• No results found

Symboolwetgeving · Onderneming en Financiering · Open Access Advocate

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Symboolwetgeving · Onderneming en Financiering · Open Access Advocate"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

REDACTIONEEL

Symboolwetgeving

W.J. Oostwouder

In de voortgangsbrief modernisering ondernemingsrecht van 20 december 2018 (hierna: de voortgangsbrief)1 heeft de minister voor Rechtsbescherming nieuwe wetgeving aangekondigd, getiteld ‘Aanpassing en terugvordering van bonussen’.2 In de hiernavolgende beschouwing wordt aangegeven dat dit in de aangekondigde vorm symboolwetgeving betreft, die in de praktijk geen tot zeer weinig effect zal hebben.

Het huidige art. 2:135 Burgerlijk Wetboek (BW) bevat sinds 2014 een regeling voor de aanpassing en terugvordering van bonussen.

Lid 6 geeft het orgaan dat de bezoldiging van bestuurders vaststelt (de algemene vergadering van aandeelhouders, tenzij bij de statuten hiervoor een ander orgaan – bij beursvennootschappen meestal de raad van commissarissen – is aangewe- zen) de bevoegdheid om de bonus aan te passen. Volgens dit artikellid is dit mogelijk ‘indien uitkering van de bonus naar maatstaven van redelijkheid en bil- lijkheid onaanvaardbaar zou zijn’.

Lid 8 bepaalt dat de (naamloze) vennootschap bevoegd is ‘een bonus geheel of gedeeltelijk terug te vorderen voor zover uitkering plaats heeft gevonden op basis van onjuiste informatie over het bereiken van de aan de bonus ten grondslag lig- gende doelen of over de omstandigheden waarvan de bonus afhankelijk was gesteld’.

Voorts bevatte art. 2:135 lid 7 BW tot 1 juli 2017 de zogenoemde ‘afroomrege- ling’. Hierbij werd kort gezegd de waarde van (certificaten van) aandelen of opties in het kapitaal van de doelvennootschap die in het kader van bezoldiging door bestuurders zijn verkregen, vastgelegd op de koers van vier weken voor de aan- kondiging van het openbaar bod op die vennootschap. Deze regeling was van (overeenkomstige) toepassing bij juridische fusies, splitsingen en andere ‘corpo- rate events’, zoals art. 2:107a-besluiten over een belangrijke verandering van de identiteit of het karakter van de beursvennootschap.

Op deze draak van een afroomregeling is in de literatuur (zie voor een overzicht daarvan Tienstra en Oostwouder3) de nodige kritiek – onder andere over het niet bereiken van de doelstelling van de regeling – geuit. Het vorige kabinet heeft deze

1 Zie www. rijksoverheid. nl/ documenten/ kamerstukken/ 2018/ 12/ 20/ tk -voortgangsbrief -moderni sering -ondernemingsrecht.

2 Zie p. 12-14 van de voortgangsbrief.

3 K.L. Tienstra & W.J. Oostwouder, Corporate governance en belangenconflicten van bestuurders bij openbare biedingen, O&F 2014, afl. 1, p. 59, noot 92.

Onderneming en Financiering 2019 (27) 1

doi: 10.5553/OenF/157012472019027001001 3

Dit artikel uit Onderneming en Financiering is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker

(2)

W.J. Oostwouder

regeling afgeschaft en aangekondigd een effectievere afroomregeling voor te bereiden.

In de voortgangsbrief merkt de minister op dat buiten het kader van de in art.

2:135 lid 8 BW genoemde situatie – terugvordering van een bonus voor zover uit- kering heeft plaatsgevonden op basis van onjuiste informatie – is gekeken of de wet andere mogelijkheden biedt om een bonus terug te vorderen. Volgens hem zou een beroep kunnen worden gedaan op de beperkende werking van de redelijk- heid en de billijkheid ex art. 6:248 lid 2 BW:

‘Dit artikel maakt (rechterlijk) ingrijpen in de uitvoering van de overeen- komst mogelijk, indien sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die ongewijzigde uitvoering van de overeenkomst onaanvaardbaar maken. Hier- bij zou kunnen worden gedacht aan de situatie dat doelstellingen van de ven- nootschap waar de bonus van afhankelijk was, zijn behaald of beïnvloed door fraude, ernstige misdragingen of nalatigheid van de bestuurder. In dat geval is er sprake van fraude, maar op zich niet van onjuiste informatie over de behaalde doelstellingen.’

Maar de minister wil nog een stap verder gaan en art. 2:135 lid 8 BW aanpassen:

‘Daarbij is gekeken naar de bepaling over de toegekende maar nog niet uitge- keerde bonus in artikel 2:135 lid 6 BW. Op grond van deze laatste bepaling kan de hoogte van een bonus worden aangepast als uitkering naar maatsta- ven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Dit kunnen gevallen zijn waarin sprake is van fraude, ernstige misdragingen of nalatig- heid van de bestuurder. Het is denkbaar om ook voor reeds uitgekeerde bonussen deze maatstaf te hanteren, door artikel 2:135 lid 8 BW in lijn te brengen met lid 6, bijvoorbeeld door het toevoegen van de volgende zinsnede aan artikel 2:135 lid 8 BW: “of indien het behoud van de uitkering van de bonus naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn”.’

Wat voegt dit toe? Als de raad van commissarissen hiermee al een effectieve mogelijkheid zou krijgen om op grond van de beperkende werking van de redelijk- heid en billijkheid een reeds uitgekeerde bonus terug te vorderen (het is aanne- melijk dat de rechter hier zeer terughoudend tegenover zal staan), dan kan de vennootschap dit nu ook al op grond van het reeds bestaande art. 6:248 BW! Het enige effect van deze toevoeging is dat vastgelegd wordt dat de raad van commis- sarissen deze bevoegdheid namens de vennootschap kan uitoefenen.

De aangekondigde ‘effectievere afroomregeling’ ter vervanging van het vervallen art. 2:135 lid 7 BW ziet de minister in het creëren van een aanvullende bevoegd- heid voor de raad van commissarissen inzake de aanpassing van de bezoldiging in het kader van belangrijke besluiten zoals overnames. Hij licht dit als volgt toe.

4 Onderneming en Financiering 2019 (27) 1

doi: 10.5553/OenF/157012472019027001001 Dit artikel uit Onderneming en Financiering is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker

(3)

Symboolwetgeving

‘Het kabinet onderkent de noodzaak om prikkels bij bestuurders tot oneigenlijke beïnvloeding bij major corporate events tegen te gaan. Overwo- gen kan worden om aan te sluiten bij de discretionaire bevoegdheid van de raad van commissarissen om af te wegen wat redelijk en billijk is in geval van bonussen. Dat past ook bij de rol die de raad van commissarissen in over- name situaties al heeft.’

Waar staat de door de minister veronderstelde ‘discretionaire bevoegdheid van de raad van commissarissen om af te wegen wat redelijk en billijk is in geval van bonussen’?

Ook de commissarissen zullen zich moeten houden aan het door de algemene ver- gadering vastgestelde beloningsbeleid en de met de bestuurders gemaakte con- tractuele afspraken. Zij kunnen deze niet naar believen met een beroep op de redelijkheid en billijkheid bijstellen! De hoofdregel is dat afspraken moeten wor- den nagekomen. Dit geldt ook – of misschien wel juist, zie het ABN AMRO-arrest van de Hoge Raad uit 2007 – voor overnamesituaties. Een ‘aanvullende’ bevoegd- heid voor de raad van commissarissen in overnamesituaties verandert daar niets aan!

Onderneming en Financiering 2019 (27) 1

doi: 10.5553/OenF/157012472019027001001 5

Dit artikel uit Onderneming en Financiering is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dexia voert echter ver- weer tegen de stelling dat er sprake zou zijn van beta- ling van de koopsom in twee of meer termijnen.Ter- mijnen die geen betrekking hebben op de

Overigens is tegenbewijs in geval van verwaarlozing van de publicatieplicht gemakkelijker te leveren dan in het geval van verwaarlozing van de boekhoudplicht, omdat het door

hieruit afgeleid kunnen worden dat indien statutair niets is overeengekomen, goedkeuring van de aandeelhouders klaarblijkelijk niet noodzakelijk is voor bijvoorbeeld de overdracht

Blijkens artikel 907 lid 1 BW dient een OSTCS om verbindend te kunnen worden verklaard, te wor- den gesloten door een stichting of vereniging als bedoeld in artikel 3:305a lid 1 BW

e aandelen zijn die kosteloos worden aangeboden, zijn of zullen worden toegewezen aan de aandeel- houders en dividenden die worden uitgekeerd in de vorm van aandelen van dezelfde

Ingevolge artikel 999 Rv kan iedere belanghebbende die van oordeel is dat de jaarreke- ning, het jaarverslag of de daaraan toe te voegen ove- rige gegevens 2 van een rechtspersoon,

Ook indien mededeling ná faillissement geschiedt.Voor de bedragen die vóór het faillissement van de Originator en vóór mededeling van de stille cessie door de debiteur aan de

11 Verder overwoog de Hoge Raad dat een eenzijdige verklaring van hoofdelijke aansprakelijkheid niet een afhankelijk recht in het leven roept, zodat ING op grond van haar pandrecht