• No results found

DORPSKERK SCHOONEBEEK

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "DORPSKERK SCHOONEBEEK"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

PASEN 2022

DORPSKERK SCHOONEBEEK

(2)

2

(3)

3

Op weg naar Pasen

De Stille Week - voorafgaand aan Pasen – is voor christenen altijd een intensief gebeuren. We volgen in die dagen het laatste gedeelte van het levensverhaal van Jezus, met het diepte- en tegelijk het hoogtepunt.

Een man met een verhaal over een nieuwe manier van leven: het koninkrijk van God.

Maar zijn verhaal lijkt te eindigen in een zwart gat van waanhoop en mislukking. Lijkt …, want we leven toe naar het feest van de Opstanding.

Donderdag 14 april, 19.30 uur, Dorpskerk

De Witte Donderdag herinnert aan de laatste maaltijd van Jezus met zijn 12 leerlingen.

Goede Vrijdag, 15 april, 19.30 uur, Dorpskerk

Op Goede Vrijdag staat de gedachtenis aan het sterven van Jezus centraal. Een viering met de lezing van een gedeelte het lijdens evangelie uit Marcus en een

meditatie over laatste zeven woorden van Jezus.

Stille Zaterdag, 16 april 21.30 uur, Dorpskerk

De zaterdagavond begint stil en donker. Deze avond wordt de nieuwe paaskaars binnengedragen en het licht in de kerk gedeeld. Een indrukwekkende gebeurtenis.

We sluiten deze viering avond met de gedachtenis aan

onze doop.

(4)

4 Paasmorgen 10.00 uur, Dorpskerk

Deze zondag is een feestdag omdat we mogen vieren dat het Licht sterker is dan de nacht, en liefde sterker dan alle haat: Liefde wint altijd! Een dienst met

muziek, preek, ontmoetingen en leuke verrassingen.

Gezegende diensten toegewenst!

Ds. Jan Hermes

(5)

5

WITTE DONDERDAG

Donderdag 14 april 2022 om 19.30 uur in de Dorpskerk te Schoonebeek

Viering van de Maaltijd van de Heer

Voorganger: Ds. Jan Hermes

Ouderling: Willem van Engelenhoven

Diaken: Willemien Klaassen-Keen

Organist: Diny Wesselink-Schoemakers

Lector: Ineke Schelling-Moll

(6)

6

Stilte

Gemeente gaat staan Verwelkoming

Aansteken van de paaskaars

We ontsteken in de kerk en ook thuis de paaskaars; teken van hoop en leven.

Dat het licht van Christus moge schijnen over

ons leven en ons werken. Amen

v: Heer open onze lippen

g: opdat onze mond uw lof verkondig

v: vanwaar de zon opgaat tot waar zij neerdaalt g: zij de naam van God geloofd.

Zingen: Psalm 122: 1

Hoe sprong mijn hart hoog op in mij, toen men mij zeide: ‘Gord u aan om naar des Heren huis te gaan!

Kom ga met ons en doe als wij!’

Jeruzalem, dat ik bemin, wij treden uwe poorten in,

u, Godsstad, mogen wij ontmoeten!

Jeruzalem, van ver aanschouwd, wel saamgevoegd en welgebouwd, o schone stede, die wij groeten.

(gemeente gaat zitten)

Op de tafel staan 12 kaarsen- als symbool voor Israël en heel de mensheid

Gebed op Witte Donderdag

(7)

7

Zingen: LB 547: 1, 4, 5 en 6

REFREIN

4. Laten wij God loven, leven van het licht, onze val te boven in een evenwicht,

REFREIN

5. want de aarde jaagt ons naar de diepte toe, maar de hemel draagt ons, liefde wordt niet moe.

REFREIN

6. Met de boom des levens doodzwaar op zijn rug droeg de Here Jezus Gode goede vrucht.

REFREIN

Eerste lezing: Exodus 12:1-8; 11-14

De overlevering van de Paasmaaltijd 1De HEER zei tegen Mozes en Aäron, nog in Egypte:

2‘Voortaan moet deze maand bij jullie de eerste maand van het jaar zijn. 3Zeg tegen de hele gemeenschap van Israël:

“Op de tiende van deze maand moet elke familie een lam of een bokje uitkiezen, elk gezin één. 4Gezinnen die te klein

(8)

8

zijn om een heel dier te eten, nemen er samen met hun naaste buren een, rekening houdend met het aantal

personen en met wat ieder nodig heeft. 5Het mag het jong van een schaap zijn of het jong van een geit, als het maar een mannelijk dier van één jaar oud is zonder enig gebrek.

6Houd dat apart tot de veertiende van deze maand; die dag moet de voltallige gemeenschap van Israël de dieren in de avondschemer slachten. 7Het bloed moeten jullie bij elk huis waarin een dier gegeten wordt, aan de beide deurposten en aan de bovendorpel strijken. 8Rooster het vlees en eet het nog diezelfde nacht, met ongedesemd brood en bittere kruiden.

11Zo moeten jullie het eten: met je gordel om, je sandalen aan en je staf in de hand, in grote haast. Dit is een maaltijd ter ere van de HEER, het pesachmaal. 12Ik zal die nacht rondgaan door Egypte, en ik zal daar alle eerstgeborenen doden, zowel van de mensen als van het vee, en ik zal alle Egyptische goden van hun voetstuk stoten, want ik ben de HEER. 13Maar jullie zal ik voorbijgaan: aan het bloed zal ik jullie huizen herkennen, en door dat merkteken zal de dodelijke plaag waarmee ik Egypte straf, jullie niet treffen.

14Die dag moet voortaan een gedenkdag zijn, die je moet vieren als een feest ter ere van de HEER. Dit voorschrift blijft voor altijd van kracht, alle komende generaties moeten die dag vieren.

Zingen: Psalm 116:1, 5, 7

1. God heb ik lief, want die getrouwe Heer nam, toen ik riep, met toegenegen oren mijn woorden aan. Hij zal mij blijven horen en levenslang ben ik niet eenzaam meer.

(9)

9

5. O ’k heb geloofd, ik wist het wel dat Gij

nog met mij waart in ’t diepst van mijn benauwen, toen ’k in mijn angst geen mens meer kon vertrouwen en leugen werd wat men mij troostend zei.

7. De dood van een die Hem is toegewijd

staat God te duur. O Heer, mijns levens hoeder,

uw dienstknecht ben ik, dienstmaagd was mijn moeder.

Uw eigen ben ik, Gij hebt mij bevrijd!

Tweede lezing: Johannes 13:1-15 (Naard. bijbel) De voetwasing

1Maar voor het feest van het Pesach, als Jezus weet dat zijn uur gekomen is om uit deze wereld over te gaan naar de Vader, betoont hij, die de zijnen in de wereld heeft liefgehad, hun ook zijn liefde tot aan de voleinding.2 Het geschiedt tijdens een maaltijd: als de uiteenwerper reeds in het hart van Judas Simonszoon Isjkariot heeft geworpen dat hij hem moet prijsgeven,3 en hij weet dat de Vader hem alles in de handen heeft gegeven en dat hij van bij God gekomen is en tot God heen gaat,4 dat hij zich opricht van de maaltijd, zijn kleren aflegt, een linnen doek neemt en zich daarmee

omgordt.5 Vervolgens werpt hij water in het wasbekken en begint de voeten van de leerlingen te wassen en af te drogen met de linnen doek waarmee hij omgord is geweest.6 Dan komt hij bij Simon Petrus; die zegt tot hem: heer, wast ú mij de voeten?!7 Jezus antwoordt en zegt tot hem: wat ík doe, daar heb jíj nu geen weet van, maar na deze dingen zul je het herkennen.8 Petrus zegt tot hem: u zult mij de voeten niet wassen, tot in de eeuwigheid niet! Jezus antwoordt hem: als ik je niet mag schoonwassen heb je geen deel aan mij!

9 Simon Petrus zegt tot hem: heer, niet alleen mijn voeten nee, ook de handen en het hoofd!10 Jezus zegt tot hem: wie een bad heeft genomen hoeft zich, behalve de voeten, niet meer te laten wassen,-nee, die is geheel rein;

(10)

10

en jullie zijn rein,- echter niet allen!11 Want hij heeft

geweten wie hem zou prijsgeven; daarom zegt hij ‘jullie zijn niet allen rein’.12 Wanneer hij hun dan de voeten heeft gewassen neemt hij zijn kleren terug en gaat hij weer aanliggen; hij zegt tot hen: herkent ge wat ik aan u heb gedaan?-13 gij die mij ‘leermeester’ en ‘heer’ noemt, gij zegt dat goed, want ik bén dat;14 als dan ík, de heer en

leermeester, ú de voeten was, zijt ook gíj verschuldigd elkaar de voeten te wassen;15 want ik heb u een voorbeeld gegeven opdat, zoals ík aan ú gedaan heb ook gíj zult doen!- Korte overweging

Tussenzang: Tussentijds 157

1. Gedenken wij dankbaar de daden des Heren, zijn leven, zijn dood en verrijzenis,

en dat wij oprecht tot Jezus ons bekeren die onze God en leidsman ten leven is.

2. Hoe hadden wij onze bestemming vernomen, was Jezus de weg niet ten einde gegaan.

Wie zouden wij zijn, als Hij niet was gekomen om in zijn lichaam onze dood te doorstaan.

3. Hoe zouden wij ooit voor elkaar kunnen leven, had Hij ons de liefde niet voorgeleefd,

die tot de dood zich prijs heeft willen geven, die, Zoon van God, ons aller slaaf is geweest.

4. Gij eerste der mensen, die weerloos en eenzaam, als graan in de aarde gestorven zijt,

Gij wordt ons brood, maak ons met U gemeenzaam, van harte maak tot wederdienst ons bereid.

De Maaltijd van de Heer

Inleidend woord op de maaltijd van de Heer

(11)

11

Nodiging

Vredeswens:

We geven elkaar een hand, als teken van vrede, met de woorden: “de vrede van Christus” of “vrede zij met u”

Tafelgebed: LB 377

1. Zoals ik ben, kom ik nabij, met niets in handen dan dat Gij mij riep en zelf U gaf voor mij – o Lam van God, ik kom.

2. Zoals ik ben, met al mijn strijd, mijn angsten en onzekerheid, mijn maskers en mijn ijdelheid – o Lam van God, ik kom.

3. Zoals ik ben, verdoofd, verblind, tast ik naar U, die mij bemint, bij wie mijn ziel genezing vindt – o Lam van God, ik kom.

4. Zoals ik ben, ontvangt Gij mij, reinigt, vergeeft, omarmt Gij mij, vervult, verlicht, verwarmt Gij mij – o Lam van God, ik kom.

5.Zoals ik ben, in U te zijn en Gij in mij, in brood en wijn:

uw ziel, uw levenskracht wordt mijn – o Lam van God, ik kom.

6. Zoals ik ben – ja, dat ik dan de lengte, breedte, hoogte van uw diepe liefde vatten kan:

o Lam van God, ik kom.

(12)

12

7. Zoals ik ben: dat ik uw naam

nu al, met alle heiligen saam,

en eens ook voor uw troon beaam – o Lam van God, ik kom.

Het Onze Vader

Delen van brood en wijn

Tijdens delen van brood en wijn zingen wij: LB 568a

(Waar barmhartigheid en liefde is, daar is God.) Gebed – Stilte

Slotzang: Psalm 117 d

(13)

13

(Alle volken, loof de Heer!) Zegenbede

v: De Heer schenke ons zijn zegen.

Hij beware ons voor ons onheil

en geleide ons tot een eeuwig leven. Amen v: Loven wij de Heer!

g: wij danken God.

Overgang naar de Goede Vrijdag

De Avondmaalstafel wordt vrijwel helemaal afgeruimd.

Lezing: Johannes 13: 36-38 (Naardense Bijbel) 36 Simon Petrus zegt tot hem: heer, wáár gaat u heen?

Jezus antwoordt: waar ik heen ga ben je niet bij machte mij nú te volgen, maar later zul je volgen!

37 Petrus zegt tot hem: heer, waarom ben ik niet bij machte u thans te volgen?-mijn lijf-en-ziel zal ik voor u inzetten!

38 Jezus antwoordt: je lijf-en-ziel wil je voor mij inzetten?- amen, amen, zeg ik jou: nee, er zal geen haan kraaien voordat je mij driemaal verloochent!

De 12 kaarsen die op de tafel staan worden weggedragen als teken dat iedereen Jezus in de steek laat.

(14)

14

Ondertussen zingen wij …..

Zingen:

Blijf bij mij en waak hier met Mij, Waak en blijf bidden,

Waak en blijf bidden.

Wij lopen zingend de kerk uit……….

(15)

15

GOEDE VRIJDAG

vrijdag 15 april 2022 om 19.30 uur in de Dorpskerk te Schoonebeek

Voorganger: Ds. Jan Hermes

Ouderling: Miny Niers-Hulshof Diaken: Eric Hans

Organist: Anja Wolbers-Kuilder

(16)

16

Stilte

Welkom

Aansteken van de Paarskaars Zingen: Lied 575: 1,2

1. Jezus, leven van ons leven, Jezus, dood van onze dood, Gij hebt U voor ons gegeven, Gij neemt op U angst en nood, Gij moet sterven aan uw lijden om ons leven te bevrijden.

Duizend, duizendmaal, o Heer, zij U daarvoor dank en eer.

2. Gij die alles hebt gedragen al de haat en al de hoon,

die beschimpt wordt en geslagen, Gij rechtvaardig, Gij Gods Zoon, als de minste mens gebonden, aangeklaagd om onze zonde.

Duizend, duizendmaal, o Heer, zij U daarvoor dank en eer.

Gebed op Goede Vrijdag

Lezing uit Marcus 14: 32-45 Getsemane

32Ze kwamen bij een plek die Getsemane heette, en hij zei tegen zijn leerlingen: ‘Blijven jullie hier zitten, terwijl ik ga bidden.’ 33Hij nam Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee. Hij voelde zich onrustig en angstig worden 34en zei tegen hen: ‘Ik voel me dodelijk bedroefd; blijf hier waken.’

35Hij liep nog een stukje verder, liet zich toen op de grond vallen en bad dat dit uur zo mogelijk aan hem voorbij mocht

(17)

17

gaan. 36Hij zei: ‘Abba, Vader, voor u is alles mogelijk, neem deze beker van mij weg. Maar laat niet gebeuren wat ik wil, maar wat u wilt.’

37Hij liep terug en zag dat zijn leerlingen lagen te slapen. Hij zei tegen Petrus: ‘Simon, slaap je? Kon je niet één uur

waken? 38Blijf wakker en bid dat jullie niet in beproeving komen; de geest is wel gewillig, maar het lichaam is zwak.’

39Weer ging hij weg om te bidden, met dezelfde woorden als daarvoor. 40Toen hij weer terugkwam, lagen ze opnieuw te slapen, want hun ogen vielen steeds dicht, en ze wisten niet wat ze hem moesten antwoorden. 41Toen hij voor de derde maal terugkwam, zei hij tegen hen: ‘Liggen jullie daar nog steeds te slapen en te rusten? Het is zover: het ogenblik is gekomen waarop de Mensenzoon wordt uitgeleverd aan de zondaars. 42Sta op, laten we gaan; kijk, hij die me uitlevert, is al vlakbij.’ 43Nog voor hij uitgesproken was, kwam Judas eraan, een van de twaalf, in gezelschap van een met

zwaarden en knuppels bewapende bende, die door de hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten was gestuurd.

44Met hen had zijn verrader een teken afgesproken. Hij had gezegd: ‘Degene die ik kus, die is het. Neem hem gevangen en voer hem weg onder strenge bewaking.’ 45Toen hij eraan kwam, liep hij recht op Jezus af, zei: ‘Rabbi!’ en kuste hem.

Zingen: Lied 561

(18)

18

2. Hoe achtloos in ons midden wordt

het kostbaar mensenbloed gestort en in het onbarmhartig licht

het kruis des Heren opgericht.

3. De minsten van de mensen zijn daar uitgestrekt in angst en pijn.

Tot aan het eind der wereld lijdt Christus in hun verlatenheid.

4. O liefde uit de eeuwigheid die met ons mens geworden zijt, wij bidden, laat ons niet alleen in al het duister om ons heen, 5. Opdat ook wij o Heer U niet verlaten in uw diep verdriet maar bij U zijn in al de pijn

waarmee de mensen mensen zijn.

Lezing uit Marcus 15: 1-15: Jezus voor Pilatus 1’s Ochtends in alle vroegte kwamen de hogepriesters, de oudsten en de schriftgeleerden en het hele Sanhedrin in vergadering bijeen. Na Jezus geboeid te hebben, brachten ze hem weg en leverden hem over aan Pilatus. 2Pilatus vroeg hem: ‘Bent u de koning van de Joden?’ Hij antwoordde: ‘U zegt het.’ 3De hogepriesters brachten allerlei

beschuldigingen tegen hem in. 4Pilatus vroeg hem toen:

‘Waarom antwoordt u niet? U hoort toch waar ze u allemaal van beschuldigen?’ 5Maar Jezus zei helemaal niets meer, tot verwondering van Pilatus. 6Pilatus had de gewoonte om op elk pesachfeest één gevangene vrij te laten op verzoek van het volk. 7Op dat moment zat er een zekere Barabbas gevangen, samen met de andere opstandelingen die tijdens het oproer hadden gemoord. 8Een grote groep mensen trok naar Pilatus en begon hem te vragen om ook nu te doen wat

(19)

19

zijn gewoonte was. 9Pilatus vroeg hun: ‘Wilt u dat ik de koning van de Joden vrijlaat?’ 10Want hij begreep wel dat de hogepriesters hem uit afgunst hadden uitgeleverd. 11Maar de hogepriesters hitsten de menigte op om te zeggen dat hij Barabbas moest vrijlaten. 12Toen zei Pilatus tegen hen: ‘Wat wilt u dan dat ik doe met die man die u de koning van de Joden noemt?’ 13En ze begonnen weer te schreeuwen.

‘Kruisig hem!’ riepen ze. 14Pilatus vroeg: ‘Wat heeft hij dan misdaan?’ Maar ze schreeuwden nog harder: ‘Kruisig hem!’

15Omdat Pilatus de menigte tevreden wilde stellen, liet hij Barabbas vrij. Jezus leverde hij uit om gekruisigd te worden, nadat hij hem eerst nog had laten geselen.

Zingen: Lied 576: 1,2

1. O hoofd vol bloed en wonden, bedekt met smaad en hoon, o hoofd zo wreed geschonden, uw kroon een doornenkroon, o hoofd eens schoon en heerlijk en stralend als de dag,

hoe lijdt Gij nu zo deerlijk!

Ik groet U vol ontzag.

2. O hoofd zo hoog verheven, o goddelijk gelaat,

waar werelden voor beven, hoe bitter is uw smaad!

Gij, eens in ’t licht gedragen, door engelen omstuwd, wie heeft U zo geslagen gelasterd en gespuwd?

Lezing uit Marcus 15: 20b-27 en 33-37 De Kruisiging Toen brachten ze hem naar buiten om hem te kruisigen.

21Ze dwongen een voorbijganger die net de stad

(20)

20

binnenkwam, Simon van Cyrene, de vader van Alexander en Rufus, om het kruis te dragen. 22Ze brachten hem naar Golgota, wat in onze taal ‘schedelplaats’ betekent. 23Ze wilden hem met mirre vermengde wijn geven, maar hij nam die niet aan. 24Ze kruisigden hem en verdeelden zijn kleren onder elkaar; ze dobbelden erom wie wat zou krijgen. 25Het was in het derde uur na zonsopgang toen ze hem kruisigden.

26Het opschrift met de aanklacht tegen hem luidde: ‘De koning van de Joden’. 27Samen met hem kruisigden ze twee misdadigers, de een rechts van hem, de ander links.

Zingen: Lied 577: 1,3

(21)

21

3. Ik ben het, ik moest boeten,

met handen en met voeten genageld aan uw kruis.

O Here, die uw leven

voor mij hebt prijsgegeven, gedenk mij in het paradijs.

Marcus 15: 33-37

33Op het middaguur viel er een duisternis over het hele land, die drie uur aanhield. 34Aan het einde daarvan, in het negende uur, riep Jezus met luide stem: ‘Eloï, Eloï, lema sabachtani?’, wat in onze taal betekent: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’ 35Toen de omstanders dat hoorden, zeiden enkelen van hen: ‘Hoor, hij roept Elia!’

36Iemand ging snel een spons halen, doordrenkte die met zure wijn, stak de spons op een stok en probeerde hem te laten drinken, terwijl hij zei: ‘Laten we eens kijken of Elia komt om hem eraf te halen.’ 37Maar Jezus slaakte een luide kreet en blies de laatste adem uit.

De Paaskaars wordt gedoofd.

Het wordt donker in ons leven, in de wereld.

Wij zijn stil ....

Lezing: Marcus 15: 38, 39

38En het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot onder in tweeën. 39Toen de centurio, die recht tegenover hem stond, hem zo zijn laatste adem zag uitblazen, zei hij:

‘Werkelijk, deze mens was Gods Zoon.’

Zingen: Lied 578: 1,2,6

1. O kostbaar kruis, o wonder Gods, waaraan de prins der glorie stierf;

ik wil om U zijn zonder trots, ik acht verlies wat ik verwierf.

(22)

22

2. Bewaar mij dat ik roemen zou

dan in mijns Heren Christi dood.

Al wat ik anders noemen zou is niets bij dit mysterie groot.

6. De aarde zelf is veel te klein voor wie U waarlijk loven wil.

Uw liefde is een groot geheim, zij vraagt geheel mijn hart en ziel.

Bezinning met de zeven laatste woorden

Na elke tekst wordt een waxinelichtje aangestoken als teken van hoop en volgen een paar gedachten ter overweging Wij willen stil staan bij de zeven kruiswoorden van Jezus. In de laatste uren voor zijn sterven sprak Hij nog een paar woorden. Veel is het niet, maar het is zo’n onmetelijke diepte. Ze laten ons de weg zien vanuit Gods standpunt, bij het volgen van Jezus’ weg, vanuit ons gezichtspunt.

Jezus is op onze plaats gaan staan.

Steeds is Hij met mensen begaan. Hij leefde een leven met de mensen, in vreugde en verdriet, vanuit zijn innerlijke Goddelijke stroming in helende overgave tot de dood toe.

Dat vieren wij in de aanbidding van het kruis.

De laatste woorden... woorden tussen afgrond en onbekende overkant. Ze schudden het leven tot in de fundamenten.

Rotsgrond wordt on-grond. Een ondoorgrondelijke hoop blijft overeind.

1e Kruiswoord:

“MIJN GOD, MIJN GOD, WAAROM HEBT U MIJ VERLATEN?”

(23)

23

2e Kruiswoord:

“VADER, VERGEEF HET HUN, WANT ZIJ WETEN NIET WAT ZE DOEN.”

3e Kruiswoord:

“IK BELOOF JE, VANDAAG NOG ZUL JE BIJ MIJ ZIJN IN HET PARADIJS!“

4e Kruiswoord:

“VADER, IN UW HANDEN BEVEEL IK MIJN GEEST!“

5e Kruiswoord:

“IK HEB DORST “ 6e Kruiswoord:

“VROUW, DAAR IS NU JE ZOON... ZOON, DAAR IS JE MOEDER”

7e Kruiswoord:

“HET IS VOLBRACHT “ Zingen: Lied 574

(24)

24

2. Christus is gekomen in ons aards bestaan,

nam onze gestalte, onze zwakheid aan,

aan het kruishout stierf Hij in gehoorzaamheid, Hij, de schuldeloze, scheldt de schulden kwijt.

Kyrie eleison, Christe eleison, Kyrie eleison.

3. Glorie zij U, Christus, licht in onze nacht, U verbreekt het donker, alles is volbracht;

geef dat wij een volk zijn dat U toebehoort, één van ziel en levend bij uw heilig woord.

Kyrie eleison, Christe eleison, Kyrie eleison.

Slotwoord en zegen Zingen: Lied 590: 1,2,5

(25)

25

2. De wereld gaf Hem slechts een graf,

zijn wonen was Hem zwerven;

al zijn onschuld werd Hem straf en zijn leven sterven.

5. Hoe wonderlijk, uitzonderlijk een sabbat is gekomen:

eens voor al heeft Hij het juk van ons afgenomen.

Op Stille Zaterdag waken en wachten we: we weten van Pasen, van een nieuw begin; niet vanzelf maar met en door Jezus de Heer die zijn diepe gang ging.

In de Paaswake om 21.30 uur komen we weer samen om te vieren dat Gods liefde sterker is dan dood. Als teken zullen we de nieuwe paaskaars ontsteken en delen in het licht.

Op Paasmorgen zullen we samen delen in de paasjubel: De Heer is waarlijk opgestaan.

(26)

26

STILLE ZATERDAG

Paaswake op zaterdag 16 april 2022 om 21.30 uur in de Dorpskerk te Schoonebeek

Voorganger: Ds. Jan Hermes Ouderling: Ria Kolkman-Meijer Diaken: Albertus Klaassen

Organist: Diny Wesselink-Schoemakers

(27)

27

Op de zaterdag verwijlt de kerk bij het graf van de Heer, ziet zij terug op zijn lijden en sterven en leeft zij in de

verwachting van de opstanding van Jezus Christus.

De Paaswake begint pas na zonsondergang.

De liturgische kleur is 's avond wit.

We ontsteken 7 kaarsen als teken van hoop.

Welkom

We zijn bij elkaar gekomen op een bijzondere avond aan het begin van een bijzondere nacht. Het is een nacht van

verdriet, omdat we denken aan het lijden en sterven van Jezus Christus. Gisteren hebben we hier in de kerk gelezen over zijn kruisiging en zijn sterven.

Maar het is ook een nacht van hoop, van uitzien naar de nieuwe morgen.

We zijn bij elkaar gekomen omdat we geloven dat het licht zal overwinnen.

Daarom zullen we in deze dienst 7 kaarsen aansteken en luisteren naar verhalen uit de bijbel. Deze verhalen zijn als lichtjes onderweg. Ze hebben ongekende kracht, wijzen ons de weg.

(28)

28

Zingen: Lied 263

1. Wees Gij mijn toevlucht de komende nacht, de morgen die ik ondanks alles verwacht.

Hoe kan ik gaan slapen, als Gij er niet zijt, die mij van het donker en wanhoop bevrijdt.

2. Wees Gij mijn wijsheid, de rust in mijn hart, bevrijding van wat mij ontstelt en verwart, de hoop die mij grond geeft als alles verdwijnt, het duister me aangrijpt, de zon niet meer schijnt.

3. Gij zelf moet meegaan, uw lichtend gelaat, een gids die mij voorgaat en nimmer verlaat.

De dag loopt ten einde, de nacht is nabij, wees Gij nu mijn toekomst, het duister voorbij.

Verhaal: Die ene nacht.

Johannes 18: 1-11

1Nadat Jezus dit alles gezegd had, ging hij met zijn

leerlingen naar de overkant van de Kidronbeek. Daar liep hij een olijfgaard in, met zijn leerlingen. 2Judas, zijn verrader, kende deze plek ook, want Jezus was er vaak met zijn leerlingen samengekomen. 3Judas ging ernaartoe, samen met een cohort soldaten en dienaren van de hogepriesters en de farizeeën. Ze waren gewapend en droegen fakkels en lantaarns. 4Jezus wist precies wat er met hem zou gebeuren.

Hij liep naar hen toe en vroeg: ‘Wie zoeken jullie?’ 5Ze antwoordden: ‘Jezus uit Nazaret.’ ‘Ik ben het,’ zei Jezus, terwijl Judas, zijn verrader, erbij stond. 6Toen hij zei: ‘Ik ben het,’ deinsden ze achteruit en vielen op de grond. 7Weer vroeg Jezus: ‘Wie zoeken jullie?’ en weer zeiden ze: ‘Jezus uit Nazaret.’ 8‘Ik heb jullie al gezegd: “Ik ben het,”’ zei Jezus. ‘Als jullie mij zoeken, laat deze mensen dan gaan.’

9Zo gingen de woorden in vervulling die hij gesproken had:

(29)

29

‘Geen van hen die u mij gegeven hebt, heb ik verloren laten gaan.’ 10Daarop trok Simon Petrus het zwaard dat hij bij zich had, haalde uit naar de slaaf van de hogepriester en sloeg hem zijn rechteroor af; Malchus heette die slaaf. 11 Maar Jezus zei tegen Petrus: ‘Steek je zwaard in de schede.

Zou ik de beker die de Vader mij gegeven heeft niet drinken?’

Zo begon het verhaal waarin Jezus uiteindelijk zou sterven.

Het werd donder, die nacht, heel donker.

De eerste kaars

De eerste kaars wordt aangestoken voor alle mensen die verraden worden.

Zingen: Lied 574: 1

(30)

30

Verhaal: Er moet licht komen.

Genesis 1: 1-5 (BGT)

1In het begin maakte God de hemel en de aarde.

2De aarde was leeg en verlaten. Overal was water, en alles was donker. En er waaide een hevige wind over het water.

De eerste dag

3Toen zei God: ‘Er moet licht komen.’ En er kwam licht.

4God zag hoe mooi het licht was. Hij scheidde het licht en het donker. 5Het licht noemde hij ‘dag’ en het donker noemde hij ‘nacht’.

Toen werd het avond en het werd ochtend. Dat was de eerste dag.

Zingen: Lied 513

1. God heeft het eerste woord.

Hij heeft in den beginne het licht doen overwinnen, Hij spreekt nog altijd voort.

2. God heeft het eerste woord.

Voor wij ter wereld kwamen, riep Hij ons reeds bij name, zijn roep wordt nog gehoord.

3. God heeft het laatste woord.

Wat Hij van oudsher zeide, wordt aan het eind der tijden in heel zijn rijk gehoord.

4. God staat aan het begin en Hij komt aan het einde.

Zijn woord is van het zijnde oorsprong en doel en zin.

(31)

31

De tweede kaars

De tweede kaars wordt aangestoken voor alle mensen die verdrietig zijn.

Verhaal: De doortocht door de zee.

Exodus 14: 15-25

15De HEER zei tegen Mozes: ‘Waarom roep je mij te hulp?

Zeg tegen de Israëlieten dat ze verder trekken. 16Jij moet je staf geheven houden boven de zee en zo het water splijten, zodat de Israëlieten dwars door de zee kunnen gaan, over droog land. 17Ik zal de Egyptenaren onverzettelijk maken zodat ze hen achterna gaan, en dan zal ik mijn majesteit tonen door de farao en zijn hele leger, zijn wagens en zijn ruiters, ten val te brengen. 18De Egyptenaren zullen beseffen dat ik de HEER ben, als ik in mijn majesteit de farao, met al zijn wagens en ruiters, ten val heb gebracht.’

19De engel van God, die steeds voor het leger van de

Israëlieten uit was gegaan, stelde zich nu achter hen op. Ook de wolkkolom die eerst voor hen uit ging stelde zich achter hen op, 20zodat hij tussen het leger van de Egyptenaren en dat van de Israëlieten kwam te staan. Aan de ene kant bracht de wolk duisternis, aan de andere kant verlichtte de vuurzuil de nacht. Die hele nacht konden de legers niet bij elkaar komen. 21Toen hield Mozes zijn arm boven de zee, en de HEER liet de zee terugwijken door gedurende de hele nacht een krachtige oostenwind te laten waaien. Hij

veranderde de zee in droog land. Het water spleet, 22en zo konden de Israëlieten dwars door de zee gaan, over droog land; rechts en links van hen rees het water op als een

muur. 23De Egyptenaren achtervolgden hen, alle paarden en wagens van de farao en al zijn ruiters gingen achter hen aan de zee in. 24Maar in de morgenwake keek de HEER vanuit de vuurzuil en de wolkkolom neer op het Egyptische leger en zaaide paniek onder hen. 25Hij liet de wielen van de wagens vastlopen, zodat de Egyptenaren de grootste moeite hadden

(32)

32

om vooruit te komen. ‘Laten we vluchten!’ riepen ze. ‘De HEER steunt de Israëlieten, hij strijdt tegen ons!’

De derde kaars

De derde kaars wordt aangestoken voor allen die bang zijn, Zingen: Lied 935

1. Je hoeft niet bang te zijn, al gaat de storm tekeer, leg maar gewoon je hand in die van onze Heer.

2. Je hoeft niet bang te zijn als oorlog komt of pijn.

De Heer zal als een muur rondom ons leven zijn.

3. Je hoeft niet bang te zijn, al gaan de lichten uit.

God is er en Hij blijft als jij je ogen sluit.

Gebed

De vierde kaars

De vierde kaars wordt aangestoken voor allen die eenzaam zijn.

Zingen: Lied 915 REFREIN:

Nobody knows the trouble I’ve seen, nobody knows but Jesus,

nobody knows the trouble I’ve seen, glory, hallelujah.

(33)

33

1. Sometimes I’m up and sometimes I’m down,

oh, yes, Lord,

sometimes I’m almost to the ground, oh, yes, Lord.

REFREIN

2. Although you see me going ’long so, oh, yes, Lord,

I have my troubles here below, oh, yes, Lord.

REFREIN

Johannes 19:28-42

28Toen wist Jezus dat alles was volbracht, en om de Schrift geheel in vervulling te laten gaan zei hij: ‘Ik heb dorst.’ 29 Er stond daar een vat zure wijn; ze staken er een

majoraantak met een spons in en brachten die naar zijn mond. 30Nadat Jezus ervan gedronken had zei hij: ‘Het is volbracht.’ Hij boog zijn hoofd en gaf de geest.

31Het was voorbereidingsdag, en de Joden wilden voorkomen dat de lichamen op sabbat, en nog wel een bijzondere sabbat, aan het kruis zouden blijven hangen.

Daarom vroegen ze Pilatus of de benen van de gekruisigden gebroken mochten worden en of ze de lichamen mochten meenemen. 32Toen braken de soldaten de benen van de eerste die tegelijk met Jezus gekruisigd was, en ook die van de ander. 33Vervolgens kwamen ze bij Jezus, maar ze zagen dat hij al gestorven was. Daarom braken ze zijn benen niet.

34Maar een van de soldaten stak een lans in zijn zij en meteen vloeide er bloed en water uit. 35Hiervan getuigt iemand die het zelf heeft gezien, en zijn getuigenis is

betrouwbaar. Hij weet dat hij de waarheid spreekt en wil dat ook u gelooft. 36Zo ging de Schrift in vervulling: ‘Geen van zijn beenderen zal verbrijzeld worden.’ 37Een andere

schrifttekst zegt: ‘Zij zullen hun blik richten op hem die ze hebben doorstoken.’

(34)

34

38Na deze gebeurtenissen vroeg Josef uit Arimatea – die uit vrees voor de Joden in het geheim een leerling van Jezus was – aan Pilatus of hij het lichaam van Jezus mocht meenemen. Pilatus gaf toestemming en Josef nam het

lichaam mee. 39Nikodemus, die destijds ’s nachts naar Jezus toe gegaan was, kwam ook; hij had een mengsel van mirre en aloë bij zich, wel honderd litra. 40Ze wikkelden Jezus’

lichaam met de balsem in linnen, zoals gebruikelijk is bij een Joodse begrafenis. 41Dicht bij de plaats waar Jezus

gekruisigd was lag een olijfgaard, en daar was een nieuw graf, waarin nog nooit iemand begraven was. 42Omdat het voor de Joden voorbereidingsdag was en dat graf dichtbij was, legden ze Jezus daarin.

De vijfde kaars

De vijfde kaars wordt aangestoken in het gedenken voor allen die gestorven zijn.

Zingen: Lied 598 Als alles duister is,

ontsteek dan een lichtend vuur dat nooit meer dooft, vuur dat nooit meer dooft (2x)

Johannes 10: 7-9

7De hovelingen zeiden tegen de farao: ‘Hoe lang moet die man ons nog in de ellende storten? Laat die Israëlieten toch gaan om de HEER, hun God, te vereren. Ziet u dan nog steeds niet in dat Egypte zo te gronde gaat?’ 8Daarop

werden Mozes en Aäron opnieuw bij de farao gebracht, en nu zei deze: ‘Ga de HEER, jullie God, dan maar vereren. Maar wie gaan er eigenlijk mee?’ 9Mozes antwoordde: ‘We gaan met jong en oud, met onze zonen en dochters, en we nemen ook onze schapen, geiten en runderen mee, want we gaan ter ere van de HEER een feest vieren.’

(35)

35

De zesde kaars

De zesde kaars wordt aangestoken voor allen die de hoop dreigen op te geven.

Zingen: Lied 653:1,6

1. U kennen, uit en tot U leven, Verborgene die bij ons zijt, zolang ons ’t aanzijn is gegeven, de aarde en de aardse tijd, – o Christus, die voor ons begin en einde zijt, der wereld zin!

6. Gij zijt tot herder ons gegeven, wij zijn de schapen die Gij weidt;

waar Gij ons leidt is ’t goed te leven, Heer, die ons voorgaat door de tijd.

Wie bij U blijft en naar U ziet, verdwaalt in deze wereld niet.

We keren nog een keer terug tot het graf van Jezus.

De evangelist Marcus vertelt ons over vrouwen die naar het graf gaan:

Marcus 16:1,2 (BGT)

1Toen de sabbat voorbij was, kochten Maria uit Magdala en Maria, de moeder van Jakobus, en Salome olie met een lekkere geur. Daarmee wilden ze het lichaam van Jezus gaan verzorgen. 2Op zondag gingen ze naar het graf. Het was heel vroeg in de ochtend, de zon kwam net op.

Lied: LB 598 Als alles duister is,

ontsteek dan een lichtend vuur dat nooit meer dooft, vuur dat nooit meer dooft (2x)

(36)

36

Stilte

Marcus 16:3-7 (BGT)

3-4Onderweg zeiden ze tegen elkaar: ‘Wie zal voor ons de steen wegrollen die voor de ingang van het graf ligt?’ Het was namelijk een erg grote steen.

Maar toen ze bij het graf kwamen, zagen ze dat de steen al weggerold was.

De vrouwen horen dat Jezus is opgestaan

5De vrouwen gingen het graf binnen. Daar zagen ze een jonge man zitten. Hij zat aan de rechterkant en hij droeg witte kleren. De vrouwen schrokken vreselijk.

6Maar de jonge man zei: ‘Jullie hoeven niet bang te zijn. Ik weet dat jullie op zoek zijn naar Jezus uit Nazaret. Hij is gestorven aan het kruis. Maar hij is opgestaan uit de dood.

Hij is niet hier. Kijk, hier heeft hij gelegen.’

7De jonge man zei verder: ‘Jullie moeten naar Petrus en de andere leerlingen gaan. En jullie moeten tegen hen zeggen dat Jezus naar Galilea gaat. En dat ze hem daar zullen zien.

Precies zoals Jezus ook al gezegd heeft.’

De zevende kaars

Van achter wordt nu de nieuwe paaskaars binnengedragen.

Christus is ons licht en ons leven Het licht van Christus

Laat, zusters en broeders

het licht van deze kaars weerspiegelen in uw ogen.

Laat het Licht van deze wereld weerschijn vinden in uw hart in uw verstand

in uw gelaat

en in de schaduwen van uw bestaan.

Overstraald, overtuigd door het levende licht dat Jezus heet zeggen wij:

(37)

37

Onze hulp is van de Heer

van de hemel en aarde

de eerste en de laatste en de levende de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

Allen: Amen, Halleluja.

Zingen: Lied ‘Verheft uw stem’ (mel. gez 400)

Tijdens dit lied geven we het licht aan elkaar door Verheft uw stem en heft aan, halleluja

Verheft uw stem en heft aan, halleluja dit licht zal onze nacht verslaan, halleluja dit licht zal onze nacht verslaan, halleluja halleluja, halleluja, halleluja.

In diepe nacht een nieuwe wijs, halleluja In diepe nacht een nieuwe wijs, halleluja Dit licht gaat met ons mee op rijs, halleluja dit licht gaat met ons mee op rijs, halleluja halleluja, halleluja, halleluja.

Doopbelofte

De voorganger staat naast het doopvont

De gemeente gaat staan Nu wij in deze Paasnacht Christus' doorgang van de dood naar het leven vieren, mogen we ook opnieuw het geloof van onze doop belijden.

Voorganger: Wilt u zich afwenden van alle kwaad, van alles wat Gods wil weerstaat?

En wilt u zich toewenden naar Christus en naar zijn Rijk dat komt?

Allen: Ja, dat wil ik.

(38)

38

Voorganger: Gelooft u in God de Vader,

onze Schepper en Verlosser?

Gelooft u in Jezus Christus, zijn Zoon, onze gekruisigde en opgestane Heer?

Gelooft u in de heilige Geest, die ons leven vernieuwt?

Allen: Ja, ik geloof.

Gebed

Liefdevolle God, maak ons bewust van Uw aanwezigheid En maak dat wij die aanwezigheid weerspiegelen in ons dagelijks doen en laten.

Koester ons in uw meedogend hart en help ons een meedogend hart te hebben voor anderen.

Bescherm ons in Uw helende handen, en help ons helende handen te zijn voor anderen.

Help ons U te herkennen in de mensen die wij ontmoeten, en in het dienstbaar zijn aan anderen naar Uw Geest.

In Jezus’ naam, onze opgestane Heer. Amen Zegenbede

Voorganger: De Heer schenke ons zijn zegen.

Hij beware ons voor onheil

en geleide ons tot een eeuwig leven.

Gemeente: Amen Acclamatie

Voorganger: Loven wij de Heer!

Gemeente: Wij danken God. Amen

Bij het verlaten van de kerk mag je naar voren komen, de handen openen om het gebaar van de doopvernieuwing te ontvangen.

(39)

39

Bij het uitgieten van het water over de geopende handen zegt de voorganger:

“Gods Geest van liefde en kracht voor jou!”

Ondertussen zingen we verder over het licht:

Dit licht verkondigt ongehoord, halleluja Dit licht verkondigt ongehoord, halleluja De laatste krijgt het eerste woord, halleluja De laatste krijgt het eerste woord, halleluja halleluja, halleluja, halleluja.

Dat stad en land zich thans verblijdt, halleluja Dat stad en land zich thans verblijdt, halleluja en Jezus als de Heer belijdt, halleluja

en Jezus als de Heer belijdt, halleluja halleluja, halleluja, halleluja.

Verheft uw stem en heft het aan, halleluja Verheft uw stem en heft het aan, halleluja Zijn licht zal onze dood verslaan, halleluja Zijn licht zal onze dood verslaan, halleluja.

halleluja, halleluja, halleluja.

(40)

40

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

8Hij was niet zelf het licht, maar hij was er om te getuigen van het licht: 9 het ware licht, dat ieder mens verlicht en naar de wereld kwam. 10 Het Woord was in de wereld, de

Halama noemt als kenmerk van deze Broeder-Uniteit: ‘Een gemeenschap die niet in stand wordt gehouden door de gunst van de autoriteiten of door culturele inspanningen, maar door haar

Want het licht is sterker dan het donker en het daglicht overwint de nacht zoek je weg niet langer in het duister, keer je om en zie Gods nieuwe dag... Want

Booths woorden echoën na bij het Leger des Heils: “Wij zijn mensen die zich bezighouden met redding - dat is onze specialiteit - gered worden, gered blijven

van de waarheid het gehoor zullen afkeren, maar naar de mythen zich zullen wenden. amusement en 'zichzelf

10 Het wezenlijke van de liefde is niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft gezonden om verzoening te brengen voor onze

39Wanneer hebben wij gezien dat u ziek was of in de gevangenis zat en zijn we naar u toe gekomen?” 40 En de koning zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie

(Dan maken we ons eerst helemaal klein, gaan we omlaag, helemaal laag naar de grond. Zo zijn we piepklein. En dan worden we langzaam weer groter. Groter en groter, je armen boven je