• No results found

POST-KYOTO EN ERGIEBELEID

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "POST-KYOTO EN ERGIEBELEID"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

POST-KYOTO EN ERGIEBELEID

ADVIES AAN D E MIN ISTER VAN ECO N O MISCH E Z AKEN

VASTGESTELD O P 24 JAN UARI 2002

(2)

Sa m e n s te llin g Alg e m e n e En e rg ie ra a d e n Se cre ta ria at

De Ra a d

• Mevrouw ir. J.M. Leemhuis-Stout, voorzitter

• Mevrouw A. van den Berg

• Ir. J.M.H . van Engelshoven

• Mevrouw J.A. Jorritsma-van O osten

• Ir. G.J.M. Prieckaerts

• Ir. O.H .A. van Royen

• Ir. J.P. van Soest

• Prof. dr. ir. P.Vellinga

• Prof. drs. P.J.Vos

• Mevrouw prof. dr. ir. M.P.C .W eijnen

He t s e cre ta ria at

• D rs. B.J.M. H anssen, secretaris

• Ir. P.W. Broekharst

• D rs. E.J. ten Elshof

• Mevrouw E.M.A. Bouwen

• Mevrouw E.A. de Groot

(3)

In h o u d s o p g ave

Co n clu s ie s e n a a n be ve lin g e n ... 5

1 . En e rg ie be le id bin n e n klim a atra n dvo o rw a a rd e n... 10

2 . Co n to u re n va n e e n n ie u w e e n e rg ie vo o rz ie n in g ... 13

2.1 Te ch n ie k e n ... 13

2.2 Sch a a ln ive a u vo o r b e le id ... 14

2.3 Ta k e n va n d e Ne d e r la n d s e ove r h e id ... 15

2.4 Vo o r lo p ige co n clu s ie ... 16

3 . De s te rke p u n te n va n Ne d e rla n d o p e n e rg ie g e bie d ... 17

3.1 Wa n n e e r is s p ra k e va n e e n s t e r k p u n t ? ... 17

3.2 De Ne d e r la n d s e co m p a ra t ieve vo o rd e le n ... 18

3.3 Ho e k u n n e d e co m p a ra t ieve vo o rd e le n o p t im a a l w o rd e n b e n u t ? ... 20

3.3.1 Alge m e n e b e le id s p u n t e n e n in s t r u m e n t e n ... 20

3.3.2 Sp e cifie k e a ct ie s vo o r d e vie r s p e e r p u n t e n ... 22

Bijla g e n ... 25

1. Ad vie s a a n vra a g EZ ... 25

2. Te ch n ie k e n e n e n e rgie d ra ge r s va n e e n n ie u w e e n e rgievo o r z ie n in g ... 27

3. Sch a a ln ive a u vo o r CO2-re d u ct ie b e le id ... 31

4. In t e r n a t io n a l view s o n p o s t -Kyo t o clim a t e p o licy im p le m e n t a t io n (IVM) .... 35

5. Po s t -Kyo t o t o e k o m s t b e e ld e n (RIVM/ ECN) ... 39

6. Zw a r t e s ch o o n h e id ? Ove r d e fo s s ie le b ijd ra ge a a n e e n ve rd u u r z a m e n d e e n e rgie h u is h o u d in g (NOVEM) ... 50

7. Re fe re n t ie s ... 57

(4)
(5)

Co n clu s ie s e n a a n be ve lin g e n

Ho o fd lijn1

In brede kring wordt verwacht dat het klimaatbeleid in de periode na 2 0 1 0 zal worden voortgezet en dat dit ingrijpende gevolgen zal hebben voor de energievoor- ziening. Z o zouden de OESO-landen na 2 0 1 0 hun CO2-emissie ten gevolge van de energievoorziening jaarlijks met 1 % moeten verminderen. D e AER acht internationale handelsmechanismen voor CO2van groot belang voor een effectieve en efficiënte terug- dringing van de broeikasgassen. Binnen die context wijst de AER op het belang voor N ederland om de comparatieve voordelen uit te buiten.

N ederland heeft een aantal sterke punten, dus kansen, die in een Europese

emissiearme energievoorziening een belangrijke rol kunnen spelen, te weten aardgas, biomassa aanvoer en conversie, CO2-opslag en zon-PV kennis. D e Raad acht het wenselijk dat deze sterke punten zowel in het klimaatbeleid als in het energiebeleid ten volle worden benut.

D e overheid heeft volgens de AER daarom nu twee belangrijke taken te vervullen, gericht op een leidinggevende positie van N ederland op deze specifieke gebieden.

Z ij moet zich ten eerste sterk maken voor de totstandkoming van een internationaal klimaatbeleid, zodanig dat een zo groot mogelijke handel mogelijk is van emissie- rechten (minimaal op EU-schaal) en tevens dat dit systeem zodanige spelregels heeft dat de N ederlandse comparatieve voordelen goed uit de verf komen. Ten tweede moet de overheid in N ederland actief ruimte scheppen voor de ontplooiing van initiatieven, die anticiperen op een vooraanstaande N ederlandse rol in de Europese emissiearme energievoorziening. H et gaat hierbij voor N ederland vooral om:

- de toenemende rol van aardgas in Europa,

- aanlanding van biomassa en omzetting daarvan in elektriciteit, biogas en biofuells, - de ondergrondse opslag van afgevangen CO2,

- de groeiende rol voor hoogwaardige zonnecelsystemen.

1) Dit a d vie s is u it ge b ra ch t o p ve r z o e k va n d e Min is t e r va n Eco n o m is ch e Za k e n t e r vo o r b e - re id in g o p h e t b in n e n k o r t u it t e b re n ge n En e rgie ra p p o r t 2002.

(6)

Co n clu s ie s

H et klimaatbeleid zet ook na 2 0 1 0 door, waarbij ca. 1 % CO2emissiereductie per jaar nodig zal zijn.

1. D e AER acht het verstandig er van uit te gaan dat het klimaatbeleid na Kyoto (2010) door zal zetten. D it betekent –in internationale context- dat N ederland verdere emissiereductie moet realiseren. H et internationale en nationale energiebeleid zal daar een grote bijdrage aan moeten leveren.

H ierbij gaat de AER er van uit dat in de ontwikkelde landen een absolute CO2- emissiereductie van 1% per jaar vanaf 2010 nodig zal zijn. D e AER verwacht dat in de post-Kyoto periode een internationale prijs voor CO2is ontstaan door invoering van handelssystemen.

2. Bij beleidsbepaling moet steeds goed in het oog gehouden worden dat klimaat- beleid meer is dan energiebeleid, maar andersom ook dat energiebeleid meer is dan alleen de klimaatproblematiek. D it betekent dat ook niet energiegerela- teerde broeikasgassen een evenwichtige bijdrage moeten leveren én dat voldoende zorg moet bestaan voor de betrouwbaarheid en betaalbaarheid van de energievoorziening.

D aarvoor zal een brede mix van technologieroutes moeten worden ingezet, …

3. Er is een groot scala aan technologieroutes beschikbaar. H et betreft naast verhoging van de energie-efficiency vooral ook alles wat bijdraagt aan een schone energievoorziening: hernieuwbare bronnen, nucleaire energie,

koolstofarme bronnen, CO2verwijdering en opslag.Volgens de AER impliceren de klimaatdoelen zoals die nu in discussie zijn op mondiaal (IPCC) en EU-niveau én in de particuliere sector (Shell), dat al deze technologieroutes in meer of mindere mate nodig zullen zijn. D e uitgevoerde achtergrondstudies wijzen dit ook uit.

Ondersteund door generieke instrumenten, met als basis internationale CO2-handel.

4. H et internationale klimaatbeleid moet ingericht worden met een breed werkend instrumentarium waarin al die technologieroutes benut kunnen worden. D e basis daarvoor is een internationaal CO2-handelssysteem in combi- natie met normering en plafonnering. D e Raad wil er op wijzen dat voor een goede werking van CO2-handel het bestaande stimuleringsinstrumentarium voor energiebesparing en duurzame energie (zoals heffingen, subsidies, segmen- tatie van de markt door bijvoorbeeld 50/50 verdeling binnenlandse en buiten- landse maatregelen) moet worden herbeoordeeld.

(7)

Binnen die internationale context moet N ederland extra aandacht gaan geven aan zijn comparatieve voordelen op energiegebied.

5. D e AER concludeert dat het voor het nationale beleid van groot belang is extra aandacht te geven aan de routes die technisch en economisch interessant zijn, en daarbij te kiezen op basis van comparatieve voordelen die ons land daarbij heeft. Gegeven de onzekerheden in het mondiale toekomstige beleid, wordt met het inzetten op de comparatieve voordelen een robuust beleid gecreëerd voor N ederland.

D e AER ziet 4 sterke punten voor N ederland: …

6. D e AER heeft geïdentificeerd dat de volgende serie technologietrajecten speciale aandacht verdienen. D it zijn naast technieken die in N ederland toepasbaar zijn, ook exportkansen.

N ederland Aardgasland: N ederland heeft veel kennis ontwikkeld over alle aspecten van aardgas. H et Slochterenveld vervult een wezenlijke rol bij de zekerheid van levering. Efficiënte aardgastechnieken kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het verlagen van de CO2emissie. Aardgas wordt alom gezien als de belangrijkste transitiebrandstof naar een CO2-arme energie- huishouding. Europa heeft nog een groot potentieel én infrastructuur voor de verdere inzet van gastoepassingen.

N ederland aan Z ee: D e grootste Europese haven voor bulkgoederen biedt een prima uitgangspunt voor aanvoer, omzetting en doorvoer van

biomassa. N ederland heeft veel kennis van (chemische) omzettingen, zowel in energie als chemische grondstoffen.

N ederland CO2opslagland: N ederland heeft goede mogelijkheden voor de opslag van CO2(aardgasvelden, geologische kennis). Geconcentreerde CO2-stromen in de N ederlandse procesindustrie en elektriciteitssector bieden goede mogelijkheden voor CO2-afvang, als begin naar de “schoon fossiel” route respectievelijk waterstofinzet.

N ederland Kennisland: N ederland heeft een voorsprong bij de ontwikkeling van zonnecellen. Z onnecellen zijn mondiaal een belangrijke optie voor de langere termijn, en dus een goed exportartikel. In de drie categorieën hiervoor is kennis al een aantal malen genoemd: geologische kennis en kennis van upstream technieken; kennis omtrent aanleg van (gas)infra- structuur ; gas- en brandertechnologie; kennis van chemische omzettingen van energie, inclusief uit kolen en biomassa.

Aanbevelingen

Om die vier sterke punten optimaal te benutten, dient de overheid nu een aanvang te maken met de uitvoering van de volgende twee samenhangende taken.

(8)

7 . D e eerste taak is de keuze voor het juiste schaalniveau en de instrumentenmix voor het klimaatbeleid, zodanig dat de comparatieve voordelen optimaal kunnen worden benut. D aarvoor is minimaal op EU-schaal een CO2-handelssysteem nodig, daarna uit te breiden tot alle geïndustrialiseerde landen die een plafond hebben in de post-Kyoto periode (2010 en verder). D e CO2-prijs is dan lager dan bij een beleid waarbij nationale doelstellingen ook nationaal moeten worden bereikt.

8 . D e tweede taak is de keuze voor een energiebeleid waarbij N ederland nieuwe initia- tieven ontwikkelt op de vier genoemde sterke punten.D e N ederlandse overheid moet het initiatief nemen om gezamenlijk met kennisinstituten, industrie en lokale overheden deze sterke punten te gaan benutten.

9. D eze beide taken moeten volgens de AER met spoed worden opgepakt, enerzijds omdat de stroperige internationale besluitvormingsprocessen niet vroeg genoeg in gang gezet kunnen worden en anderzijds om helderheid te geven naar betrokken nationale spelers.

Er is volgens de AER een krachtig vormgegeven afwegingskader schoon- betaalbaar-betrouwbaar nodig, dat ook toepasbaar moet zijn bij ruimtelijke keuzes (schaarse ruimte in N ederland). D e AER is van mening dat de genoemde vier comparatieve voordelen van N ederland in potentie zodanig benut kunnen en ook moeten worden, dat deze een goede bijdrage leveren aan de andere energiedoelen, zonder dat doelstellingen op het terrein van milieu en natuur in gevaar komen.

D e AER beveelt de volgende specifieke initiatieven aan voor de benutting van de N eder- landse sterke punten.

10. D e suggesties uit dit rapport voor de benutting van de comparatieve voordelen worden hier kort samengevat:

N ederland Aardgasland

Milieuwaarderingssysteem voor de Europese elektriciteitsopwekking.

Groninger veld op peil houden en aardgaswinning in de kleine velden blijven bevorderen (binnen strenge natuur- en milieu eisen).

Meer gas inzetten in de Europese elektriciteitssector (maar wel meewegen diversificatie; voorzieningszekerheid).

N agaan of het gasnet en gaskennis een voordeel is voor een toekomstige inzet (o.a. door bijmenging) van biogas en waterstof. Groene gas alterna- tieven bevorderen.

R, D & D naar kleinschalige energie-efficiënte gas technologieën.

(9)

N ederland aan Zee

Investeren in het creëren van een internationale markt voor biomassa.

D e Rotterdamse haven ontwikkelen tot een overslag- en bewerkingshaven voor biomassa. D it combineren met pilotprojecten voor geavanceerde omzetting van biomassa naar elektriciteit, gasvormige of vloeibare brand- stoffen.

Een substantieel R, D.& D programma op die terreinen is daarbij een vereiste.

N ederland CO2opslagland

Proeven en vervolgens een infrastructuur opzetten voor de berging van CO2

in oude aardgasvelden, zowel op zee als op land.

Benut de geconcentreerde stromen in de procesindustrie en de elektrici- teitsproductie (incl. bij KV-STEG) voor de afvang van CO2.

W aterstofinfrastructuur op het niveau van industrieterreinen is te zien als volgende stap. Krachtige overheidskeuzes m.b.t. toekomstige infrastructuur zijn erg belangrijk om de verandering op gang te brengen.

R, D & D naar afvangtechnieken en geavanceerde omzetting naar bruikbare energie.

N ederland Kennisland

Gemeenschappelijke onderzoeksprogramma’s van de wetenschappelijke instellingen, de technologische instituten en het bedrijfsleven naar zonne- energie (en zoals reeds genoemd voor biomassa, CO2opslag en waterstof).

D aarbij hoort ook onderzoek naar de bijbehorende infrastructuur en ervaring opdoen in proefprojecten.

Implementatie van zonne-energie in ontwikkelingslanden.

(10)

1 . In le id in g : En e rg ie be le id bin n e n klim a at- ra n dvo o r- w a a rd e n

‘Post-Kyoto’ is de periode na 2010 - 2012, d.w.z. de periode waarvoor nu nog geen afspraken zijn gemaakt voor reducties van broeikasgasemissies. N ederland heeft zich voor de periode tot 2012 gecommitteerd aan 6% reductie van CO2-equivalenten t.o.v. 1990 als bijdrage aan een EU-brede doelstelling van 8% reductie. D e algemene verwachting van wetenschappers, maatschappelijke organisaties en bedrijven is dat Kyoto slechts een eerste stap is en dat voor de post-Kyoto periode verdergaande emissiereducties zullen worden afgesproken. D e Raad wil nu reeds stilstaan bij het energiebeleid voor de langere termijn, waarbij een verdergaand klimaatbeleid als gegeven wordt beschouwd en daarvoor beleidsaanbevelingen doen.

Adviesaanvraag

D e aanleiding voor het verzoek van de Minister van Economische Z aken aan de Raad om advies uit te brengen over ‘post-Kyoto en het energiebeleid’ is het Energie- rapport dat de minister begin 2002 wil uitbrengen (zie bijlage 1). D e centrale vraag van de minister bestaat uit drie onderdelen:

• W at kan energiebeleid bijdragen aan het klimaatbeleid in zijn internationale context?

• Bij welke energieketens en technologieën liggen de beste kansen en welk stelsel van beleidsopties is nodig en gewenst.

• W elke verhouding is er tussen energiebesparing, hernieuwbare energie, kernenergie en ‘schoon fossiel’.

Gevolgde aanpak, vraagstelling

In deze inleiding worden de vraagstelling aangegeven, alsmede de uitgangspunten die de Raad heeft gehanteerd bij zijn advies. In hoofdstuk 2 en 3 volgt de analyse.Ter voorbereiding van dit advies zijn drie studies verricht door respectievelijk IVM, RIVM/ECN en N O VEM, waarvan de samenvattingen zijn opgenomen (bijlagen 4 t/m 6). D e conclusies en beleidsaanbevelingen van de AER zijn aan het begin van dit advies opgenomen.

D e Raad heeft ervoor gekozen om een verdergaand klimaatbeleid als gegeven te beschouwen en te kijken welke effecten dat kan hebben op de N ederlandse energie- voorziening. Bij de formulering van het advies richt de AER zich op de vraag wat vanuit het energiebeleid op korte termijn ondernomen kan worden door de N eder- landse overheid en het N ederlandse bedrijfsleven om structureel de kansen voor de N ederlandse economie zo groot mogelijk te laten zijn. N atuurlijk onder de condities

(11)

van een betaalbare, betrouwbare en schone energievoorziening (breder dan CO2).

N iet alleen de intensiteit, maar ook de wijze waarop het klimaatbeleid gestalte krijgt, heeft effect op de energievoorziening. D aarom onderscheidt de AER in dit advies twee verschillende taken van de overheid als het gaat om het energiebeleid bij verdergaand klimaatbeleid.Ten eerste de taak om het klimaatbeleid verder gestalte te geven (schaal van beleid, keuze instrumentenmix) en ten tweede de taak om binnen gegeven klimaatrandvoorwaarden zo goed mogelijk de publieke belangen van schoon, betaalbaar en betrouwbaar vorm te geven. D eze beide taken staan zeker niet los van elkaar. In hoofdstuk 2 wordt hierop nader ingegaan.

Uitgangspunten klimaatrandvoorwaarden

H et klimaatbeleid lijkt af te koersen op een forse vermindering van de uitstoot van broeikasgassen omdat dit noodzakelijk wordt geacht om het mondiale klimaatpro- bleem het hoofd te bieden (IPCC). H et gebruik van fossiele energie is daarbij verreweg de belangrijkste oorzaak, niet alleen via CO2, maar ook door CH4en N O x. O p den duur (eind 21e eeuw) zal een terugdringing van de broeikasgase- missies met 80% in de westerse wereld aan de orde zijn, waarbij de belangrijkste sleutel voor het klimaatbeleid op het terrein van de energiehuishouding gezocht moet worden.

Ander beleid moet voorzien in een uiteindelijk proportionele beperking van niet energiegerelateerde emissies.W aar deze andere emissies op een efficiëntere wijze beperkt kunnen worden dan CO2-emissies, moet dat ook bij voorrang geschieden.

D aarmee kan tijd gewonnen worden voor de transitie naar een duurzame energie- voorziening. D at neemt niet weg dat dit slechts tijdelijk lucht kan geven aan de beperking van de CO2-emissies, die structureel scherp zullen moeten dalen (zie RIVM/ECN , bijlage 5). O ok Shell neemt een forse vermindering van de CO2-emissies in zijn nieuwste scenario’s als uitgangspunt (zie bijlage 2).

D e EU heeft zich voor de lange termijn uitgesproken voor een concentratie van 450 ppm CO2.Tot 2030 betekent dat een gemiddelde jaarlijke daling van de CO2- emissies met ongeveer 1 % en nog hoger (1,5 %) in de jaren daarna. Indien in het klimaatbeleid wordt gekozen voor de minder scherpe doelstelling van een concen- tratieniveau van 550 ppm, zal nog altijd een reductie van tegen de 1 % per jaar noodzakelijk zijn tot 2100. D e conclusie is dat vanaf 2010 een jaarlijkse CO2

emissiereductie in de orde grootte van 1 % nodig is. D eze 1 % is de klimaatrand- voorwaarde die de AER in de rest van dit advies als uitgangspunt neemt.

Een schone energievoorziening

H et element schoon zal in de doelstellingen van het energiebeleid (schoon, betaalbaar en betrouwbaar) een bredere invulling krijgen. In het begin van de 20e eeuw werd schoon vooral gekoppeld aan roet, gevolgd door geluid, verzuring en straling in de tweede helft van de 20e eeuw. In de definitie van “schoon” is nu ook het vermijden van de emissies van broeikasgassen opgenomen.

(12)

O mdat het broeikasprobleem een mondiaal probleem is, is bij CO2veel meer dan bij de andere componenten van schoon, de mogelijkheid aanwezig om via handel tussen locaties de meest efficiënte oplossing te zoeken. CO2zal in de toekomst een inter- nationale prijs krijgen. D it gebeurt niet vanzelf maar zal door de nationale en inter- nationale overheden via heffingen of via emissieplafonds in combinatie met handels- mechanismen tot stand komen. H et Kyoto-protocol voorziet daar al gedeeltelijk in door de nationale broeikasgasplafonds en door de handelsmechanismen (JI.; CD M;

ET2). D oor de EU wordt momenteel gewerkt aan een systeem van emissiehandel (CO M(2000)87 en CO M(2001)581) en recent heeft de Commissie CO2-handel geadviseerd over een mogelijke N ederlandse invulling van emissiehandel.

D e veranderingen zullen ingrijpend zijn en zullen in vergelijking met de traditionele elementen van schoon relatief hoge kosten met zich meebrengen. H andhaving van de drieledige doelstelling betekent ook dat het energiebeleid niet alleen klimaat- beleid kan zijn. Gedurende de transitie dient voldoende zorg te blijven voor de betrouwbaarheid en betaalbaarheid van de energievoorziening.

2) Jo in t Im p le m e n t a t io n (JI), Cle a n Deve lo p m e n t Me ch a n is m (CDM), Em is s io n Tra d in g (ET)

(13)

2 . Co n to u re n va n e e n n ie u w e e n e rg ie vo o rz ie n in g

2 .1 Te ch n ie ke n

O m de vraag te beantwoorden wat de waarde is van verschillende technieken in de nieuwe energievoorziening die in de post-Kyoto periode tot stand zal komen, zijn reeds vele techniekverkenningen uitgevoerd. H ieruit blijkt dat tal van verschillende techniekroutes een plek kunnen krijgen.Verhoging van de energie-efficiency is belangrijk en mogelijk, maar voor de vereiste structurele reducties biedt dit onvol- doende soelaas. Uitgaande van een groeiend inkomensniveau, zal een emissiearme energievoorziening daarom naast zuinige apparaten en installaties bestaan uit schone energiedragers (elektriciteit, warmte en waterstofgas) en schonere energiebronnen.

Schone energiedragers zijn nodig om grootschalig de nieuwe schone bronnen te kunnen gebruiken. D aarvoor komen in aanmerking hernieuwbare energiebronnen (zoals biomassa, zon, wind), nucleaire energie, koolstofarme bronnen (bijvoorbeeld aardgas in plaats van kolen), CO2-verwijderings-technieken en CO2-opslag (zie bijlage 2). Uit de studies van RIVM/ECN en IVM komt naar voren dat al deze techniekroutes in de verschillende scenario’s in meer of mindere mate nodig zijn.

O ok de resultaten van het onlangs afgeronde CO O L-project en de recente Shell- scenario’s geven dat aan. Uit een recente studie van N ovem (Stuij, Schreurs 2001, bijlage 6) naar de mogelijkheden van “schoon fossiel” blijkt dat er ruime mogelijk- heden zijn om CO2af te vangen en op te slaan, die ook qua kosten concurrerend zijn met andere mogelijkheden om CO2te reduceren.

H et is moeilijk, zo niet onmogelijk, om in een dynamische energiemarkt te kiezen welke technieken over 20 jaar dominant zijn en steun verdienen. N iet alleen de kosten van bepaalde technieken nu, maar ook de nog te verwachten kostenontwik- kelingen, zijn uitermate belangrijk. O ok is gebleken dat in grote delen van de markt aspecten als comfort, status en gemak bepalende belangrijke factoren zijn voor de techniekkeuze; de prijs is slechts in beperkte mate bepalend. H et kan bijvoorbeeld wel waar zijn dat zuinige lampen per lumen (eenheid van licht) goedkoper zijn, maar de consument koopt nog steeds overwegend gloeilampen.Verder bepaalt ook het beleid gericht op andere doelen van de nationale en Europese overheid (zoals lokaal milieu) welke technologieroutes kansrijk zijn en welke niet.

D e AER concludeert dat het internationale klimaatbeleid zich derhalve moet richten op het ‘1000-bloemen-bloeien-principe’: een breed werkend instrumentarium waarin geen techniek wordt uitgesloten of benadeeld. O p dat internationale schaal- niveau is ‘picking the winners’ niet raadzaam.

(14)

2 .2 Sch a a ln ive a u vo o r be le id

D e AER gaat er vanuit dat de O ESO -landen hun energievoorziening de komende decennia zodanig moeten aanpassen, dat een groeiend inkomensniveau met een absolute reductie van de CO2-emissie gepaard gaat. O mdat het klimaatprobleem een mondiaal probleem is, ligt het idealiter voor de hand om dat probleem dan ook mondiaal aan te pakken. Maar de werkelijkheid gebiedt te erkennen dat veel Europees en nationaal beleid nodig is om een bijdrage te leveren aan de oplossing van het klimaatprobleem.Vanuit de gedachte “think global, act local” is er ook een sterke drang bij locale overheden om lokaal beleid te ontwikkelen voor het mondiale klimaatprobleem.

D e AER verwacht dat onder druk van het klimaatbeleid de tendens tot Europese eenwording op het terrein van de energievoorziening aan kracht zal winnen. D e verwachting is dat in de post-Kyoto periode sprake zal zijn van een Europese energievoorziening waarbij er Europese regels zullen zijn voor marktwerking, milieu en voorzieningszekerheid. In een dergelijke context zal elk land zich vervolgens kunnen specialiseren in die technieken die het beste aansluiten bij de geografische ligging, de aanwezige industrie en de aanwezige kennis. D e mate waarin dit kan gebeuren is echter afhankelijk van het schaalniveau dat de politiek kiest voor beleid op het terrein van marktwerking, voorzieningszekerheid én milieu, waaronder het klimaatbeleid. Bij een Europees energiebeleid op elk van deze terreinen kan tegen de laagste kosten een betrouwbare, schone energievoorziening worden gerealiseerd.

H oe meer specifiek lokaal beleid wordt ontwikkeld, des te hoger de totale kosten zullen worden bij een gelijke CO2-emissie. D e doelmatigheid van het klimaatbeleid neemt af met de verschuiving van de schaal van beleid van Europees naar lokaal niveau. Concreet betekent dit, dat als het niet lukt om een Europees klimaatbeleid te ontwikkelen,“goedkope” maatregelen bij de industrie onbenut blijven liggen en

“dure” maatregelen in de gebouwde omgeving nodig zijn om toch te voldoen aan de randvoorwaarde dat de totale CO2-emissie van de energievoorziening absoluut afneemt. In figuur 1 respectievelijk bijlage 3 is uitgewerkt hoe de kosten van klimaat- beleid stijgen bij vergelijking van een Europees beleid, een nationaal beleid en een gesegmenteerd nationaal beleid.

(15)

Figuur1. Marktprijs CO2reductie in relatie tot schaal van beleid

To e lich t in g. De figu u r ge e ft e e n in d ica t ie va n d e m a r k t p r ijs vo o r CO2 o n d e r ve r s ch ille n d e co n d it ie s .

De p r ijz e n z ijn a fge le id d o o r CE o p b a s is va n d ive r s e b ro n n e n (z ie b ijla ge 3). Bij e e n “re d u c- t ie d o e l p e r s e ct o r ” m o e t e n re la t ie f d u re m a a t re ge le n (ge b o u w d e o m gevin g, p e r s o n e n ve r vo e r ) ge t ro ffe n w o rd e n o m h e t e m is s ie p la fo n d t e b e re ik e n . Als e r e e n n a t io n a a l re d u ct ie d o e l is o m h e t z e lfd e e m is s ie p la fo n d t e b e re ik e n , k u n n e n m e e r go e d k o p e re m a a t re ge le n w o rd e n ge t ro ffe n b ij in d u s t r ië le b e d r ijve n , b e t a a ld d o o r k le in ve r b r u ik e r s . Bij EU-h a n d e l k o m e n n og m e e r go e d k o p e re m a a t re ge le n b e s ch ik b a a r e n d e k o s t e n w o rd e n ve rd e e ld ove r a lle ge b r u ik e r s va n e n e rgie .

2 .3 Ta ke n va n d e Ne d e rla n d s e o ve rh e id

N iet alleen de intensiteit, maar ook de wijze waarop het verdergaand klimaatbeleid gestalte krijgt, heeft effect op de energievoorziening. D aarom onderscheidt de AER in dit advies twee verschillende taken van de overheid als het gaat om het energie- beleid binnen klimaatrandvoorwaarden.Ten eerste de taak om het klimaatbeleid verder gestalte te geven (schaalniveau, keuze instrumentenmix) en ten tweede de taak om binnen gegeven klimaatrandvoorwaarden zo goed mogelijk de publieke belangen van betaalbaar, betrouwbaar en schoon vorm te geven. D eze beide taken staan zeker niet los van elkaar.

D e eerste taak heeft betrekking op het schaalniveau en de instrumentenmix voor het klimaatbeleid. H oe hoger het schaalniveau voor het beleid komt te liggen, hoe lager de kosten zullen zijn. D e AER acht het daarom een belangrijke taak voor de N ederlandse overheid om actief bij te dragen aan de totstandkoming van een

0 5 0 1 0 0 1 5 0 2 0 0 2 5 0 3 0 0 3 5 0 4 0 0 4 5 0

prijs in 2 0 1 0 prijs in 2 0 3 0

[Euro'99/tCO2]

Marktprijs CO2 reductie

reductiedoel per sector

nationaal reductiedoel

EU handel

(16)

Europese energievoorziening en verder mondiaal beleid, ook op het terrein van het klimaatbeleid. D e schaal van Europa is de opstap naar een uiteindelijk breder inter- nationaal vormgegeven beleidsinstrumentarium (met een handelssysteem als kern).

O ok de VRO MRaad wijst in zijn advies over N MP4 op een “gewenste herbezinning op de rol van N ederland in de internationale arena” (VRO MRaad 2001).

D e tweede taak heeft betrekking op het energiebeleid. D e N ederlandse overheid zal binnen de Europese context moeten zorgen voor een goede energievoorziening waarbij de N ederlandse samenleving zich optimaal kan ontplooien. D it betekent dat de N ederlandse burgers en bedrijven als gebruikers van energie geen onnodig hogere kosten voor hun rekening krijgen in vergelijking met andere landen. H et betekent ook dat het N ederlandse bedrijfsleven kansen kan benutten voor levering van energie en de daarbij horende installaties en diensten.

D e AER richt zich met dit advies vooral op het energiebeleid en minder op het klimaatbeleid. H et energiebeleid van N ederland zal in de ogen van de Raad gericht moeten zijn op het voortbouwen op de sterktes (comparatieve voordelen) van N ederland binnen de Europese context die in de post-Kyoto periode zal gelden.

D aarom zal in het volgende hoofdstuk worden ingegaan op de sterktes zoals de AER die ziet en op het beleid dat nodig is om die sterktes optimaal te benutten. D aarbij zal ook de vraag beantwoord worden in hoeverre het klimaatbeleid bepalend is voor het kunnen benutten van die sterktes, de comparatieve voordelen.

2 .4 Vo o rlo p ig e co n clu s ie

Vele deskundigen verwachten dat het klimaatbeleid in de post-Kyoto periode zal doorzetten. D e verwachting hierbij is dat dan alle technologieroutes een bijdrage zullen leveren aan de emissiearme energievoorziening. D e mix kan niet worden aangegeven en dat moet ook niet. H et internationale klimaatbeleid moet ingericht worden met een breed werkend instrumentarium waarin al die technologieën in principe benut kunnen worden.

D e AER is van mening dat in de post-Kyoto periode een prijs voor CO2zal zijn ontstaan door invoering van handelssystemen in combinatie met normering en plafonnering D eze prijs is sterk afhankelijk van het schaalniveau van het klimaat- beleid. Bij een Europees klimaatbeleid met brede handelsmogelijkheden, zal de prijs lager zijn dan bij nationaal beleid van elk van de Europese landen (als elk land afzon- derlijk vooral binnenlands zijn CO2-doelen moet realiseren). Bij een gelijk niveau van CO2-emissie zullen daardoor de kosten van Europees klimaatbeleid lager zijn dan van afzonderlijk beleid van elk van de lidstaten.

N ederland moet zich inzetten voor een internationaal beleid waarbinnen ieder land, dus ook N ederland, zijn sterke punten kan benutten in een zo groot mogelijk (minimaal EU) gebied.

(17)

3 . De s te rke p u n te n va n

Ne d e rla n d o p e n e rg ie g e bie d

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de sterke punten van N ederland op energiegebied, anders gezegd de comparatieve voordelen3). Competenties en economische belangen moeten goed meewegen bij het kiezen van beleid. O ok der SER wijst daar op in zijn advies over het N MP4 (SER 2001). Uitgaande van een zodanige inrichting van beleid dat landen de ruimte hebben om aan te sluiten bij hun sterke punten en specifieke situatie, heeft de AER zich een beeld gevormd van de sterke energiepunten van N ederland.

3 .1 Wa n n e e r is s p ra ke va n e e n s te rk p u n t?

D e AER hanteert drie kenmerken om na te gaan of er sprake is van een sterk punt (comparatief voordeel).

• Locatie: aspecten als ligging, achterland, aanwezige grondstoffen, compacte bebouwing;

• Kennis: de aanwezigheid van kwalitatief hoogwaardige kennis op het desbetreffende terrein;

• Industrie: de aanwezigheid van bedrijven, incl. de energiesector die op het desbetreffende terrein producten kunnen leveren.

O p basis van de elementen locatie, kennis en industrie kan van een techniek bekeken worden of N ederland er uitspringt ten opzichte van de andere Europese landen (de relevante schaal, markt). O p die terreinen moeten volgens de AER de speerpunten van beleid worden gekozen. D it zijn niet noodzakelijkerwijs technieken die ook op grote schaal in N ederland toepasbaar zijn. H et kan ook om export- kansen gaan.

Een opmerking daarbij: naast de te kiezen speerpunten zijn er beslist nog andere routes die ook benut kunnen en zullen worden. D e Raad acht het niet verstandig om routes uit te sluiten.Voor deze routes is echter volgens de AER geen specifieke stimulering door de overheid nodig, behalve het bevorderen van marktwerking en CO2-handel. Bij deze routes is de ontwikkeling relatief ver, zodat deze in het

3) Com p a ra t ieve kos t e n ve rs ch ille n (We t va n Rica rd o): in t e rn a t ion a le h a n d e l is (a lle e n ) voord e lig a ls e r s p ra ke is va n com p a ra t ieve (of re la t ieve ) kos t e n ve rs ch ille n . Da t be t e ke n t d a t a ls e r t u s s e n t w e e la n d e n e e n com p a ra t ie f (of re la t ie f) kos t e n ve rs ch il be s t a a t , is h e t voor be id e la n d e n voord e lig a ls e lk va n d e t w e e la n d e n zich s p e cia lis e e rt in d e p rod u ct ie va n h e t goe d w a a rin h e t e e n re la t ie f kos t e n voord e e l h e e ft of h e t kle in s t e re la t ieve kos t e n n a d e e l.

(18)

lopende decennium al resultaat opleveren, of is het lange termijn perspectief voor N ederland beperkt ten opzichte van andere landen. D e agenda van die routes wordt door de internationale markt voor CO2bepaald. Een voorbeeld is windenergie.

3 .2 De Ne d e rla n d s e co m p a ratie ve vo o rd e le n

In het onderstaande overzicht zijn de belangrijkste kenmerken van de N ederlandse economie samengebracht, voor zover relevant voor energie. D aarbij is zeker geen compleetheid nagestreefd, maar wel een selectie van de hoofdzaken.

Kenmerken N ederlandse economie in relatie tot energie.

S T E R KOverig

Eigenschap O pmerkingen

Gas upstream (incl. offshore industrie), O ntwikkeld door gericht

Gasinfrastructuur overheidsbeleid

Technische kennis m.b.t. upstream gas en olie, gastechnologie, geotechnologie, zonnecellen

Europoort (olie, kolen, raffinage, W aterwegen achterland; veel basischemie, petrochemie) overheidsinvloed en -middelen Energie-intensieve industrie, glastuinbouw Gas

W armte/Kracht Koppeling Gas, subsidies/tariefstructuur Energiebewustzijn en draagvlak, ook In vergelijking tot veel andere

voor hernieuwbare energie landen

Kenniseconomie

H andelsland; stabiele economie; open economie

Ruimte (veel concurrentie om de ruimte;

procedures ruimtelijke ordening, nimby)

Schaalgrootte energiebedrijfsleven klein met name van belang bij grote in internationale context investeringen, zoals een nieuwe

infrastructuur Kleine thuismarkt

Congestie op de wegen D raagvlak nucleair

O verlegcultuur ; consensusgericht Transitiemanagement bouwt daarop voort

Kolenvergassing Is voorsprong nog te benutten?

Z W A K

(19)

Volgens de AER zijn er vier comparatieve voordelen voor N ederland te identificeren, die de Raad als volgt aanduidt: N ederland Aardgasland, N ederland aan Z ee, N ederland CO2-opslagland, N ederland Kennisland. H ieronder wordt dit gemotiveerd, waarbij steeds is aangegeven waar N ederland er uit springt [locatie, kennis, industrie].

N ederland Aardgasland

• D oor zijn grote aardgasvoorraad heeft N ederland veel kennis ontwikkeld over de winning, beheer, distributie en toepassing van aardgas [kennis, locatie].

• Slochteren kan als swingvoorraad worden gebruikt om zekerheid van levering te garanderen bij de import van Russisch gas en gas uit kleine velden [locatie].

• Aardgas kan op Europees niveau nog een belangrijke bijdrage leveren aan het verlagen van de CO2emissie door substitutie van kolen.Aardgas wordt alom gezien als de belangrijkste transitiebrandstof naar een CO2-arme energiehuis- houding [locatie, industrie].

• N ederland heeft nog een groot potentieel voor de inzet van groot- en klein- schalige gastoepassingen (incl. bio- en syngas) en de infrastructuur is aanwezig [locatie, industrie].

N ederland aan Zee

• D e ligging aan zee en de aanwezigheid van de grootste Europese haven voor bulkgoederen biedt een prima uitgangspunt voor de aanlanding, overslag en verwerking/omzetting van brandstoffen zoals biomassa voor het Europese achterland [locatie].

• D oor de raffinaderijen, procesindustrie, basischemie e.d., die voor een groot deel ook gekoppeld zijn aan diepzeehavens, beschikt N ederland over veel kennis van (chemische) omzettingen, zowel in energie als chemische grondstoffen, ook uit biomassa en kolen (in combinatie met CO2-opslag) [kennis, industrie].

• D oor de compacte inrichting van de havengebieden is er veel potentieel voor duurzame bedrijfsterreinen, waarbij diverse energie efficiënte procesoptimalisaties een belangrijke rol kunnen spelen [locatie].

N ederland CO2-opslagland

• D e aanwezigheid van aardgasvelden en de ontwikkelde geologische kennis bij de winning van aardolie en aardgas biedt goede mogelijkheden voor de opslag van CO2, ook in combinatie met coalbed methane [locatie, kennis].

• Geconcentreerde CO2-stromen in de N ederlandse procesindustrie bieden goede mogelijkheden om met CO2-afvang te beginnen als opmaat voor de “schoon fossiel” route respectievelijk waterstofinzet [locatie, industrie].

• D e relatief vooraanstaande kennis over chemische omzetting en kolenvergassing kan bij deze routes nuttig worden aangewend [kennis].

N ederland Kennisland

• Er is in N ederland een aantal grote partijen actief in de ontwikkeling van zonne-

(20)

cellen (Philips, Shell,AKZ O N obel, ECN , Universiteiten). D e innovatiekracht van de grote bedrijven en kennisinstellingen heeft ervoor gezorgd dat N ederland een voorsprong heeft bij de ontwikkeling van deze techniek. In recente onderzoeken wordt N ederlands onderzoek naar zonnecellen op belangrijke onderdelen als koploper of als agenderend gekenschetst4). Er is ook een goede verbinding tussen de wetenschap en de industrie. Z onnecellen zijn mondiaal een belangrijke optie voor de langere termijn, een goed exportartikel dus [kennis, industrie].

• In de drie categorieën hiervoor is kennis al een aantal malen genoemd: geolo- gische kennis en kennis van upstream technieken; kennis omtrent aanleg van (gas)infrastructuur ; gas- en brandertechnologie; kennis van chemische omzettingen en conversie van energiedragers, inclusief uit kolen en biomassa. O ok deze betreffen goede samenwerking tussen het N ederlandse bedrijfsleven en N eder- landse kennisinstellingen [kennis, industrie].

3 .3 Ho e ku n n e n d e co m p a ratie ve vo o rd e le n o p tim a a l w o rd e n be n u t?

H elderheid vooraf is belangrijk

D uidelijk kiezen voor de vier genoemde gebieden als speerpunt van nationaal beleid en dat ook volhouden is van groot belang. N ederland moet op die punten leidend willen zijn in Europa (minimaal). D e AER ziet een rol voor de N ederlandse overheid om, gegeven de realisatie van een schone energievoorziening, N ederlandse activi- teiten verder te helpen ontwikkelen samen met N ederlandse bedrijven.

Bij de uitwerking van het beleid zijn enkele punten te noemen die voor alle vier terreinen belangrijk zijn en waaraan moet worden voldaan (paragraaf 3.3.1).

D aarnaast zijn er per terrein specifieke acties of instrumenten die opgepakt zouden moeten worden (paragraaf 3.3.2).

3.3.1 Algemene beleidspunten en instrumenten

Van belang voor alle vier de speerpunten zijn:

• het helder maken van de publieke belangen,

• de Europese schaal en generieke aanpak

• de relatie tussen schoon, betaalbaar en betrouwbaar.

D it wordt hieronder nader toegelicht.

Publieke belangen helder maken

D e overheid dient de publieke belangen voor energie zoveel mogelijk expliciet te

4) NOVEM (a p r il 2001) In t e r n a t io n a le p o s it ie va n Ne d e r la n d s e e n e rgie R&D; Pr ice Wa t e r - h o u s e Co o p e r s (ju li 2001) Qu ick s ca n k e n n is a a n b o d e n k e n n is a fn a m e e n e rgie .

(21)

maken in heldere doelstellingen, randvoorwaarden of prijsinstrumenten. D e overheid dient ook helder te zijn over de kosten van het beleid. In zijn advies over voorzieningszekerheid “Z orgen voor de energie van morgen” (oktober 2001) wees de Raad op de behoefte om meer kwantitatief inzicht te krijgen in wat de lange termijn voorzieningszekerheid ons kost en ons waard is. D e AER heeft in het advies

“D e rol van de overheid in een vrije energiemarkt” (december 2001) gewezen op het belang om op het terrein van milieu expliciete doelen te stellen en deze met marktconforme instrumenten in te vullen om vervolgens de dynamiek en de innova- tiekracht van de markt te gebruiken om die doelen te realiseren.

Er is volgens de AER een krachtig vormgegeven afwegingskader schoon-betaalbaar- betrouwbaar nodig, dat ook toepasbaar moet zijn bij ruimtelijke keuzes (schaarse ruimte in N ederland).

D e Europese schaal en generieke aanpak

Als er Europese doelstellingen ontstaan met een open markt voor de diverse technieken en sectoren om reducties te halen, dan kunnen alle vier comparatieve voordelen van N ederland een belangrijke rol spelen en komt de CO2reductie inter- nationaal op de goedkoopste manier tot stand. D oelstellingen om per definitie in N ederland reducties te realiseren, en zelfs om binnen bepaalde sectoren reducties te realiseren, leiden ertoe dat de comparatieve voordelen niet maximaal worden benut en dat de totale kosten voor het halen van de reductiedoelstellingen hoger zijn dan nodig.

D e N ederlandse overheid zal zich daarom allereerst in internationaal en met name in EU verband moeten blijven inzetten voor de verdere Europese vormgeving van het mondiale klimaatbeleid. D aarbij is ook van belang de handelsmechanismen voor broeikasgasemissies snel verder vorm te geven, zodat spoedig heldere marktsignalen over de prijs van deze emissies en dus van CO2tot stand komen. D e AER ziet een belangrijke rol voor de N ederlandse overheid om te bevorderen dat de vormgeving van generieke internationale instrumenten zo wordt gekozen, dat de vier N eder- landse speerpunten goed tot ontplooiing kunnen komen. D e Raad wil er op wijzen dat voor een goede werking van CO2-handel het bestaande stimuleringinstrumen- tarium voor energiebesparing en duurzame energie (bijvoorbeeld heffingen,

subsidies, segmentatie van de markt door bijvoorbeeld 50/50 verdeling binnenlandse en buitenlandse maatregelen) moet worden herbeoordeeld.

Z olang deze internationale instrumenten nog niet bestaan zal de overheid in zijn stimuleringbeleid voor investeringen van een raming van de verwachte toekomstige internationale CO2-prijs moeten uitgaan.

D aarnaast heeft de overheid een rol om nieuwe ontwikkelingen tijdelijk te bevor- deren, in de vorm van financiering van R, D & D en ondersteuning van de markt- introductie van nieuwe technieken. O ok ligt er een taak voor de overheid als geheel

(22)

nieuwe infrastructuren aan de orde zijn, die door de markt alleen niet kunnen worden gerealiseerd.

D e relatie tussen schoon, betaalbaar en betrouwbaar

D e uitwerking van de bevordering van de comparatieve voordelen moet op een manier die alle drie energiedoelstellingen (schoon, betaalbaar, betrouwbaar) dichterbij brengt. D aarbij dient ook gekeken te worden naar de effecten op andere maatschappelijke doelen, zoals natuurbeheer. Uit de voorbeelden hieronder blijkt dat de genoemde vier comparatieve voordelen van N ederland in potentie zodanig benut kunnen worden, dat deze tevens een goede bijdrage leveren aan de andere energiedoelen, zonder dat doelstellingen op het terrein van milieu en natuur in gevaar komen.

• Activiteiten binnen de vier speerpunten die zijn gericht op de verdere ontwikkeling en implementatie van rendabele (industriële) energiebesparing en in het bijzonder gasbesparing, zijn goed voor alle drie de energiedoelen. D aarbij komen bovendien andere overheidsdoelen als behoud van natuur niet in het geding. D eze verdienen dan ook absolute prioriteit.

• D it geldt ook voor activiteiten op het terrein van zonne-energie, al is dat nog erg duur in zijn toepassing in N ederland. Z onne-energie leent zich vooralsnog vooral voor toepassing in gebieden waar een fijnmazige energieinfrastructuur ontbreekt.

D it zijn markten buiten N ederland.

• Voor biomassa geldt de kanttekening dat aan strikte milieu- (bijvoorbeeld ten aanzien van verzuring) en natuurrandvoorwaarden (bijvoorbeeld bij teelt van biomassa) voldaan moet zijn, wil deze optie op alle energiedoelstellingen positief scoren.Vanuit voorzieningszekerheidstandpunt kan biomassa extra interessant zijn als het fossiele transportbrandstoffen vervangt, al is die optie relatief duur.

• Toepassing van de “schoon fossiel” optie is voor de voorzieningszekerheid

interessant als dat gebeurt op basis van kolen. Coalbedmethane en kolenvergassing moeten dan genoemd worden, waarvoor nog het nodige onderzoek nodig is.

Milieu- en natuurgevolgen moeten goed in kaart worden gebracht om de optie

“schoon fossiel” goed te laten scoren. In dit verband wil de Raad ook de voordelen noemen die de brandstofcel heeft voor de bestrijding van verzuring en fijn stof.

3.3.2 Specifieke acties voor de vier speerpunten

D e Raad heeft in het voorgaande naar voren gebracht, dat een goed vormgegeven generieke bevordering van CO2-reductie in een mondiale of Europese markt belangrijk is, maar dat daarnaast een op de ontwikkelingen van onze comparatieve voordelen gericht beleid nodig is. D it laatste mag uiteraard niet leiden tot marktver- storingen die in strijd zijn met de Europese mededinging.Voor bevordering van R, D & D en infrastructuur en het bijeen brengen van partijen bieden EU-kaders voldoende ruimte. O ok moeten we attent zijn op mogelijke spanning of tegenstrij- digheid tussen het generieke en het specifieke instrumentarium.

(23)

Meer specifiek kunnen de benoemde comparatieve voordelen langs de volgende wegen worden bevorderd. D e AER tekent daarbij aan dat deze speerpunten tijdig ter hand genomen moeten worden, in de komende jaren reeds, en dat ze alle vier tot verdere ontwikkeling gebracht moeten worden.

N ederland Aardgasland

• Z org ervoor dat in de Europese elektriciteitsmarkt zo snel mogelijk een waardering tot stand komt voor de milieuprestaties van de verschillende opwek- methoden, waardoor W KK een flinke stimulans krijgt. D e N ederlandse gaspro- ductie en gashandel kunnen daarvan profiteren.

• Z org daarbij dat de back-up van het Groninger veld op peil blijft en dat aardgas- winning in de kleine velden bevorderd wordt (uiteraard binnen te stellen natuur- en milieu eisen5)

• Er is veel kennis aanwezig én er is een fijnmazige infrastructuur. Meer gas inzetten kan technisch vrij gemakkelijk in de Europese elektriciteitssector (maar wel meewegen diversificatie; voorzieningszekerheid). O ok zou moeten worden nagegaan of dit gasnet (hoofdnet wellicht nog meer dan het distributienet) en gaskennis een voordeel is voor een toekomstige inzet (o.a. door bijmenging) van biogas, syngas en waterstof (zie ook CO2opslagland).

• Bevorder R, D & D naar kleinschalige energie-efficiënte gas technologieën bij de technologische en wetenschappelijke instituten in samenwerking met het N eder- landse bedrijfsleven.

N ederland aan Zee

• N ederland moet investeren in buitenlandse betrekkingen gericht op het creëren van een internationale markt voor biomassa.

• Samen met marktpartijen wordt de mogelijkheid uitgewerkt om de Rotterdamse haven te ontwikkelen tot een overslag en bewerkingshaven voor biomassa.

• D it kan gecombineerd worden met pilotprojecten op het terrein van geavan- ceerde omzetting van biomassa naar elektriciteit, gasvormige of vloeibare brand- stoffen.

• Een substantieel R, D & D programma op die terreinen is daarbij een vereiste.

N ederland CO2opslagland

• Samen met marktpartijen worden eerst proeven en daarna een infrastructuur opgezet voor de berging van CO2in oude aardgasvelden, zowel op zee als op land.

• Voor de afvang van CO2bieden in eerste instantie de geconcentreerde stromen in de procesindustrie en de elektriciteitsproductie (incl. KV-STEG) goede perspec- tieven.

5) Zie o o k h e t AER-a d vie s “Zo rge n vo o r d e e n e rgie va n m o rge n ” (o k t o b e r 2001).

(24)

• D e volgende stap is het realiseren van een waterstofinfrastructuur op het niveau van industrieterreinen.Voor gebouwde omgeving en transport ligt een fijnmazige waterstof infrastructuur niet voor de hand (duur). Z onder krachtige overheids- keuzes komt een dergelijke verandering niet tot stand. D it aspect moet betrokken worden bij de meningsvorming over toekomstige infrastructuur. D e AER zal hier dieper op ingaan in een advies over de infrastructuur van de toekomst (uit te brengen in 2002).

• Bevorder R, D & D naar afvangtechnieken en geavanceerde omzetting naar bruikbare energie.

N ederland Kennisland

• Bevorder de totstandkoming van gemeenschappelijke onderzoeksprogramma’s van de wetenschappelijke instellingen, de technologische instituten en het bedrijfs- leven voor zonne-energie (en zoals hiervoor reeds aangegeven voor biomassa, CO2opslag en waterstof).

• D aarbij hoort ook onderzoek naar de bijbehorende infrastructuur en het opdoen van ervaring in proefprojecten.

• Bevorder de implementatie van zonne-energie in ontwikkelingslanden met behulp van het budget voor Clean D evelopment Mechanism en ontwikkelingssamen- werking en milieu.

(25)

Bijlage 1:Adviesaanvraag

(26)
(27)

Bijla g e 2 : Te ch n ie ke n e n

e n e rg ie d ra g e rs va n e e n n ie u w e e n e rg ie vo o rz ie n in g

In deze bijlage wordt ingegaan op de verschillende techniekroutes om invulling te geven aan een energievoorziening die gepaard gaat met een lagere CO2-emissie. H et doel hiervan is om inzicht te verwerven in de huidige technieken, hun potenties en kosten. Met dat inzicht kan ook een raming gemaakt worden van de mogelijke ontwikkelingen van de prijs van CO2. D aarenboven kan dat indicaties geven voor de meest doelmatige en doeltreffende instrumenten en voor de noodzakelijke infrast- ructurele aanpassingen.

O m bij de energievoorziening de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen zijn 6 soorten techniekroutes te onderscheiden:

1. Beperking van de activiteit, waarvoor energie noodzakelijk is.Voor zover die activiteit noodzakelijk is voor de welvaartsontwikkeling willen we dat vermijden.

2. Energiebesparing door verhoging van de energie efficiency van het energiege- bruik.

3. Inzet van minder koolstofhoudende fossiele energiedragers (CO2-kwaliteit), zoals vervanging van kolen door aardgas of nucleaire energie.

4. Beperking van het fossiele energiegebruik door de inzet van hernieuwbare energiebronnen waaronder biomassa, zon en wind.

5. Opvang en opslag van CO2uit fossiele energiedragers, H 2-route.

6. O pslag van CO2in bossen en andere sinks, hetgeen op te vatten is als een compensatiemaatregel.

D e groei van de economieën leidt vooral tot een groei van de functionele vraag naar energie. Uit onderzoek blijkt dat in de O ESO een efficiencyverbetering van minimaal 3% per jaar vereist is om tot stabilisatie van de CO2emissies te komen (bij gelijk blijven van de andere parameters), terwijl de afgelopen jaren een efficiencyver- betering van 1% is gerealiseerd. Efficiencymaatregelen in het eindgebruik en bij de productie van energiedragers zullen daarmee een belangrijke bijdrage gaan leveren, maar voor een structurele reductie van de CO2-emissie is dat onvoldoende.

D e oplossingen om tot een emissiearme energievoorziening te komen (mondiaal) moeten daarnaast komen van schone(re) energiedragers. Schoon kan dan vooral bereikt worden door hernieuwbare bronnen, nucleaire energie, koolstofarme fossiele bronnen, door CO2-verwijderingstechnieken en door CO2-opslag.

Uit de studies van RIVM/ECN en IVM komt naar voren dat al deze techniekroutes in

(28)

de verschillende scenario’s in min of meerdere mate nodig zijn. N aarmate de CO2- concentratie doelstelling meer richting 450 ppm gaat, wordt ook de afvang en opslagoptie relevanter. Uit de studie van N ovem (Stuij, Schreurs 2001) naar de mogelijkheden van “schoon fossiel” blijkt dat er ruime mogelijkheden zijn om CO2

af te vangen en op te slaan, die ook qua kosten concurrerend zijn met andere mogelijkheden om CO2te reduceren. O ok in recente scenario’s van Shell, die 550 ppm CO2als uitgangspunt hebben, spelen deze en andere mogelijkheden een belangrijke rol (Shell International 2001).

D it betekent globaal het volgende voor de technische mogelijkheden:

Efficiency Meest aantrekkelijk, veel potentieel, maar met prijs is niet alles te sturen bovendien ontstaan reboundeffecten

Verlaging koolstoffactor Aardgas kan op Europees niveau een belangrijke bijdrage leveren door substitutie van kolen;

kernenergie kan op wereldschaal een bijdrage leveren

H ernieuwbare energiebronnen O p termijn kunnen zonne-energie, biomassa, windenergie, waterkracht een belangrijke bijdrage leveren

O ndergrondse CO2-opslag Is aantrekkelijk doordat deze techniek relatief goedkoop is en een overgang mogelijk maakt naar de periode dat hernieuwbare bronnen ruim beschikbaar zijn en tegen redelijke kosten kunnen worden gebruikt.

CO2-opslag in bossen Aantrekkelijk, niet duur, maar tijdelijk/eenmalig

D e dynamische mix van oplossingen zal bepaald worden door de prijs en acceptatie- graad van bepaalde technieken, door voor- en nadelen voor andere doelen (risico’s, andere milieueffecten, comfort, voorzieningzekerheid, bedrijvigheid).

O nder andere Shell illustreert aan de hand van haar twee nieuwe scenario’s, dat verschillende mixen van oplossingen denkbaar zijn. H oewel in beide scenario’s alle opties genoemd in de tabel aan de orde komen, liggen de accenten wel degelijk anders.Ter afsluiting een korte samenvatting van de twee Shell scenario’s:

Dynamics as usual

H et scenario ‘D ynamics as Usual’ beschrijft een wereld waarin, onder druk van de maatschappij, energie steeds schoner wordt opgewekt. Bestaande technieken

(29)

zullen verder worden ontwikkeld en meer worden toegepast.Tussen de verschil- lende technieken bestaat echter weinig synergie. Geleidelijk zal een verschuiving optreden naar steeds schonere fossiele brandstoffen en uiteindelijk naar elektri- citeit als energiedrager, opgewekt met hernieuwbare energie.

Een grotere aandacht voor gezondheid en milieu vertaalt zich in eerste instantie in een hogere energie efficiëntie van technieken. D aarnaast zal gas steeds vaker als energiebron worden benut, omdat het in vergelijking met andere fossiele brandstoffen relatief schoon is. Met steun vanuit de overheid, zal in de eerste twee decennia van deze eeuw het gebruik van hernieuwbare energie snel toenemen, althans in de O ESO landen. Kosten zullen hierdoor dalen.Vanaf 2010 zal in ontwikkelingslanden, het gebruik van hernieuwbare energie toenemen.

Rond 2025 zal het gebruik van hernieuwbare energie stagneren. H et zal dan niet duidelijk zijn wat de energiebron van de toekomst moet worden. O verheden vragen zich af of ze moeten kiezen voor gas, duurzame energie of kernenergie.

D e keus valt op duurzaam. Een nieuwe generatie technieken zal er toe leiden dat in 2050 een derde van de mondiale energievraag wordt gedekt door

hernieuwbare energie.

T he spirit of the coming age

In het scenario ‘Spirit of the coming age’ is gebaseerd op het idee dat consu- menten een energievoorziening wensen die gemak, flexibiliteit zekerheid en onafhankelijkheid biedt.Aangenomen is dat deze wens in de komende 50 jaar zal leiden tot een omschakeling naar een geheel ander energiesysteem plaatsvinden.

In dit systeem is waterstof de energiedrager. D e drijvende kracht achter deze omschakeling is de groeiende interesse van eindgebruikers in brandstofcellen, omdat deze techniek aan de gewenste energievoorziening kan voldoen. D e eerste brandstofcellen zullen stationair worden toegepast, bijvoorbeeld als micro wkk.

Vervolgens zullen brandstofcellen ook steeds vaker worden toegepast in vervoersmiddelen.Vanaf 2010 wordt geïnvesteerd in een distributiesysteem voor de benodigde brandstof. Gedacht wordt aan H2als energiedrager in een vaste vorm (‘fuel in a box’)

In 2025 is in een kwart van de voertuigen in de O ESO landen een brandstofcel toegepast. O p mondiaal niveau neemt het gebruik van brandstofcellen als bron voor warmte en kracht toe, waarbij waterstof wordt gewonnen uit fossiele brandstoffen en de vrijgekomen CO2wordt op grote schaal wordt opgeslagen.

O ngeveer tegelijkertijd ontstaat in China en India een grote afhankelijkheid van olie, door een groeiende vraag naar energie. H et ligt voor de hand dat China en India gebruik maken van de aanwezige kennis op het gebied van brandstofcellen in de O ESO landen.

(30)

H et op grote schaal produceren van waterstof uit zon- en kernenergie wordt aantrekkelijk vanaf 2030. H ierdoor zal het gebruik van hernieuwbare energie snel toenemen.

W aterstof wordt getransporteerd in de huidige gas infrastructuur totdat de vraag naar waterstof zo groot is dat aanpassing nodig is.Verwacht wordt dat rond 2040 de huidige infrastructuur op grote schaal worden vernieuwd.

(31)

Bijla g e 3 : Sch a a ln ive a u vo o r CO 2 - re d u ctie be le id

O m de invloed van het beleid op de techniekkeuzes en de daaruit voortvloeiende kosten enigszins te kunnen schetsen wordt in deze bijlage 3 soorten beleid beschreven. D e genoemde kosten richten zich op de post-Kyoto periode en zijn indicatief bedoeld. Z oveel mogelijk zijn hiervoor bronnen6)geraadpleegd;

nauwkeurige cijfers zijn niet voorhanden.W el blijkt duidelijk, vooral uit Capros e.a.

(2000), dat bij een beleid waarbij EU-brede handel mogelijk is, de kosten om de Kyoto-doelstellingen te realiseren veel lager zijn (marginale kosten circa E35 per vermeden ton CO2) dan bij een beleid dat erop gericht is om met nationale maat- regelen de doelstellingen te realiseren (marginale kosten circa E150 per vermeden ton CO2). Bij een beleid waarbij er gedifferentieerd wordt naar sectoren zonder handelsmogelijkheden (aparte maatregelen in de gebouwde omgeving, transport- sector) zullen relatief dure maatregelen getroffen moeten worden (marginale kosten circa E175 per vermeden ton CO2). D it zijn de cijfers voor de Kyoto-doelstel- lingen. Indien de doelstellingen van 450 ppm worden gehanteerd zullen de kosten minimaal een factor 2 hoger liggen (Bezinningsgroep Energiebeleid).

Europees beleid

In deze beschouwing gaat de AER er vanuit dat er een Europees energiebeleid wordt gevoerd waarbij de Europese Unie zich als geheel internationaal bindt aan reductiedoelstellingen, maar de reductiemogelijkheden binnen de gehele EU mogen worden benut.W at de verschillende soorten maatregelen betreft, ligt het niet voor de hand dat in alle landen dezelfde maatregelen worden getroffen. D e bestaande energievoorziening kent immers ook grote verschillen die samenhangen met fysieke, economische en sociale kenmerken. H et ligt meer voor de hand dat de landen aansluiting zoeken bij hun comparatieve voordelen, waarmee men wellicht ook internationaal sterke specialisaties ( inclusief de toeleverende industrie) heeft opgebouwd. D e mix van maatregelen zal per land gaan verschillen. Bepalende factoren daarbij zullen zijn de prijs, de mogelijkheid tot handelen in emissierechten of emissiereducties tussen verschillende sectoren, specifieke kenmerken per land.

Z o legt Frankrijk zich sterk toe op nucleaire energie en elektriciteit, terwijl

N ederland door aardgas wordt gedomineerd. H et ligt voor de hand dat klimaatneu- trale technieken die aansluiten op onze kennis van en ervaringen met aardgas, meer perspectief bieden. N ucleair zal waarschijnlijk in N ederland weinig kans maken wegens het ontbreken van het maatschappelijk draagvlak. O ok de ligging aan zee zal een belangrijke factor zijn bij het gebruik van bulkbrandstoffen zoals biomassa en/of steenkool.

6) Be e ld m a n , Ble ije n b e rg, Ca p ro s , Klim b ie , vd Lin d e n , Me t z . Zie re fe re n t ie s b ijla ge 7.

(32)

In deze Europese variant is een beleid gericht op exact vastgelegde binnenlandse reducties niet zinvol. CO2-rechten kunnen immers op de internationale en Europese markt worden gekocht. D at betekent ook dat de fysieke productie en CO2-uitstoot worden ontkoppeld, waardoor bijvoorbeeld de CO2-uitstoot van de procesindustrie door CO2-rechten kan worden gecompenseerd. D at maakt het in het licht van de internationale concurrentiepositie ook noodzakelijk om die industrieën in staat te stellen de internationaal goedkoopste CO2-rechten te verwerven en daarmee die kwetsbaarheid te minimaliseren. H et beleid moet daarnaast gericht zijn op het uitbuiten van de sterke N ederlandse punten om CO2-reducties op de internationale markt aan te bieden.

Dit resulteert in het volgende beeld.

• H et internationaal afgesproken CO2-emissieplafond is binnen Europa per land gedifferentieerd.Tegelijkertijd is een systeem van handel in emissierechten ingevoerd.Via het marktmechanisme kunnen die maatregelen binnen Europa die het goedkoopst zijn om CO2te reduceren worden toegepast. D it betekent dat vooral binnen de grote industrieën en elektriciteitssector maatregelen worden getroffen.

• H et kostenniveau zal ongeveer E50 / ton CO2bedragen. D e kosten worden in gelijke mate verdeeld over alle gebruikers van energie.

• N ederland heeft een aantal comparatieve voordelen om enkele soorten technieken meer dan andere Europese landen te ontwikkelen.Andere Europese landen kiezen voor hun sterke punten.

N ationale emissiehandel

H et is denkbaar (tweede variant) dat een nationale doelstelling van een maximale CO2- emissie per land in de post-Kyoto periode aan de orde is, die bovendien nationaal moet worden ingevuld. Uitruil van maatregelen tussen de sectoren in N ederland is mogelijk, zodat maatregelen getroffen zullen worden bij de industriële sectoren omdat daar de goedkoopste maatregelen kunnen worden getroffen. O m de concurrentiekracht van de N ederlandse industrie niet te belasten worden de maatregelen grotendeels betaald door de kleinverbruikers. In 2030 ontstaat een vraag naar energiedragers en daaruit voortvloeiende CO2-emissie, verdeeld over de eerder genoemde sectoren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor de nachtvluchten is met de omgeving afgesproken en in de wet vastgelegd (Luchthavenverkeerbesluit luchthaven Schiphol) dat gebruik wordt gemaakt van geluidsarme naderingen

Met behulp van Google Maps zijn de meest logische (snelste) routes van / naar Teteringen bepaald.. In de onderstaande figuren is de reistijd weergegeven op weekdagen buiten

In de zoektocht naar een duur- zame bedrijfsvoering is het voor de boer belangrijk de productie van zijn gewassen op peil te houden, maar op diezelfde percelen liggen

Bij een aantal routes ontbreekt de borging van het eindniveau door een examencommissie van een lerarenopleiding, de NVAO-accreditatie of het toezicht door de Inspectie van

De fractie van de NAP heeft mondelingen vragen voor de raad van 8 juni 2015.. In een geval gaat het om beantwoording van schriftelijke vragen waarvan we vermoeden dat deze

Vervolgens kunnen we zien, dat ‘A naar B’ activiteiten veel vaker een afstand van 1-2 kilometer hebben dan activiteiten van ‘A naar A’. ‘A naar A’ activiteiten waren dus

Net als andere kunstzinnige processen is het proces van theater maken te verbeelden als een avontuurlijke creatieve reis met onbekende bestemming, een route door niemandsland.. Het

Als we de plek gekozen hebben waar we een route willen maken kunnen we beginnen door een vertrekpunt op de kaart te plaatsen... 2