toch ook soms vanuit een te begrijpen perceptie van een gebrek aan aansluiting, zien zij ‘theorie’ vaak als iets wat tegenover hun praktijk staat en niet als iets dat over hun praktijk gaat of er voor hun praktijk is. Wat staat ons nu vanuit de wetenschap te doen? Op de eerste plaats zou ik zeggen dat het tijd is om eens goed te reflecteren op de schotten die er tussen de diverse wetenschappelijke bloedgroepen bestaan en op het ‘concurrentiemodel’ waarmee wij onze (vaak individuele) wetenschappelijke prestaties pogen op te schroeven. Meer dan tot nu toe gebruikelijk is, zullen we in groepen moeten werken aan onderzoeksthema’s die we vanuit een authentieke interesse voor de pro-blemen van organisaties in de huidige samenleving benoemen en bewerken. Ik weet dat het in

‘eco-nomenland’ niet echt een gewilde boodschap is, maar waar ik voor pleit is om op leerstoelniveau verdere stappen te zetten in de richting van strategievorming en bewuste, georganiseerde samenwerking. Die samen-werking omvat zeker ook de relatie tussen weten-schappers en practici. Volgens mij kunnen we veel meer doen aan wat in het Engels zo mooi ‘engaged

scholarship’ heet: de wetenschapper loopt samen op

met de practicus en doet zo ‘vlees en bloed’-kennis op over de organisatie en haar activiteiten. Natuurlijk behoudt hij zijn eigen verantwoordelijkheid en natuurlijk zullen er ook wetenschappers moeten blij-ven die meer afstand houden tot de praktijk. Maar laten die dan weer wat meer leren elkaar te respecte-ren en aan te vullen en elkaar wat minder te bevech-ten (en soms te beschimpen).

Kortom: ik pleit voor ietsje meer samenwerking en ietsje minder competitie. Voor pluriformiteit in methodologie en voor bestrijding van dogmatiek. Voor wat meer echte nieuwsgierigheid en voor wat minder individuele prestatiemoraal. Voor wat minder eigen belang en wat meer maatschappelijke betrok-kenheid en groepscommitment. En bovenal: voor onderling, professioneel respect. Dan komt het onge-twijfeld allemaal goed.■

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De verschillende processen die spelen tussen het sterven van een fauna en de uiteindelijke toestand zoals wij deze als fossielen vinden (de taphonomie) wordt in dit Marcel

Art. 41 Richtlijn is geïmplementeerd in art. 2.51 van het wetsontwerp. De eerste twee leden van art. 2.51 zien daarbij op de passende maatregelen die de aanbe- stedende dienst

Wij ma- ken ons over dit Regeringsbeleid zeer ernstige zorgen, zorgen, die wij tijdens de komende begrotingsbehandeling niet onder stoelen of banken zullen steken

gevraagd werd in één woord samen te vatten hoe het met de Sovjet-Unie ging, was zijn antwoord: ‘Goed.’ Toen hem vervolgens werd gevraagd wat zijn antwoord zou zijn als hij twee

17.b Regeling met betrekking tot woordgrensoverschrijding van de samenvatting Voor de eerste overschrijding met 18 woorden dienen geen scorepunten te worden afgetrokken. Voor

Artikel 15(l) van die EEA maak voorsiening vir regstellende aksie maatreels in die werkplek ten einde te verseker dat gepas gekwalifiseerde persone van

17 B Nasson (ed), Turning points in history, Book 3, Migration, land and minerals in the making of South Africa,

De overgang van cost accounting naar manage­ ment accounting markeerde het moment waarop de accounting zich in het bijzonder bezig ging houden met de vraag op welke wijze management