• No results found

De- monstratieproeven en, meer nog, eigen experimen- ten maken voor de leerling van het secundair on- derwijs de charme uit van het wetenschapsonder- wijs

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De- monstratieproeven en, meer nog, eigen experimen- ten maken voor de leerling van het secundair on- derwijs de charme uit van het wetenschapsonder- wijs"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 149 van 4 maart 1999

van mevrouw CECILE VERWIMP-SILLIS

Schoollaboratoria – Veiligheid en milieu

Wetenschap en de technologische toepassing ervan bepalen voor een groot deel onze leefwereld. Het wetenschappelijk onderzoek dat hiervoor nodig is, steunt in belangrijke mate op proefnemingen. De- monstratieproeven en, meer nog, eigen experimen- ten maken voor de leerling van het secundair on- derwijs de charme uit van het wetenschapsonder- wijs. Ze zijn voor jonge zoekers veelal de prikkel die diepere interesse in deze boeiende materie op- wekt. Terecht pikt ons onderwijs daarop in.

Onze secundaire scholen beschikken dan ook over één of meerdere min of meer goed uitgeruste labo- ratoriumklassen. Teneinde proeven te kunnen uit- voeren, al dan niet opgenomen in het leerplan, be- vatten de kasten in deze klassen een gevarieerd gamma van chemicaliën. Een aantal ervan zijn on- gevaarlijk, maar van andere is in de loop der jaren gebleken dat ze, meestal bij herhaald contact, risi- co's inhouden.

Bijgevolg rijst de vraag in welke mate een aantal producten nog in de kasten in de laboratoriumklas mogen worden bewaard, ook al vermeldt het etiket het gevaar dat men loopt bij verkeerd gebruik van het product, en in hoeverre ze nog mogen worden gebruikt bij proeven, zelfs met een luchtafzuigsys- teem. Ik denk onder meer aan kwik, benzeen, broom, nitreuze dampen, tetra, natrium, kalium, magnesiumpoeder, fosfor, enzovoort.

Maar wat krijgt de leerling als alternatief, wanneer het aanschouwelijke van het wetenschapsonderwijs verdwijnt ?

Na de proeven blijven ook afvalstoffen over, vaak in oplossing. Vaak zijn dit stoffen die niet zomaar thuishoren in de riolering of vuilnisbak. Dit is nochtans de plaats waar ze altijd al terechtkwa- men.

Ik neem aan dat de minister op de hoogte is van dit zeer specifiek probleem binnen zijn bevoegdheids- gebied.

1. Welke richtlijnen werden uitgevaardigd zodat de leerkrachten en leerlingen in het secundair onderwijs in veilige omstandigheden weten- schappelijke proeven kunnen uitvoeren ? 2. Welke alternatieven zijn er voor experimenten

die nodig zijn om het wetenschapsonderwijs zin- vol en boeiend en toch in veilige omstandighe-

den over te brengen bij de leerlingen ?

3. Welke maatregelen worden voorgesteld aan de inrichtende machten in verband met noodzake- lijke, maar gevaarlijke chemicaliën in de school- laboratoria ?

Wie draagt hiervoor de verantwoordelijkheid ? 4. Over welke mogelijkheden beschikken de in-

richtende machten om zich van hun overbodige, historisch gegroeide voorraad chemicaliën te ontdoen ?

5. Welke maatregelen worden voorgesteld aan de inrichtende machten voor het verantwoord be- handelen van het zeer gevarieerd, vaak in gerin- ge hoeveelheden voorkomend chemisch afval uit de secundaire schoollaboratoria voor fysica, chemie en biologie ?

N.B. Een gelijkaardige vraag werd gesteld aan de heer Eddy Baldewijns, Vlaams minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken.

Antwoord

1 en 2. De vermelde producten zijn inderdaad ge- vaarlijke stoffen, die met de nodige omzichtig- heid moeten worden behandeld, opgeslagen en verwijderd.

In die zin moeten de laboratoria van de scholen ook beantwoorden aan alle maatregelen in ver- band met gevaarlijke stoffen, zoals beschreven in de onderscheiden wetgevingen :

– federale reglementering, onder andere Alge- meen Reglement voor de Arbeidsbescher- ming (ARAB) ;

– titel I en II van Vlarem ;

– Vlaams Reglement inzake Afvalvoorkoming en -beheer (Vlarea).

Het betreft onder meer :

– de opslag van gevaarlijke producten (achter slot, in een aparte ruimte, ...) ;

– het werken met gevaarlijke producten (met luchtafzuiging, veiligheidsbril, ...) ;

– het verwijderen van gevaarlijke afvalstoffen.

Om specifieke maatregelen voor het onderwijs

(2)

voor te schrijven, is mijn administratie niet be- voegd. Voor het werken met gevaarlijke stoffen bestaan verschillende boeken die ook op schoollaboratoriumbasis kunnen worden ge- bruikt, zoals bijvoorbeeld de Chemiekaarten. In dit werk zijn niet alleen de stoffen opgenomen met hun gevaren, hun risico(R)- en veiligheids- aanbevelings(S)-zinnen, maar ook symptomen bij bijvoorbeeld vergiftiging, eerste hulp, verwij- dering van gemorst product, opslag, enzovoort.

Een dergelijk werk zou op zijn minst in elk schoollaboratorium aanwezig moeten zijn.

3. De laboratoria voor scholen zijn ingedeeld in rubriek 24 van de lijst van hinderlijke inrichtin- gen (bijlage 1 van titel I van Vlarem). Ze zijn minstens meldingsplichtig. Indien zij afvalwater lozen met een hoeveelheid gevaarlijke stoffen van meer dan 1 kg per maand en per stof die opgenomen is in lijst I van bijlage 2C bij het be- sluit van de Vlaamse regering houdende vast- stelling van het Vlarem, dienen zij een milieu- vergunning klasse 2 aan te vragen.

Voor deze laboratoria zijn geen sectorale voor- waarden in titel II van Vlarem bepaald. Wel moeten zij de algemene milieuvoorwaarden voor ingedeelde inrichtingen eerbiedigen, die toelaten verontreinigingen op verschillende vlakken te voorkomen, aangezien het niet on- mogelijk is dat er onderwijsinstellingen zijn die een aanzienlijke opslag hebben van gevaarlijke stoffen ten behoeve van hun laboratoria. Naar- gelang de opslagcapaciteit zijn ze dan ingedeeld in rubriek 17 van de lijst van hinderlijke inrich- tingen. Voor deze rubriek zijn er wel sectorale voorwaarden, waaraan de inrichtingen die der- gelijke opslag bezitten moeten voldoen, in titel II van Vlarem opgenomen.

4. De overbodige, historisch gegroeide voorraad chemicaliën zijn bedrijfsafvalstoffen, vermits zij niet ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en evenmin worden gelijkgesteld aan huishoudelijke afvalstoffen (Vlarea, artikel 2.1.1, punt 2).

Het afvalstoffendecreet bepaalt in artikel 20 de mogelijke wijzen van verwijdering of nuttige toepassing van bedrijfsafvalstoffen.

Vermits de inrichtende machten geen milieuver- gunning bezitten om voornoemde afvalstoffen te verwerken en deze afvalstoffen evenmin se- cundaire grondstoffen zijn, mogen zij de school enkel verlaten :

a) of door de afgifte aan een natuurlijke per- soon of rechtspersoon die

– hetzij houder is van een milieuvergunning voor de verwerking van chemicaliënres- ten ;

– hetzij houder is van een erkenning voor het ophalen van chemicaliënresten ; b) of door de afgifte aan een in een ander ge-

west of land gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die overeenkomstig de daar geldende wetgeving deze afvalstoffen mag verwijderen of nuttig toepassen.

Aangezien de chemicaliënresten zowel van an- organische als organische aard met zeer ver- schillende eigenschappen kunnen zijn, moet door een deskundige voor de afvoer duidelijk een onderscheid worden gemaakt tussen de ge- vaarlijke en niet-gevaarlijke afvalstoffen, met het oog op een aangepaste werking.

5. OVAM stelt voor om het chemisch afval al in het laboratorium op te splitsen in grote catego- rieën en om de selectieve afvalstromen in apar- te, duidelijk herkenbare recipiënten te stocke- ren.

Er bestaat op universitair niveau reeds ervaring met de indeling in zes categorieën, namelijk : – de zure anorganische afvalvloeistoffen in een

30 liter-vat ;

– de alkalische anorganische afvalvloeistoffen in een 30 liter-vat ;

– de niet-gehalogeneerde organische afval- vloeistoffen in een 30 liter-vat ;

– de gehalogeneerde organische afvalvloeistof- fen in een 30 liter-vat ;

– de bijzondere afvalvloeistoffen in specifieke recipiënten omdat ze kunststof aantasten ; – de vaste en vloeibare afvalstoffen zoals kwik,

batterijen, enzovoort, in een specifiek reci- piënt kleiner dan 5 liter.

Bij de categorieën 1 tot en met 4 moeten duide- lijke richtlijnen worden gegeven over welke stoffen niet mogen worden toegevoegd om on- gewenste chemische reacties te vermijden.

(Antwoord Eddy Baldewijns : Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 12 van 30 april 1999, blz. 1434 –

(3)

red.)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De kencijfers die gebruikt zijn voor de schatting van het aantal letsel- ongevallen, gegeven de hoeveelheid verkeer, in de oude en in de nieuwe situatie van de

Archive for Contemporary Affairs University of the Free State

Furthermore this study contributed information specifically of the 13-year old adolescent sport participants‟ sport psychological and also indicates that there are

The success of the vehicle- free developments was measured and the information utilised to guide recommendations for the demarcated study area within the town of

Het niet meer uitleesbaar zijn van de transponder in het oormerk van systeem D kwam op alle vier de locaties voor, variërend van één tot vijf defecte transponders per locatie..

Dit onderzoek werd ontworpen om enkele voorlopige antwoorden op deze vragen te verstrekken voor normale gezonde volwassenen, daarbij de basis te leggen voor het gebruik van deze

De toename in regelgeving die fraude moest bestrijden, de groei in het aantal processen tegen smokkelaars in de tussenhandel en de artikelen in de periodieke pers wekken de indruk

Veertig bedrijven met een LPAI virus introductie in het verleden (cases) zijn vergeleken met 81 bedrijven waar geen introductie heeft plaats gevonden (controls) om te onderzoeken