• No results found

Het meten van het innovatief vermogen van een MKB-onderneming

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het meten van het innovatief vermogen van een MKB-onderneming "

Copied!
69
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Innovatiekracht

Het meten van het innovatief vermogen van een MKB-onderneming

Afstudeerscriptie

Februari 2005

Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Bedrijfskunde

Afdeling Business Development

Auteur M.W. Nijveldt

Studentnummer 0954381

1e begeleider dr. ir. H. van de Water 2e begeleider drs. W. Prins

Bedrijf Syntens Groningen Begeleider bedrijf R. Douma

De auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van dit verslag Copyright © 2005 Groningen

(2)

Vanuit de politiek bestaat de wens, zeker in combinatie met de eenwording van Europa, om het concurrentievermogen van de Nederlandse economie te vergroten.

Een manier die de politiek wil gebruiken om dit te bereiken is het vergroten van het innovatief vermogen van het midden- en kleinbedrijf. Met betrekking tot dit laatste punt heeft Syntens, als uitvoeringinstantie, de opdracht vanuit het ministerie van Economische Zaken gekregen om het innovatief vermogen van het midden- en kleinbedrijf te vergroten.

Syntens moet verantwoording afleggen aan ministerie van Economische Zaken met betrekking tot het geleverde werk. Hiervoor is echter geen model beschikbaar.

Het doel van dit onderzoek is:

1. Het ontwerpen van een model waarmee het voor de medewerkers van Syntens mogelijk is om het innovatief vermogen van een willekeurige onderneming uit het midden- en kleinbedrijf op betrouwbare en valide wijze te meten;

2. Een eerste stap zetten naar een model waarmee Syntens verantwoording af kan leggen aan het ministerie van Economische Zaken met betrekking tot haar bijdrage aan het versterken van het innovatief vermogen van het midden- en kleinbedrijf.

Uit het onderzoek dient een model voort te komen waarmee het innovatief vermogen van een onderneming uit het midden- en kleinbedrijf te meten is. Dit model kan gebruikt worden door de adviseurs van Syntens bij het adviesproces. Daarnaast is dit model een eerste stap op weg naar een model waarmee Syntens verantwoording kan afleggen aan het ministerie van Economische Zaken. Om verantwoording te kunnen afleggen aan het ministerie van Economische Zaken is namelijk meer nodig dan alleen een model waarmee het innovatief vermogen van een onderneming kan worden gemeten. Er dient nog verder onderzoek gedaan te worden naar de werkelijke bijdrage van Syntens aan het versterken van het innovatief vermogen en hoe efficiënt deze bijdrage tot stand is gekomen. In het kader van het huidige onderzoek is dit echter niet mogelijk.

Om tot dit doel te komen dient een aantal stappen doorlopen te worden, namelijk:

specificatie, ontwerp en realisatie.

Specificatie

De specificatie bevat eisen die vanuit de literatuur en vanuit Syntens aan het te ontwerpen model gesteld worden. Belangrijk hierbij is de doelbepaling, het model dient het innovatief vermogen van een willekeurige onderneming uit het midden- en kleinbedijf op betrouwbare en valide wijze te meten.

(3)

Bij het ontwerp van het model maakt Jonker19 een onderscheid tussen een conceptueel diagnosemodel en een diagnose-instrument. Het belangrijkste verschil tussen beiden is dat een instrument een verdere uitwerking, operationalisatie, van een

diagnosemodel is. Bij het conceptueel diagnosemodel wordt bepaald wat er gemeten dient te worden. Bij het diagnose-instrument wordt bepaald hoe datgene gemeten kan worden. Het model geeft het 'plaatje' van het probleem. Verdere uitwerking van dit plaatje vraagt om indicatoren (aan de hand van welke verschijnselen en/of zaken bepalen we wat er aan de hand is) en een manier om dat te doen (werkwijze).

Wanneer ook deze keuzes gemaakt zijn kan een en ander vervolgens vertaald worden in concreet te stellen vragen.

Voor het opstellen van het conceptueel diagnosemodel zal in de wetenschappelijke literatuur gezocht worden naar welke elementen het innovatief vermogen van een onderneming beïnvloeden. Dit is het antwoord op de vraag wat er gemeten dient te worden.

Na de beschrijving, beoordeling en vergelijking van de verschillende modellen is gekozen voor het model van Gosselink als conceptueel diagnosemodel.

Het model van Gosselink bestaat uit zeven dimensies, waar het innovatief vermogen van een onderneming een resultante van is.

ƒ Strategie

ƒ Human Resources

ƒ Bedrijfscultuur

ƒ Structuur en systemen

ƒ Technologie

ƒ Financiële arrangementen

ƒ Externe omgeving Vormgeving

Bij het vormgeven van het diagnose-instrument zullen bovenstaande dimensies met behulp van specifieke, op een bepaald element gerichte wetenschappelijke literatuur worden uitgewerkt en geoperationaliseerd. Het gaat dan om de vraag hoe de elementen gemeten kunnen worden. Dit resulteert in een lijst met indicatoren en de daaruit voortvloeiende vragen.

Vervolgens wordt het praktische gebruik van het model beschreven. Het model uit het onderzoek kan op twee manieren gebruikt worden. Ten eerste kunnen de adviseurs van Syntens het model gebruiken om het innovatief vermogen van een onderneming te meten. Hiervoor dient de vragenlijst door de onderneming zelf ingevuld te worden.

De adviseur kan op basis van deze antwoorden bepalen of een indicator wel of niet aanwezig is en op die manier het innovatief vermogen in kaart brengen. Ten tweede is het model te gebruiken als een eerste stap op weg naar een model dat Syntens kan gebruiken om verantwoording af te leggen aan het ministerie van Economische Zaken.

(4)

Bij de realisatie wordt eerst het model besproken met behulp van de terminologie van Jonker voor een goed meetinstrument. Daarna zal het ontwerp getoetst worden aan de specificaties uit hoofdstuk drie.

Het tweede deel van de doelstelling van dit onderzoek is:Een eerste stap zetten naar een model waarmee Syntens verantwoording af kan leggen aan het ministerie van Economische Zaken met betrekking tot haar bijdrage aan het versterken van het innovatief vermogen van het midden- en kleinbedrijf.

Om verantwoording te kunnen afleggen aan het ministerie van Economische Zaken is namelijk meer nodig dan alleen een model waarmee het innovatief vermogen van een onderneming kan worden gemeten. Het model uit dit onderzoek is dan ook te zien als een eerste stap op weg naar een model waarmee Syntens verantwoording aan het ministerie van Economische Zaken kan afleggen. Er dient nog verder onderzoek gedaan te worden naar de werkelijke bijdrage van Syntens aan het versterken van het innovatief vermogen en hoe efficiënt deze bijdrage tot stand is gekomen.

Conclusie en aanbevelingen

De conclusie van het onderzoek is dat met het ontworpen model het innovatief vermogen van een onderneming uit het midden- en kleinbedrijf te meten is.

Het dient wel aanbeveling om de relatie tussen advisering door Syntens en de toename van het innovatief vermogen van een onderneming verder te onderzoeken.

Syntens wordt gesubsidieerd door het ministerie van Economische Zaken. Het is dan ook belangrijk dat het model waarmee verantwoording is af te leggen aan het ministerie van Economische Zaken de goedkeuring verkrijgt van dit ministerie. Het dient aanbeveling dat Syntens zelf overlegt met het ministerie van Economische Zaken over de invulling van het vervolg onderzoek.

(5)

Deze scriptie is geschreven als laatste opdracht van mijn studie Bedrijfskunde, afstudeerrichting Business Development aan de Rijksuniversiteit van Groningen. De scriptie is gebaseerd op literatuuronderzoek uitgevoerd bij Syntens Groningen.

Syntens Groningen bood mij de kans om onderzoek te doen naar een complex onderwerp, dat goed aansluit met mijn afstudeerrichting en erg actueel is.

Ik wil hier iedereen bedanken die mij geholpen en gesteund heeft gedurende deze laatste fase van mijn studie.

Ik wil mijn ouders bedanken voor hun steun en vooral voor hun geduld.

Mijn vriendin wil ik bedanken voor haar inzet en onvoorwaardelijke steun. Ik weet nu dat ik altijd op je kan rekenen.

Ten slotte wil ik graag dhr. D.B. Wielinga bedanken voor de begeleiding gedurende de laatste afrondende fase van deze scriptie.

Ook wil ik mijn begeleiders aan de Rijksuniversiteit Groningen dhr. dr. ir. H. van de Water en dhr. drs. W. Prins bedanken, voor hun opmerkingen en bijdragen die ze hebben gegeven tijdens mijn afstuderen.

Mark Nijveldt

Groningen, 21 februari, 2005

(6)

Inleiding ...7

Hoofdstuk 1 Contextverkenning...8

1.1 Achtergrond ...8

1.2 Beschrijving Syntens ...10

Hoofdstuk 2 Onderzoeksopzet ...13

2.1 Probleemstelling ...13

2.2 Onderzoeksmodel ...16

2.3 Onderzoeksverantwoording ...18

2.4 Definities...21

Hoofdstuk 3 Specificatie ...22

3.1 Eisen aangetroffen in de literatuur ...23

3.2 Eisen vanuit Syntens ...24

Hoofdstuk 4 Ontwerp ...27

4.1 Conceptueel diagnosemodel ...28

4.2 Beschrijving complete modellen...29

4.3 Vergelijking van de modellen ...34

4.4 Diagnose-instrument ...38

Hoofdstuk 5 Vormgeving ...40

5.1 Constructie diagnose-instrument ...41

5.2 Praktisch gebruik van het model...54

Hoofdstuk 6 Realisatie ...57

6.1 Beoordeling model...57

6.2 Toetsing aan specificaties vanuit de literatuur...58

6.3 Toetsing aan de specificaties vanuit Syntens...59

Hoofdstuk 7 Conclusie...61

7.1 Conclusies ontwerpvragen ...61

7.2 Algemene Conclusie ...63

7.3 Aanbevelingen ...63

7.4 Eigen Reflectie...64

Referentielijst ...68

Literatuurlijst

Bijlagen

1. Definitie van het middelgroot- en kleinbedrijf 2. Definitie innovatie en innovatief vermogen 3. Vergelijking modellen

4. Overzicht modellen

5. Gekozen modellen uitgeschreven 6. Vragenlijst

7. Scorelijst van indicatoren

(7)

Inleiding

Syntens is het innovatienetwerk voor het midden- en kleinbedrijf. Haar opdrachtgever is het ministerie van Economische Zaken. Deze heeft Syntens als missie meegegeven:

het versterken van het vernieuwend vermogen van het midden- en kleinbedrijf.

In deze scriptie wordt een model, waarmee het innovatief vermogen van een onderneming uit het midden- en kleinbedrijf gemeten kan worden, ontworpen.

In het eerste hoofdstuk wordt de achtergrond van het onderzoek beschreven en wordt een beschrijving van Syntens gegeven. Hoofdstuk twee behandelt de onderzoeksopzet. In hoofdstuk drie wordt de specificatie behandeld. In dat hoofdstuk zal beschreven worden welke eisen aan het te ontwerpen model gesteld worden door wetenschappelijke literatuur en Syntens. Vervolgens worden in hoofdstuk vier modellen uit de literatuur beschreven en beoordeeld. Het model dat hieruit voorvloeit wordt in hoofdstuk vijf vormgegeven. In hoofdstuk zes zal het model uit hoofdstuk vijf beoordeeld worden en vergeleken met de specificaties uit hoofdstuk drie.

Met de conclusie in hoofdstuk zeven wordt de scriptie afgesloten.

(8)

Hoofdstuk 1 Contextverkenning

Dit hoofdstuk vormt een inleiding voor het afstudeerverslag. Er wordt begonnen met het beschrijven van de achtergrond van dit onderzoek. Verder zal in dit hoofdstuk een beschrijving van Syntens plaats vinden.

1.1 Achtergrond

In maart 2000 is in Lissabon tijdens het Europees overleg besloten dat de economie van Europa een dynamische kenniseconomie dient te worden. Dit om de concurrentiepositie ten opzichte van Japan en Amerika te verbeteren. Het ministerie van Economische Zaken heeft de taak om de Nederlandse economie conform de afspraken meer dynamisch te maken1

In Nederland waren, aan het eind van 2001, 785.000 bedrijven actief. 99% van deze bedrijven behoort tot het midden- en kleinbedrijf (MKB). Het midden- en kleinbedrijf zorgde in 2001 verder voor 2/3 van de werkgelegenheid.2 Het midden- en kleinbedrijf wordt dan ook door velen als de motor van de economie gezien, zoals ook uit onderstaande voorbeelden blijkt.

"Dankzij de werkgelegenheidsgroei en innovatieve kracht zorgt het midden-en kleinbedrijf voor een belangrijk deel van de economische groei van Nederland. Er is een positief verband tussen een relatief goed draaiend en snel groeiend midden- en kleinbedrijf en een voorspoedige economische groei van een land, op een later tijdstip. Het bewijst dat het midden- en kleinbedrijf een onafhankelijke bron is van economische groei, ofwel dat het midden- en kleinbedrijf economische groei doorgeeft. Een economisch gezond midden- en kleinbedrijf is een algemeen maatschappelijk belang".

Deze uitspraken deed dr. A.H.E.M. Wellink, president van De Nederlandsche Bank, tijdens het Slot Zeist Congres van de Stichting Maatschappelijk Ondernemen van MKB-Nederland.3

Het overgrote deel van de bedrijven in Nederland behoort tot het midden- en kleinbedrijf (99%). Bindende midden- en kleinbedrijf-kenmerken zijn: kleinschalig, wendbaar, innovatief, teamgeest en verantwoordelijkheid. In het midden- en kleinbedrijf werken ruim 2,8 miljoen mensen en het is nog altijd de banenmotor bij uitstek.

De economische situatie van Nederland is sterk gewijzigd. Na jaren van sterke groei is er sprake van hapering. Er is hoge inflatie, de lonen stijgen, terwijl de arbeidsproductiviteit niet meegroeit en er is in bepaalde sectoren krapte op de arbeidsmarkt.

Meer dan ooit is het zaak ondernemerschap te stimuleren; volop ruimte te geven.

Kabinet en parlement hebben hierin een grote verantwoordelijkheid. Het gaat erom het midden- en kleinbedrijf als uitgangspunt voor beleid te maken. Dáár begint het,

(9)

Het ministerie van Economische Zaken richt zich dan ook op het verbeteren van de concurrentiepositie van het midden- en kleinbedrijf. Zij heeft hiertoe onder andere Syntens de opdracht gegeven het innovatief vermogen van het midden- en kleinbedrijf te vergroten.

De missie van Syntens luidt: het versterken van het vernieuwend vermogen van het midden- en kleinbedrijf. Om dit te bereiken heeft Syntens adviseurs in dienst die ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf advies geven en begeleiden bij vernieuwingsprojecten. Het begrip innovatief vermogen is echter niet (formeel) duidelijk geformuleerd. Het is dan ook moeilijk te bepalen of het innovatief vermogen werkelijk is versterkt. De resultaten van de werkzaamheden van de adviseurs van Syntens kunnen daarom niet op waarde worden geschat. In het kader van de professionalisering van het adviesproces is het dan ook nodig om het begrip innovatief vermogen meetbaar te maken.

Er is een tweetal redenen te onderscheiden waarom het meetbaar maken van het begrip innovatief vermogen van belang is voor Syntens:

1. Door het meetbaar maken van het begrip innovatief vermogen krijgt de adviseur van Syntens een beter inzicht in het innovatief vermogen van een onderneming.

2. De bijdrage van het door Syntens geleverde werk aan het versterken van het innovatief vermogen van het midden- en kleinbedrijf moet op haar juiste merites kunnen worden beoordeeld.

ad. 1

Binnen Syntens is geen formeel model beschikbaar waarmee het innovatief vermogen van een onderneming te meten is. De adviseurs van Syntens beoordelen op dit moment het innovatief vermogen van een onderneming naar eigen inzicht. Binnen Syntens bestaat de behoefte naar een uniform model om de adviseurs te ondersteunen bij het adviestraject. De adviseurs kunnen dan met behulp van dit uniforme model het innovatief vermogen van ondernemingen op gelijke wijze meten. Het uniforme model kan gebruikt worden om het innovatief vermogen van een onderneming te meten. Een meting voorafgaand aan het adviestraject geeft inzicht of, dan wel waar, er hiaten zitten in het innovatief vermogen van een onderneming. De adviseur van Syntens kan zich tijdens het adviestraject dan op deze hiaten richten. De meting van het innovatief vermogen van de onderneming na het adviestraject, kan inzicht geven in de verbetering van het innovatief vermogen.

ad. 2

Syntens krijgt als uitvoeringsinstantie subsidie van het ministerie van Economische Zaken. Syntens moet hiervoor wel verantwoording afleggen met betrekking tot het geleverde werk. Deze beoordeling vindt nu nog plaats op basis van het aantal direct declarabele uren, dat wil zeggen uren die direct aan de klant zijn besteed. Vanuit Syntens en het ministerie van Economische Zaken bestaat de behoefte om het geleverde werk meer op kwaliteit te kunnen beoordelen. Er is echter geen eenduidig model beschikbaar waarmee dit mogelijk is. De behoefte bestaat binnen Syntens om uiteindelijk tot een model te komen waarmee Syntens verantwoording ten opzichte van het geleverde werk kan afleggen aan het ministerie van Economische Zaken.

(10)

1.2 Beschrijving Syntens De historie van Syntens

Syntens is ontstaan uit een fusie van het Instituut Midden- en Kleinbedrijf (IMK) Voorlichting en het Innovatie Centrum Netwerk Nederland (ICNN). Deze fusie vond plaats op 1 januari 1998. Het IMK Voorlichting richtte zich vooral op het voorlichten van het midden- en kleinbedrijf (bedrijven met 2 tot 100 werknemers) op het gebied van organisatorische vraagstukken. Terwijl het ICNN zich richtte op voorlichting met betrekking tot technologische innovaties. Beide waren door het ministerie van economische zaken in het leven geroepen om de continuïteit van het Nederlandse midden- en kleinbedrijf te bevorderen. Het idee om te fuseren kwam dan ook voort uit het feit dat beide organisatie dezelfde doelgroep hebben, namelijk het midden- en kleinbedrijf. Door het bedrijfskundige en het technologische innovatie aspect van beide organisaties samen te voegen beoogde men een synergie te bewerkstelligen.

Hiermee is ook de naam van de nieuwe stichting te verklaren: Syntens een samenvoeging van Synergie en Intens.

Figuur 1 De vestigingen van Syntens

De nieuw ontstane organisatie omvat één hoofdkantoor in Den Haag met een dependance genaamd Syntens NT (New Technologies) in Veenendaal. Verder zijn er nog vijftien districtsvestigingen verdeeld over het hele land. In het totaal werken er ongeveer 450 medewerkers bij Syntens.

Syntens als uitvoeringsorgaan van het ministerie van Economische Zaken

Syntens is een taakorganisatie. Daarmee wordt bedoeld dat Syntens een organisatie is die in opdracht van een bepaalde partij een taak uitvoert ten behoeve van een doelgroep. De opdrachtgever van Syntens is het ministerie van Economische Zaken.

(11)

van het midden- en kleinbedrijf. De opdracht van het ministerie van Economische Zaken aan Syntens is uitgewerkt in de subsidievoorwaarden.

Syntens kiest er voor om zich steeds meer als zuivere taakorganisatie te profileren. Dit betekent dat Syntens zich primair richt op uitvoering van het ministerie van Economische Zaken-beleid en dat de eisen uit de subsidievoorwaarden bij alle activiteiten centraal worden gesteld.

De missie

De missie van Syntens is het versterken van het vernieuwend vermogen van het midden- en kleinbedrijf door het actief bemiddelen in praktisch toepasbare kennis, met het accent op technologie en bedrijfsvoering.

Deze missie van Syntens is opgesteld door het ministerie van Economische Zaken.

De doelstellingen

De doelstellingen van Syntens bestaan uit:

ƒ Het versterken van de strategische oriëntatie van het midden- en kleinbedrijf

ƒ Het bewust maken van het midden- en kleinbedrijf van de noodzaak tot omgevingsgerichtheid, veranderingsbereidheid en professionalisering

ƒ Het stimuleren van het innovatief denken en doen bij het midden- en kleinbedrijf

ƒ Het vergroten van de concurrentiekracht van het midden- en kleinbedrijf door optimalisering van de prestaties

ƒ Het stimuleren van (ver)nieuw(end) ondernemerschap

De missie wordt op twee manieren geconcretiseerd in activiteiten:

ƒ Directe stimulering van het midden- en kleinbedrijf

ƒ Voorlichting

ƒ Makelend adviseren

ƒ Procesbegeleiding

ƒ Indirecte stimulering van het midden- en kleinbedrijf

ƒ Kennisinfrastructuur

ƒ Instrumentontwikkeling

ƒ Informatiediensten

Syntens geeft absolute prioriteit aan directe stimulering van het midden- en kleinbedrijf.

De publieke taak

Syntens voert overheidsbeleid uit en heeft daardoor een publieke taak. Het publieke karakter van de werkzaamheden van Syntens brengt een aantal randvoorwaarden met zich mee:

ƒ Syntens heeft geen winstoogmerk.

ƒ Syntens is alleen actief op die gebieden waar onvoldoende marktwerking is.

Syntens concurreert niet met commerciële adviesbureau’s.

ƒ De activiteiten van Syntens zijn niet in hoge mate gespecialiseerd en qua tijdsbesteding afgebakend. Syntens verwijst zo snel mogelijk door naar derden.

(12)

Eén netwerk met meerdere opdrachtgevers

Syntens wil zich profileren als één netwerk dat landelijk beleid regionaal ten uitvoer brengt. Dat betekent overigens niet dat Syntens niet voor andere opdrachtgevers werkt. Naast ministerie van Economische Zaken rekent Syntens ook andere ministeries, provincies, gemeenten en de Europese Commissie tot haar opdrachtgevers. Alle activiteiten die Syntens voor deze opdrachtgevers verricht, moeten echter passen binnen de missie en randvoorwaarden die met het ministerie van Economische Zaken overeen zijn gekomen.

Accenten in koepelthema’s

De activiteiten van Syntens zijn geordend in de volgende zes koepelthema’s.

ƒ Producten en Processen

ƒ Informatie en Communicatie Technologie

ƒ Samenwerken

ƒ Nieuw Ondernemerschap

ƒ Personeel en Organisatie

ƒ Marketing en Strategie Doelgroep

De doelgroep van Syntens wordt gevormd door alle midden- en kleinbedrijf ondernemingen in Nederland, die willen en naar verwachting kunnen innoveren. Naar schatting zijn dit ongeveer 225.000 bedrijven. Aangezien Syntens slechts over een beperkte capaciteit beschikt, wordt bij een actieve benadering van bedrijven een kerndoelgroep gehanteerd. Deze kerndoelgroep bestaat uit bedrijven uit de industrie en stuwende dienstverlening met vijf of meer werkzame personen. Deze kerndoelgroep omvat naar schatting 70.000 bedrijven.

Bij het stimuleren van de innovatieomgeving beschouwt Syntens ook de brancheorganisaties als doelgroep. In landelijke projecten, zoals ‘Nederland gaat Digitaal’ en ‘Over de Digitale Drempel’, wordt deze doelgroep reeds actief en succesvol bewerkt.

(13)

Hoofdstuk 2 Onderzoeksopzet

In dit hoofdstuk wordt het doel van het onderzoek geformuleerd en worden de stappen die nodig zijn om tot dit doel te komen uiteengezet.

2.1 Probleemstelling Aanleiding onderzoek

Vanuit de politiek bestaat de wens, zeker in combinatie met de eenwording van Europa, om het concurrentievermogen van de Nederlandse economie te vergroten.

Een manier die de politiek wil gebruiken om dit te bereiken is het vergroten van het innovatief vermogen van het midden- en kleinbedrijf. Met betrekking tot dit laatste punt heeft Syntens, als uitvoeringinstantie, de opdracht vanuit het ministerie van Economische Zaken gekregen om het innovatief vermogen van het midden- en kleinbedrijf te vergroten.

Binnen Syntens is geen formeel model beschikbaar waarmee het innovatief vermogen van een onderneming te meten is. De adviseurs van Syntens beoordelen op dit moment het innovatief vermogen van een onderneming naar eigen inzicht. Binnen Syntens bestaat de behoefte naar een uniform model om de adviseurs te ondersteunen bij het adviestraject.

Syntens moet verantwoording afleggen aan het ministerie van Economische Zaken met betrekking tot het geleverde werk. De beoordeling van het geleverde werk vindt nu nog plaats op basis van het aantal direct aan de klant geleverde uren. Deze uren worden bij Syntens direct declarabele uren (ddu’s) genoemd. Vanuit Syntens en het ministerie van Economische Zaken bestaat de behoefte om het geleverde werk meer op kwaliteit te kunnen beoordelen. Er is echter geen eenduidig model beschikbaar waarmee dit mogelijk is.

Onderzoeksdefinitie

In deze paragraaf wordt de onderzoeksdefinitie uitgewerkt.5 Als eerste zal het knelpunt uitgewerkt worden, waar vervolgens de doelstelling uit voortvloeit.

Knelpunt

Uit bovenstaande blijkt dat er binnen Syntens de behoefte is aan een uniform model dat door de adviseurs van Syntens gebruikt kan worden om het innovatief vermogen van een onderneming mee te meten.

Verder zoekt Syntens een manier waarop ze verantwoording af kan leggen aan het ministerie van Economische Zaken. Dit met betrekking tot haar bijdrage aan het versterken van het innovatief vermogen van het midden- en kleinbedrijf.

(14)

Het knelpunt kan als volgt geformuleerd worden:

Het is voor Syntens niet duidelijk hoe het innovatief vermogen van een onderneming uit het midden- en kleinbedrijf te meten is.

Uit de formulering van het knelpunt kan de doelstelling geformuleerd worden, dit gebeurt hieronder.

Doelstelling

Het doel van dit onderzoek is tweeledig:

3. Het ontwerpen van een model waarmee het voor de medewerkers van Syntens mogelijk is om het innovatief vermogen van een willekeurige onderneming uit het midden- en kleinbedrijf op betrouwbare en valide wijze te meten;

4. Een eerste stap zetten naar een model waarmee Syntens verantwoording af kan leggen aan het ministerie van Economische Zaken met betrekking tot haar bijdrage aan het versterken van het innovatief vermogen van het midden- en kleinbedrijf.

Uit het onderzoek dient een model voort te komen waarmee het innovatief vermogen van een onderneming uit het midden- en kleinbedrijf te meten is. Dit model kan gebruikt worden door de adviseurs van Syntens bij het adviesproces. Daarnaast is dit model een eerste stap op weg naar een model waarmee Syntens verantwoording kan afleggen aan het ministerie van Economische Zaken. Om verantwoording te kunnen afleggen aan het ministerie van Economische Zaken is namelijk meer nodig dan alleen een model waarmee het innovatief vermogen van een onderneming kan worden gemeten. Er dient nog verder onderzoek gedaan te worden naar de werkelijke bijdrage van Syntens aan het versterken van het innovatief vermogen en hoe efficiënt deze bijdrage tot stand is gekomen. In het kader van het huidige onderzoek is dit echter niet mogelijk.

Stappen van het onderzoek

Om tot het hiervoor geformuleerde doel te komen zal een aantal stappen moeten worden doorlopen.

Het betreft hier een ontwerponderzoek. De Leeuw6 onderscheidt bij ontwerpend onderzoek drie stappen die doorlopen dienen te worden:

ƒ Specificatie

ƒ Ontwerp

ƒ Realisatie

Dit komt overeen met de indeling van Kroonenberg en Siers7, zij onderscheiden ook drie fases zij het met een andere naam:

ƒ Probleem definiërende fase

ƒ Werkwijze bepalende fase

ƒ Vormgevende fase

(15)

In dit onderzoek wordt de fasering van De Leeuw gebruikt. Aangezien beide indelingen erg overeenkomen maakt het niet veel uit welke indeling gebruikt wordt.

Hier wordt voor de indeling van De Leeuw gekozen aangezien zijn indeling ook bedoeld is om gebruikt te worden bij bedrijfskundig onderzoek en de indeling van Kroonenberg en Siers meer bedoeld is voor productontwerp.

Specificatie

Bij de specificatie wordt het doel van het ontwerp, het programma van eisen en de randvoorwaarden opgesteld.

Ontwerp

Ontwerpen is volgens De Leeuw8 het genereren van alternatieven en vervolgens het kiezen van een van de alternatieven.

Bij het ontwerp wordt er gekeken naar al bestaande modellen in de literatuur. Deze modellen worden beoordeeld op hun onderlinge overeenkomsten en verschillen en op hun betrouwbaarheid en validiteit. Vervolgens zal uit deze modellen een model gekozen worden. Dit model wordt vervolgens met behulp van specifieke literatuur voorzien van indicatoren.

Realisatie

Hier wordt het uiteindelijke model getoetst aan de specificaties.

Ontwerpvragen

Om tot het ontwerp van het model te komen dient een aantal ontwerpvragen beantwoord te worden. Deze vragen zijn afgeleid uit het bovenstaande stappenplan voor ontwerpen.

Specificatie

ƒ Hoe ziet het programma van eisen voor het te ontwerpen model er uit?

ƒ Welke eisen aan het te ontwerpen model worden in de literatuur gesteld?

ƒ Welke eisen stelt Syntens aan het te ontwerpen model?

Ontwerp

ƒ Welke elementen dragen, volgens de literatuur, bij aan het innovatief vermogen van een onderneming?

ƒ Welke complete modellen, waarmee het innovatief vermogen van een onderneming is te meten, zijn er te vinden in de literatuur?

ƒ Welke specifieke elementen (deelmodellen) dragen bij aan het innovatief vermogen van een onderneming?

ƒ Op welke manier zijn deze elementen te meten?

Realisatie

ƒ Sluit het ontworpen model aan bij het programma van eisen?

ƒ Op welke manier is het model te gebruiken door Syntens om verantwoording af te leggen aan het ministerie van Economische Zaken?

(16)

2.2 Onderzoeksmodel

Het onderstaande onderzoeksmodel geeft, zoals De Leeuw6 dit omschrijft, de globale kijk weer die aan dit onderzoeksproces ten grondslag ligt.

In dit model worden de stappen van het onderzoek, uit de vorige paragraaf, schematisch weergegeven en ingevuld.

Figuur 2 Onderzoeksmodel

Contextverkenning - Diagnose 'probleem' - Waarom onderzoek - Identiteit Syntens

Onderzoeksopzet - Ontwerpvariant

Programma van eisen - Volgens literatuur - Volgens Syntens

Toetsen - Aansluiting met

programma van eisen

CONCEPTUEEL DIAGNOSEMODEL

DIAGNOSE- INSTRUMENT

Kiezen van elementen en relaties daartussen

Indiceren en operationaliseren van elementen en relaties Kiezen van aanpak; met wie gaat gewerkt worden

Ontwerp S

P E C I F I C A T I E

O N T W

E R P

R E A L I S A T I E

(17)

Het doel van dit model is de lezer inzicht te verschaffen in de manier waarop het onderzoek is opgezet en hoe de stappen zich onderling verhouden. Hieronder worden de stappen verder uitgelegd.

Specificatie

Deze eerste stap is verder onder te verdelen in een aantal stappen:

ƒ Contextverkenning

ƒ Onderzoeksopzet

ƒ Productspecificatie Contextverkenning

De Leeuw6 noemt als hulpmiddel om te komen tot een ontwerpopdracht onder andere het onderzoeken van de context. Ook Verschuren5 benadrukt het belang van het onderzoeken waarom een onderzoek wordt begonnen. Uit dat onderzoek naar het doel van het onderzoek, het knelpunt en het kennisbelang wordt volgens Verschuren de doelstelling van het onderzoek opgesteld.

Dit verslag begint ook met een contextverkenning, hoofdstuk één. Deze stap is meer een voorbereidende stap om te kijken of wat er onderzocht gaat worden ook relevant en noodzakelijk is.

Onderzoeksopzet

Volgens Verschuren5 is een van de belangrijkste oorzaken van problemen in de uitvoeringsfase en tegenvallende onderzoeksresultaten dat de onderzoeker te snel en ondoordacht begint, zonder zich eerst af te vragen welk doel hij of zij wil bereiken en via welke weg dat het beste kan. Nodig is het maken van een plan.

In hoofdstuk twee van dit verslag wordt de onderzoeksopzet uiteengezet.

Productspecificatie

De productspecificatie dient volgens De Leeuw6 antwoord te geven op drie vragen:

1. Wat wil je voor wie maken?

2. Aan welke eisen moet dat voldoen?

3. Welke beperkingen gelden?

In hoofdstuk drie zal de productspecificatie nader uitgewerkt worden. Het doel van het ontwerp zal bepaald worden en vervolgens zal een programma van eisen opgesteld worden. Dit zal gebeuren rekening houdend met de eisen en wensen van de medewerkers van Syntens en op grond van in de literatuur aangetroffen eisen voor een goed model.

(18)

Ontwerp

Het daadwerkelijk ontwerpen valt volgens De Leeuw6 uiteen in het genereren van alternatieve oplossingen en vervolgens kiezen van een oplossing.

Het te ontwerpen model dient het innovatief vermogen van een onderneming uit het midden- en kleinbedrijf te meten. In hoofdstuk vier wordt er gekeken naar al bestaande modellen in de literatuur, het genereren van alternatieven. Deze modellen worden beoordeeld op hun onderlinge overeenkomsten en verschillen en op hun betrouwbaarheid en validiteit. Vervolgens zal uit deze modellen een model gekozen worden. Ten slotte zal in deze fase het model worden vormgegeven, in het verslag gebeurt dit in hoofdstuk vijf. Hier wordt in de literatuur gekeken of er nog losse elementen zijn die bijdragen aan het innovatief vermogen van een onderneming. De elementen van het model worden vervolgens met behulp van specifieke literatuur voorzien van indicatoren.

Realisatie

In deze laatste fase dient het voorlopige ontwerp getoetst te worden aan de specificaties uit het programma van eisen en kan indien nodig verder uitgewerkt worden.6 Deze fase wordt in hoofdstuk zes verder uitgewerkt.

2.3 Onderzoeksverantwoording

In deze paragraaf worden de onderzoeksmethoden verantwoord door de gegevensbronnen en de meet- en waarnemingsmethoden van het onderzoek te beschrijven.

Gegevensbronnen

De gegevens die nodig zijn om tot het bedoelde ontwerp te komen zijn op diverse manieren verzameld. Voor het verzamelen van de gegevens zijn verschillende informatiebronnen geraadpleegd. De belangrijkste informatiebronnen zijn:

ƒ Literatuur: boeken, artikelen, elektronische bestanden en vakliteratuur op het gebied van innovatief vermogen

ƒ Afstudeerverslagen

ƒ Literatuur op het gebied van ontwerpmethodieken

ƒ Literatuur op het gebied van onderzoeksopzet

ƒ Internet: site van Europese commissie, ministerie van Economische Zaken Meet- en waarnemingsmethoden

Om deugdelijke en controleerbare resultaten te verkrijgen, wordt gebruik gemaakt van meet- en waarnemingsmethoden. Deze methoden geven aan hoe aan de gegevensbronnen informatie ontlokt kan worden. De Leeuw6 maakt een onderscheid tussen registreren en meten met prikkels. In dit onderzoek wordt vooral gebruik gemaakt van registreren. De gegevens komen voort uit literatuuronderzoek.

(19)

Beperkingen

Er is al veel onderzoek gedaan naar hoe het innovatief vermogen van een midden- en kleinbedrijf bedrijf verbeterd kan worden. De daarbij horende vraag is: welke activiteiten en factoren tonen een positieve correlatie met succesvolle innovatie? Een eenduidig antwoord op deze vraag wordt echter niet geleverd door de literatuur.

Volgens Wolfe9 zijn er drie verschillende redenen voor verwarring:

1. De manier waarop studies innovatie meten verschilt aanzienlijk of wordt nauwelijks behandeld. De verschillende maatstaven gebruikt voor succesvolle innovatie maakt het niet eenvoudig om de resultaten van de verschillende studies te generaliseren.

2. Het merendeel van de onderzoeken concentreert zich slechts op een deel van het innovatieproces. Het is meestal niet duidelijk voor welk deel van dit proces het onderzoek geldt.

3. De onderzoeken ontbreekt het aan duidelijkheid over de onderzochte type van innovatie. Het lijkt voor de hand liggend dat een simpele procesinnovatie op andere succesfactoren is gebaseerd dan een complex organisationele innovatie.

Ad 1 Verschillende maatstaven

In de literatuur wordt bij empirisch onderzoek naar de significantie van de elementen die het innovatief vermogen bepalen vele maatstaven gebruikt voor het meten van innovatief succes.

Dit onderzoek richt zich echter op literatuur met betrekking tot het innovatief vermogen. Er zal geen empirisch onderzoek uitgevoerd worden naar de significantie van de gevonden elementen. Het probleem van het meten van het begrip innovatie is hier dan ook niet van toepassing.

Dit betekent dat er in de literatuur gekeken zal worden naar welke elementen bijdragen aan het innovatief vermogen van een onderneming. Het verschil in bijdrage en daarmee het belang van het element voor het innovatief vermogen van een onderneming wordt in dit onderzoek echter niet bepaald. Er is een onderscheid te maken tussen een kwantitatief model en een kwalitatief model. Een kwantitatief model is gericht op scoren, een kwalitatief model gericht op organisatieontwikkeling.

Het model dat uit dit onderzoek volgt valt te typeren als een kwalitatief model en is een weergave van de heersende modellen uit de literatuur.

Ad 2 Het innovatieproces

Innovaties worden ontwikkeld door middel van processen welke bestaan uit verschillende fases. Het is vaak niet duidelijk tot welk deel van het innovatieproces een onderzoek zich beperkt.

De ontwikkeling van een product verloopt via een bepaalde procedurele structuur.

Binnen de wetenschappelijke literatuur kunnen veel modellen gevonden worden die de procedurele structuur en de invulling van het ontwikkelingsproces beschrijven.

Meestal zijn deze modellen gebaseerd op vier fases:

1. Ideegeneratie en concept ontwikkeling 2. Filtering en bedrijfsanalyse

3. Prototype ontwikkeling en product testen 4. Markttest en commercialisering

(20)

Deze fases zijn vaak iteratief en bevatten soms een beslissingspunt (‘gate’ of

‘milestone’)

Saren maakt onderscheid tussen activiteitgefaseerde en beslissinggefaseerde modellen. Deze twee soorten modellen worden het meest besproken in de wetenschappelijke literatuur en worden het meest gebruikt bij en gevalideerd door onderzoek.10 De activiteitgefaseerde modellen focussen op de activiteiten uitgevoerd tijdens het ontwikkelingsproces. Binnen deze modellen wordt enigszins de nadruk gelegd op feedback-loops en concurrent-engineering.11 Een van de meest gebruikte activiteitgefaseerde modellen is het model van Booz, Allen en Hamilton.12 De beslissinggefaseerde modellen zijn gebaseerd op een serie beslissingen welke genomen dienen te worden om voort te gaan tijdens het ontwikkelingsproces. Het Stage-GateTM model van Cooper13 is een typisch voorbeeld voor beslissinggefaseerde modellen.

De modellen zijn instrumenten die bedrijven een manier biedt om het productontwikkelingsproces te structureren waarmee zij succesvol nieuwe producten kunnen ontwikkelen en introduceren.

Het innovatief vermogen van een onderneming beïnvloedt het gehele innovatieproces, van idee tot aan productie en lancering. Daarom wordt in dit onderzoek in eerste instantie in de literatuur gezocht naar modellen die het complete innovatieproces omvatten.

Ad 3 Type van innovatie

Innovatie is niet exclusief gerelateerd aan de ontwikkeling van nieuwe producten.

Cozijnsen en Vrakking14 onderscheiden zes gebieden waarop innovatie betrekking kan hebben:

ƒ Productontwikkeling

ƒ Nieuwe markten

ƒ Technologie

ƒ (Werk) procesontwikkeling

ƒ Organisatorische ontwikkeling

ƒ Omgeving

De determinanten tussen deze soorten innovatie kunnen verschillen. In dit onderzoek zal gezocht worden naar determinanten voor productinnovatie. De reden hiervoor is dat volgens Graig en Hart15 nieuwe producten voor midden- en kleinbedrijf bedrijven van zeer groot belang zijn. Echter volgens Arthur D. Little16 zit het verschil van de determinanten tussen de verschillende soorten innovatie vooral in de manifestatie van die determinanten en zal desondanks de onderliggende capaciteit voor innovatie toch overeenkomen. Dit zou dan betekenen dat de resultaten van dit onderzoek, geldig kunnen zijn voor de verschillende soorten innovatie, mits er rekening mee wordt gehouden dat de manifestatie van de betreffende determinanten anders kan zijn.

(21)

2.4 Definities

Hieronder worden de definities gegeven die in dit onderzoek gebruikt zullen worden.

Zie voor de uitwerking van de definities respectievelijk bijlage 1 en bijlage 2.

Midden- en kleinbedrijf

Een bedrijf behoort tot het midden- en kleinbedrijf indien:

Er niet meer dan honderd mensen op de loonlijst staan (<100 mensen)

Het een particulier bedrijf is dat als doel heeft winst te maken (winstoogmerk) In de bedrijfsuitvoering geen (grote) overheidsbemoeienis tegenkomt.

Innovatie

Een innovatie is de ontwikkeling en succesvolle implementatie van een nieuw of verbeterd product, dienst, technologie, werkproces of marktconditie gericht op het vergaren van een competitief voordeel.

Innovatief vermogen

Het innovatief vermogen is een voorwaarde voor een organisatie om een continue stroom innovaties te bewerkstelligen.

Het gaat om de capaciteiten die ervoor zorgen dat een bedrijf niet slechts eenmalig een product of procesinnovatie bewerkstelligt, maar ook kan reageren op een veranderende omgeving, zich kan ontwikkelen en oude routines kan vervangen en gebruik kan maken van verschillende innovatie ondersteunende technieken.

(22)

Hoofdstuk 3 Specificatie

De eerste stap bij ontwerpen is de specificatie.8 Tijdens de specificatie wordt het doel van het ontwerp bepaald, de randvoorwaarden en de prestatiecriteria, in het programma van eisen, opgesteld. Met andere woorden gaat het om te bepalen wat je wilt maken en aan welke eisen dat moet voldoen.

Doelbepaling

Het doel van het model is zoals vermeld bij de onderzoeksopzet tweeledig:

1. Het model dient het innovatief vermogen van een willekeurige onderneming uit het midden- en kleinbedrijf op betrouwbare en valide wijze te meten; en

2. Het model dient gebruikt te kunnen worden als eerste stap op weg naar een model dat door Syntens kan worden gebruikt om verantwoording mee af te leggen aan het ministerie van Economische Zaken.

Randvoorwaarden

Het uiteindelijke model dient door adviseurs van Syntens in de praktijk gebruikt te kunnen worden. Dit houdt in dat het gebruik van het model valt binnen de werkzaamheden van de adviseurs. Op dit moment duurt een adviestraject ongeveer 16 uur. De randvoorwaarden die uit bovenstaande volgen zijn:

ƒ Het model moet begrijpbaar zijn voor de adviseurs

ƒ Het gebruik van het model mag niet meer dan een uur van de tijd van de adviseur vergen

Programma van Eisen

Hieronder wordt het programma van eisen voor het te ontwerpen model opgesteld.

Het gaat om het formuleren van de ontwerpspecificaties oftewel de functionele eisen, wat het te realiseren ontwerp moet doen of kunnen.17 Het programma van eisen zal worden ingevuld met behulp van eisen die aangetroffen zijn in de literatuur en eisen die vanuit Syntens gesteld worden ten aanzien van het te ontwerpen model.

Als doelstelling en ligging van het ontwerpprobleem bepaald zijn, wordt uitgaand van het gestelde doel, een eisenpakket of eisenprogramma opgesteld. Het eisenprogramma kan gezien worden als nadere uitwerking van het doel.7 Volgens De Leeuw17 is het doel van productspecificatie: afstemming met de klant en interne sturing van het onderzoek. De specificaties omvatten ook aspecten van de context van gebruik en randvoorwaarden. Het accent van de specificatie moet liggen op wat het systeem moet doen en niet op hoe het in elkaar moet zitten.

(23)

Kerklaan18 deelt deze opvatting met De Leeuw en stelt dat de ontwerpeisen gerubriceerd kunnen worden als drie kernvragen:

ƒ Welke eisen zijn af te leiden uit de functie van het instrument?

ƒ Welke eisen zijn af te leiden uit de context waarin de doorlichting plaats vind?

ƒ Welke eisen zijn af te leiden uit het praktische gebruik van het instrument zelf?

In een wat andere benaming heeft Kerklaan het over dat een doorlichtingsinstrument respectievelijk valide, relevant en hanteerbaar dient te zijn.

3.1 Eisen aangetroffen in de literatuur

Het doel van het onderzoek is om tot een model te komen waarmee de adviseurs van Syntens het innovatief vermogen van een willekeurige onderneming uit het midden- en kleinbedrijf kunnen meten. Bij de onderzoeksopzet is er voor gekozen om in de literatuur te kijken naar modellen die het innovatief vermogen kunnen meten. Om te kunnen meten zal het model gebruik maken van indicatoren en daaruit voortvloeiende vragen.

Criteria die bij de keuze van indicatoren een rol spelen, zijn:19

ƒ Relevantie: het evenwicht tussen de toename in gegevens en de toename van inzicht; de wet van de afnemende meeropbrengst van informatie gaat hier op.

ƒ Beschikbaarheid van indicatoren: is de desbetreffende indicator aanwezig in de organisatie.

ƒ Mogelijkheden tot gegevensverzameling: hoe moeilijk is het om indicatoren in te vullen met gegevens.

ƒ Kwantificeerbaar versus kwalificeerbaar: de schijn van objectiviteit van harde informatie (kengetallen) en de vaak problematische relatie met zachte informatie.

ƒ Aanspreekbaarheid: wat betekenen de indicatoren voor de mensen in de organisatie.

ƒ Toetsing: in hoeverre is na te gaan of de gekozen indicatoren ook werkelijk verwijzen naar datgene waarnaar zij dienen te verwijzen (problematiek van de validiteit en de betrouwbaarheid).

Wanneer de keuze voor de indicatoren gemaakt is kunnen deze vertaald worden in concreet te stellen vragen.19

Aandachtspunten

Arthur D. Little16 onderscheidt een aantal elementen waar rekening mee gehouden dient te worden als er een diagnose instrument wordt ontwikkeld op basis van 'descriptor sets'. Deze 'descriptor sets' zijn echter zelf geen diagnostische vragen.

ƒ De vragen dienen specifieke, objectieve elementen te identificeren waarop een bedrijf kan reageren (beïnvloedbare elementen).

ƒ Meer dan een vraag kan nodig zijn om een specifieke capaciteit te achterhalen.

ƒ Soms werpt een diagnostische vraag licht op meerdere, aan elkaar gerelateerde, capaciteiten.

(24)

ƒ De vragen dienen voldoende onderscheidend van elkaar te zijn, uitgezonderd daar waar een interne consistentie test bewust is ingevoerd.

ƒ Management jargon dient vermeden te worden, dit is zeker het geval bij analyse door de ondernemer zelf.

ƒ De bewoording van de vragen kan verschillend zijn afhankelijk van grootte en type bedrijf.

ƒ De diagnose dient gericht te zijn op een diagonale doorsnede van het bedrijf, niet alleen de voorzitter of eigenaar. Dit houdt in dat de vragen ook begrijpbaar moeten zijn voor medewerkers van verschillende niveaus.

Naar aanleiding van bovenstaande elementen zijn er nog drie onderwerpen waar over nagedacht dient te worden bij het ontwerp van een diagnose instrument.

ƒ Vragen die leiden tot mogelijke actie dienen onderscheiden te worden en het instrument dient aan te geven waar bronnen voor hulp te vinden zijn.

ƒ Verschillende vragen voor verschillende, qua grootte, bedrijven. De verschillen tussen grote en kleine bedrijven is substantieel, desondanks zullen de onderliggende elementen die het innovatief vermogen bepalen toch overeenkomen.16 De manifestatie van deze elementen kan echter verschillend zijn en hierdoor kan het nodig zijn om parallelle vragen te formuleren.

ƒ Het is belangrijk om te kijken waar en waarom er verschillende antwoorden gegeven worden op de prestaties van het bedrijf door de verschillende medewerkers (de diagonale doorsnede).

3.2 Eisen vanuit Syntens

Zoals eerder gemeld zijn ontwerpeisen onder te verdelen in drie rubrieken:

ƒ Eisen met betrekking tot de functie van het instrument

ƒ Eisen met betrekking tot de context waarin het instrument gebruikt wordt

ƒ Eisen afgeleid uit het praktische gebruik van het instrument

In de vorige paragraaf zijn de eisen die in de literatuur te vinden zijn besproken. Deze eisen zijn meer algemeen geldende eisen voor een meetinstrument. Het instrument wordt echter in opdracht van Syntens ontwikkeld en het is ook de bedoeling dat het daadwerkelijk gebruikt gaat worden. Bij dit laatste slaat de driedeling die De Leeuw en Kerklaan hebben opgesteld goed aan.

Eisen met betrekking tot de functie

Om een gesteld doel te bereiken, dient er voor gezorgd te worden dat een technische inrichting een bepaalde functie vervult. De functie van een technische inrichting is de (be)handeling die in een technische inrichting dient plaats te vinden, zodat het gestelde doel wordt bereikt.

Bij de aanpak van het ontwerpprobleem is het dan ook zaak het probleem zodanig te analyseren, dat hieruit de te verrichten functie kan worden afgeleid. Dit is mogelijk door het zorgvuldig specificeren van de ingangstoestand en de uitgangstoestand.7

(25)

Uitgangskenmerken

Het innovatief vermogen van een willekeurige onderneming uit het midden- en kleinbedrijf gemeten

Ingangskenmerken

Elementen van een willekeurige onderneming uit het midden- en

kleinbedrijf

Functie

Het bepalen van de functie van een ontwerp is te zien als het verschil tussen ingangskenmerken en uitgangskenmerken. Het uitgangskenmerk in dit onderzoek is dat het te ontwerpen model het innovatief vermogen van een willekeurige onderneming uit het midden- en kleinbedrijf kan meten. De ingangskenmerken in dit onderzoek zijn de elementen die in een onderneming uit het midden- en kleinbedrijf aanwezig zijn (zie figuur 3).

Figuur 3 Functiebepaling

De functie die het ontwerp vervult is het meetbaar maken van het begrip innovatief vermogen.

De eis met betrekking tot de functie luidt dan:

ƒ Het ontwerp dient het innovatief vermogen van een willekeurige onderneming uit het midden- en kleinbedrijf meetbaar te maken.

Eisen met betrekking tot de context

Zoals in de doelstelling van dit onderzoek is gesteld is het ontwerp ook een eerste stap voor Syntens om verantwoording af te kunnen leggen aan het ministerie van Economische Zaken.

ƒ Het model dient als eerste stap voor een model dat uiteindelijk gebruikt kan worden als verantwoording van het geleverde werk ten opzichte van de ontvangen subsidies van het ministerie van Economische Zaken. Het is dan ook belangrijk dat het model de goedkeuring verkrijgt van dit ministerie.

Het instrument wordt gebruikt voor het bepalen van het innovatief vermogen van een onderneming uit het midden- en kleinbedrijf.

ƒ Binnen het midden- en kleinbedrijf bestaat een grote variëteit aan bedrijven, het instrument dient hier rekening mee te houden.

(26)

Eisen afgeleid uit het praktische gebruik

De meting van het innovatief vermogen van een onderneming uit het midden- en kleinbedrijf dient uitgevoerd te worden binnen het adviestraject.

ƒ Het gebruik van het te ontwerpen model mag slechts een beperkte tijd van de adviseur van Syntens vergen. Het adviestraject duurt maximaal 16 uur, hierbinnen is dus zeer weinig tijd over, maximaal een uur, voor het invullen van het model.

ƒ De factoren, van het te ontwerpen model, die het innovatief vermogen van een onderneming bepalen dienen beïnvloedbaar te zijn. Dit zodat de adviseur van Syntens zich tijdens het adviestraject op deze factoren kan richten en niet tijd en energie hoeft te stoppen in factoren die toch niet te beïnvloeden zijn. Hierdoor zal de efficiëntie en het effect van het adviestraject verbeterd worden.

(27)

Hoofdstuk 4 Ontwerp

Het daadwerkelijk ontwerpen valt volgens De Leeuw6 uiteen in het generen van alternatieve oplossingen en vervolgens kiezen van een oplossing.

Het te ontwerpen model dient het innovatief vermogen van een onderneming uit het midden- en kleinbedrijf te meten. In dit hoofdstuk wordt er in paragraaf 4.2 gekeken naar al bestaande modellen in de literatuur. Deze modellen worden beoordeeld op hun volledigheid, betrouwbaarheid en validiteit. Hierna zal in paragraaf 4.3 de modellen worden vergeleken door de onderlinge overeenkomsten en verschillen te beschrijven.

Vervolgens zal uit deze modellen een model gekozen worden.

Verder wordt in de literatuur gekeken of er nog losse elementen zijn die bijdragen aan het innovatief vermogen van een onderneming. De elementen van het model worden in hoofdstuk vijf vervolgens met behulp van specifieke literatuur voorzien van indicatoren.

In dit hoofdstuk zal het model daadwerkelijk ontworpen worden. Het doel van dit onderzoek is het ontwerpen van een model waarmee het innovatief vermogen van een onderneming uit het midden- en kleinbedrijf gemeten kan worden. Volgens Jonker19 is het zichtbaar maken van een organisatie en op grond daarvan te komen tot een beoordeling van het functioneren te zien als een organisatie diagnose.

Jonker19 maakt een onderscheid tussen een conceptueel diagnosemodel en een diagnose-instrument (zie figuur 4). Het belangrijkste verschil tussen beiden is dat een instrument een verdere uitwerking, operationalisatie, van een diagnosemodel is. Bij het conceptueel diagnosemodel wordt bepaald wat er gemeten dient te worden. Bij het diagnose-instrument wordt bepaald hoe datgene gemeten kan worden.20 Het model geeft het 'plaatje' van het probleem. Verdere uitwerking van dit plaatje vraagt om indicatoren (aan de hand van welke verschijnselen en/of zaken bepalen we wat er aan de hand is) en een manier om dat te doen (werkwijze). Wanneer ook deze keuzes gemaakt zijn kan een en ander vervolgens vertaald worden in concreet te stellen vragen. Wanneer er sprake is van een samenhangend geheel bestaande uit een conceptueel diagnosemodel, indicatoren, vragen en een werkwijze is sprake van een diagnose-instrument.

Figuur 4 Samenhang conceptueel diagnosemodel en diagnose-instrument CONCEPTUEEL

DIAGNOSEMODEL

DIAGNOSE- INSTRUMENT Kiezen van elementen en relaties

daartussen

Indiceren en operationaliseren van elementen en relaties

Kiezen van aanpak; met wie gaat gewerkt worden

(28)

In dit onderzoek zal deze indeling gevolgd worden en zal eerst het conceptuele diagnosemodel behandeld worden en vervolgens zal in hoofdstuk vijf het diagnose- instrument ontwikkeld worden.

Voor het opstellen van het conceptueel diagnosemodel zal in de wetenschappelijke literatuur gezocht worden naar bestaande modellen van het innovatief. Binnen deze modellen wordt gekeken welke elementen het innovatief vermogen van een onderneming beïnvloeden. Dit is het antwoord op de vraag wat er gemeten dient te worden. Bij het opstellen van het diagnose-instrument zullen de elementen met behulp van specifieke, op een bepaald element gerichte wetenschappelijke literatuur worden uitgewerkt en geoperationaliseerd. Het gaat dan om de vraag hoe de elementen gemeten kunnen worden.

4.1 Conceptueel diagnosemodel

Volgens Jonker21 worden in het conceptuele model voor een diagnose denkbeelden vooraf ontwikkeld over gesignaleerde problemen die vervolgens in een theoretisch kader geplaatst worden. In feite komt het neer op het vooraf met elkaar in verband brengen van symptomen met betrekking tot een gesignaleerd of mogelijk probleem.

De denkbeelden die in het conceptuele model voor een diagnose worden vastgelegd hebben betrekking op:

ƒ Eigenschappen of kenmerken van het object van onderzoek die van belang geacht worden binnen de context van de diagnose

ƒ Relaties tussen deze eigenschappen of kenmerken binnen dezelfde context

De Zwaan22 zegt hierover: kort samengevat kan het conceptuele model worden aangeduid als een aantal denkbeelden vooraf over het te onderzoeken probleem. Deze denkbeelden vooraf bestaan uit:

ƒ De afbakening van de onderzoekselementen,

ƒ De selectie van eigenschappen van die elementen,

ƒ De formulering van relaties tussen deze eigenschappen.

Het ontwikkelen van een conceptueel diagnosemodel is volgens Jonker23 bittere noodzaak. Het vormt de onontbeerlijke explicitering en daardoor uitwerking van het afgebakende probleem. Maar tevens geeft het een kader voor het verzamelen en analyseren van gegevens. Zonder een dergelijk model dreigt gegevensverzameling snel te ontaarden in een oeverloze en zinloze vragenstellerij.

Er is dus een model nodig dat het kader vormt voor de gegevensverzameling en waarin de relevante elementen en de relaties daartussen worden weergegeven. In dit onderzoek gaat het om een conceptueel diagnosemodel dat elementen die bijdragen aan het innovatief vermogen van een onderneming uit het midden- en kleinbedrijf bevat, alsmede de relatie hiertussen.

Er zal hiervoor in de wetenschappelijke literatuur gekeken worden naar al bestaande modellen. In de volgende paragraaf zullen verschillende modellen van het innovatief vermogen beschreven worden. De modellen zullen in paragraaf 4.3 naast elkaar

(29)

4.2 Beschrijving complete modellen

Binnen de wetenschappelijke literatuur is er veel onderzoek gedaan naar innovatie.

Naar het innovatief vermogen is in mindere mate onderzoek gedaan. Binnen de wetenschappelijke literatuur zijn slechts enkele complete modellen te vinden waarmee het innovatief vermogen van een onderneming te beschrijven is. Een compleet model is een model dat de relatie van meerdere elementen van een onderneming en het innovatief vermogen beschrijft. Wel is er veel onderzoek gedaan naar de invloed van een enkel specifiek element op het innovatief vermogen (eigenlijk innovatie succes) van ondernemingen.

In deze paragraaf zullen eerst de complete modellen beschreven worden. Per onderzoek wordt er in gegaan op de methode van onderzoek en wat de resultaten van het onderzoek zijn. Ook zal het onderzoek beoordeeld worden op volledigheid, betrouwbaarheid en validiteit.24 De beoordeling op volledigheid zal ook in paragraaf 4.3 gebeuren door de modellen met elkaar te vergelijken. Het nieuwe model zal in hoofdstuk vijf geoperationaliseerd worden met behulp van de meer specifieke, op een enkel element gerichte onderzoeken.

Voor een volledige beschrijving van de onderzoeken wordt verwezen naar de desbetreffende literatuur.

Gosselink: Innovatiemanagement25

Onderzoek

Bedrijven die innovatief zijn beschikken over zodanige middelen, kenmerken, eigenschappen en kwaliteiten dat zij in staat zijn tot het effectief, efficiënt en ‘just-in- time’op gang brengen en (commercieel) succesvol voltooien van nieuwe producten en diensten, hieronder vallen ook de realisatie van noodzakelijke veranderingen en aanpassingen in productieprocessen en organisatiestructuren.

In het onderzoek van Gosselink wordt op grond van literatuurstudies, empirisch onderzoek en eigen inzicht er van uitgegaan dat innovatief vermogen de resultante is van de werking van zeven factoren, die door het strategisch innovatiemanagement min of meer zijn te beïnvloeden. Het uitgangspunt is dat de zeven innovativiteits- factoren de dimensies van de bedrijfsinnovativiteit weergeven. Iedere dimensie laat een facet van de bedrijfinnovativiteit zien. De kwaliteit van deze dimensies bepaalt in hoge mate de kwaliteit van de innovatieve slagkracht van de onderneming.

Resultaten

Het innovatief vermogen is volgens Gosselink met behulp van zeven innovativiteitsdimensies te beschrijven:

ƒ Strategie

ƒ Human resources

ƒ Bedrijfscultuur

ƒ Structuur en systemen

ƒ Technologie

ƒ Financiële arrangementen

ƒ Externe omgeving

(30)

In dit model van het innovatief vermogen zijn de innovativiteitsdimensies in samenhang geclusterd. De gewenste ‘hoeveelheid’, aard en kwaliteit van elk van deze dimensies is afhankelijk van de gevoerde innovatiestrategie, de gekozen technologie- product-markt-combinaties, de soort producten, de aard van de concurrentie, de kenmerken van de technologische ontwikkelingen en het type omgeving waarin de onderneming opereert. Dit betekent dat in de praktijk het innovatief vermogen vele gedaanten kan aannemen. Er is derhalve sprake van een omgevingsafhankelijke contingentiecontext. Het meten van het innovatief vermogen van een onderneming is maatwerk.

Beoordeling

Volledigheid: het uitgangspunt is dat de zeven innovativiteitsfactoren de dimensies van de bedrijfsinnovativiteit weergeven. Hierbij geldt dat de kwaliteit van de dimensies uiteindelijk de mate van innovatief vermogen bepaalt.

Betrouwbaarheid: het is moeilijk om te achterhalen waar Gosselink zijn gegevens vandaan haalt. Hij vermeldt dat het model voortkomt uit literatuuronderzoek, empirisch onderzoek en eigen inzicht. Het literatuuronderzoek is te achterhalen met behulp van de literatuurlijst. Over het empirisch onderzoek wordt verder geen informatie gegeven.

Validiteit: bij validiteit gaat het om de vraag of het model ook daadwerkelijk het innovatief vermogen meet. Het innovatief vermogen lijkt met behulp van de zeven innovativiteitsdimensies en bijbehorende indicatoren daadwerkelijk te meten.

Cobbenhagen: Managing Innovation at the Company Level26

Onderzoek

Cobbenhagen onderzoekt in dit boek de verschillen tussen ‘frontrunners’ en

‘packmembers’. Een onderneming behoort tot de voorlopers of de kuddedieren gebaseerd op de mening van verschillende (sector)experts, het onderzoeksteam en de directeur van de desbetreffende onderneming. Vervolgens is er per sector paren gevormd, waarna interviews hebben plaatsgevonden. De studie is gericht op een breed bereik van bedrijven, van low- tot high-tech in zowel productie als dienstverlenende ondernemingen.

Cobbenhagen stelt dat er veel onderzoek wordt gedaan naar oorzaken voor eenmalig succes, terwijl er dan sprake kan zijn van een toevalstreffer. In zijn ogen is het beter om te kijken naar bedrijven met een permanente stroom nieuwe producten of diensten.

Hij trekt de vergelijking tussen het winnen van een etappe van de tour de france of het winnen van de tour de france.

De studie is niet gefocust op de verschillen tussen best presterende bedrijven en de slechtst presterende bedrijven, maar op de verschillen tussen de beste en de gemiddeld presterende bedrijven. Het verschil tussen best presterende bedrijven en de slechtst presterende bedrijven heeft volgens Cobbenhagen meer te maken met slecht management in het algemeen dan met verschil in innovatiemanagement.

(31)

De studie van Cobbenhagen kijkt naar innovatief succes op bedrijfsniveau en zoekt naar niet-sector specifieke factoren. Dit houdt in dat er alleen gekeken wordt naar algemene competenties en niet naar bedrijfs- of sectorspecifieke competenties. De factoren die het innovatief vermogen bepalen worden in dit onderzoek op een hoog aggregatieniveau beschreven, te weten op het niveau van de industrie. Het onderzoek levert dan ook algemene factoren en niet bedrijfsspecifieke factoren. Dit model is dan ook meer te gebruiken als overkoepelend model en dient nog verder uitgewerkt en ingevuld te worden voor gebruik in een specifieke onderneming.

Resultaten

Het onderzoek van Cobbenhagen richt zich op management competenties op het gebied van technologie, marketing en organisatie. Tot deze driedeling is hij gekomen op basis van literatuur onderzoek en een daarop volgende casestudie. Uit de casestudie blijkt dat deze competenties cruciaal zijn voor succesvol kunnen innoveren.

Het hebben van alledrie de competenties is sterk geassocieerd met frontrunners. Van de frontrunners is 83% sterk in twee of meer competenties, terwijl slechts 28% van de packmembers sterk is in twee competenties en geen van de packmembers sterk is in drie competenties.

Naast deze driedeling heeft het onderzoek van Cobbenhagen nog zes factoren opgeleverd die het innovatief succes van een onderneming op een statistisch significante manier beïnvloeden:

ƒ Gebruik van multidisciplinair project team (horizontale georganiseerde onderneming)

ƒ Relatief hoge Research en Development uitgave

ƒ Marktgedrevenheid

ƒ Samenwerken met en betrekken van de klant bij het innovatieproces

ƒ Technische absorptiecapaciteit

ƒ Timing van het bedrijfsbeleid Beoordeling

Volledigheid: Cobbenhagen is op basis van literatuur en empirisch onderzoek gekomen tot drie management competenties die het innovatief vermogen van een onderneming beïnvloeden. Uit de resultaten van zijn onderzoek blijkt dat er een relatie is tussen voorlopers en de aanwezigheid van alledrie de competenties binnen de onderneming. Het lijkt dan ook dat met behulp van deze driedeling het innovatief vermogen van een onderneming te meten is. In het onderzoek wordt gekeken naar algemene competenties en niet naar bedrijfs- of sectorspecifieke competenties. Dit houdt in dat het model wel volledig is maar dat het niet erg bedrijfsspecifiek is. Het is meer een overkoepelend model.

Betrouwbaarheid: de onderzoeksmethode en bronnen worden gedetailleerd beschreven door Cobbenhagen. De resultaten van het onderzoek worden statistisch onderbouwd.

Validiteit: zoals eerder gesteld zijn de resultaten van dit onderzoek algemene resultaten. De studie van Cobbenhagen kijkt naar innovatief succes op bedrijfsniveau en zoekt naar niet-sector specifieke factoren. Voor het kunnen meten van het innovatief vermogen van een specifieke onderneming dient het model nog verder uitgewerkt en geoperationaliseerd te worden.

(32)

De Jong en Brouwer: Determinants of the innovative ability of SME’s27

Onderzoek

Dit onderzoek richt zich op de determinanten van het innovatief vermogen van een midden- en kleinbedrijf, met andere woorden de factoren die het aantal ideeën voor nieuwe of verbeterde producten, gegenereerd door de ondernemer en zijn werknemers, beïnvloeden.

Het onderzoek bestaat uit twee activiteiten:

ƒ Literatuuronderzoek

Voor een breed overzicht hebben ze zich gericht op zowel organisatie en algemene economische literatuur. Er is gebruik gemaakt van zowel Nederlandse als internationale literatuur.

ƒ Focusgroep

Het onderzoek is begeleid door een panel van Nederlandse deskundigen op het gebied van innovatie en midden- en kleinbedrijf onderzoek.

Resultaten

In de literatuur worden ongeveer vijftig organisatorische en algemene economische factoren genoemd die het innovatief vermogen beïnvloeden. Hieruit zijn negen categorieën onderscheiden die het innovatief vermogen van een midden- en kleinbedrijf bepalen:

ƒ Menselijke karakteristieken

ƒ Strategie

ƒ Cultuur

ƒ Structuur

ƒ Beschikbaarheid van middelen

ƒ Netwerk activiteiten

ƒ Bedrijfskarakteristieken

ƒ Innovatie infrastructuur

ƒ Marktkarakteristieken

Hierbij zijn de eerste zeven determinanten beïnvloedbaar door de onderneming en de laatste twee niet.

Beoordeling

Volledigheid: het onderzoek van De Jong en Brouwer bestaat uit literatuuronderzoek, zij hebben zelf geen empirisch onderzoek uitgevoerd. Zij hebben zowel organisatie en algemene economische literatuur onderzocht. De literatuurstudie is zeer uitgebreid te noemen. Er is een groot aantal factoren gevonden die het innovatief vermogen beïnvloeden. Het model lijkt dus volledig te zijn. Kanttekening hierbij is dat het model niet empirisch onderbouwd is.

Betrouwbaarheid: de onderzoeksmethode en bronnen worden gedetailleerd beschreven door De Jong en Brouwer.

Validiteit: het onderzoek betreft een uitgebreid literatuuronderzoek, er is gezocht in zowel organisatie en algemene economische literatuur. Met behulp van de factoren die De Jong en Brouwer gevonden hebben lijkt het innovatief vermogen van een

(33)

Arthur D. Little: The Innovative Company16

Onderzoek

Het onderzoek is gericht op het vinden van fundamentele, onderliggende karakteristieken die een onderneming innovatief maken. Door middel van twee recensiebijeenkomsten is het hedendaagse denken over innovatie in onderzoek en praktijk samengevat.

Resultaten

Onderliggende capaciteiten voor innovatie zijn geïdentificeerd en geclassificeerd in zes groepen:

ƒ Managen van de competentiebasis

ƒ Visie en strategie

ƒ Creativiteit en ideemanagement

ƒ Kennismanagement

ƒ Organisatie en processen

ƒ Cultuur

De capaciteitenlijst van hierboven is gescreend op duplicatie, getest ten opzichte van tien procesmodellen van innovatie en bediscussieerd door een groep van experts.

Beoordeling

Volledigheid: het onderzoek van Arthur D. Little bestaat uit literatuuronderzoek. Er zijn twee onafhankelijke literatuuronderzoeken geweest. Een richtte zich op relevant onderzoek vanuit academisch perspectief. De ander richtte zich op ontwikkelingen in innovatiemanagementtechnieken. Door deze tweedeling lijkt het model volledig te zijn. Kanttekening hierbij is dat het model niet empirisch onderbouwd is.

Betrouwbaarheid: het literatuuronderzoek is in twee bijeenkomsten besproken met experts, afkomstig uit heel Europa, op het gebied van innovatie. Dit samen met het uitgebreide literatuuronderzoek zorgt voor een betrouwbaar onderzoek.

Validiteit: het onderzoek is gericht op het vinden van fundamentele, onderliggende karakteristieken die een onderneming innovatief maken. De zes groepen met onderliggende capaciteiten lijken het innovatief vermogen te meten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

of taxation system of a Member State the previous taxation rate of a particular tax shall not always be taken into the account but taxation of different groups of

Niettegenstaande de kritiek op (het gebruik van) diacritische tekens (noot 231) zoals Tuynman die in Proeven I en II nog, maar later niet meer gebruikte, vind ik diens puzzel ‘Die

A 8.6 Totale nitraatuitspoeling naar het grondwater vanuit alle gronden in het landelijk gebied in 106 kg N a; gemiddelde nitraatuitspoeling vanuit alle gronden in kg N ha-1 jr-1

Door verregaande proces optimalisatie komt meer lage druk stoom beschikbaar waarbij dit concept een integraal onderdeel van het ontwerp vormt In deze case is dus feitelijk

Uit eerdere inventarisaties/enquêtes Meerburg et al., 2008 is gebleken dat in de Hoeksche Waard de aandacht bij het waterschap Hollandse Delta voor ecologisch beheer van dijken

Maatregel Om de aanvoercapaciteit van zoetwater voor West-Nederland te vergroten wordt gefaseerd de capaciteit van de KWA via zowel Gouda als Bodegraven uitgebreid.. Dit

Gebleken is dat bij de verdeling van het deelbudget voor ‘Te goeder trouw’ (in de definitieve vaststel- ling 2017) de Aanwijzingen besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2017 van

De suggestie wordt gedaan door een aanwezige dat mensen pas toe komen aan niet-technische revalidatie als de opties voor technische revalidatie uitgemolken zijn. Afsluiting