Zwakke zuren en basen
1. Bereken de pH van een 0,010 M azijnzuur (CH3-COOH) oplossing.
2. Van een nieuw medicijn wordt 0,010 mol opgelost in 50 mL. De pH van de oplossing wordt 3,45. Berekend de kz.
3. Bereken de pH van een 0,010 M ammoniak (NH3) oplossing.
4. Je hebt twee oplossing met een pH van 3,4. Een oplossing is met een sterk zuur gemaakt. De andere oplossing met een zwak zuur. Beide oplossing worden een factor 3 verdund. Leg uit welke oplossing na het verdunnen het zuurst is.
5. Bereken hoeveel gram azijnzuur je moet oplossen in 1,0 liter water om een pH te krijgen van 4,2.
6. Bereken de ionisatiegraad van een HF oplossing met een pH van 3,0.
Buffer oplossing
Voor deze opgaven vergelijken we twee oplossing:
Oplossing A: 1 liter water
Oplossing B: 1 liter oplossing met 0,080 M H2CO3 en 0,050 M HCO3- 7. Geef de pH van oplossing A
8. Bereken de pH van oplossing B
9. Bereken de pH van oplossing A als er 0,010 mol sterk zuur wordt toegevoegd.
10. Bereken de pH van oplossing B als er 0,010 mol sterk zuur wordt toegevoegd.
Tip: Neem aan dat al het zuur met de aanwezige base reageert tot het bijbehorende zuur, verwaarloos extra ionisatie.
11. Controleer met een berekening of het verwaarlozen bij vraag 10 acceptabel was.
12. Bereken de pH van oplossing A als er 0,010 mol sterke base wordt toegevoegd.
13. Bereken de pH van oplossing B als er 0,010 mol sterke base wordt toegevoegd. Vergelijkbare aannames als bij vraag 10.
Oplossing C: 1 liter sterk zuur oplossing met dezelfde pH als oplossing D Oplossing D: 1 liter oplossing met 0,800 M H3PO4 en 0,500 M H2PO4-
14. Bereken de pH van oplossing D
15. Oplossing C wordt verdund met 2,5 liter water. Bereken de nieuwe pH.
16. Oplossing D wordt verdund met 2,5 liter water. Neem aan dat alleen de concentraties H3PO4 en H2PO4- veranderen volgens de verdunning (en dus niet de concentratie H3O+, en bereken op basis daarvan de nieuwe pH. Extra ionisatie wordt dus buiten beschouwing gelaten.
17. Was de aanname bij vraag 16 terecht?