• No results found

Radboud u me

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Radboud u me"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

,.

Health Academy

Radboud u me

82MGZK6 A1

Beweging en stroming

Datum 13 december 2019

Toetsafname 13:00 - 15:00 uur Deze toetsset kunt u na afloop meenemen.

Het gebruik van een standaardrekenmachine (type casio fx-82MS) is toegestaan.

ALGEMENE AANWIJZINGEN EN INSTRUCTIE:

Deze toets bestaat uit 80 meerkeuzevragen.

De beschikbare tijd voor de gehele toets is 2 uur.

Controleer of uw toetsset compleet is.

Vermeld op het antwoordformulier duidelijk uw naam en studentnummer.

Bij iedere vraag is slechts één alternatief het juiste of het beste.

U geeft het naar uw mening juiste antwoord aan door het CIJFER voor het betreffende alternatief te omcirkelen in uw toetsset

Wanneer u alle vragen heeft beantwoord dient u uw antwoorden zorgvuldig over te brengen op het antwoordformulier. Gebruik daarvoor een zwarte of blauwe pen. Corrigeer fouten door een kruisje door het foutieve antwoord te zetten.

Als u een vraag open wilt laten vult u het hokje boven het vraagteken "?" in.

De op het antwoordformulier ingevulde antwoorden worden beschouwd als uw definitieve antwoorden, ongeacht uw omcirkelingen in uw toetsset

Meer dan één ingevuld antwoord per vraag wordt als blanco geïnterpreteerd.

Schrijf niet buiten de invulvelden van het antwoordformulier.

Het gebruik van andere audiovisuele en technische hulpmiddelen is hiet toegestaan. Mocht u dergelijke apparatuur toch gebruiken, dan zal dit als fraude worden aangemerkt.

Op uw tafel mogen uw ID-bewijs en los schrijfmateriaal liggen. Etuis moeten van tafel.

Als u uw antwoordformulier vlekt, vouwt, beschadigt of de invulinstructies negeert kan de toets niet correct verwerkt worden. Vraag de surveillant in dergelijke gevallen om een nieuw blanco antwoordformulier.

De vragen worden als volgt gescoord:

an tw oor en: d G d oe F OU t open

2 keuze-vraag 1 -1 0 Punten

3 keuze-vraag 1 - 1/2 0 Punten

4 keuze-vraag 1 - 1/3 0 Punten

5 keuze-vraag 1 - 1/4 0 Punten

Lever na afloop het antwoordformulier in. Indien u commentaar heeft op de vragen, verwijzen we u naar de hyperlink die is opgenomen bij uw toetsindeling in uw webdossier t.b.v. het digitaal studentcommentaarformulier voor deze toets.

LET OP: ZET EERST UW NAAM EN STUDENTNUMMER OP HET ANTWOORDFORMULIER!

VEEL SUCCES!

(2)

B2MGZ K6 A1

Vraag

1

De synthese van DNA, RNA en eiwitten moet op de correcte manier op de 'template' beginnen en eindigen, om te voorkomen dat niet-functionele of schadelijke producten gevormd worden.

Welk enzym of enzymcomplex begint de synthese bij een startcodon?

1 . DNA polymerase 2. Ribosoom

3. RNA polymerase I

Vraag

2

Tijdens de S-fase van de celcyclus wordt het DNA gerepliceerd. Wanneer start de verdubbeling van het centrosoom? Voor, tijdens of na de S-fase?

1. Voor de S-fase.

2. Tijdens. de S-fase.

3. Na de S-fase.

Vraag

3

Het basisweefsel bind- en steunweefsel bevat drie soorten weefsel: bindweefsel, kraakbeen, en botweefsel. Deze verschillen in hun extracellulaire matrix, maar er zijn ook overeenkomsten .

. Wat is hetzelfde voor bindweefsel, kraakbeen en botweefsel?

1. De aanwezigheid van collageen, elastine en proteoglycanen.

2. De afwezigheid van elastine en glycosaminoglycanen.

3. Ze hebben dezelfde hoeveelheid collageen.

4. Ze hebben dezelfde hoeveelheid elastine.

(3)

B2MGZ K6 A1

Vraag

4

Het onderstaande stuk DNA is afkomstig uit het eerste exon van het TP53 gen. Het open reading frame (zowel coding als template strand) is aangegeven met hoofdletters, de 5'-UTR sequentie is aangegeven met kleine letters. Het startcodon ligt op de onderste streng en is grijs gemarkeerd. In het grotere gemarkeerde deel is een genoomvariant opgetreden.

Welk van de sequenties 1-4 (template strand) is het gevolg van een blokvervanging?

GCAGGTCTTGGCCAGTTGGCAAAACATcttgttgagggcagggg�gtact CGTCCAGAAC � GGTCAACCGTTTTGTAgaacaactcccgtcccctcatga

1. GCCAGATGGCAAAACATcttgttgagggcagggg 2. GCCAGTTGGCAAAACATccttgttgagggcaggg 3. GCCAGTTGGCAAAACATcttgttggcggcagggg 4. GCCAGTTGGCAAAAGATcttgttgagggcagggg

Vraag

5

Een 33-jarige man die uit een psychiatrisch ziekenhuis is ontslagen en nu op zichzelf woont, vertelt het volgende:

"Ik zit hier de meeste dagen alleen. Ik heb wel kennissen, maar die mensen spreken mij gewoon nooit. Dan probeer ik elke dag te bellen, maar ik krijg steeds een voicemail."

In bovenstaande casus wordt de eenzaamheid van de man verklaard door een beperkt

1. formeel sociaal kapitaal.

2. informeel sociaal kapitaal ..

Vraag

6

Wanneer iemand zicl"l-il"l-de-ber-gen op grote hoogte bevindt, kan er als een reactie op de lage p02 vasoconstrictie in de pulmonale arteriën optreden.

Wat is het meest waarschijnlijke effect hiervan op de gemiddelde bloeddruk in de arteria pulmonalis? De gemiddelde bloeddruk ...

1. daalt.

2. blijft gelijk.

3. stijgt.

(4)

B2MGZ K6 A1

Vraag

7

A

.. J:

.E

..s 2

"C r

' , '

.... _____ _

c

... :r E ... ..s

"tl 2

I I ' ' , , ,

volume (mi)

' ' I I

volume (mi) B

D

... :r E

..s ...

"tl 2

'

'

�- ... - ...

,

',

... ______ - ...

volume (mi)

volume (mi)

In bovenstaande afbeelding geeft de zwarte stippellijn de normale druk-volume curve van een gezond hart weer. De rode doorgetrokken lijn geeft de druk-volume curve weer in het geval van een verandering van de belasting op het hart.

Welke van bovenstaande druk-volume curves geeft de situatie van een toegenomen veneuze return weer? Ga er hierbij vanuit dat al het andere ongewijzigd is gebleven.

1. Curve A 2. Curve B 3. Curve C 4. Curve D

(5)

B2MGZ KG A1

Vraag

8

De pancreas produceert veel verschillende proteasen. Hoe voorkomt de pancreas dat deze enzymen het pancreasweefsel zelf afbreken? De pancreas produceert .. .

1. enzymen die deze proteasen inactiveren.

2. inactieve proteasen, die pas in het darmlumen geactiveerd worden.

3. proteasen in een blaasje dat pas in het darmlumen open gaat.

4. veel �C03- waardoor de proteasen in de pancreas geïnactiveerd worden.

Vraag

9

�1111rurn I

illllrum 2 :1111rum ·'

jo.: junurn

,_ '''*"'�'. I ' . ..., ' ..1 ,.,,,...,.,. 1• 4 1 ..,_,....Jo I .•

Bovenstaand diagram toont de drukfluctuaties in maag en darm van een proefpersoon.

Aan de hand van de propagatie van de drukgolven kun je zien dat de proefpersoon kort daarvoor ...

1. gegeten heeft.

2. gevast heeft.

(6)

B2MGZ K6 A1

Vraag

1 0

Pyruvate Carboxylase

OAA

Pyruvate

Acetyl CoA

Zoals uit bovenstaand schema blijkt, kan pyruvaat niet alleen omgezet worden tot

·�

acetyi-CoA door het enzym pyruvaatdehydrogenase (PDH), maar ook tot oxaalacetaat (OAA) met behulp van het enzym pyruvaatcarboxylase.

Waarvoor wordt het oxaalacetaat vooral gebruikt?

1. Beta-oxidatie.

2. Citroenzuurcyclus.

3. Gluconeogenese.

(7)

B2MGZ K6 A1

Vraag

1 1

TRIGLYCERIDES

,Jj

HORMONE

SENSITIVE

cAMP LIPASE-1ê)

�PROTEIN�

?

KINASE

FREE FATTY G LYCEROL A CIOS

De afbraak en opbouw van vetten in het vetweefsel wordt onder andere gereguleerd door verschillende hormonen.

Welk hormoon wordt in bovenstaand schema weergegeven met het vraagteken?

1. Glucagon.

2. Insuline.

3. Leptine.

Vraag

1 2

Bereken de renale klaring van tetracycline met behulp van de volgende fictieve gegevens: bloedplasma concentratie = 1 mmoi/L, concentratie in de urine = 0, 1 mmoi/L, urineproductiesnelheid = 1 mi/min.

Wat is de klaring van tetracycline?

1. 0, 1 mi/min 2. 1 mi/min 3. 10 mi/min 4. 100 milmin

(8)

,.

B2MGZ K6 A1

Vraag

13

Tussen hypothalamus en hypofyse bevindt zich een poortaderstelseL Als het poortaderstelsel wordt aangetast, welk hormoon kan dan nog steeds worden afgegeven?

1. ACTH

.2. ADH

3. TRH

Vraag

14

Röntgenfoto's en CT-scan's zijn veel gebruikte diagnostische afbeeldingstechnieken.

Wat is het verschil tussen een röntgenfoto en een CT-scan?

1

.

Bij een röntgenfoto wordt röntgenstraling gebruikt en bij een CT -scan gammastraling.

2. Een röntgenfoto is een anatomische afbeelding en een CT-scan is een functionele afbeelding.

3. Een röntgenfoto is een projectie en een CT-scan is een reconstructie.

Vraag

15

Van een nieuw geneesmiddel wordt een eenmalige dosis van 500 mg gegeven. De gemeten AUC is 50 mg/L·uur terwijl de metabole klaring 6 L/uur is.

Wat is de renale klaring?

1. 4 L/uur 2. 10 L/uur 3. 33 L/uur 4. 83 L/uur

Vraag

16

Bij een vergrote lymfeklier is het van belang te weten vanuit welk gebied deze lymfeklier de lymfevloeistof ontvangt. Naar welke groep lymfeklieren draineert het laterale deel van de voet?

1. De diepe groep in de lies.

2. De groep in de knieholte.

3. De onderste mediale groep in de lies.

Vraag

17

Bij een acute myeloïde leukemie vindt er een ontsporing plaats waardoor de rijping van cellen uit de myeloïde reeks verstoord raakt. Welke cel is er in dit geval verstoord in zijn rijping?

1. De B-cel.

2. De granulocyt.

3. De NK-cel.

(9)

B2MGZ K6 A1

Vraag

18

De lokalisatie van een micro-organisme heeft consequenties voor de wijze van antigenpresentatie in MHC moleculen. Voor een extracellulair gelokaliseerd micro­

organisme geldt dat de pathegenen voornamelijk worden gepresenteerd in . . . 1. alleen MHC klasse I moleculen.

2. alleen MHC klasse 11 moleculen.

3. Zowel MHC klasse I als MHC klasse 11 moleculen.

Vraag

19 ·

Nadat iemand een virusinfectie doorgemaakt heeft, verloopt een volgende infectie met hetzelfde virus vaak zonder symptomen. Eén van de verklaringen daarvoor is dat het virus direct na binnenkomst in het lichaam geneutraliseerd wordt.

Welke component van het immuunsysteem is verantwoordelijk voor deze neutralisatie?

1. Antistoffen.

2. Cytotoxische T cellen.

3. NK cellen.

Vraag

20

Er zijn vier verschillende immunologische reactiepatronen (overgevoeligheidsreactie type I, 11, 11 en IV) te onderscheiden die zowel in allergieën, autoimmuniteit en transplantaatafstoting voorkomen.

Welk type overgevoeligheidsreactie komt alleen voor bij allergieën, dus niet bij autoimmuniteit en transplantaatafstoting?

1. Type I 2. Type 11 3. Type 111

4. Type IV

Vraag

21

Virale infecties kunnen gepaard gaan met het ontstaan van kanker. Het humaan papillama virus (HPV) is vooral geassocieerd met het ontstaan van ...

1. cervixcarcinoom.

2. coloncarcinoom.

3. longcarcinoom.

4. melanoom.

(10)

B2MGZ K6 A1

Vraag

22

Secundaire hemochromatose is een ijzerstapelingsziekte die kan ontstaan als gevolg van bloedtransfusies. Bij deze ijzerstapelingsziekte is het raadzaam om de opname van ijzer te beperken en daarom voorzichtig te zijn met de inname van ...

1. anti-oxidanten.

2. aspirine.

3. corticosteroïden.

Vraag

23

Een 68-jarige man wordt opgenomen met een septische shock. Omdat zijn bloeddruk laag is, wordt hij op de eerste dag gevuld met 10 liter infusievloeistof (NaCI 0,9%). Op de derde dag van opname is zijn gewicht met ongeveer 7 kilo toegenomen en maakt hij een opgezwollen indruk door oedeem.

Hoe ontstaat dit oedeem?

1. Lekkage van eiwitrijk vocht door de capillaire vaatwand.

2. Systemische ontsteking van het onderhuidse bindweefsel.

3. Toename van de hydrostatische druk in de capillairen.

4. vasodilatatie van de postcapillaire venulen.

Vraag

24

Bij een 72-jarige patiënt is een hemicolectomie uitgevoerd in verband met de aanwezigheid van een coloncarcinoom. Er is daarbij een anastomose aangelegd. Na een jaar is er echter een complicatie opgetreden.

Welke complicatie is het meest waarschijnlijk?

1. Peritonitis.

2. Verklevingen.

3. Wonddehiscentie.

(11)

B2MGZ K6 A1

Vraag

25

G m tocyl

Redblood

b

Gu

Ooklneto Zygote Gametos

Kenmerkend voor parasitaire infecties is dat het organisme verschillende stadia doorloopt. Vaak is dit in verschillende gastheren of onder verschillende omstandigheden. Hierboven is de levenscyclus van een parasitaire levenscyclus schematisch weergegeven.

Om welk organisme gaat het hier?

1. Borrelia species, de verwekker van de ziekte van Lyme.

2. Giardia lamblia, de verwekker van giardiasis.

3. Plasmodium species, de verwekker van malaria.

4. Treponema species, de verwekker van syfilis.

Vraag

26

Micro-organismen verschillen in grootte. Welke groep micro-organismen is alleen zichtbaar te maken met een elektronenmicroscoop en niet met een lichtmicroscoop?

1. Bacteriën.

2. Gisten.

3. Protozoa.

4. Virussen.

(12)

B2MGZ K6 A1

Vraag

27

Een patiënt heeft een urineweginfectie. Er wordt een kweek en antibicgram afgenomen. Er blijkt sprake te zijn van een infectie met E. coli. De minimaal remmende concentraties die in het laboratorium gemeten zijn, zijn als volgt: amoxicilline 2 mg/L, amoxicilline-clavulaanzuur 2 mg/L, ciprofloxacine 1 mg/L en meropenem 0,016 mg/L.

De klinische breekpunten voor deze middelen zijn: amoxicilline 8 mg/L, amoxicilline­

clavulaanzuur 8 mg/L, ciprofloxacine 0,5 mg/L en meropenem 8 mg/L.

Welk antibioticum is werkzaam tegen de gekweekte E. coli met de minste nadelige effecten op resistentievorming?

1. Amoxicilline.

2. Amoxicilline-clavulaanzuur.

3. Ciprofloxacine.

4. Meropenem.

Vraag

28

De kanker-immuniteitscyclus bestaat uit verschillende stappen, die alle doorlopen dienen te worden voor een adequate immuunrespons tegen maligniteiten.

Welke behandeling versterkt primair het activeren van anti-tumor T-cellen die geremd worden in de micro-omgeving van de tumor? Een behandeling met ...

1. anti-PD 1/PD-L 1 inhibitors.

2. dendritische cel vaccinaties.

3. interleukine-2.

Vraag

29

Het immuunsysteem van een patiënt speelt een belangrijke rol bij het bestrijden van door een virus geïnfecteerde cellen. De CD8+ T-eel speelt daarbij een belangrijke rol.

Hoe kan een geïnfecteerde cel beter herkend worden door een virus-specifieke CD8+

T cel? Dat is door verhoogde expressie van ...

1. co-inhibitoire moleculen.

2. HLA klasse I.

3. HLA klasse 11.

(13)

B2MGZ KG A1

Vraag

30

Een patiënt met reumatoïde arthritis wordt behandeld met een chimeer antilichaam tegen TNF-alpha. De behandeling lijkt succesvol, want de pijn en zwelling nemen af.

Echter na enige tijd ontwikkelt de patiënt een inflammatoire huidaandoening die lijkt op de T-eel gemedieerde aandoening psoriasis.

Wat is de meest waarschijnlijke verklaring van dit fenomeen? Antistoffen tegen TNF­

alpha . . .

1. remmen CD8+ T-cellen.

2. stimuleren IL-17 productie.

3. stimuleren IL-4 productie.

4. stimuleren regulatoire T-cellen.

Vraag

31

Een 26-jarige vrouw in het derde trimester van haar eerste zwangerschap klaagt bij de huisarts over benauwdheidsklachten. De huisarts legt uit dat in de late zwangerschap het ademminuutvolume, ten opzichte van de niet-zwangere situatie, te karakteriseren is als . . .

1. onveranderd.

2. verhoogd.

3. verlaagd.

Vraag

32

De groei van het kind is afhankelijk van de placentaire functie en de maternale gezondheid. De voornaamste risicofactor voor het ontstaan van negatieve dyscongruentie is . . .

1. cardiale ziekte bij de moeder.

2. diabetes gravidarum bij de moeder.

3. hoge bloeddruk bij de moeder.

Vraag

33

Achterblijvende lengte bij een 6-jarige jongen kan duiden op een deficiëntie van een groeihormoon.

Welk aanvullend onderzoek is nodig om te bewijzen dat er inderdaad sprake is van een groeihormoon deficiëntie?

1. Meting van groeihormoon.

2. Groeihormoonstimulatie test.

.3. Bepaling van 'insulin-like growth factor-I.

(14)

B2MGZ K6 A1

Vraag

34

Een jongen van 6 jaar en 8 maanden oud heeft een afbuigende groeicurve sinds de leeftijd van 5 jaar en 6 maanden. Hij laat het afgelopen jaar een afbuiging zien van de lengte en een toename van het gewicht.

Welke diagnostiek moet nu in ieder geval worden ingezet?

1. Chromosomenonderzoek.

2. Coeliakie screening.

3. Meting van Thyroid stimulerend hormoon

(TSH).

Vraag

35

Overproductie van hormonen zoals groeihormoon en schildklierhormoon kan een stimulerend effect hebben op het sluiten van de groeischijven.

Voor welk hormoon geldt dat eveneens?

1. Cortisol 2. Insuline 3. Testosteron

Vraag

36

Een 7-jarig meisje heeft beginnende borstontwikkeling. Er wordt gedacht aan een mogelijke pubertas praecox. De bepaling van welk hormoon is het meest geschikt om dit vermoeden te bevestigen? Dat is de bepaling van ...

1. follikel stimulerend hormoon

(FSH).

2. luteïniserend hormoon

(LH).

3. oestradiol.

(15)

B2MGZ KG A1

Vraag

37

Hierboven zie je een sagittale MRI van het bekken van een man. Wat is aangeduid met de witte letter X?

1. Anus.

2. Prostaat.

3. Rectum.

4. Sacrum.

Vraag

38

Als bij een embryo het SRY -gen tot expressie komt, wat gebeurt er dan met de buizen van Wolff? Deze ...

1. gaan in regressie.

2. vormen eileiders.

3. vormen zaadleiders.

Vraag

39

Na de geboorte van een verder gezond jongetje ziet de verloskundige hypospadie en niet volledig ingedaalde balletjes.

Welk probleem in de geslachtelijke ontwikkeling heeft meest waarschijnlijk geleid tot dit afwijkende fenotype? Dat is . ..

1. afwezigheid van actief 5-alfareductase.

(16)

B2MGZ KG A1

Vraag

40

Een 26-jarige vrouw heeft een irregulaire cyclus. Bij echoscopie worden polycysteuze ovaria gezien. Screenend hormonaal onderzoek toont een normale concentratie van FSH, LH en oestradiol. Er wordt gedacht aan een polycysteus ovarium syndroom (PCOS).

Welk hormoon is waarschijnlijk verhoogd in het kader van een PCOS?

1. Prolactine.

2. Testosteron.

3. TSH.

Vraag

41

Een vrouw heeft een kinderwens en komt voor preconceptioneel gesprek. Zij maakt zich zorgen omdat zij herpes genitalis heeft. Zij heeft begrepen dat dit consequenties heeft voor zwangerschap. De arts informeert haar over de effecten van herpes genitalis op de foetus en het pasgeboren kind en geeft advies over de manier waarop de kans op de overdracht van het virus zo minimaal mogelijk kan worden gemaakt.

Bovenstaand preconceptioneel advies is een vorm van .. . 1. primaire preventie.

2. secundaire preventie.

3. tertiaire preventie.

Vraag

42

Bij een vrouw vond haar eerste menstruatie plaats toen zij 13 jaar en 6 maanden oud was. Haar laatste menstruatie vond plaats toen zij 5 1 jaar en 2 maanden oud was. In deze periode heeft zij niet elke maand een ovulatie gehad.

Wat is hiervoor de best passende verklaring?

1. Er is een late menarche.

2. Er is een vervroegde overgang.

3. Zij heeft enkele maanden antibiotica gebruikt.

4. Zij heeft enkele maanden OAC gebruikt.

(17)

82MGZ KG A1

Vraag

43

-- ...

--- --- -

Bovenstaand figuur geeft schematisch verschillende aspecten van de menstruele cyclus weer. Welk weefsel wordt aangegeven door de letter E?

Dit is endometrium in de . ..

1. menstruatiefase.

2. proliteratieve fase.

3. secretaire fase.

Vraag

44

Een 40-jarige man ondervindt de late gevolgen van een goedaardige hersentumor. Hij werkt met 20 andere collega's in een grote kantoortuin.

Als je hem vraagt hoe hij zijn tijd buiten het werk doorbrengt, welk element van het ICF-model ben je dan aan het bespreken?

1. Activiteiten.

2. Functies en anatomische eigenschappen.

3. Participatie.

(18)

B2MGZ KG A1

Vraag

45

De biologische kwetsbaarheid voor alcohol van vrouwen is groter dan die van mannen.

Wat is de reden hiervoor?

1. Alcohol wordt bij vrouwen minder door de nieren uitgescheiden.

2. Vrouwen hebben meer vetweefsel waar alcohol zich ophoopt.

3. Vrouwen hebben minder alcoholdehydrogenase in de maag.

Vraag

46

Veroudering van het immuunsysteem is waarschijnlijk een belangrijk mechanisme bij het eerder overlijden aan infectieziekten op oudere leeftijd. Om het onderliggende mechanisme te onderzoeken, werden jonge muizen eenmalig bestraald. Dit bleek niet te leiden tot een verhoogde gevoeligheid voor infecties op oude leeftijd.

Wat is hiervoor de meest waarschijnlijke verklaring?

1. De capaciteit van het immuunsysteem om adequaat te reageren op allerlei infecties wordt al op heel jonge leeftijd vastgelegd.

2. Geleidelijke accumulatie van DNA-schade tijdens het leven heeft andere gevolgen dan bestraling op jonge leeftijd.

3. Het aantal hematopoietische stamcellen blijf vanaf de geboorte gedurende het hele leven constant.

Vraag

47

Een jongetje van 10 jaar oud heeft nierproblemen. Hij verzuimt regelmatig van school omdat hij vaak naar het ziekenhuis moet. Daarnaast is hij ook regelmatig thuis in verband met vermoeidheid.

Welke ontwikkelingstaak komt bij hem in deze levensfase waarschijnlijk het meeste in het gedrang?

1. Autonomie ontwikkeling.

2. Exploratie.

3. Sociaal emotionele ontwikkeling.

Vraag

48

Niet alle personen met een kiembaanmutatie in een tumorsuppressorgen ontwikkelen een tumor. Waarom is dit zo?

1. Bij een autosomaal dominante overerving is inactivatie van het tweede allel nodig.

2. De gemuteerde cellen gaan bij dragers van kiembaanmutatie sneller in apoptose.

3. Het geslacht speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van de erfelijke kanker.

(19)

82MGZ KG A1

Vraag

49

Er is bij een patiënt sprake van een melanoom op het bovenbeen met een Breslowdikte van 2,2 mm. Dit wordt operatief verwijderd en er volgt een re-excisie met ruimere marge.

Hoe worden eventuele lymfekliermetastasen gestadiëerd? Dat gebeurt door middel van ...

1. CT-thorax-abdomen.

2. PET-CT scan.

3. Schildwachtklierprocedure.

Vraag

50

Bovenstaande afbeelding geeft schematisch een borst weer. Indien een mammacarcinoom primair is ontstaan vanuit structuur 2, wat is hierbij dan de meest waarschijnlijke pathologische uitslag?

1. Duetaal carcinoom.

2. Liposarcoom. · 3. Lobulair carcinoom.

Vraag

51

Tetrodoxine is een neurotoxine waarvan de werking berust op remming van het voltage-afhankelijk natriumkanaaL Wat voor gevolg heeft deze remming op de actiepotentiaal? Tetrodoxine remt

1. .de propagatie.

2. de uitdoving.

3. het ontstaan.

(20)

B2MGZ K6 A1

Vraag

52

Tijdens hartoperaties wordt het hart soms tijdelijk stilgelegd. De werkzame component van de daarvoor gebruikte cardioplegische vloeistof zijn K+ -ionen in een relatief hoge concentratie. Wat is het effect van deze hoge K+ -concentratie? Deze voorkomt dat hartspiercellen ...

1 . snel depolariseren.

2. snel hyperpolariseren.

3. snel repolariseren.

Vraag

53

rechts

In het hart dat is weergegeven in de figuur hierboven is er sprake van een PVC ('premature ventricular contraction') waarvan het focus zich op het epicardium bevond.

Bij drie elektrodes is de vorm van het QRS-complex weergegeven.

Op welk van de drie aangegeven posities op het epicardium bevindt zich het focus van deze PVC?

1. Positie 1 2. Positie 2 3. Positie 3

(21)

82MGZ K6 A1

Vraag

54

Een 67-jarige man krijgt acuut uitvalsverschijnselen aan één kant van zijn lichaam. Op een CT-scan zonder contrastmiddel is een afwijking te zien (zie bovenstaande afbeelding). Gezien de locatie van afwijking is de aard van de uitvalsverschijnselen meest waarschijnlijk een ..

1 . motorisch probleem.

2. sensorisch probleem.

3. visueel probleem.

(22)

B2MGZ K6 A1

Vraag

55

Hierboven is een MRI-angiogram afgebeeld. Welk bloedvat wordt aangegeven met de pijl?

1. Arteria carotis interna.

2. Arteria cerebri posterior.

3. Sinus rectus.

4. Sinus sagitalis superior.

Vraag

56

Bij neumdegeneratieve aandoeningen bepaalt de plaats van degeneratie de symptomen die de aandoening kenmerken. Bij degeneratie van de hippocampus zal een patiënt vooral last krijgen van . . .

1. aandachtstoornissen.

2. bewegingsstoornissen.

3. depressie.

4. geheugenklachten.

(23)

B2MGZ K6 A1

Vraag

57

Een patiënt met een beroerte heeft een halfzijdige geveelsstoornis rechts. Op zijn MRI­

scan is een klein infarct te zien in de primaire sarnatosensorische cortex links.

In welke hersenkwab zit het infarct bij deze patiënt?

1. Frontaalkwab.

-2. Occipitaalkwab.

3. Pariëtaalkwab.

4. Temporaalkwab.

Vraag

58

Bij patiënten met de ziekte van Parkinson ontstaan er naast de motorische verschijnselen vaak ook niet-motorische klachten, zoals slaapstoornissen of depressie.

Wat is de meest waarschijnlijke verklaring van deze niet-motorische verschijnselen?

1. De neurbdegeneratie vindt ook plaats in andere structuren dan de substantia nigra.

2. De substantia nigra verzorgt naast motorische ook niet-motorische functies.

3. Deze verschijnselen zijn bijwerkingen van de parkinsonmedicatie.

Vraag

59

Er zijn verschillende hoorhulpmiddelen, die allemaal hun eigen werkingsmechanisme hebben. De werking van een •BCD (bone conduction device) is gebaseerd op ...

1. directe stimulatie van

��t

binnenoor. ' 2. elektrische stimulatie van de gehoorzenuw.

3. het direct aanbieden van het versterkte spraaksignaal aan het trommelvlies.

(24)

f

B2MGZ K6 A1

Vraag

60

Sommige artsen en fysiotherapeuten testen de biceps-reflex tijdens het lichamelijk onderzoek. De uitvoering wordt geïllustreerd in de foto hierboven. De arts let daarbij goed op of de biceps samentrekt. Dit is een voorbeeld van de ...

1 . flexie reflex.

2. gekruiste extensie reflex.

3. inverse myotatische reflex.

4. myotatische reflex.

Vraag

61

I I

Bovenstaande afbeelding toont een dwarsdoorsnede door het ruggenmerg met vier genummerde laesies. Welke laesie resulteert in uitval van de nociceptie aan de kant van de laesie? Dat is . . .

1. laesie 1.

2. laesie 2.

3. laesie 3.

4. laesie 4.

(25)

B2MGZ K6 A1

Vraag

62

Onderstaande afbeelding toont een veelvoorkomende afwijking in het kniegewricht.

Welke afwijking wordt er aangeduid met de pijl?

1. Erosie.

2. Osteofyt.

3. Subchondrale cyste.

Vraag

63

Een 67 -jarige man heeft pijnklachten aan zijn linkerknie. Een röntgenfoto toont een duidelijke mediale en laterale gewrichtsspleetversmalling, osteofyten, sclerose en enkele subchondrale cysten.

Welke factor zorgt ervoor dat er ook roodheid en zwelling van deze knie op kan treden?

Aanwezigheid van ...

1. intra-articulair debris.

2. osteonecrose haarden.

3. stijfheid van de subchondrale plaat.

(26)

B2MGZ K6 A1

Vraag

64

Bovenstaande lichtmicroscopische opname toont het kniegewricht. Welk weefsel wordt aangeduid met nummer 11 ?

1. Bindweefsel met verkraakbening.

2. Hyalien kraakbeen met chondronen.

3. Kraakbeen met vezelig bindweefsel.

4. Lameliair botweefsel met chondronen-rand.

(27)

B2MGZ K6 A1

Vraag

65

De drie typen spierweefsel hebben elk hun eigen morfologie. Zo varieert de grootte van de spiercel, de locatie van de celkern, en de aan- of afwezigheid van bandering in het cytoplasma. Bestudeer bovenstaande lichtmicroscopische opname.

Welk type spierweefsel is hier zichtbaar?

1 . Gladde spiercellen.

2. Hartspiercellen.

3. Skeletspiercellen.

Vraag

66

Het ziekteproces van artrose leidt binnen enkele maanden tot jaren tot irreversibele gewrichtsschade. Waar begint het ontstekingsproces bij artrose? In het ...

1 . gewrichtskapsel.

2. kraakbeen.

3. subchondrale bot.

4. synovium.

(28)

B2MGZ KG A1

Vraag

67

Het figuur hierboven toont een MRI-scan met echotijd 10 ms en repetitietijd 300 ms.

Hoe verandert in een nieuwe opname met dezelfde echotijd en een repetitietijd van 1000 ms de intensiteit van de lever?

1. Die blijft gelijk.

2. Die wordt hoger.

3. Die wordt lager.

Vraag

68

Beeldvorming middels MRI is bij uitstek geschikt voor de beoordeling van aanwezigheid van galstenen in de galwegen. Galstenen worden bij alle keuzes van TE en TR zwart afgebeeld. Daarom zijn ze het beste te zien met een . . .

1. T1-gewogen opname (T1 is de "overeindkom-tijd").

2. T2-gewogen opname (T2 is de "uitwaaiertijd").

(29)

B2MGZ K6 A1

Vraag

69

De figuur hierboven toont een spectrogram. Wat is in het spectrogram verticaal uitgezet?

1. De afstand van de probe tot het bloedvat.

2. De sterkte van de echo.

3. De stroomsnelheid van het bloed.

(30)

B2MGZ K6 A1

Vraag

70

In onderstaande echobeeld is een cyste te zien (label C).

Het weefsel achter de cyste (A) is lichter dan het weefsel ernaast (8). Hoe komt dat?

1. De akoestische impedantie is minder uniform bij A.

2. De geluidsbundel is onderweg minder verzwakt bij A.

3. De geluidsbundel wordt van onder gereflecteerd bij A.

Vraag

71

Bij beeldvorming met echografie moet de echoprobe goed tegen de huid worden aangedrukt. Daarbij wordt bovendien gebruikt gemaakt van echogeL De belangrijkste reden hiervoor is dat ...

1. de gel het geluid beter van de probe naar de huid geleidt.

2. de gel voorkomt dat bacteriën worden overgebracht tussen patiënten.

3. de probe gemakkelijker over de huid glijdt.

(31)

B2MGZ K6 A1

Vraag

72

12 Aatrup

10

..

= E

� 8 .5

.. 6

a.

s u

.. 4

2

ptl 1.1 1.2 1.1 7.4 1.5 7.6 1.1 1.8

lH •ll�tmoi/LJ 60 50 40 JO 20

Bovenstaande figuur geeft een Astrup diagram weer, dat gebru�kt kan worden bij de interpretatie van bloedgassen en zuur-base stoornissen.

Een arts heeft tweemaal bloedgassen van iemand geprikt, waarbij de resultaten van A vooraf gingen aan die van 8.

Welke activiteit heeft deze verschuiving het meest waarschijnlijk veroorzaakt?

1. Hyperventilatie.

2. Hardlopen.

3. Onderwater zwemmen.

4. Inname van een overdosis maagzuurremmers.

(32)

82MGZ K6 A1

Vraag

73

Door een voedselvergiftiging heeft iemand al twee dagen last van hevig braken. Hierbij is hij ook kortademig met een gevoel van luchttekort.

Welke zuur-base verstoring is er bij deze persoon het meest waarschijnlijk?

1. Metabole acidose.

2. Metabole alkalose.

3. Respiratoire acidose.

4. Respiratoire alkalose.

Vraag

74

In bovenstaande ritmestrook is een zogenaamd 'escape'-ritme weergegeven. Wat is de oorsprong van dit 'escape'-ritme?

1. De A V-knoop.

2. De bundel van his.

3. De sinusknoop.

4. De ventrikel.

Vraag

75

Bij sommige hartritmestoornissen kan het voorkomen dat de atria en de ventrikels tegelijkertijd geactiveerd worden en dus ook tegelijkertijd contraheren. In de registratie van de druk in de vena jugularis worden dan zogenaamde 'Cannon-a-waves' gezien.

'Cannon-a-waves' zijn aanwezig bij . ..

1. atriale extrasystole.

2. atriumfibrilleren.

3. sinusritme met totaal AV-block.

4. sinusritme met type Mobitz 11 tweede-graads AV-block.

(33)

B2MGZ K6 A1

Vraag

76

100.---,

c: 0

Öl 0 E cv .c

0 c:

.Q êii

:;

ë cv

u tv

Q.

20 40 60 100

Resting cell Alveoli

P02 (mm Hg)

De zuurstofdissociatiecurve geeft een belangrijke relatie weer tussen zuurstofsaturatie en partiele zuurstofdruk (zie bovenstaande figuur).

Onder verschillende omstandigheden kan de zuurstofdissociatiecurve verschuiven.

Door het Bohr-effect verschuift bovenstaande curve naar . ..

1. beneden.

2. boven.

3. links.

4. rechts.

Vraag

77

Uit onderzoek blijkt dat een uur per week sporten de kans op het metabool syndroom aanzienlijk verlaagt. Op basis van dit onderzoek besluit de werkgever van een busonderneming om de chauffeurs onder werktijd verplicht een uur per week te laten sporten.

Via welk mechanisme wordt het gedrag van de buschauffeurs voornamelijk beïnvloed?

Dat is via het . ..

1. motiveren van de intentie.

2. stellen van een norm.

3. veranderen van de attitude.

(34)

B2MGZ K6 A1

Vraag

78

In haar strijd tegen overgewicht wil de overheid voedingsreclame gericht op kinderen gaan verbieden. De voedingsindustrie slaagt erin om hierover wetgeving tegen te houden. De voedingsindustrie weet namelijk de publieke opinie aan te spreken door deze maatregelen betutteling door de overheid te noemen.

De voedingsindustrie beïnvloedt de publieke opinie door in te spelen op ...

1. de waarde 'gezondheid'.

2. de waarde 'vrijheid'.

Vraag

79

Bij het al dar;� niet succesvol zijn van preventieve maatregelen spelen de leerprincipes een belangrijke rol. Zo is volgens de leerprincipes de kans dat mensen gaan vrijen met een condoom het grootst als het condoomgebruik . ..

1. iets toevoegt aan het plezier in seks.

2. in praktische zin makkelijk is.

Vraag

80

Om mensen te motiveren tot gedragsverandering zijn verschillende stappen nodig.

Dat overgewicht niet gezond is weten de meeste mensen in Nederland wel. Wat is na deze fase van informatieverstrekking de meest succesvolle stap om gezond eten te bevorderen?

1. Concrete suggesties aanreiken over hoe gezond te eten.

2. Mensen aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Onze 18.000 leden, 450 vrijwilligers en alle betrokken professionals brengen we samen op gezinsdagen, vakanties, lokale activiteiten over heel Vlaanderen, symposia en andere

Aansluitpunt afzuigkap Aansluitpunt elektrisch koken Aansluitpunt mechanische ventilatie Aansluitpunt wasdroger Aansluitpunt wasmachine Standenschakelaar mechanische ventilatie

De beleggingen van het fonds AG Target+ USD Dynamic Deep Value 2027 zullen georganiseerd worden met het oog op het bereiken van de volgende doelstellingen: creëren van een

Uitgebreide kennis te hebben van de hedendaagse techniek op het gebied van en toepassing van ontruimingsalarminstallaties en -apparatuur type A.. Kennis hebben van

Aansluitpunt afzuigkap Aansluitpunt elektrisch koken Aansluitpunt mechanische ventilatie Aansluitpunt wasdroger Aansluitpunt wasmachine Standenschakelaar mechanische ventilatie

De receptoren voor het schildklierhormoon in de hypothalamus, hypofyse en de schildklier zijn anders dan de schildklierhormoonreceptoren in de rest van de hersenen, huid,

Naar aanleiding van luchtwegklachten bij werknemers in een bedrijf waar fytase - als poeder of als vernevelde vloeistof - werd toegevoegd aan mengvoeders en

De grootste waarde van Bibliotheek op School is het stimuleren van een positieve atti- tude ten opzichte van leesbevordering bij leerkrachten en leerlingen: leerkrachten weten wat