BESLUIT
Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.
Nummer 1541/ 11
Betreft zaak: 1541/ Unique – Brunel
BESLUIT
I. MELDING
1. Op 15 september 1999 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse
mededingingsautoriteit een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet. Hierin is medegedeeld dat Unique International N.V. en Brunel International N.V. voornemens zijn te fuseren, in de zin van artikel 27, onder a, van de Mededingingswet. Van de melding is mededeling gedaan in Staatscourant 181 van 21 september 1999. Naar aanleiding van de mededeling in de Staatscourant zijn geen zienswijzen van derden naar voren gebracht. Ambtshalve zijn vragen gesteld aan verschillende marktpartijen.
II. PARTIJEN
2. Unique International N.V. (hierna: Unique) is een naamloze vennootschap naar Nederlands recht en is een beursgenoteerde onderneming. Zij verleent diensten op het gebied van de werving en selectie van personeel op uitzend- en detacheringsbasis en voor vaste dienstverbanden, alsmede op het gebied van trainingen met betrekking tot loopbaanbegeleiding en consultancydiensten.
3. Brunel International N.V. (hierna: Brunel) is een naamloze vennootschap naar Nederlands recht en is een beursgenoteerde onderneming. Zij verleent diensten op het gebied van de werving en selectie van hoogopgeleid personeel op uitzend- en detacheringsbasis en voor vaste dienstverbanden, alsmede consultancydiensten.
4. De gemelde operatie, zoals uiteengezet in het door partijen bij de melding overgelegde fusieprotocol d.d. 9 september 1999, betreft de oprichting van een nieuwe vennootschap en de verkrijging door deze vennootschap van de aandelen in Unique en Brunel. In ruil voor hun aandelen in Unique respectievelijk Brunel verkrijgen de
aandeelhouders aandelen in de nieuwe vennootschap.
IV. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT
5. De gemelde operatie is een concentratie in de zin van artikel 27, onder a, van de Mededingingswet. De hierboven, onder punt 4, omschreven transactie leidt er toe dat Unique en Brunel opgaan in een nieuwe onderneming en duurzaam onder één gemeenschappelijk ondernemingsbestuur worden gebracht.
6. Betrokken ondernemingen, in de zin van het Besluit vaststelling formulieren Mededingingswet (Staatscourant 1 van 2 januari 1998), zijn Unique en Brunel.
7. Uit de bij de melding ter beschikking gestelde omzetgegevens blijkt dat de gemelde concentratie binnen de werkingssfeer van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht valt.
V. BEOORDELING
A. RELEVANTE MARKTEN
Rel evan t e pr oduct mar kt en
8. Partijen zijn beiden actief op het gebied van werving en selectie van personeel voor een vast dienstverband, op het gebied van werving, selectie en (her)plaatsing van personeel op uitzend- en detacheringsbasis en op het gebied van management-consultancydiensten. 9. Partijen zijn van mening dat afzonderlijke markten bestaan voor activiteiten op het gebied van werving en selectie van personeel voor een vast dienstverband en voor activiteiten op het gebied van werving, selectie en (her)plaatsing van personeel op uitzend- en
detacheringsbasis. Er zou sprake kunnen zijn van twee afzonderlijke markten omdat de diensten van aanbieders op deze verschillende gebieden worden afgenomen op basis van verschillende kenmerken van de vraag, met name met betrekking tot de duur van de gewenste vervulling van een vacature. Ook bestaan er wettelijke verschillen tussen dienstbetrekkingen op uitzend- en detacheringsbasis respectievelijk met een vast dienstverband.1
10. Deze verschillen sluiten niet uit dat de diensten die op deze gebieden worden geleverd tot één markt behoren, met name met het oog op substitutiemogelijkheden aan de aanbodzijde. Nu de materiële beoordeling in het onderhavige geval er niet door wordt beïnvloed, wordt in het volgende uitgegaan van afzonderlijke markten voor werving, selectie en (her)plaatsing van personeel op uitzend- en detacheringsbasis en voor werving en selectie van personeel voor een vast dienstverband.
11. De mogelijkheid bestaat dat op deze beide gebieden afzonderlijke markten bestaan voor activiteiten met betrekking tot verschillende soorten personeel.2 In onderhavig geval kan in het
midden worden gelaten of nader onderscheid dient te worden gemaakt, aangezien de materiële beoordeling hier niet door wordt beïnvloed (zie punt 17).
12. Eveneens kan in het onderhavige geval in het midden worden gelaten of op het gebied van management-consultancydiensten onderscheid moet worden gemaakt naar verschillende soorten management-consultancydiensten,3 aangezien de materiële beoordeling hier niet door
wordt beïnvloed (zie punt 18). Rel evan t e geogr af isch e mar kt
13. Vanwege met name taalverschillen, persoonlijke voorkeuren ten aanzien van plaatsing en verschillen in wetgeving en regulering tussen landen kan worden geconstateerd dat de markten voor werving, selectie en (her)plaatsing van personeel op uitzend- en detacheringsbasis en voor werving en selectie van personeel voor een vast dienstverband in geografische zin nationaal zijn.4
Taalverschillen kunnen in bepaalde sectoren minder belangrijk zijn, bijvoorbeeld in de
informatietechnologiesector, waar de voertaal Engels is.5 In onderhavig geval kan in het midden
worden gelaten of voor activiteiten ten aanzien van bepaalde soorten personeel de geografische markt groter is dan nationaal, aangezien de materiële beoordeling hierdoor niet wordt beïnvloed. De marktaandelen op een in geografische zin ruimer afgebakende markt zullen kleiner zijn dan de marktaandelen in Nederland.
2 Zie het besluit van 28 april 1999 in zaak 1298/ Creyf’s – Content, punt 12. De Europese Commissie heeft in een
beschikking gewezen op de mogelijkheid dat met name een afzonderlijke markt kan bestaan voor activiteiten met betrekking tot personeel in de informatietechnologiesector. Met name de specifieke kennis van en een substantieel hoger tarief voor diensten ten aanzien van personeel in de informatietechnologiesector zouden hierop kunnen wijzen. Ook in onderhavig geval is geconstateerd dat mogelijk sprake is van een verschil in tarieven. Zie de beschikking van de Europese Commissie van 26 maart 1999 in zaak IV/ M.1476 – Adecco/ Delphi, overwegingen 7 en 8.
3 Vgl. het besluit van 16 augustus 1999 in zaak 1384/ Deloitte & Touche – Bakkenist, punten 11 tot en met 15.
4 Vgl. ADIA/ ECCO, eerder aangehaald, overweging 16 en de beschikking van de Europese Commissie van 20 februari 1997
in zaak IV/ M.879 – Vendex (Vedior)/ BIS, overweging 12.
14. In onderhavig geval kan in het midden worden gelaten of de markten voor werving, selectie en (her)plaatsing van personeel op uitzend- en detacheringsbasis en voor werving en selectie van personeel voor een vast dienstverband in geografische zin kleiner zijn dan nationaal. Partijen hebben verklaard dat de spreiding van hun activiteiten over Nederland gelijkmatig is. Ook andere marktpartijen hebben aangegeven dat zij geen redenen hebben om aan te nemen dat in bepaalde regionale gebieden sprake is van aanzienlijk grotere marktaandelen van partijen in vergelijking met de marktaandelen in geheel Nederland. In het volgende wordt dan ook uitgegaan van een in geografische zin nationale markt voor de in het voorgaande genoemde markten, aangezien er geen redenen zijn om aan te nemen dat de materiële beoordeling in het onderhavige geval wordt beïnvloed indien wordt uitgegaan van regionale markten.
15. In het midden kan worden gelaten of de markt voor management-consultancydiensten in geografische zin nationaal of ruimer dan nationaal is,6 aangezien de materiële beoordeling
hierdoor niet wordt beïnvloed (zie punt 18). Ook op het gebied van
management-consultancydiensten zijn er geen redenen om aan te nemen dat de materiële beoordeling in het onderhavige geval wordt beïnvloed indien wordt uitgegaan van regionale markten.
B. GEVOLGEN VAN DE CONCENTRATIE
16. Op de markt voor werving, selectie en (her)plaatsing van personeel op uitzend- en detacheringsbasis, noch op de markt voor werving en selectie van personeel voor een vast dienstverband is het gezamenlijke marktaandeel van partijen in Nederland groter dan [0 – 10%]. Dit blijkt uit verschillende marktonderzoeken.7
17. Indien wordt uitgegaan van afzonderlijke markten ten aanzien van activiteiten met betrekking tot verschillende soorten personeel is het gezamenlijke marktaandeel van partijen in Nederland op geen van deze markten groter dan [10 – 20%].
18. Volgens opgave van partijen is hun gezamenlijke marktaandeel op de markt voor management-consultancydiensten in Nederland kleiner dan [0 – 10%]. Ook indien wordt uitgegaan van afzonderlijke markten voor verschillende soorten
management-consultancydiensten is het gezamenlijke marktaandeel van partijen kleiner dan [0 – 10%], aldus partijen. Er zijn geen redenen om aan de opgave van partijen te twijfelen. Indien wordt uitgegaan van een in geografische zin ruimere afbakening, dan is het gezamenlijke marktaandeel van partijen kleiner dan het gezamenlijke marktaandeel in Nederland.
19. Er bestaat, gelet op bovenstaande en op het gegeven dat op de gebieden waarop partijen actief zijn sprake is van een groot aantal (grotere) concurrenten, geen reden om aan te nemen
dat als gevolg van onderhavige concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.
VI. CONCLUSIE
20. Na onderzoek van deze melding is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot de conclusie gekomen dat de gemelde operatie binnen de werkingssfeer valt van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde
concentratietoezicht. Hij heeft geen reden om aan te nemen dat als gevolg van die concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.
21. Gelet op het bovenstaande deelt de directeur-generaal van de Nederlandse
mededingingsautoriteit mede dat voor het tot stand brengen van de concentratie waarop de melding betrekking heeft geen vergunning is vereist.
Datum: 12 oktober 1999
w.g. A.W. Kist
Directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit
Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de