)qkor gIERRA
-
Route NS.AG. - - - Vliegroute O Bezochte Universteiten*
lOO km Soedon SOMAI(¡ND Mqrqucz Rto ñU¡IIillll[llilü
tl[iltütilililuill|tllililliltl|til
ililtilrt[ü illl.No¡¡ob¡ KENIA SOHALI REP ZUIÞ.AFR¡KA REPUBUEK CENTRAAL IANGANJ IKA UNIE VAN
t
Pretor¡a a I BEEÍSJOEANA-LANO ZUIDWEST AFRII(Â KAr!IËROEN GO Yd Abu 3lmb.l EGYPTE SOEDAN MoN UBIË NIGËR Algios ALGERIE MALI MAUREIANIE SENEGALRAPPORT
dagboek van dertien
.-
-
-
--
-
--8ibl. M;,i;�i,-SlUDit.t,; ·'.
-
uoc
·
z
·
·
t
1,7
1,
7
, ___
g-
�
1
_
0
_
_
.
4
__ _
PL.
4
I
2.8
LEIDEN IL(
-I
-
I
'i
t" •
NEDERLAND& STUDENTEN AFRIKA GEZELSCHAP
RECTIFICATIE
Bladzijde 2
Bezochte universiteiten
Khartoem (Soedan), Kampala (Oeganda), Zaria (Noord
Nigeria), Nsukka (Oost-Nigeria), Ibadan
(West-Nigeria), Accra (Ghana), Kumasi (Ghana), Abidjan (lvoorkust) en Dakar (Senegal).
Bladzijde 83
2e kolom vanaf le alinea tot eerste tussenkop op blz. 84 moet gelezen worden op blz. 85
voor de tussenkop le kolom.
Bladzijde 100
Beekhof & Jurriaans, Amsterdam moet zijn
Meekhof & Jurriaans, Amsterdam
Bladzijde 101
Belangrijke korte gegevens moet zijn
Belangrijke korting gaven
Een groep van dertien Nederlandse studenten maakte van november 1961
tot april
1962 een reis langs de volgende Afrikaanse universiteiten:Khartoem (Soedan), Kampala (Oeganda),
Zaria
(Noord-Nígeria), Nsukka en Dakar(Senegal). Het doel van de reis was het leggen van contacten met hun Afrikaanse collegae.
Het
rapporl is samengestelduít
bíjdragen van verschillende groepsleden.Comité van
aanbeveling
voor
de
reis
van het
Nederlands Studenten
Afrika
Gezelschap
Z.K.H,
Prins Bernhard-
VoorzitterMr.
C.Th. E.
Graaf van Lynden van Sandenburg-
President Curatorder
Rijks-uniyersiteitte
UtrechtP¡of.
Mr.
W.F.
de Gaay Fortman-
Voorzitter Prins BernhardfondsProf.
Mr.
J.
V.
Rijpperda Wierdsma-
Rector Magníficusder
Riiksuniversiteit te LeidenProf.
Dr. E.
de Vries - Rector Instituteof
Social StudiesProf. Dr.
R.A.
J. vanLier -
Hoogleraarin
de Sociologie en Sociographie van de niet-Westerse gebíeden aan de Landbouwhogeschool te W'ageningenProf. H.
Sandon-
Oud-hoogleraar aande
Universiteit van Khartoem (Sudan)Prof. Dr.
Sj. Groenman-
Hoogleraarin
de Sociologie aan de Rijksuniversiteit te UtrechtDr.
C. W. van Santen - Plv. juridisch adviseur van het Ministerie van BuitenlandseZaken
-
Voormalig docent aande
Universiteit van Khartoem (Sudan)S. J. van den Bergh -Yice-voorzítter Raad van Bestuur Unílever N.V.
H,
J. de Koster-
Voorzitter van het Verbond van Nederlandse WerkgeversA.
G. Aukes - DirecteurAfríka Instituut
te RotterdamMr. J. P. Bol -
DírecteurN.V.
Levensverzekering Míi.
,,Utrecht"Jhr.
H. W.
H.
de Beaufort-
Secretaris Buitenland van de Nederlandse StudentenRaad
Ten geleide
Vijf
maanden reizen gaf ons het rechtdit
rapport vooruw
maar ook voorons plezier te schrijven.
Vijf
maanden, gedurende welkewij in
directen
nauw contact kwamen met veleAfrikaanse studenten.
Het zijn
dan ookin cle eerste
plaats onzeAfrikaarrse gastheren aan wie
wij
zeer veel verplicht zijn.Zij
hebben willen begrijpen watwij
kwamen doen, waardoor onze indrukken veelal een weelgavezijn
geworden vanhun
openhartigheid.Op de lange weg van het ontstaan van het reisplan
tot
aan het verschijnenvan dit rapport hadden
wij
het voorrecht velen te ontmoeten die onsdoor
hun
belangstelling en enthousiasme, vooralin
moeilijke tijden, zozeer hebben gestimuleerd. Zonder hun deskundige informatie, technische adviezen enintroducties ware deze reis nimmer mogelijk geweest.
Dit
laatste geldt evenzeervoor
de vele instellingen waarvan de namen eldersin dit
rapport worden vermeld. Zonder uitzondering werd ook van deze zijdestrikt
belangeloze medewerking verleend.Dit
voorwoordwil
eigenlijk een dankwoordzijn.
In
dank schieten wij ongetwijfeld tekort. Mogedit
rapport voor u een bewijs zijn van de kostbareervaring die
wij,
mede dank zij u, mochten opdoen.Wat
wil
dit rapport
zijn?
Dit
rapport is bedoeld als een verslag van on-ze bevindingen inAfrika.
Wij zijn bij hetschrij-ven uitgegaan van de meningen, verlangens en
gedragingen
van
deAfrikanen
diewij hebben
ontmoet
en
gesproken, veelal studenten dus.Maar een letterlijke weergave van de woorden en daden van Afrikaanse studenten is het niet.
In
de eerste plaatsal
omdatwij
het waren die generaliseren moesten, bepalen welke meningen regel waren en welke uitzondering.In de
twee-de plaats omdat de meningen van de studentenniet
altijd
bijdroegentot
ons inzichtin
een be-paald probleem,of
omdatde
studenten over sommige problemen die ons toch wel belangrijk leken nauwelijks een mening hadden.In
zo'ngeval moesten we dus vooral andere Afrikanen,
niet-studenten, aan het woord laten.
lri
deder-de plaats ten slotte omdat
wij
uit
wat
wij
ge-hoord en gezien hebben, hier en daar conclu-sies hebben getrokken en deze ook hebbenver-meld.
Dit
kornt niet a,lleenvmr in
d,ig gwallendat
wij
,het oneenszijn
met de
weergegevenAfrikaanse mening,
maar
ook
in
gevallen,waarin
onze
conc,lusieons
verduidelijkendlijkt, of
waarin we
er
prijs op
stellen onzestem
met nadruk
aan de
Af.rikaansetoe te
voegen.Bij
elk onderwerp hebbenwij
er evenwel zorgvoor
gedragende
positievan de
Afrikaanse student tegenover het probleem zo goedmoge-lijk
aante
geven,ook als
het probleem hemnauwelijks beroert. En onze eigen meningen en
conclusies gaan steeds vergezeld van
waarschu-wingen
als:
het
leek ons toe, naar
het ons
voorkwam,
o.i.,
m.i.Het
leek onsniet
verantwoord dein
Afrika
gehoorde meningen zonder enige aohtergronddit koude'land in te sturen. Daarom hebben wij hen een zeer summiere aohtergrond
rneegege-ven. (artikelen: Geschiedenis en Staatsvoryn en
Universiteiten).
Verder
bevatdit
rapport
gegwensdie
van belang kunnenzijn
om het 'door ons be,gonnenstudentencontaot
te
continueren enzijn
tevensonze voorstel,len neærgelegd
om
tot
een blij-vende uitwisseling,in
welke vorm dan
ook,te
ikornen. Zoalsin
hot rapport
bij
herhalingb{ijkt
is
uitwisselingzeer nutûig,
missohienzelfs,
om
een
vreerndwoord
te
gebruiken,noodzakelijk. Persoonlijke contac,ten spelen in
Afrika
€en groite.rol,
en het wordt
tijd
datde
Afrikanen Europa
en
thet
Westen eens van een andere kant leren kennen dan van deonaangename, hooghartige
en
materiële kant die henzo
lang is voorgehouden enin Afrika
zelf nog welwordt
voorgehouden.Hoewel
in
de eerste plaats bedoeld omin
de Nederlandse studentenprovincie belangstellingte wekken voor
Afrika,
hopenwij
datdit
rap-port
in
handenkomt van
een groter publiek. Een scepticus kan vragenof
hetnu
echt nodigis om belangstelling
voor Afrika
te hebben ener
iets vanaf
te
weten.Wij
geloven van wel.Ten eerste orndat
Afrika
niet meer het ,land isvan de wo,llen borstrotkken die,lieve dames voor de zending breien
of
van
olifanten 'die wegen vooÌr ons ,o'nbegaanbaar maken (het enigebe-richt
over ,onze reis datin
vrijwel
alle Neder-landse kranten heeft gestaan ,ørnatuurlijk
on-juist
was). Dezeen
andere wijdverbreide enin
somm'ige bladen nog vandaag de dag gepro-pageerde vo'orstellingenvan Af¡i,ka
gaan niet me€r op.Ten tweede omdat de
tijd voorbij is
dat menrustig
een verkeerde voorstellingkan
hebbenvan
eenver
volk
in
een. verland, Niets
ismeer ver; en,
of
menwil of
niet, de toeneme-mende nabijheid heeft verkeerde voorstellingen¡¡tri
}iç
van
een andervolk
levensgevaarlijk gemaakt,omdat
zij
gevolgen hebben, reacties uitlokken.Onsclhu,ldige reac,ties sorns, zo'dat
wij
tijdenseen uitstapje
naar
Cape Coastin
Ghana in één dagvier
middelbare scholen moesten be-zoeken,die er
allemaal modern enmooi
uit-zùgen, maùt
niet
zoveel versohildenvan
rnid-delbare scholen
in
Nederland.Voor de
oudeHollandse, Deense, Engelse slavenforten
in
debuurt bleef toen maar weinig
tijd
over, maar dieforten
vonden onze gastherenook
nietzo
be-langrijk.
Dat
washet
oudeAfrika, daarover
kondenwij
thuisin
de krant lezen.Het is
echterniet
onzinnigom te
veronder-stellen,
dat
onze verkeerde voorstellingen vanAfrika
ook reacties zullen uitlokken dre minderonschuldig zijn. Willen
wij
dat voorkomen, danis
enige ,belangstellingvoor
Afrika op
haarplaats, en moeten we er iets van gaan afweten.
Dit
rapport is daarvoor niet genoeg.U
mag hetzelfs ongelezen vregleggen als
u
er de voorkeur aan geeft een paar goede boeken overAfrika
te lezen.Ze
staan vermeldin
de bibliografie.Brug over de Volta (Ghana), dichtbíi de plaats
waar het grote damproject wordt uitgevoerd
:::
Staat
en
staatsburgerschap
Het
is
een bekenden
tot
in
den treure be.schreven
feit
dat de grenzen van detegenwoor-dige Afrikaanse landen
getrokkenzijn
door Europese kolonisatoren,die
meestal niets af-wisten van de etnische, culturele en taalkundi-ge verbandenin
de gebieden diezij, met
een potloodop
dekaart
of
met
een wapenin
de vuist,in
tweeën deelden.De
stam was, op een enkele uitzonderingna, de
enigeen
grootstepolitieke eenheid die de Afrikanen kenden toen
de kolonisatoren kwamen.
De
grenzen van de koloniën hielden weliswaar geen rekenìng metde grenzen van stamgebieden, maar waren op
zich
ook
niet
voldoendeom
nieuwe sociale eenheden te scheppen. De Engelsen pastendik-wijls hun
'indirect
rule'
toe,
gebruikmakendvan de traditionele hoofden en
zó
traditioneleeenheden bestendigend, de Fransen namen het
bestuur
wel zelf
ter
hand,maar
deden toch geen pogingom de
stamals
sociale eenheidaf
te
schaffen.De
grenzen tussen deverschil-lende koloniën bestonden trouwens lange tijd
al,leen
op
papier,en
braohtenin
de de fac,to-toestand geen verandering.Twee processen wijzigden echter
langzamer-hand de status quo.
Het
eerste was demigra-tie van werkzoekenden naar, meestal door Euro-peanen gestichte, nijverheidscentra.
In
de
ste-den bestond geen afgebakendterritoir voor
el-ke stam, en geen stam kon rechtens aanspraak
maken
op
bepaalde arbeidsplaatsen, hoewelsommige beroepen
in
depraktijk
soms wel ge-monopoliseerd werden. Leden vanverschillen-de
stammen kwamener
dagelijksmet
elkaarin
aanraking en moesten met elkaar leven.Het
tweede proces, nauw met het eerstever-bonden, was
de
langzaamop
gang komendeonafhankelijkheidsstrijd,
waarbij de
steun vanhet stadsproletariaat onontbeerlijk was.
Al
zijner aan de
top
wel pogingen gedaan om de on-afhankelijkheidsbewegingen in verschillendeko-loniën te coördineren (met name in Frans
West-Afrika), het
is
duidelijk dat
een centraalge-leide, straffe organisatie vrijwel alleen mogelijk
is
binnen
eenzelfde administratieve eenheid,binnen iedere kolonie apart dus.
In
iedereko-lonie had men weer met andere tegenstanders
te maken, met andere omstandigheden ook, en
moest men een andere tactiek toepassen.
De
onafhankelijkheidsbewegingvond
aan-hang
bij
elke etnische groepering.Er ontstond
als
het
ware een eenheid tussende
bewònersvan eenzelfde kolonie tegen een derde, de
ko-lonisator. IedEreen was het erover eens dat het
land
vrij
moest worden.
Dikwijls
riep
de vraag wat er daarna moest gebeurenal
proble-men
op
die door
verschillende etnischeeen-heden anders werden opgelost (Nigeria, Kenya,
Oeganda, Kongo). Oork maakten e,lkaar de
he-gemonie betwistende leiders
wel
gebruik vande
etnische verdeeldheid.De
nationaleonaf-hankelijkheidsbeweging viel niet zelden
al
vóórde onafhankelijkheid een feit was uiteen in klei-nere eenheden
wier
aanhang vooral op een et-nische basis berustte.Voor
de studenten diewij
ontmoet hebben laghet probleem
in
elk land verschillend,afhanke-lijk
van
het
stadium
van
onafhankelijkheidwaarin het zich bevond en van bijzondere
na-tionale omstandigheden.
In
het
algemeenkan
men stellendat
zij
de noodzaak van nationale eenheid en dus van de doorbrekingvan
de
oude
stamstructuurin-zagen. Soms konden
wij
ons niet aan de indruk onttrekkendat
dit
inzicht veeleer voortsprootuit
het verlangen naar internationale erkenningde eisen van binnenlandse economische en so-ciale ontwikkeling.
Met het
voorbeeldvan
de grote Westerse en Cornmunistische staten voor ogen schaamdenzij
zich
enigszinsvoor
de inhun land
bestaande etnische verbrokkeldheid en gingen soms zover dezete
ontkennen.Bo-vendien geloofden
zij
niet zelden dat hetWes-ten, het Romeinse adagium indachtig, eerr ze-kere verdeeldheid
in
hun
landenwel op
prijsstelde. De nationale eenheid moest het ook bij hen vaak hebben
van
stellingname tegender-den.
Met
name destrijd
tegen een soms ver-meend, soms werkelijk aanwezigneokolonialis-me, dat zich had verschanst
in
het economischleven van de jonge staat
of in
enkele admini-stratieve sleutelposities, wasvaak
eenheidsbe-vorderend en werd ook om die reden wel eens bevorderd.
Wij
hebben echter geen student ge-sproken die een bestendiging van de bestaandestructuur voorstond. Waar zij echter voor
beur-zen, banen, echtgenoten, steun e.d. afhankelijk waren van regionale groeperingen,
of
waar zij alslid
van een minderheidsgroep te lijdenhad-den van een vermeende
of echte
discriminatie,was hun inzicht vooral theoretisch;
in
deprak-tijk
legdenzij
zich dan vaakbij
de bestaandeverdeeldheid neer. Een merkwaardig
verschijn-sel
dat
rechtstreeks verband hieldmet
dena-tionale eenheid
werd
gevormddoor de
pres-tige-uitgaven
voor
nationale festiviteiten,ge-denktekenen, verfraaiing van de steden en
mo-numentale openbare gebouwen e.d.
Het
argu-ment
ter
verdedigingvan
dergelijke uitgaven wasaltijd
dat hetvolk
behoefte had aanzicht-bare en prestige verschaffende kentekenen van
het
bestaanvan
de natie envan
de nationale eenheid.Hoewel de studenten
dit
argument nietafvie-ien, stonden
zij
toch wel
eenskritisch
tegen-over dergelijke uitgaven, vooral
in
die gevallendatandere,noodzakelijker staatsuitgaven achter-wege bleven. Maar belangrijker dan hun kritiek was het feit, dat zij in beginsel toch overtuigd wa-ren van het nut en de uitwerking van dergelijke uitgaven.
Op het nationale vlak werd aan het ideaal van
goed
staatsburgerschap,de
aanvaarding vanduidelijk
omschreven rechtenen
plichten, af-breuk gedaandoor
derealiteit van
zeerper-soonlijke verhoudingen. Nepotisme
en
een ze-kere matevan
corruptie \ilarenniet altijd
uit-zonderingen en ook in de bureaucratie was een
,, Een nat í onal e e enheid"
gevestigde algemeen aanvaarde beroepsethiek
nog vaak een vrome wens.
De
studentenver-zetten zich hiertegen maar
ook dit
verzet leekwel
eens theoretisch;als zijzelf
aande
beurtzouden komen
om de
vruchtenvan
dezege-bruiken (c.q.
afwezigheidvan
gebruiken) teplukken, stond het niet vast dat
zij
er vanzou-den afzien.
Toch
leeker
in
sommige landen een tendensbij
de studenten aanwezig om zich behalve op hun rechten ook op huntoekomsti-ge verantwoordelijkheden en plichten te bezin-nen.
Het
ideaal van Pan-Afrikaanse eenheid leefdeonder de studenten sterk.
Het
namin
de eer-ste plaats de vorm aan van een gepreoccupeerdzijn met, een zich verantwoordelijk voelen voor
Afrika
als
geheel.In
dit
verband speelt ookhet zoeken naar de inhoud
van
begrippen alsAfrican
personality en négritude, waarover el-ders iets meer gezegd wordt, een ro1. Soms wasook het
gemak waarmee mensenuit
verschil-lende delen
van
Afrika
met
elkaar omgingenopvallend, zeker voorzover het Engelstalige en Franstalige
Afrikanen onderling betrof.
Devoornaamste drijfveer leek ons echter het
ver-langen naar het internationale aanzien dat een verenigd
Afrika
zou verwerven, het verlangenook
naar de volledige onafhankelijkheid t.o.v.derden.
Voor de
praktische
moeilijkhedenen de nationale offers die
zo
een eenheid zou vergen, hadden de studenten minder oog, even-als voor hetfeit
dat juist de persoonlijkeaspira-ties van de nationale leiders die eenheid eerder
in
de weg stonden dan bevorderden.Het
zou verkeerdzijn uit dit
alles deconclu-sie
te
trekkendat
het met de Afrikaansena-tionale
en
internationale eenheidzo'n
vaart niet loopt. De conclusie is misschien juist, maarals men haar
trekt
loopt men gevaar een voorAfrika
historische noodzakelijkheidte
ontken-nen. Nationale eenheid
en
internationale een-heid-
het laatste misschien eerder dan heteer-ste, want het
is
niet noodzakelijk om deEuro-pese volgorde aan
te
houden-
is
in
Afrika
een gebiedende eis, waaraan vroegerof
latervoldaan
zal
worden.Als het waar is dat Europa die eenheid in
Afri-ke, nationaal zowel als internationaal,wil
-wil
Europadit
echt?-
danis het ook
onze plichtom
zo loyaal mogelijk meete
werken aan de verwezenlijking ervan.President Kt,ame Nkrumah va.n Ghuno,
voorvechter vun het Panafrikanisnte
tï,..";
-*t,
-*&,d te ,Ã F I t h
1
I
,t¡
"t1Eigen
geschiedenis
en
cultuur
In
Afrika
ten zuiden van de Sahara heeft ge-schiedschrijving, afgezien van de verslagen vanenkele Arabische
en
Europese reizigers, noo,it plaafsgethad. Geschiedenis was een kwestie vanmondoli,nge 'overlevering.
Ook
na
de ko,mst
van de ko'lonisatoren is er lange tij'd niets aan
de bestudering van de geschiedenis gedaan.
Dit
n'ie,t alleen
orndat
zulk
onderzoekeen
kost-bære zaak was,maar ook
omdatde
koloni-satorenzich de
ontwikkelingvan
hun
ko'lo-niale
on'derdanen voorstelden a,ls eenherha-ling van
Europese cultuurstaclia.Het
onder-wijs werd op Europese leest geschoeid en
maak-te
gebruikvan
Europesestof.
(Soms zelfs in die mate dat deAfrikaan
elk bezit van eenge-sohiedenis
en
eoncultuur werd
ontzegd. Thewhíte man,s burden moest
niet
norg eens ver_zwaard worden door de Afrikanen ook een ge-schiedenis
en
eencultuur
te
gevenen
zelf-bewust
te
maken.) Ook missie en zending gin-gen erin princþe
vanuit'dat
voor deaanvaar-ding van
het
Christendom de eigen cultuur en historievan de Afrikanen
eerder eenhinder-paal dan
een
noodzaakwaren,
en
heb'benzich
alleen geïnteresseerdvoor
dat
cultuurbe-standdeeldat
zij
nodig
hadden,de taal.
Met namein
West-Afrikazijn
de afgespü,itsteAf'ri-kaanse ke¡ken echter de springplank geworden
voor
bewegingen diewel
be,langste'ldenin
en idhaakten'op
de trad,itionele cultuur.In
het jongste verleden isin
deze toestand me-de door toedoen van het Afrikaansenationalis-me verandering gekomen. Op de scholen wordt meer aandacht besteed
aan
de
nationale en Afrikaanse geschiedenis, waarnaarhet
onder-zoek,
archeologischen
anderszins,in
volle gang is.Ook is het
de nationalistische leiders-
althansin
West-Afrika;
in
Oost-Afrika
ge-bruikenvooral de
traditionele leidershet
ar-gument
-
duidelijk datzij
hun volgelingenal-leen door hen een zekere trots
in
te boezemenvoor de traditionele cultuur en geschiedenis, het
in
de
koloniale periodezo
geschokte zelfver-trouwen kunnen teruggeven.Dit
te
meerom-dat
de overnameop
grote schaal van Wester-se cultuurelementen, vooralop
het gebied vantechnologie, wetenschap
en
organisatie, voor deAfrikanen
vaak meebrengtdat
zij
zich inhun
oudecultuur
niet
meerthuis
voelen endeze ten dele en soms integraal verwerpen,
ter-wijl
de meest gewenste overname zich toch zoumoeten voltrekken
op
basis van een vertrouw-de, aanvaarde eigen cultuur.Hoe
belangrijk een zeker besef van dewaar-de van het
eigen traditionele cultuurbezit is hebbenwij
menente
merken aan deverschil-len tussen de studenten
in
de Engels- en Frans-sprekende Afrikaanse landen. De Engelsen, met laun'indirect
rule'
en
hun
mietr,o sterk
op assimilatie gerichte kolonisatie, hebbenonge-twijfeld
meer van de oude Afrikaanse cultuurin
stand gelatenbij
de
Afrikaanseintellectu-ele
elite
dan de Fransen. Hoewel de Fransenmeer
uitzonderlijke individuenvan
werkelijk Europees niveau hebben opgeleid dan de En-gelsen,zijn
de Franssprekende Afrikaansestu-denten over
het
algemeen intellectualistischer,extremer
in
hun
meningen, ontwortelder, in-dividueleren
onzekerderdan de
Engelsspre-kende.
Het
leggenvan
contactenmet
studen-ten was voor ons
in
de Franssprekende landenbepaald
moeilijker dan
in
de
Engelsspreken-de.Aan
het, veelal door het nationalisme bevor-derde proces van (her)ontdekking van de eigencultuur zitten echter een aantal haken en ogen,
die niet over het hoofd gezien mogen worden.
In
de eerste plaatsvalt
heel moeilijkte
zeggenl3
f{t
r*u
Eigen geschiedenis
welke cultuurelementen zonder gevaaÍ voor een vertraging van de
vurig
gewenste ontwikkeling bewaard kunnenblijven.
Niemand weetpre-cies hoe
te onderscheiden
tussende voor
de ontwikkeling relevanteen
irrelevantebestand-delen
van de
traditionele Afrikaanse cultuur.In
de tweede plaats draagt eenal te
nadruk-kelijke verwijzing naar het culturele erfgoed hetgevaar
in
zich,
dat
de
verschillendeculture-le eenheden,
de stammen,juist op
grond vande verscheidenheid van
dat
erfgoed binnen denieuwe
natie
weeruit
elkaarzullen
groeien.Een
zekere matiging envooral
de
beklemto-ning van waarlijk
nationale cultuurtrekken isdus geboden. (De hoop leeft dat de ontdekking
van en
oriëntatieop waarlijk
Pan-afrikaanseculturele
waardendit
gevaarvan
fractievor-ming en verbrokkeling voorgoed zaI bezwercn.Aan het synthetische onderzoek van Afrikaanse culturen is echter nog niet veel gedaan).
In
dit
verband is het wellicht nuttig te wijzenop de
rol'die
de begrippenAfrican
personalityen
n'égritude spelen. Hoewol ftret eerste'begrþin de
politieke sfeer geintroduceerd werd doorN'krumah
en
négritudein
de lìteratuur
doo,rAimé Césaire en Léopold Senghor, zijn de twee
begrippen
naar
elkaar toegegroeiden
beteke-nen nu
zoietsals de
oorspronkelijkeen
minof
meer onveranderlijke culturele waarden en karaktereigenschappenvan de Afrikaan;
de Afrikaanse bijdragen aan een zich steedsver-der
ontwikkelende wereldbeschaving.Belang-rijker
dan de vage definitie die ook deAfrika-nen zelf geven is het feit dat het zoeken naar de inhoud
van
de begrippen alomin
Afrika
be-gonnen is, vooral ten gevolge van het innerlijke
conflict
waarin men,door
het verliesvan
ou-de cultuurvormen en de niet zelden geforceerd snelle adoptie van nieuwe, is geraakt. Ondanks
het
feit
dat
hij
veel aan de Europese cultuurontleent beseft de
Afrikaan
dathij
geenEuro-peaan
is
en het ooknooit
wordt, enhij
trachtzich
bewustte
wordenvan
datgenewat
hem anders, Afrikaan, maakt.Hoewel men
in
depraktijk
welziet dat
vanbovenaf bewust
wordt
gepoogdom
oude cul-tuurvormen nieuweinhoud
te
gevenof
op-nieuw opgang
te
doen vinden,zal
de synthesetussen oude
en
nieuwecultuur toch
in
eersteinstantie een individuele aangelegenheid zijn. 1rt
De
Afrikaan
'God gaf de
Afrikaan
arntoede en yele ziekten,nlaor teyens een Tonnig karakter'
Het
begrip 'african per.sonality' heeft depre-tentie
voor alle
Afrikaanse volkente
gelden, hetgeen de vertaling als Afrikaansepersoonlijk-heid
tot
een contradictioin
term'inis maakt.Persoon'lijkheid is en
blijft
persoonlijk.Een andere benadering, met meer perspectief
van het Afrikaan-zijn is mogelijk waar de
Afri-kaan de Westersecultuur
ontmoet,in
casu de Franse en Engelse cultuur.Vaak
wordende
moeilijkhedendie
ontstaanbij
de confrontatie met Westerse systemenof
begrippendoor
deAfrikaan
teruggebracht op een anders-zijn. Aangezien de Westerse cultuur,op
de Islam na, de enige vreemde invloed van belang is geweest inAfrika,
kan men, door een nadere beschouwingvan het verschil
tussende Afrikaanse en Westerse mentaliteit,
al
een redelijkeindruk
krijgen van het anders-zijn.Hieruit
zal
blijken dat
vele verschillen niet zozeer vooÍtkomenuit
dat
anders-zijnvan
deAfrikaan maar
veeleeruit
de
merrkwaardige menta'lite,it van de Westerling, waa¡door de ver-schillen tussen de Afnikanen onderding ook min-derin
nlet geding zijn.Want het begrip
zelf is
sterk afhankelijk vande mate waarìn de Westerling en de Afrikaan
naar
elkaartoe
groeien.De Afrikaan zal
na-melijk, hoezeerhij
zichook
stoot aanbepaal-de
Westerse eigenaardigheden, doorgaan metzich
te
confronterenmet
dit
Westen, omdat de Westersecultuur
de grote attractievan
dewelvaart bezit.
Dit streven
naar welvaart door middel van een naar Westers voorbeeld geor-ganiseerde staatis
zó
sterkdat
dit
wel
aan-passingsmoeilijkheden
moet
gaan geven. (Een Russischeof
Chinese oplossingvan hun
pro-blemen bestaat nog niet. Deze komt paswan-neer de confrontatie met het Westen werkelijk
mislukt.) Ook de
Westerlingkomt
steedskri-tischer
te
staan tegenover de verdiensten vanzijn eigen cultuur.
De
grootste tegenstellingen tussen deWester-ling
en deAfrikaan
komenvoort
uit een
ver-schil
in
levensbeschouwing.In
de
benaderingvan vele zaken
is
deAfrikaan
gwoelsmatiger, emotioneler. Hierdoor speelt erook ín
zijn re-actie eengroter
deelvan zijn
persoonlijkheid meeen
reageerthij
ook
feller,
expressiever.De
zeer vele intermenselijke contactenin
een gecompliceerde moderne maatschappij stellenvaak bijzonder hoge eisen aan het
aanpassings-vermogen van de Westerling, waardoor
hij
ge-dwongen is zijn emoties en agressiviteit te
rem-men en
zelfs ertoewordt
gebrachtrollen
te spelen. Hij is thuis een ander dan op zijn werkof
in
zijn
hobby-club. Hoewelin
iederecul-tuur, ook
in
de Afrikaanse, taboes bestaan, isde Afrikaan
in
zijn
e;rpressiviteitminder
ge-remd dan de
Westerling,die nog
steeds metnadruk moet verklaren dat
hij
het Victoriaansetijdperk heeft
verlaten.De Afrikaan
uit
zichmeer:
in
zijn
dansen,in
zijn
gesprekken, zijnvriendschappen en ook
in
de seksualiteit.Een vriend die men geld leent vraagt men het
niet terug als men weet dat
hij
krapzit.
Hij is
per slot van rekening een vriend.
Als
ik straks
aan de grond zit, krijg ik het wel weer van hem.Een rationeel materialisme
in
dezin
van iedervoor zich, volgens bepaalde regels van
redelijk-heid,
is
zeer
kenmerkendvoor
de Westerse
mentaliteit, en juist hieraan ergert zich de
Afri
kaan. Volgens de code der redelijkheid draait onze maatschappij. Deze redelijkheid
komt
totstand door rationalisering van belangen en
mo-tieven. Emoties worden daarbij niet alleen als
hinderlijk maar
ook als
minderwaardigbe-schouwd.
Het
is pas sindskort dat
onzescho-len
veranderenvan
centratot
het
verwervenStudenten in hun eígen omgeving
van kennis
in
instituten waar een kind zich kanuiten, meer mogelijkheden
ook
heeftom
zich emotioneeluit
de drukken. Zoals een Soedane-se studentdit
verschiluitdrukte:
wij
zijn
sen-timenteel maarwij
zijn niet
zoalsjullie
bangom
onze emoties te tonen.Een andere
uiting
vandit
rationalismeis
hetstreven alles zeker
te willen
stellen.Men
of-fert
het
hedenop voor
een betere toekomstvoor zichzelf of zijn kindercn. De ervaring heeft
echter
ook
geleerddat
dit
risico meestal met succeswordt
beloond. De zorgeloosheidwaar-mee de
Afrikaan de
toekomst tegemoet gaatziet men echter ook
in
Zuid-Europa: ook daarvalt er
niet veelte
'plannen' en is menal
blijals men.het leven heeft.
Yaak ziet
mendat
in
een armoedige streekzonder veel toekomst een volk leeft, niet alleen
met veel ellende, maar ook met veel vreugde,
met een grote emotionaliteit, met een soort
zor-geloosheid ook al grenst deze vaak aan
gelaten-heid. Zoals een
Afrikaan dit
zei:'God gaf
de Afrikanen armoede en vele ziekten, maar tevens een zonnig karakter'. Dat de emotionele enzor-geloze mentaliteit de armoede veroorzaakt ligt onuitgesproken ten grondslag aan de vele theo-rieën, zonder dat het andersom wordt overwogen'
Niettemin: de combinatie doet zich voor.
Wan-neer men dan waarneemt hoe de gewone
Afri-kaan danst, zijn feesten viert, met zijn vriendenomgaat, gastvrijheid verleent en voor zijn fami-lieleden
zorgt,
dan kan men allerminst stellendat hij minder is dan een gewone Franse
of
En-gelse arbeideÍ,îet
zo min als men dat zalzeg-gen van on Grriekse, Spaanse
of
Zuid-Irtaliaanse arbeider. Men kan zelfs tegenover 'de opmerking dat de Afri,kaan twee gezic,hten heeft, stel'len dat de Afrikaan niet, zoalswij,
geleerd heeft orn op één been te lopen.ti
,1
De
blanke
In
één beschouwing een beeldte
willen
ge-ven van de verhouding tussen blanke en Afri-kaan houdtin
dat we de intensiteit van deuit
deze verhouding voortvloeiende problemen
bui-ten beschouwing moeten laten.
In
het algemeenkan
men stellendat
deze intensiteitafhanke-lijk
is
van drie
variabelen,te
weten: dehoe-veelheid aanwezige Europeanen, de kracht van eigen, niot Westerse cultuur en de wijze
waar-op
.gekoloniseerd is. Waar eohter de Afrikaanen de blanke elkaar ontmoeten zijn de redenen
voor wrijving, wanbegrip of contact min of meer
identiek.
Het is
over deze redenen datwij
ietsmeer
willen
zeggeî.De
meningvan
de Afri-kaan zelf hierin te betrekken is moeilijk enge-vaarlijk.
Zijn
hele gevoelslevenis
zozeer be-trokkenbij zijn
beschouwingenin
deze dat weer
afstandvan
moeten nemenom
geenver-keerde
indruk
te
wekkenbij
degenendie
ervan horen buiten zijn milieu en buiten een di-rect persoonlijk contact. Onze interpretatie van gesprekken
en van
hetgeenwe
gezten hebbenzal dus op de voorgrond staan.
Een taxichauffeur
in
Dakar vroeg ons waarwe vandaan kwamen.
'Uit
Ho'l,land?Ik
herin-ner
me hoede
Nederlandersop hun
schepen geen negers toelieten en hoe ze, moest er tocheen aan boord zijn, na zijn vertrek iedere plaats
waar
hij
geweestwas 'sohoo,n'b,oenden.
Er volgde:'dat
is
nu
gelukkig veranderd.De
sa-menwerkingmet
de Europeanenis
uitstekenden er
zijn nooit
moeilijkheden.Zelf
voelik me
soms bijna een F¡ansman.' Vele,n, zowe,l
Afri-kanenals
Europeanen,zullen
het met
deze taxichauffeurniet
eenszijn.
Hij
heeft echtereen belangrijk
punt
aangeraakt.Er is
veel ge-beurd sinds de tweede wereldoorlog.Er
is een snelle ontwikkeling geweest hetzij van eenpa-ternaal gezag over de Afrikaan, hetzij van het
beschouwenvanhetalseen economisch
gebruiks-voorwerp,
naar
een,in
ieder geval materiële, emancipatie. Als medewerker enmedegezagdra-ger heeft de
Europeaande Afrikaan
in
het algemeenlijdelijk
geaccepteerd, somsook
zeerpositief
aanvaard.De
volgendeen minstens
even belangrijke stap
is
echter nogniet
gezet.Deze
is:
de
ontmoetingals
mens!Dit
geldtnatuurlijk
niet voor
iedere blankein
Afrika.
De
zendeling,de
missionaris,de
onderwijzer kunnen alleenin
een ontmoetinghun
beroepuitoefenen. Anderen, een arts, een diplomaat, een zakenman, streven bewust
naar
contactmet de Afrikaanse bevolking. Het is echter niet gemakkelijk een nieuwe houding
te
vinden, tebreken met de oude koloniale instelling.
In
degebieden waar 'se,ttlers' zitten, voedt de
oude-re generatie de jeugd in vooroonlogse be,glippen
op.
Overalwordt
deuit
Europa nieuwaange-lcomene opgevangenen
onderde arrn
geno-men.
Hij
n'eeft
behoefteaan
allerle,i inlich-tin'genen
hij
krijgt
die
,o'ok:waar
hij
m'oetkopen,
wat
hij
moet
beta'len,waar
hij
uit
kan
gaan,hoe
hij
aan een
bediende rnoetkomen en hoe snel aan een rijbewijs,
wat
hij moet aanschaffen omzijn
huis bewoonbaar temaken, etc. Tegelijkertijd,
en zo
tussen neus en lippen door,krijgt
hij
het een en ander tehoren over de Afrikanen met wie
hij
gaatwer-ken; hoe
zij
zijn, hoehij
hen moet aanpakken,hoe
hij
hen
beslistniet
moet aanpakken. De oordelen die dan worden gegeven, worden ge-staafd met een overvloed van voorbeelden diemoeilijk
of
helemaalniet
te
weerleggen zijn. Erg gunstig zijn die oordelen meestal niet, maarze gaan vergezeld van een grote gastvrijheid en
een aantal waardevolle inlichtingen waarvoor de nieuweling dankbaar
is. Wat
hij
zelf
orær deMen heeft hem
alleen een bepaalde richtinggesuggereerd, maar
hij
isvol
goedewil in het
rland gekomen enniet
zo gemak'kelijkte
over-tuigen.Er
zijn
twee redenen waaromde
nieuwelingin zeer vele gevallen toch ongeveer zo gaat
den-ken als
zijn
voorgangers.De
eersteis, dat
dedagelijkse contacten die hij met Afrikanen heeft
hem inderdaad nauwelijks
tot
een andereme-ning
verleiden.Zijn
bediendekomt van
hetplatte
land
en doet domme dingen; weet niet da,t eenpiano
er
niet
is
om
op
te
strijken, weetniet dat
hij
ni'etmet
natte vingers a.a.n het stopcontact moet komen, weetniet dat
jebier en champagne niet
in
dezelfde glazen doet,kortom
weetniet
veel enis
een voortdurendebron van
ergernis.Ook de
mensenmet
wiehij
op kantoor te maken heeft hebbenniet
de efficiëntiedie
zij in
het
moederland hadden;zij
maken veel fouten, vergeten nogal eens waten
moeten achterna gezeten worden.De
tele-foniste schijnt geen behoorlijke verbinding tot stand
te
kunnen brengen; de postwordt
ookwel eens bezorgd bij firma's die een enigszins ge-lijkluidende naam hebben. De mensen met wie
hij
zaken doetzijn
niet zelden corrupt enmoe-ten met geschenken overladen worden
voor
ereen contract
wordt
afgesloten; en somsblijkt
ook de snelheid van de ambtelijke molens waar zijn papieren'doorheen moeten, door hetzwaai-en
met
een ,bankbiljette
kunnen worden op-gevoerd.Hij
isblij
alshij
's middags thuis komt en de dag verder onder zijnsgelijken kandoor-brengen.
Zeker voor zakenlieden
zijn dit
soortcontac-ten eerder regel dan uitzondering.
Ik
hebzon-der
twijfel
overdreven en vergeten te vertellen over die tweeof
drie Afrikanen op het kantoor die wel goedzijn,
de ambtenaar diewel
inte-ger is. Het zijn er echter niet genoeg om de alge-mene indruk weg te nemen.Ook buiten
zijn
werk om ziet de Europeaan in deze landen dingendie
hem geen hoge dunk gevenvan
de inheemse bevolking. Haast elkeAfrikaanse functionaris koopt als het even kan
-op
afbetaling-
een auto, eenduur
huis, een ijskast, een televisietoestel; leeft kortom op eenvoet die veel
te
groot
is. Op
eenlager
ni-veau moet men het met eenfiets
doen, maar danook
elke tweejaar
een nieuwe,onafhan-kelijk van de
slijtage. Deze navolgingvan
deEuropeaan wekt de lachlust op omdat
zij
nooit iets anderskan
wordendan
navolging; tegen detijd
dathij
ingehaald wordtvindt
de blankewel
weeriets
nieuws. Bovendienlijkt
het
er soms op alsof alleen de voorwerpen aangeschaftworden, niet het begrip voor de
gebruiksmoge-lijkheden.
De
ambtenaarmet
de groteauto
-die een levensduur heeft
van
twee, hoogstensdrie jaar - laat zijn vrouw naar de markt lopen.
Maar ook
waarhet
cultuuroverdracht betreft (vrouwen die aluminium pannen kopen in plaats van potten die breken) is de Europeaan geneigd een brede borst op te zetten. Er wordt veel vanzijn cultuur overg€nomen en het gebeurt op een
gebrekkige menselijke manier; wat hij ziet is dat de markt vol zit met allerlei rommel die
in
zijneigen land onverkoopbaaÍ
zov
zijn, en dat dierommel verkocht wordt.
Wat
hij
hoort
is
datin
de schouwburg ookbij
de ontroerende,tragi
sche scènes hartelijk gelachen
wordt
en dat bijgevechten op het witte doek het publiek de rake
klappen scandeert, zoals de Spanjaard met 'o1é'
de passen van de stierenvechter.
Zo
zijn ertien-tallen
verschijnselendie
onuitgelegd blijvenmaar bijdragen
tot
de indruk die de blanke vanhet land krijgt.
De tweede reden waarom de nieuwaangekomen
blanke
zich
aansluitbij
de
vorige spreker is,dat er
in
de
blanke gemeenschap een socialecontrole bestaat op wat de leden denken van de
Afrikanen.
(Opmerkelijkis,
dat
de blanken
onderling en met ons over de Afrikanen praten,
Als
men zou verwachten, dat ze er juist lieverniet over spreken
komt
men bedrogenuit;
het onderwerp fascineert hen.) Afwijkendemeningen worden soms wel, soms niet geduld, maar menis
erin
ieder gevalniet blij
mee.De
afvalligekrijgt ook wel te
horenof
te
voelendat
hij buiten zijn boekje gaat.In
sommige Afrikaanse landen waar een acuut rassenprobleem bestaat(Kenya,
de
Rhodesias,om van
Zuid-Afrlka
rnaarte
zwijgen)wordt
hij
verdermet
de nek aangekeken, maar ookin
andere landen kan hij kritiek verwachten van zijn blanke collegae. Aande universiteit van Ibadan
-
en de universitairegemeenschappen
zijn
nog
het
meest geïntre-geerd - werd een nieuwe lectorin
de sociologie meegedeelddat
menniet
verwachtte,dat
hij ooit de Nigeriaanse native dress aanzoutrekken,dat
deed men niet.Wat men als
blanke wel en niet doet, waar men de naam van deEurope-anen wel en niet mee hoog houdt,
zijn
dingendie de
nieuweling zeldenzo
duidelijk
ver-neemt, maar die hij meestal wel af kan leidenuit
een opgetrokken wenkbrauw, een lachje. Wijzondigen uiteraard nogal eens, maar van ons
ac-cepteert men meer;
wij
blijven
hoogstens een paar weken en bovendien zijn we met onsder-tienen en dus onkwetsbaar.
Wij
kunnen altijd op onszelf terugvallen als we niet geaccepteerdworden.
Het
tragische echteris dat
de blankeenkeling
-
en zelfs het enkele gezin-
deEuro-pese gemeenschap nodig heeft, zowel om psy-chologische als om practische redenen.
Hij
moetzich wel aanpassen en als
hij
zijn
mening niet herziet, zal hij in ieder geval leren om zijn mondte houden als hij het niet eens is met de spreker.
Bij dit
alleskomt
dat de Afrikanen soms de indruk wekken alsofzij
de superioriteit van de Europeaan en hun eigen onvermogen erkennen.De Europeaan heeft dankzij de technische mid-delen waarmee
hij
aankwam de indruk gewektin zekere
zin
almachtigfe
zijn.'Hij
kan alles.Hij
kent geentwijfel,
geen ziekte, geen armoe, geen angst, geen aanpassingsmoeilijkheden'.Dit
idee dat de Europeaan, als
hij
tenminstewil,
aL-les kan is diep doorgedrongenin
de gedachtenvan de Afrikaan, en ook van de Afrikaanse
stu-dent. Het heeft bewondering en grote
verwach-ting opgeroepen. Als er dan toch moeilijkheden
blijken te
zijn in
ontmoeting en samenwerking,kan de Afrikaan dit alleen wijten aan onwìl, aan
kwade bedoeling.
De
verwachtingwordt
dan beschaamde verwachting, de bewondering wordt haat.Het heeft geen zin ons
in dit
rapport te gaanvermeien
in
voorbeelden van kliekjesgeest, vanonwil
of
wanbegripbij
de Europeanen eneven-min
in
voorbeeldenvan
pogingentot
begrip en van ontgoochelingof
resultaat.Het heeft wel zin een aantal punten op te som-men, die naar onze mening de ontmoeting
in
de weg staan.In
hoeverreaaî deze
omstandighe-den iets te doen
valt,
of
dat enige hunner ten-minste voorlopig als data aanvaard moeten wor-den, isvoor
ons moeilijkte
beoordelen.- De Europeaan heeft weinig kans om vanzelf
met ontwikkelde Afrikanen in contact te komen.
De
meeste Europeanen zittenin
de handelof
het
bedrijfsleven.De
meeste goede Afrikanenin
de politiekof in
een overheidsfunctie.Bovenste
loto:
Geen aanpassingsmoeilijkheden Onderste foto: Het afnemen van een parade ter gelegenheid van onafhonkelijksdagín Dakar (Senegal) door Presídent Senghor (uiterst rechts) en de voormalíge premier Mamadou Dia, omgeven door hoge Franse ambtenaren
h
-
De
meeste Europeanen bezettenmiddelba-re of topfuncties. (Een uitzondering zijn de,pe-tits blancs'in de Franstalige gebie'den. Deze
slui-ten zich echter nauw aaneen daar ze zich sterk bedreigd voelen
in
hun
sociale stand). Slechts een klein percentage van de Afrikanen heeft een middelbare school.- Het contact met mede-Europeanen loopt ge-makkelijk; contact zoeken met de Afrikaan kost
veel moeite
en eist initiatief. De
gemiddelde Europeaan .is niet gekomen om contactte
zoe-ken, zoals wij.Hij
kwam voor zijn werk en vooreen goed salaris.
-
De werktijden zijn lang en het klimaat ver_moeiend. Dus weinig
tijd
en weinig energie.-
Het verlof, somstot
drie maanden per jaar, geeft de kans te ontkomen aan de eis zich ge_ heel op zijn Afrikaanse omgeving te richten.- Nader menselijk contact met ondergeschikten is moeilijk. Men kan hen b.v. niet thuis uitnodi-gen omdat het de hiërarchie
in
het bedrijf zou verstoren.-
Het is
belangrijkdat ook
deAfrikaan
zich gaat realiseren dat er voor de EuropeaaninAfri-ka vele en grote moeilijkheden zijn. En dat hoegoed ook zijn wil. is, zijn pogingen nog op vele manieren schipbreuk kunnen lijden. Minder
ver-wachten en minder opzien
kan
de ontmoeting alleen soepelerdoen
lopen.-
Hetligt
voor de hand de verschillen als een rasverschilte
beschouwen. De Afrikanen doenhet zelf. ook.
Dat
hetvaak
een cultuurverschilis, is moeilijk fe zien; zoals in de
Zuid-Oost-Azi-atische landen. Men kan er dan ook gemakkelijk
toe komen'de Europese cultuur tegeno'ver een
to-tale
afwezigheidvan cultuur,
een vacuüm, testellen.In deze conceptie is het moeilijk te
accep-teren dat
er
van een uitwisseling, een naarel-kaar
toegroeien sprakezou zijn, er
is slechts
plaats voor een eenzijdig overdragen.
- De rassendiscriminatìe in de wereld maakt het de Afrikaan moeilijk
in
de goedewil
vanblan-ken
in
hun landen te geloven.De persoonlijke ervaring van deze discrimina_
tie, die bijna iedere Afrikaan die b.v. de U.S.A. bezoekt, opdoet,
krijgt
snel algemenebekend-heid. Juist omdat
het hier om
rassendiscrimi_natie gaat, dus blank tegen zwart,
wordt
deze ervaring in principe op ieder blanke, zonder dif_ ferentiatie naar land, overgedragen.-
DeAfrikaan
kent Europa niet.Het
is voor hem een soortHof
van Eden, waar alles let_terlijk
enfiguurlijk op
rolletjesloopt.
Er
zijn naar zijn gevoel geen armen, geen zieken, geenbangen! Een
in
bredere lagen doordringendbe-sef van de onjuistheid van deze opvatting zou de
tegenstelling wat betrekkelijker maken. Het zou de
Afrikaan
zelfrespect en meer vertrouwen in zijn eigen verworvenheid geven in zijn relatie totde individuele Europeaan.
Hierom
achten wij het van belang dat de Afrika¿nse student meer kansenkrijgt
dieperin
het o.a. Nederlandse ge-zins - en sociale - leven te dringen.-
De
Europeaan zietAfrika
alshet
,donkere continent',vol
wildernis,wilde
dansen, schevehutten, fetisjen.
Dit
zijn zaken diewij
niet heb_ ben, die ons dus boeien.Dat er
moderne ste-denzijn wordt wel
verteld,maar
we
verge-ten het, het spreekt niet aan; we hebben ze im-mers ook.
Dit
is een doornin
het oog van deAfrikaan.
Hij
is hard
bezig aanzijn
materiëlevooruitgang en hij
wil
dat erkend en bewonderd zien.Hier ligt een taak voor onze scholen; de
tijd
dergrote ondekkingsreizigers is voorbij, de minder
oorspronkelijke, minder romantische,
maarboeiende en soms spectaculaire race naar de
mo-derne
tijd is
begonnen.- De voorlichting van hen die zelf naar
Afrika
gaan is vaak zeer summier.
Zo
vertelde een zeer hooggeplaatste vertegenwoordiger van een Eu-ropees land me, dathij
stomverbaasd was toenzijn standplaats in
Afrika
een moderne stad was.Hij
had gedacht eens echt tussen de kannibalenterecht te komen,
Afrikaanse
studenten
in
de
politiek
Als
je
henzo
bij
elkaar
zietin
de
'Junior Common room',lui achteroverliggend
met een krant, of razendsnel en met de vervaarlijke klap-pen van geroutineerde klaverjassers damstenenverschuivend,
of
luidruchtig met elkaarin
ge-sprek, geloof je niet dat deze zelfde Afrikaanse studenten zich zo serieus ñemen
in
de politiek,Wij
Nederlandse studenten zijn zo gewend, dat iedereen het toch beter weet en dat er niet naar ons geluisterd wordt, datwij
er vrede meeheb-ben niets te betekenen
in
de politiek, en dat wezelfs
eensoort
ideologieontwikkeld
hebben waarmee we onze bescheidenheid en ons gebrekaan belangstelling rechtvaardigen.
In
de Afri-kaanse landenis
dat
anders, maarik
had
ertoch lange
tijd
moeite mee om niet zonder meeraan
te
nemen,dat
onze bescheidenhçid beterwas dan hun pretenties.
Nu
is hetin
ieder ge-val zo ver datik
het niet meer weet.De argumenten waarmee zij hun politieke par-ticipatie verdedigen, klinken heel redelijk, zij het
niet
bescheiden.In
de eerste plaats, zeggen de studenten, begrijpenwij
veel beterwat er
ge-beurt en
wat
bepaaldefiguren
doenen
wil-len,
dande
grote ongeletterde massavan
hetvolk.
Diekan
maar weinig overzien enbegrij-pen, is afhankelijk van de man of de krant die de noodzakelijke uitleg verstrekt, en laat zich
mak-kelijk
om detuin
leiden, als iemand daaropuit
mochtzijn.
Prompte, gefundeerdekritiek
kanmen van de massa niet verwachten, wel tekenen
van ontevredenheid die niet de bedoelde
uitwer-king
hebben endie
bovendien misbruiktkun-nen worden.
Wij
studenten moetendus
als eersten klaarstaan om de regering van kritiek tedienen
en om het thuisfront
duidelijkte
ma-ken waarom het eigenlijk gaat. Er is buiten ons
niemand die dat kan doen, althans niemand die zich al of niet op de een of andere wijze politiek
gebonden heeft
en
duszijn
onafhankelijkheidkwijt
is. Want dat is van enorm belang: dat wij nog niet bang hoeven te zijn om een baantje teverliezen
of
naar een ondergeschikte plaats inde
partij
verwezen te worden, datwij
als groeponafhankelijk kunnen oordelen. Dat kan verder haast niemand, en daarom moeten wij het doen. Plichtsbesef
is
nog geen belangstelling, en erzijn
dan ook nog andere redenenvoor
depoli-tieke
bedrijvigheidvan de
studenten.In
dezelanden is de politiek allesoverheersend: wie iets
wil doen of zelf iets
wil
worden moet vrijwelal-tijd
de politiek in.In
handel en industrie, en aan de universiteiten, kan men wel een goed bestaanvinden, maar de bekendheid moet komen van een politieke loopbaan.
Dat
ookal,
omdat het element van minof
meer meetbare kundigheid, dat bij ons als het goed is, de grootsterol
speeltbij
promoties en aanstellingen, hier over het al-gemeen minder belangrijkis
dan iemandsper-soonlijke relaties
en
afkomst.Om het
anders te zeggen: het doet er in deze landen enorm veeltoe wie je bent, hoe je heet en waar je vandaan
komt, en wie je kent: de contractuele betrekkin-gen tussen mensen hebben nog niet geheel die
objectieve zakelijkheid die kenmerkend ìs voor
Westerse maatschappij.
Het
gevolgis
dat menin zekere zin hier wel gedwongen is aan politiek
te
doen, want daarvan hangen de banenaf
en de carrières. De meeste banen liggen trouwensüberhaupt
in
de overheidssfeer: niet alleenom-dat andere werkterreinen nog zo weinig ontwik-keld
zijn,
maarook
omdat de staat hier meerfuncties te vervullen heeft, zich met meer moet bemoeien, dan
bij
ons.Voor
toekomstige amb-tenaren, die zich haast allemaal metbeleidsvra-gen moeten gaan bezighouden,
is
politieke be-langstelling een vereiste.Studentensociëteit, lbadan (Nígeria)
om aan politiek te doen overigens echt.
In
Gha-na, waaÍ ze
door
de regering eentijd
geledenop
non-actief gesteld werden, meendeik
zelfs een zekere gefrustreerdheidbij
hen op temer-ken. Na de laatste demonstratie werden van 45
studenten en beurzen ingetrokken en dus de car-rières gebroken, en voorlopig
lijkt
de rustverze-kerd. Ook
in
Soedan bestondbij
de studenten een zerkere ergernis 'over het feit 'dat zij de re,ge-ring eigenlijk weinig concreets kunnen verwijten en alleen alszij
hette
bont maakten voor een tijdje naar huis gestuurd werden, als lastige jon-gens die wel ouder en wijzer zouden worden.In
de
Franssprekende gebieden waren destuden-22
ten extremer, feller
in
hun opvattingen, haddenechter weinig invloed
op
de
regering. Alleen in Nigeria e,n Oeganda hebik
Afrikaanse studen-ten hun rol van critici nog ongehinderd zienver-vullen. Ook daar waren
zij
de regering wel eenste
luidruchtig,maar dan kwam
er
alleen ie-mand om hen dat te vertellen, verder gebeurdeer
nie,ts.Ik
heb bijgewoond hoe Ahmadlr Be'l-1o, de premier van Noord-Nigeria, en achter deschermen waarschijnlijk de machtigste man van
Nigeria, iets dergelijks deed
in
de Universiteit van Ibadan.Hij
had maar een kwartier de tijd,en de zaal was hem bijna vijandig gezind.
Ik
hebnog
nooit
iemand zo knap zien manoeuvreretl.Hij
kwam binnen zoalshij
was: Sultan van So-koto, maohtigste vertegenwoord'iger van het tra-clitionele noordelijke gezag vaî emirs enhoof-den, dat
bij
de studenten zo impopulair is,om-geven
door
een stoet hoogwaardigheidsbekle-ders, kostbaar en kleurrijk gekleed, zwaar:daar-in deed hij geen enkele concessie.
Hij
sprak toen misschien vijftien minuten, over de eenheid vanNigeria, die er was en die zou blijven bestaan,
over de goede verstandhouding tussen de
rege-ringen
van de
verschillende regions,over
deplicht van
de studentenom hun land
mee tehelpen opbouwen,
en
om
kritiek
te leveren,
maar dan
ook
een verantwoordekritiek.
Bijnaaan het eind, paternaal en een tikje
uit
dehoog-te, zei hij, dat hij een goede methode had om al te veeleisende
critici
de mondte
snoeren:hij gaf
hen een verantwoordelijke baan, dan merkten zijzelf
weldat
het nietzo
gemakkelijk was. Het kwamer
allemaaluit
met
een gemak en een zelfvertrouwen dat de studenten overdonderde.Toen hij wegging werd hij luid toegejuicht, door
een zaal die erop had zitten wachten om hem
impertinente vragen te stellen en vervolgens uit te jotrwen, zoa'ls ,ik het
in
Oegan'da heb zien ge-beur.en toen de eerste minister aan de universite,itpartij-propaganda kwam spuien. Twee weken na ons vertrek
uit
Nigeria lasik in
de krant dat de premier van het land,Dr.
Azikiwe,bij de
stu-denten ongetwijfeld de populairste politicus, aan dezelfde universiteit de studenten n'o,gmaals ophun
verantwoordelijkheidals
critici
gewezen had.Kennelijk is het dus nodig om dat van
tijd
tottijd
te
doen.Als
ik
mezelf afvraagwat
mijneigen indruk is van de wijze waarop de
studen-ten politiek bedrijven, kom
ik tot
tegenstrijdigeleiders
van hun land hoeft
geen verbazing tewekken, en daarin liggen de gevaren ook niet.
Die liggen in de neiging tot oordelen zonder
vol-doende kennis van zaken en zonder veel nuan-ces, en
in
de hier en daar toch wel teonderken-nen voorkeur
voor
de contramine.Die
neigin-gen worden gevaarlijk zodra de studenten
in-vloed genoeg krijgen om hun wil door te drijven.
De
opzegging van het defensiepact metEnge-land door Nigeria schijnt bijvoorbeeld ten dele toegeschreven
te
moeten wordenaan de
in-vloed van de studenten.De
invloedis er
dus, althans in Nigeria, en nu hangt het maar van de studenten zelfaf
hoezij
die aanwenden, voorde opzegging van een defensiepact dat men in-derdaad kon missen, of voor andere stappen.
Verschillende eigenaardigheden spelen
trou-wens een rol
bij
de politieke bedrijvigheid van de studenten.Zo
zijnzij
bijvoorbeeldin
de eer-ste plaats geïnteresseerdìn hun
eigenland
enAfrika,
en veel minderin
andere werelddelen.De preoccupatie met
Afrika
en vooral met de strijd tegen het kolonialisme, mag ons, die deze strijd als uitgest'reden besch'ouwen wat a'l te een-zijdig en fanatiek voorkomen,zij
is er nietmin-der
reëelom.
En
als
ik
eerlijk
benmoet
ik bekennendat het
kolon,ialismein
Afrika nog
geen verleden is.Sir Roy
machineertin
Rho-desia; Verwoerd maakt rare sprongen
in
Zúd-Afrika;
bijna iedereen zweert samenin
Kongo;de Fransen hebben nog een vaste greep op hun vroegere koloniën bezuiden de Sahara, etc. En zelfs als dat allemaal niet zo was, zou het naTef zijn om te veronderstellen dat de Afrikanen ons ineens voor brave jongens zullen houden nadat
wij
het een of andere papier hebben getekend.De psychologische breuk tussen het kolonialis-tisch
zijn
en het nietzijn ligt bij
ons, niet aanhun kant.
Zij
gaan door met argwanend rond tekijken of er niet toch ergens een klein koloniaal-tje bezìg is zich een nestje te bouwen.
Ik
moetook
zeggen datik
meermalen onder de indruk ben gekomen van hun kennis vanza-ken en namen
in
de Afrikaanse politiek. WeinigNederlandse studenten zullen weten wie
bijvoor-beeld de No,orse ministerpresident is; hier weet
men het Afrikaanse equivalent meestal wel, en ook, hoe de man
in
de politiek terechtkwam en waar hij ongeveer voor staat. Deze feiten -voor-al
namenkennis-
de personenzijn,
ik
zei het reeds,irr
deze landen zeer belangrijk-
gaat inde binnenlandse politiek nog veel verder. Of dat
Wij
lopen collegede objectiviteit van het oo¡deel ten goede komt
durf ik
niet te zeggen. Enerzijds is het me twee maal gebeurd dat ik zo objectief over de binnen-landse politieke verhoudingen werd voorgelicht,waarom mijn zegsman bij de partij hoorde
waar-van
hij
beweerdelid
tezijn,
en nietbij
dean-dere.
Hij
hadzijn
eigenpartij
steekpenningenlaten aannemen, corrupt laten
zijn,
domhedenlaten beweren, etc. Anderzijds is het juist
in
debinnenlandse politiek dat de studenten zich het
meest
laten
meeslependoor hun
persoonlijkesympathieën
en
antipathieën,en
de
persoonbekritiseren zonder
al
te veel achtte
slaan opwat
hij
bereikt.p,\fi}{ttorj
à[!i!r]i ¡ 11i!\lliiì\
In
Europaen
de restvan
de wereldzijn
zijveel minder geïnteresseerd. Als
de
imperialis-ten - zoals zo langzamerhand iedere blanke ge-noemd
wordt; zelfs als
je
een dagje uitgaat noemthet
meisje naastje
in
de bus
je
een imperialist en schatert hetuit -
als de imperia-listen elkaar willen uitmoorden moetenzij
hun gang maar gaan.Dat
George Orwell voorspeldheeft dat die imperialisten hun oorlogen
in
de toekomstin Afrika
zullen gaan uitvechten, zijnzij
zichniet
bewust.Wat
henwel
interesseertzijn de
communistische landen,in
de
eerste plaats omdatzij
er
zo weinig van afweten, in de tweede plaats omdatzij
de neiging hebbenom aan te nemen dat als het Westen liegt, de
Dorp aan Ghana's kust met op dc achtergrond het Fort-Amsterdam
Communisten wel de waarhei'd zullen spre,ken. Het zou m.i. echter dom
zijn
om dezenìeuws-gierigheid
te
zienals
een afglijdennaar
het Cornmun,isme.Laat
hen rnaar gaankijken;
ze zullen het zeker evenkritisch
doen als eldersen hun
ervaringen worden heuswel
bekend.Zolang Ghanese studenten nog
in
detaal
vanhun stam naar huis schrijven om de Russische censuur te ontlopen, is er weinig te vrezen.
Het
iser
dus allemaal, de objectiviteit en het haastige oordeel, de gevaren en voordelen vanpolitieke invloed,
de
kennisvan
zakenen
de zalige onwetendheid, maar de gevolgen die hetheeft
zijn
moeilijk te overzien.11 I I ¡ì