• No results found

met letsel, met minder

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "met letsel, met minder"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hebben sportende werknemers

minder káns op een bedriifsongeval met letsel, met name van het

bewegingsappataat?

Relatie sporten en bedriifsongeval met letsel

A- Bloemhofft, s.L. Schmikli2

Samenvatt¡ng

De kennis orr"" d" relatie tussen sportiefbewegen in de vrije

tijd

tijd

en de eventuele effecten op de gezondheid van de ¿¿rer-

hend,e mens vertoont echter veel lacunes' Zeer recent zTjn

oe-

1. Divisie A¡beid en Gezondheid, tuo Preventie en Gezondheid' Postbus 2215,230I cr Leiden'

2. Vakgroep Medische Fysiologie/Sportgeneeskunde, nuu, Univer- siteitsweg 100, 3584 cc Utrecht'

gingsapparaat hebben geleid. Een meer gerichte en gedetailleer- áe ãataverza-eling zal nodig zijn om het al dan niet bestaan van genoemde samenhang overtuigend aan te tonen'

Trefwoord.en : bedrijfsongeu aI, beweging sapparaat, sportparticipa- tie, werhbelasting.

ted injuries.

pelijk

oogpunt zeer ganen'is voor

bijna

ten de oorzaak van

mensen ontvingen

in

1993 een arbeidsongeschiktheidsuit-

kering

vanwege rugaandoeningen (ongepubliceerde gege- vens svn).

Het recente onderzoek'Ongevallen

in

Nederland opnieuw gemeten'wijst

uit

dat er

jaarlijks

naar schatting 150 000 bedrijfsongevallen

tot

letsel van het bewegingsapparaat teiden. Bovendien

blijkt

dat

bij

circa 50 000 bedrijfsonge- vallen met letsel verkeerde houdingen en/ofbewegingen een belangrijke

rol

spelen (Mulder et al., 1995)' Op grond van de

zoþist

beschreven

literatuur

kan verondersteld

ä1",

e6).

an

n van werkenden,

biedt

de mogelijkheid om de relatie na te

terrein.

Een secundaire analyse van

dit

gegevensbestand biedt daarom toch een unieke kans om de volgende onder- zoeksvragen te beantwoorden:

(2)

. hangt sportparticipatie

van werkenden samen met het optreden van een bedrijfsongeval met letsel?

o

hangt

Sportparticipatie van slachtoffers van een bedrijfsongeval samen met het type letsel, de

lokalisatie

van het letsel en de wijze waarop het letsel ontstaan is?

¡ wat

is de invloed van leeftijd, geslacht, opleidingsniveau en type

werk

op deze relaties?

Materiaal en methode

Ten behoeve van het onderzoek'Ongevallen

in

Nederland opnieuw gemeten'is gedurende de periode 1 augustus 1992

tot

en met

31juli

1993 aan 25 284 huishoudens tele- fonisch gevraagd

ofer

binnen dat huishouden letseÌ was ontstaan ten gevolge van een privé-, verkeers-, sport- of bedrijfsongeval

in

de voorafgaande periode, variërend van

vier

weken

tot

zes maanden. Tevens is

bij

één op de 2,4 huishoudens gevraagd naar de sportparticipatie

in

de afgelopen

vier

weken van alle leden van het huishouden.

In totaal zijn

gegevens verzameld van

ruim

67 000 perso- nen. Van circa 30 000 personen zijn gegevens verzameld over

sportparticipatie

en van zo'n 2700 personen is

infor-

matie verzameld over letsels ten gevolge van een ongeval,

waarvan

649 ten gevolge van een bedrijfsongeval. (Zie voor een uitgebreide methodische toelichting

Mulder

et al.

(1995) en

Schmikli

et al. (1995)).

Om het risico op letsel ten gevolge van een bedrijfsonge- val te schatten voor sporters en

niet

sporters

zijn

door middel van logistische regressieanalyse odds ratio's bere- kend. (Om te bepalen

ofrelaties

als statistisch signifrcant beschouwd kunnen worden zijn

bij

de odds ratio's (twee- zljdig) 957o betrouwbaarheidsintervallen (sl) berekend).

Deze analyses

zijn

uitgevoerd op een deelbestand van 4117

mannelijke

en

wouwelijke

(hoofd)kostwinners.

(Daar alleen het beroep van de hoofdkostwinner bekend 'was, maar

niet

bekend was wie van de gezinsleden als hoofdkostwinner werd beschouwd, is een selectie gemaakt van werkende mannen zonder andere werkende gezinsle- den en werkende vrouwen zonder andere werkende gezinsleden).

Het

optreden van een bedrijfsongeval met letsel is als afhankelijke variabele gehanteerd. De

varia-

belen

leeftijd,

sekse en opleiding zijn daar waar relevant als verstorende variabelen

in

het model opgenomen. Zoals aangegeven

is

de operationalisatie van de variabelen

in

het oorspronkelijke onderzoek niet optimaal voor de onderhavige secundaire analyse.

Zokanvoor

de variabele type

werk

alleen gebruik worden gemaakt van de oor- spronkelijke variabele beroep. Enerzijds is een onder- scheid gemaakt naar beroepen waarin

langdurig zitten

en weinig lopen (zittend werk) versus weinig

zitten

en veel lopen (lopend werk) voorkomt. Anderzijds is op basis van de mate

waarin

het werk lichamelijke inspanning vergt een tweedeling gemaakt. Voor deze indelingen bestaan geen objectieve gegevens. Daarom zijn beide indelingen gebaseerd op wel voorhanden zijnde subjectieve gegevens (Gründemann et al. 1991, Broersen et al. 1991). Beide bronnen leiden

tot

dezelfde indeling van het type

werk

naar beroep. Om de invloed van het type werk op de rela-

tie

tussen sporten en bedrijfsongevallen met letsel vast te stellen

zijn

odds-ratio's berekend met en zonder deze variabelen

in

het model.

De

relatie

tussen sportparticipatie en het type letsel, de

lokalisatie

van het letsel en de ontstaanswijzevarL het

let-

sel is eveneens

in kaart

gebracht door middel van het berekenen van odds ratio's. Deze analyses zijn uitgevoerd op een deelpopulatie die bestaat

uit

alle personen (kost- winners en niet-kostwinners) met letsel ten gevolge van een bedrijfsongeval waarvan tevens sportparticipatiegege- vens bekend zijn (n=274).

Er

zijn vier verschillende afhankelijke variabelen gebruikt, waarbij ook

hier

de ope-

rationalisaties niet optimaal

zijn. De ontstaanswijze van

Tijdschrift

voor toegepaste Arbowetenschap 9 (i9961 nr 4

het letsel is geoperationaliseerd als verkeerde houdingen en/of bewegingen (kortweg bewegingsletsel) versus andere ontstaanswijzen (bijvoorbeeld branden, stoten,

indringen

van een voorwerp). Voor de aard van het letseÌ is een onderscheid gemaakt naar letsels die het bewegingsappa- raat betreffen (luxaties, distorsies, acute rugklachten;

kortweg bewegingsapparaatletsel) en andere letsels (bij- voorbeeld brandwond, snijwond). De lokalisatie van het letsel is onderverdeeld

in

letsels betreffende de bovenrug, de ondenug en/ofde heupen (kortweg letsel aan rug/heu- pen) versus letsels die andere delen van het lichaam betreffen. Tenslotte is op basis van deze drie variabelen een vierde afhankelijke variabele gemaakt: als gevolg van verkeerde houdingen/bewegingen ontstaan letsel aan de rug enlofheupen van het type luxaties, distorsies ofacute rugklachten (kortweg combinatie bewegingsapparaatlet- sel) versus alle andere letsels. De werkwijze en de onaf- hankelijke variabelen

bij

deze analyses zijn vergelijkbaar met die van de hierboven beschreven analyses.

Ondanks de grote steekproefvan

ruim

67 000 gezinsle- den,

zijn

de

uiteindelijke

aantallen relevante responden- ten

relatiefgering. Niet

alle gegevens

zijn bij

alle perso- nen gevraagd, zodat de eis van Þen combinatie van gege- vens over sportparticipatie en over beroep slechts 4117 hoofdkostwinners oplevert, waarvan 106 met een bedrijfs- ongeval. Slechts v an 27 4 bedrijfsongevalsslachtoffers is de sportparticipatie bekend. Schatting van de power van de analyses (Schlesselman, 1982), gebaseerd op het gekozen significantie-niveau, de grootte van de onderzoekspopula- ties en de verdeling van afhankelijke en onafhankelijke variabelen over deze onderzoekspopulaties geven aan dat de power

vrij

laag is.

Bij

de onderhavige secundaire ana- lyse zou pas

bij

een odds

ratio

van naar schatting

mini-

maal 2 een

uitspraak

kunnen worden gedaan over het verband tussen sportbeoefening en het optreden van een bedrijfsongeval met letsel, met g57o zekerheid dat een type

I

fout wordt vermeden (er

wordt

een verband gevon- den

terwijl

dat er

niet

is) en met 80Vo zekerheid dat een type

II

fout wordt vermeden (er wordt geen verband gevonden

terwijl

dat er wel is). Voor het verband tussen sportbeoefening en type letsel geldt een vergelijkbare redenering. Deze secundaire analyse moet dan ook in het

licht van

deze),age power gezien worden als een eerste analyse, waarin

wordt

nagegaan

ofgrote

effecten (OR > 2) van sporten op het optreden van letsel ten gevolge van een bedrijfsongeval te verwachten zijn.

Resultaten

Beschrijuing uan de ond.erzoehspopulaties

De eerste deelpopulatie bestaat

uit

4117 hoofdkostwin- ners.

In

tabel 1

wordt

deze groep vergeleken met de Nederlandse werkende bevolking, die ook

uit

niet-hoofd- kostwinners bestaat. Door de selectie van hoofdkostwin- ners is het aandeel mannen beduidend

gloter,

de onder- zoekspopulatie

aanzienlijk

ouder en het opleidingsniveau vergelijkbaar met de Nederlandse werkende bevolking.

In tabel

1 is verder

te

zien dat het type werk van de hoofd- kostwinners vergeleken met dat van de Nederlandse wer- kende bevolking wat meer

lichamelijke

activiteiten vergt.

Bijna

de

helft

van de hoofdkostwinners sport. Het percen- tage sporters onder werkenden

in

Nederland is

niet

bekend, dus een

vergelijking

is

niet

mogelijk. De letselin- cidentie ten gevolge van een bedrijfsongevalis 2,6Vo.

De tweede deelpopulatie bestaat

út

27 4 slachtoffers van een bedrijfsongeval.

In tabel

1

zijn

enkele kenmerken beschreven. De slachtoffers kennen een groter aandeel van mannen en zijn jonger dan de Nederlandse bevolking.

Het

opleidingsniveau is lager.

Het

aandeel met

zittend

werkofwerkmetweiniglichamelijkeinspanningisver.>

(3)

Tabel

l.

Enkele kenmerken van 4.117 mannelijke en

vrouweliike hoofdkostwinners

en van 274

slachtoÍlers

van een bedr¡¡fsongeval met letsel vergeleken met d¡e van de Nederlandse werkende bevolking (GBS, 19941

hoofdkostwinners

¡=4117

Vc

@íVoBI)

slachtoffers met letsel n=274

7o

QSVzBI)

Nederlandse werkende bevolking

4a

a mannen o 35 jaar en oudet

o maximaal een LBO-opleiding

o werk vergt veel zitten en rveinig lopen o werk vergt weinig lichamelijke inspanling o sporter

81

7l

31 38 34 46

(80-82) (70-72) (30-32) (37-39) (33-35) ø4-48)

(69-79) (31-43) (39-51) (r2-2O) (8-16) (39-51)

64 54

42 39 onbekend 74

37 45 16 L2 45

geleken met de Nederlandse bevolking slechts gering.

Het

aandeel sporters is vergelijkbaar met dat van de populatie hoofdkostwinners. Ruim de

helft

van de letsels (52%) is te typeren als bewegingsapparaatletseì, de overige letsels betreffen met name open wonden en brandwonden'

Bij

lSVo var- de slachtoffers is er sprake van bewegingsletsel en

bij

eveneens lSVo is de rug of de heupen het getroffen lichaamsdeel. Eén op de

tien

letsels is te

karakteriseren

als een combinatie bewegingsapparaatletsel.

Reløtíe tussen sportparticipatie en het optreden uan een bedrijfsongeual met letsel

Hoewel de odds ratio's

in

de

richting

wijzen van een iets gïotere kans op een bedrijfsongeval met letsel voor

niet-

sporters versus sporters, is er geen signifrcant verschil gevonden tussen beide groepen, gecorrigeerd voor

leeftijd

en opleidingsniveau (zie tabel 2). Het verschil wordt nog

kleiner

indien tevens gecorrigeerd wordt voor het type werk.

Er

is echter geen signiflcant interactie-effect gevon- den tussen sportparticipatie en leeftijd, opleidingsniveau

oftype

werk.

Uit

een enkele studie (bijvoorbeeld Tsai et a1', 1988)

komt

naar voren, dat de

intensiteit

van de sportparticipatie van belang kan zijn.

Univariate

analyse

wijst uit,

dat er geen signifrcant verband is tussen het aantal uren

sportpartici-

patie per week en het optreden van een bedrijfsongeval met letsel (X'=3,23 df=3 n=4097). De letselincidentie

varieert

tussen de 2 en 3 procent

afhankelijk

van de sportduur.

Relatie tussen sportpørticipatie en de ontstaanswijze, het type en de lohalisatie uan het letsel

Indien

niet-sportende en sportende slachtoffers van een bedrijfsongeval worden vergeleken (zie tabel 3), wijzen de odds ratio's

in

de

richting

van een iets grotere kans op een bewegingsletsel voor niet-sporters, gecordgeerd voor sek- se. Het verschil is echter ook hier

niet

signiflrcant en ver- andert nauwelijks indien ook gecorrigeerd wordt voor het type werk. Het type werk noch sekse vertonen een signifr- cante

interactie

met sportbeoefening.

De tabellen 4, 5 en 6 laten een vergelijkbaar beeld zien.

Er

is geen significant verschil aantoonbaar tussen niet- sporters en sporters

in

de kans op bewegingsâpparaatlet- sel, letsel aan rug/heupen en letsel

waarbij

een combina-

tie

van deze drie aspecten voorkomt.

In

alle gevallen heeft het type werk noch sekse ofopleidingsniveau invloed op de

relatie

tussen sportparticipatie en letseltype.

Univariate

analyses (X'-toets) wijzen

uit

dat er geen signi- frcant verband bestaat tussen de duur van de sportbeoefe-

ning

en de verschillende typeringen van het letsel'

Dit

is grafrsch weergegeven

in

frguur 1. Wel

lijkt

er een trend zíchtt¡aar dat 3

tot

4

uur

sporten per week samengaat met de minste bewegingsletsels, bewegingsapparaatletsels en letsels aan rug/heupenr Gezien de kleine aantallen is

etvan afgezien om

dit

verband ook

multivariaat

te analy-

Tabøl 2. Odds

ratio's

voor het optreden van een bedriifsongeval

met

letsel (n=41 171

odds ratio 95VaBI

o niet-sporters versus spotters

(alle beroepen, gecorrigeerd voor leeftijd en opleiding)

o niet-sporters versus sPorters

(gecorrigeerd voor leeftijd, opleiding en zittend werk) r niet-sporters versus sporters

(gecorrigeerd voor leeftijd, opleiding en lichamelijk inspannend werk)

t.2l

1.16

0.66-1.51

0.59-1.68

0.56-t.77 1,11

Tabel 3. Odds ratio,s voor het optreden van letsel

ten

gevolge van verkeerde houdingen en/of bewegingen vetsus andere ontstaanswij zøn ln=27

4l

odds ratio 95VoBI

o niet-sporters vetsus sportêrs

(alle beroepen, gecorrigeerd voor sekse) o niet-sporters versus sporters

(gecorrigeerd voor sekse en zittend werk) o niet-sporters versus sporters

(gecorrigeerd voor sekse en lichamelijk inspannend werk)

1.30 1.30 1.31

0.50-1.99

0.50-1.99

0.50-2.00

(4)

Tabel 4. Odds

ratio's

voor het optreden van letsel betreffende het bewegingsapparaat versus andere

type

letsels ln=2741

odde ratio 95VoBl

o niet-sporters versus spor.ters (alle beroepen)

o niet-sporters versus sporters (gecorrigeerd voor zittend werk) o niet-sportels versus sporters

(gecorrigeerd voor lich¡melijk inspannend werk)

1..23

L.23 t.25

0.62-1.61

0.62-1.61

0.62-1.61

Tabel 5. Odds

ratio's

voor hot optredon van letsel aan de rug en/of heupen versus andere

lokalisaties

l¡=2741

odds ratio 95VoBl

o níet-sporters versus sporters

(alle beroepen, gecorrigeerd voor sekse en opleiding)

o niet-sporters versus sporters

(gecorrigeerd voor sekse, opleiding en zittend werk)

r

niet-sporters versus sporters

(gecorrigeerd voor sekse, opleiding en lichamelijk inspannend werk)

1.13 1.11 L.L2

0.48-2.09

o.48-2.r0

0.48-2.10

Tabel 6. Odds

ratio's

voor het optreden van |etsel ten gevolge van verkeerde houdingen en/of bawegingen,

betreffende

het bewegingsapparaat met als

lokalisatie

de rug en/of heupen veisus over¡ge letsels (n=2741

odds ratio 95VoBl

o niet-sporters versus sporters

(alle beroepen, gecorrigeerd voor sekse) o niet-sporters versus sporters

(gecorrigeerd voor sekse en zittend werk) o niet-sporters veraus sporters

(gecorrigeerd voor sekse en lichamelijk inspannend werk)

Discussie en conclus¡es

M e t h o do I o g i s che hantt ehening e n

De onderhavige secundaire analyse is gebaseerd op een onderzoek met een transversaal onderzoeksdesigrr. Aan de respondenten is naar zowel het letsel ten gevolge van een bedrijfsongeval als naar de expositie

-

sportbeoefe- ning

- in

de afgelopen periode gevraagd. De terugvraag- penode van letsel was 6 maanden voorafgaande aan het vraaggesprek. De terug'vfaagperiode voor de sportbeoefe- ning was

vier

weken.

In

theorie is het dus mogelijk dat slachtoffers door het opgelopen letsel niet

in

staat waren om te sporten

in

de betreffende periode. Van de 274 onge- valsslachtoffers gaven 29 aan de dagetijkse bezigheden (waaronder sporten)

niet uit

te voeren gedurende (een deel van) de

vier

weken voorafgaande aan het interview.

Echter de verhouding sporters versus niet-sporten \4/as

bij

deze groep respondenten

gelijk

aan die van de overige respondenten. Aangenomen kan worden dat de onder- zoeksopzet met betrekking

tot

de verschillende terug- vraagperiodes

niet

heeft geleid

tot

een aanzienlijke mis- classifrcatie van sportbeoefening. Toch moet

bij

de

inter-

pretatie van de resultaten rekening gehouden worden met een

belangrijk

nadeel van een transversale onderzoeksop- zet: een onderscheid

îaar

oorzaak en gevolg is

niet

moge-

lijk.

Het

onderzoek'Ongevallen

in Nederland'is

gericht op het

in kaart

brengen van de incidentie van ongevallen en de gevolgen daarvan,

in

termen van letsel, behandeling en verzuim. Voor de secundaire analyse is gebruik gemaakt van de

informatie

over het type letsel, de lokalisatie van het letsel en de ontstaanswijze van het letsel. De classifi-

Tijdschrift

voor toegepaste Arbowetenschap 9 (19961 nr 4

caties

bij

deze variabelen zijn zodanig gekozen dat ze

van

toepassing

zijn

op alle vier typen ongevallen: privé, sport, verkeer en

bedrijf.

De classificaties

zijn

daardoor zeer divers en globaal. Voor een studie specifrek gericht op werkgerelateerd letsel van het bewegingsapparaat

zijn

de classiflrcaties mogelijk te globaal. Wenselijk zou zijn om meer specifieke informatie te hebben over de

activiteiten

tijdens het optreden van het letsel (bijvoorbeeld

tillen/duwen"/trekken, staanJ zittenJvoortbewegen,

Figuur 1. De ontstaanswijze van letsel, het

type

|etsel en de

lokalisatie

van letsel en de combinatie hiervan naa¡

spo¡tpart¡c¡patieduur

ln=27 3l

% slachtoffers met letsêl 1.09 1.09 1.11

verkeerde letsel

houdlng/bew. beweglngsapp.

letsêl rug/ comblnatle heupsn

0.u-2.28

0.44-2.28

0.44-2.29

70 ô0 50 40 30 20 t0

0

I Îli, ljoï' I l=or"u" ij;åo'" o'"' f

l"lå?'.

(5)

lijk

zoals

bij

Hilclebrandt et al. (1996) het geval

is' O" t i"t

beschreven methodologische kanttekeningen die-

te

wordenbij

de

interpretatie

van de et vind'en van verbanden

in

het geanaly- estand

wil niet zeggeîdat

deze verban-

den er

in werkelijkheid niet zijn'

bedrijfsongevallen met letsel,

in

het bijzonder bewegings-

het

in

ons onderzoek gaat om ongeuallen die leiden

tot let-

tiefongevoelig voor eventuele gunstige effecten van sport- beoefening op de belastbaarheid'

Al

met al kan geconcludeerd worden dat

dit

onderzoek

Ien.

Literatuur

dsfonds/Arbeidsonge- meer: AAflAof, 1994' ' van. Een overzichts- studie op het gebied van sport, arbeid en gezondheid: actoren' projecten en effecten. Arnhem: l¡oc*xsn/Nlsc Stuurgtoep Sport'

994.

A'N.H', Dijk, F'J'H' van' Atlas gezond- ar beroep' Amsterdam: Neclerlancls Insti- tuut voor A¡beidsomstandigheclen, 1991'

-

css (Centraal Bureau voor de Statistiek)' Beroepenclassificatie 1984. Voorburg, 1984.

-

Gebhardt, D.L., Crump C.E. Employee frtness and wellness pro- grams in the workplace. Am Psychol 1990;45:262'72'

]

Grosfeld, J.A.M', Taylor, J.C.M. Bedrijfsfrtness en gezondheid'

tenschap 1996;9:2-9.

-

HilileËrantlt, V'ff., Vi"L, P. Fitness en sport: de religie van de

jaren negentig? T Betlrijfs- en Verzekeringsgeneesk 1993; 1:201-

-

Mulder, S., Bloemhoff, A'., Harris, S,' et al' Ongevallen in Nederland, opnieuw gemeten: een enquête-onderzoek in de perio- de augustus i992-augustus 1993. Amsterdam: Stichting Consu- ment en Veiligheid, 1995'

-

Peeters, p.fi.Vt. et al. Lichamelijke (in)activiteit' Volksgezond- heid Toekomstverkenning (vw). Rijksinstituut voor de Volksge- zondheid en Milieuhygiëne. Den Haag: sou, 1993:585-90'

-

Schlesselman, J.J. Case-control studies: design, conduct' analy- sis. New Yo¡k/Oxforcl: Oxford University Press, 1982'

-

Shephard, R.J. Current perspectives on the economic offitness anil sport with particular reference to worksite programmes' Sports Med 1989;7:286-309'

-

Shephard, R.J. A critical analysis of work-site frtness programs and their postulated economic benefrts' Med Sci Sports Exerc

gram. Prev Med 1988;17:475-82.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Werkloosheidsduur volgens de leeftijd van de om sociale en familiale redenen vrijgestelde volledig werklozen (in relatieve cijfers), mannen en vrouwen, Land - Mei 2002..

Gemiddelde schrijvers geven voor vijf van de zes aspecten op meer dan 50% van de teksten feedback, het meeste van de drie groepen schrijvers.. Op de helft van de feedbackaspecten is

C De plaatsing van de nectarklieren is zo geëvolueerd dat de bij tijdens het gaan drinken zowel langs de meeldraden als langs de stempels (stampers) komt3. D Tijdens de

Nieuwe technologieën werken toe naar een meer natuurlijke mens-computer interactie, wat niet alleen voor mensen met een cognitieve beperking, maar voor mensen in het algemeen

Hoe omstanders zich gedragen, welke keuzes zij maken en of zij bijvoorbeeld overgaan tot directe interventie hangt van een aantal factoren af. Ingrijpen is

Meer specifiek is de vraag of maatregelen en ont- wikkelingen die ingevolge de PAS-uitspraak niet in een passende beoordeling mogen worden betrokken, wel kunnen worden meegenomen in

In hetgeen de vereniging en anderen in dit verband naar voren hebben gebracht, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college van burgemeester en wethouders

Sinds de euthanasiewet in ons land uitgebreid werd naar minderjarigen, is hij geen onbekende meer voor buitenlandse lobbygroepen die gekant zijn tegen