• No results found

GESCHIEDENIS VAN DE BELGISCHE WETGEVING INZAKE HET RECHT OM TE WORDEN VERGETEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "GESCHIEDENIS VAN DE BELGISCHE WETGEVING INZAKE HET RECHT OM TE WORDEN VERGETEN"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

GESCHIEDENIS VAN DE BELGISCHE WETGEVING INZAKE HET RECHT OM TE WORDEN VERGETEN

Wij beogen niet om hieronder een uitvoerige toelichting te geven bij elke rechtshandeling met betrekking tot het "recht om te worden vergeten", maar stellen een samenvatting van alle juridische stappen voor. Deze beknopte geschiedenis start in 2010 met het wetsontwerp

“Partyka-Lalieux”, waarvan de inhoud gedeeltelijk is opgenomen in de verzekeringswet van 4 april 2014 en in het koninklijk besluit van 10 april 2014. In juni 2018 publiceerde de Commissie voor verzekeringen, overeenkomstig artikel 218 van de wet van 4 april 2014, haar eerste evaluatieverslag over de regelgeving van de schuldsaldoverzekeringen, dat betrekking had op de jaren 2015 en 2016. De belangrijkste punten van deze evaluatie worden hieronder weergegeven. Tot slot komen we bij de wet van 4 april 2019 tot invoering van een "recht om te worden vergeten" voor bepaalde persoonsverzekeringen en het koninklijk besluit van 26 mei 2019 ter bepaling van twee referentieroosters.

HET WETSONTWERP "PARTYKA-LALIEUX" VAN 21 JANUARI 2010

1

De eerste stap in de richting van het "recht om te worden vergeten" in België kan worden gerelateerd aan het wetsontwerp dat eind 2009 werd ingediend bij de Senaat en in januari 2010 aan de Kamer werd voorgelegd. Dit wetsontwerp had tot doel de wet op de landverzekeringsovereenkomsten van 25 juni 1992 te wijzigen voor wat betreft de schuldsaldoverzekeringen voor personen met een verhoogd gezondheidsrisico en stelde voor om er de artikelen 138ter -1 tot 138ter - 13 in op te nemen, die als volgt kunnen worden samengevat:

De invoering van een "gedragscode" en een gestandaardiseerde medische vragenlijst voor de schuldsaldoverzekeringen voor (art. 138ter - 1). De Commissie voor verzekeringen (opgericht bij wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen) of, bij gebreke daaraan, de uitvoerende macht, wordt belast met de uitwerking van deze gedragscode waarin de volgende zaken zouden moeten worden gepreciseerd: 1° in welke gevallen en voor welke soorten kredieten of verzekerde bedragen een standaard medische vragenlijst moet worden ingevuld; 2°

de inhoud van de standaard medische vragenlijst (met inachtneming van de wet van 8 december tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950); 3° de wijze waarop de verzekeraars met de vragenlijst rekening houden bij hun beslissing om de verzekering al dan niet toe te kennen en bij de vaststelling van de premie; 4° de gevallen waarin de verzekeraars aan de kandidaat-verzekerde een bijkomend medisch onderzoek kunnen vragen, alsook de inhoud van dit onderzoek en het recht op informatie over de resultaten van deze onderzoeken; 5° de termijn waarbinnen de verzekeraars hun beslissing over de aanvraag van de verzekering aan de kandidaat-verzekerde moeten meedelen; 6° de wijze waarop de kredietinstellingen bij de toekenning van een krediet ook andere waarborgen dan de schuldsaldoverzekering in aanmerking nemen bij het verstrekken van een krediet; 7° de voorwaarden waaronder de kandidaat-verzekerden indien hen de toegang tot een schuldsaldoverzekering wordt geweigerd, een beroep kunnen doen op “het Opvolgingsbureau voor de tarifering”, voortaan het “Opvolgingsbureau” genoemd (zie verder); 8° de verplichting voor de verzekeringsondernemingen en de kredietinstellingen om ruim en op begrijpelijke wijze informatie te verspreiden over het bestaan van dit mechanisme van schuldsaldoverzekering voor personen met een verhoogd gezondheidsrisico; 9° de burgerrechtelijke sancties in geval van het niet naleven van de regels van de gedragscode. De gedragscode kan pas in werking treden na het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

• In geval van weigering of uitstel van de verzekering, uitsluiting van bepaalde risico’s van de dekking of aanrekening van een bijpremie, worden de verplichtingen van de verzekeraar tot transparantie en tot motivering van deze beslissing versterkt (art. 138ter - 2). Indien de verzekeringsnemer de door de verzekeraar voorgestelde bijpremie verwerpt, wordt een procedure voor de herbeoordeling van de bijpremie door de herverzekeraar ingeschakeld (art. 138ter - 3

& 4).

(2)

2

• De termijn tussen de oorspronkelijke verzekeringsaanvraag en de mededeling van de beslissing mag niet meer dan vijftien dagen bedragen. Een nieuwe termijn van vijftien dagen begint te lopen vanaf het ogenblik waarop de verzekeraar kennis heeft gekregen van de weigering (art. 138ter - 5)

• Het Opvolgingsbureau wordt opgericht, dat belast is met het onderzoeken van de voorstellen tot bijpremie. Het Opvolgingsbureau wordt voorgezeten door een onafhankelijke magistraat en bestaat uit twee leden die de verzekeringsondernemingen vertegenwoordigen, een vertegenwoordiger van de consumenten en een lid dat de patiënten vertegenwoordigt. (art. 138ter - 6). De procedure voor het voorstellen van verzekeringsvoorwaarden door het Opvolgingsbureau wordt gespecificeerd in artikel 138ter - 8.

• De Commissie voor verzekeringen is belast met het evalueren van de toepassing van deze bepalingen (art. 138ter - 7) en er wordt een Compensatiekas opgericht voor het verdelen van de last van de bijpremies (art. 138ter - 9 & 12).

• In geval van een bijpremie van meer dan 200% van de basispremie moet de verzekeraar een gestandaardiseerde waarborg geven aan de verzekeringnemer: een maximumbedrag van 200.000 euro wordt dan toegekend aan de kandidaat-verzekerde als hij of zij alleen het hypothecaire krediet aangaat. Indien er een mede-kredietnemer is, kan het bedrag voor de kandidaat-verzekerde hetzelfde zijn, maar beperkt worden tot 50% van het ontleende kapitaal (art. 138ter - 11).

• De artikelen 138ter-1 à 138ter-12 zijn van toepassing op de verzekeringsovereenkomsten die de terugbetaling waarborgen van het kapitaal van een hypothecair krediet dat wordt aangegaan voor de verwerving of de verbouwing van de enige en eigen woning van de verzekeringnemer (art. 138ter - 13).

Het wetsontwerp “Partyka-Lalieux” werd gevolgd door een beroep tot nietigverklaring dat op 29 juli 2010 werd ingesteld door Assuralia, de beroepsvereniging van verzekeringsondernemingen.

DE WET VAN 4 APRIL 2014 BETREFFENDE DE VERZEKERINGEN

2

Het doel van deze wet is de rechten te beschermen van verzekeringsnemers, verzekerden, begunstigden en alle derden die belang hebben bij de uitvoering van verzekeringsovereenkomsten. Ze behandelt verschillende soorten landverzekeringsovereenkomsten: schadeverzekeringen (v.b.

brandverzekering, aansprakelijkheidsverzekering, rechtsbijstandverzekering), persoonlijke verzekeringen (v.b. levensverzekering, ziekteverzekering, schuldsaldoverzekering) of andere.

Deze wet omvat 353 artikelen, gegroepeerd in 9 hoofdstukken, en combineert in één tekst de bepalingen die zowel het toezichtregime voor verzekeringsondernemingen en contractuele aspecten als het regime voor verzekeringstussenpersonen bestrijken. Zij bevat ook een reeks nieuwe hoofdstukken over onderwerpen als transparantie, consumentenvoorlichting, prijsstelling, segmentering, zogenaamde "tak 23"-levensverzekeringen en winstdeling. Meer specifiek, de artikelen 212 tot 224 van de wet van 4 april 2014 nemen de inhoud over van de artikelen 138ter-1 tot 138ter-13 van de wet van 21 januari 2010 en voorzien in specifieke bepalingen voor bepaalde verzekeringsovereenkomsten die de terugbetaling garanderen van het kapitaal van een hypothecaire lening die is aangegaan met het oog op de verbouwing of verwerving van de eigen en enige woning van de verzekeringnemer.1, 2 Naast deze 13 artikelen, specificeert de wet van 4 april 2014 in het artikel 58 dat de verzekeringnemer verplicht is bij het sluiten van de overeenkomst alle hem bekende omstandigheden nauwkeurig mee te delen die hij redelijkerwijs moet beschouwen als gegevens die van invloed kunnen zijn op de beoordeling van het risico door de verzekeraar maar dat genetische gegevens niet mogen meegedeeld worden.

(3)

3

HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 10 APRIL 2014 TOT REGELING VAN SOMMIGE VERZEKERINGSOVEREENKOMSTEN TOT WAARBORG VAN DE TERUGBETALING VAN HET KAPITAAL VAN EEN HYPOTHECAIR KREDIET

3

De wet van 4 april 2014 werd gevolgd door de publicatie van een koninklijk besluit van 10 april 2014, dat de datum van inwerkingtreding van de artikelen 212 tot 224 van de nieuwe wet vaststelt op 10 juni 2014 (art. 30). Het toepassingsgebied van dit koninklijk besluit is beperkt tot de overeenkomsten voor schuldsaldoverzekeringen dat de terugbetaling waarborgt van het kapitaal van een hypothecaire lening die is aangegaan "met het oog op de verbouwing of het verkrijgen van een eigen en enige gezinswoning van de kandidaat-verzekeringsnemer" (art. 1, 1°).

In de inleiding van dit koninklijk besluit wordt onderstreept dat "de bepalingen die de wettelijke basis van dit ontwerp vormen lagen vervat in de wet van 21 januari 2010 tot wijziging van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst wat de schuldsaldoverzekeringen voor personen met een verhoogd gezondheidsrisico betreft".

Zo wordt vermeld dat in 2010, aangezien de Commissie voor de verzekeringen geen consensus had bereikt in haar werkzaamheden gericht op het opstellen van een gedragscode, het initiatief kan worden genomen door de Koning om de regels op te stellen die het voorwerp kunnen uitmaken van een gedragscode, of dat de Koning het gebruik van medische vragenlijsten kan reglementeren of verbieden, hetgeen wordt bevestigd in de wet betreffende de verzekeringen (4 april 2014). De oprichting van het Opvolgingsbureau voor de Tarifering, voortaan het “Opvolgingsbureau” genoemd, en de goedkeuring van een Compensatiekas worden ook in herinnering gebracht.

Samenvattend bevat het koninklijk besluit van 10 april 2014 de volgende elementen:

Bepaalde definities die nuttig zijn voor de toepassing van het huidige besluit (art. 1)

De beoordeling van het verhoogde gezondheidsrisico: De door de verzekeraar voorgestelde medische vragenlijst moet vooraf door het Bureau worden goedgekeurd voor alle aanvragers van een verzekering (ongeacht hun gezondheidstoestand, ongeacht een verhoogd gezondheidsrisico).

Deze aanpak werd verkozen boven een gestandaardiseerde (uniforme) medische vragenlijst om redenen van flexibiliteit (verzekeraars kunnen steunen op hun eigen expertise om de waarschijnlijke impact van bepaalde medische aandoeningen op de tariefzetting in te schatten). De medische vragenlijsten moeten in overeenstemming zijn met de privacywetgeving, d.w.z. dat er nauwkeurige en ondubbelzinnige vragen moeten worden gesteld, zonder dat wordt verwezen naar strikt privé aspecten van het leven van de kandidaat-verzekerde, zoals seksualiteit, hobby's, buitenlandse reizen of beroepsleven (art. 5).

Motiveringsplicht: In geval van weigering van een schuldsaldoverzekering of vordering van een bijpremie ten gevolge van een verhoogd gezondheidsrisico moet de verzekeraar zijn besluit op ondubbelzinnige en begrijpelijke wijze motiveren tegenover de kandidaat-verzekeringsnemer. In artikel 7 worden enkele elementen omschreven die in de motiveringsbrief moeten worden opgenomen. De kandidaat-verzekeringsnemer kan de raadgevend arts van de verzekeraar om aanvullende inlichtingen verzoeken over de medische redenen die aan de door de verzekeraar genomen beslissing ten grondslag liggen, of om inzage in de resultaten van een onderzoek die deel uitmaken van zijn medisch dossier (art. 9). Op schriftelijk verzoek van de aanvrager is de verzekeraar verplicht informatie te verstrekken over alle studies en statistische gegevens die zijn besluit hebben gemotiveerd, alsmede over het verband tussen de verwachte oversterfte en het niveau van de gevraagde bijpremie. Deze motiverings- en informatievereisten zijn ingevoerd om willekeurige beslissingen tegen aanvragers van een verzekering te voorkomen.

De oprichting en de rol van het Opvolgingsbureau (art.12 en 13). Het Opvolgingsbureau behandelt de aanvragen tot onderzoek voor de dossiers die geweigerd worden of waarvan de bijpremie meer dan 75% bedraagt. Dit Opvolgingsbureau heeft tot taak na te gaan of de bijkomende (te hoge) premie objectief en redelijk verantwoord is vanuit medisch en verzekeringstechnisch oogpunt; het komt slechts tussen voor herbeoordeling wanneer het gaat om een persoon met een verhoogd gezondheidsrisico. De verzekeringsonderneming moet aan het Opvolgingsbureau alle informatie overmaken waarover zij beschikt en meer bepaald de motivering van haar beslissing om een bijpremie te weigeren of te vorderen, het medisch dossier dat alle relevante medische gegevens over de kandidaat-verzekerde bevat en de studies en statistieken die haar hebben geleid bij haar beslissingen en die beschreven zijn in artikel 10. Bovendien heeft het Opvolgingsbureau de mogelijkheid om bijkomende inlichtingen te vragen (art 14). Het Opvolgingsbureau doet binnen 15 werkdagen na ontvangst van het volledige dossier een bindend voorstel aan de betrokken

(4)

4 partijen (art. 15). Indien het Opvolgingsbureau een voorstel formuleert dat inhoudt dat de kandidaat- verzekeringnemer verzekerbaar is of dat de aanvullende premie gunstiger voor hem zou zijn, kan de verzekeringsmaatschappij ofwel een voorstel formuleren dat beantwoordt aan het bindend voorstel, desgevallend door de aanvankelijk voorgestelde bijpremie aan te passen, ofwel de verzekering weigeren (art. 15). Artikel 17 voorziet in de verplichting voor het Opvolgingsbureau om een jaarlijks verslag op te stellen (met het aantal behandelde dossiers en desbetreffende pathologieën; het aantal gevallen waarin het Opvolgingsbureau de beslissingen van de verzekeringsondernemingen heeft bevestigd dan wel een afwijkend voorstel heeft geformuleerd;

het aantal gevallen waarin de verzekeringsmaatschappij bereid was de voorwaarden van het bindend voorstel van het Opvolgingsbureau te aanvaarden; alsook de redenen voor de beslissingen tot bevestiging van de onverzekerbaarheid van de kandidaat-verzekerde of van de gevraagde bijpremie).

De Compensatiekas: De erkenningsvoorwaarden van en controle op een Compensatiekas en tussenkomst van de Compensatiekas (geïnspireerd op de bepalingen van het koninklijk besluit van 8 december 2006 houdende de vaststelling van de toelatingsvoorwaarden en de controle op de Compensatiekas Natuurrampen) wordt beschreven in de artikelen 18 tot 26. Gelet op het door de wet nagestreefde doel, namelijk de verbetering van de toegang tot de schuldsaldoverzekering voor personen met een verhoogd gezondheidsrisico, wordt een solidariteitsmechanisme voorgesteld met betrekking tot de bijpremies die een bepaalde minimumdrempel overschrijden. Dit mechanisme blijft beperkt, aangezien het niet van toepassing is wanneer de bijpremie niet 125% van de basispremie bereikt en de tussenkomst niet meer dan 800% van de basispremie kan bedragen (art.

28). De tussenkomst van de Compensatiekas vermindert het totale bedrag dat door de verzekeringsmaatschappij aan de kandidaat-verzekeringsnemer wordt gevorderd en zoals bij de derdebetalersregeling voor de verplichte ziekteverzekering neemt de verzekeringsonderneming rechtstreeks contact op met de Compensatiekas (art. 29).

Er wordt op gewezen dat het koninklijk besluit geen melding maakt van de gedragscode en de rol van de Commissie voor de verzekeringen bij zijn ontwikkeling.

EVALUATIE VAN DE REGELGEVING INZAKE SCHULDSALDOVERZEKERINGEN DOOR DE COMMISSIE VOOR DE VERZEKERINGEN VAN 22 JUNI 2018

Op 22 juni 2018 heeft de Commissie voor de verzekeringen, een adviesorgaan binnen de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA), overeenkomstig artikel 218 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen, haar eerste evaluatieverslag over de regelgeving inzake schuldsaldoverzekeringen uitgebracht met betrekking tot de jaren 2015 en 2016 (DOC C2018/1). De volgende belangrijke aspecten werden vastgesteld:

• Er worden positieve ontwikkelingen vastgesteld inzake de verzekerbaarheid van personen met een verhoogd gezondheidsrisico en een toenemende concurrentie op de markt.

• De dossiers die aan het Opvolgingsbureau voor de tarifering, voortaan “Opvolgingsbureau”

genoemd, worden voorgelegd, worden complexer en hebben steeds vaker betrekking op personen met een combinatie van ernstige aandoeningen en een aanzienlijke impact op de levensverwachting.

• Vertegenwoordigers van patiënten en consumenten wijzen op grote verschillen tussen de premies die worden aangerekend enerzijds aan "gezonde" mensen en anderzijds aan mensen met chronische aandoeningen of een voorgeschiedenis van kanker, waarbij sommige verzekeraars dermate hoge premies aanrekenen dat de toegang tot het Opvolgingsbureau wordt beperkt.

• De consumentenvereniging Test Aankoop motiveert haar besluit om het Opvolgingsbureau te verlaten met het feit dat er geen actuariële beoordelingen van de bijpremies worden uitgevoerd.

De Commissie is het ermee eens dat het huidige wettelijke kader patiënten- en consumentenvertegenwoordigers de mogelijkheid biedt een actuaris aan te wijzen als lid van het Opvolgingsbureau.

• Er wordt verschillende malen kritiek geuit op dubbelzinnige begrippen in de wet, hetgeen leidt tot voorstellen voor een andere formulering of inhoud (v.b. begrippen als eigen en enige woning van de verzekeringsnemer, gezinswoning, verwerving en verbouwing, bevoegdheden van het bemiddelingsorgaan, begrippen basispremie en bijpremie)

(5)

5

• Over de medische vragenlijst, de gezondheidsverklaring en de openbaarmaking van genetische gegevens (art. 58 en 61 van de wet van 4 april 2014): In de praktijk bleven sommige vragen te ruim geformuleerd, te open en te subjectief of zijn ze niet duidelijk gerelateerd aan het risico op overlijden. De secundaire vragenlijsten die aan de verzekeringsaanvrager (en/of zijn behandelende arts) werden voorgelegd, bevatten soms vragen over het beroep of de familiegeschiedenis van de patiënt. Naar aanleiding van deze kritiek heeft het Opvolgingsbureau een modelvragenlijst ontwikkeld, die unaniem is goedgekeurd met inbegrip van de vertegenwoordigers van patiënten en consumenten, en die kan worden aangepast in functie van medische ontwikkelingen. Het Opvolgingsbureau is echter niet in staat om de concrete toepassing ervan af te dwingen, maar kan wel regelmatig controles uitvoeren en de FSMA op de hoogte brengen van eventuele vastgestelde afwijkingen.

• De patiënten- en consumentenvertegenwoordigers stellen vast dat de doelstelling "de toegang garanderen voor personen met een verhoogd gezondheidsrisico" nog niet voldoende bereikt is en vragen de wetgever om de reglementering te versterken met nieuwe en radicalere maatregelen, zoals de invoering van een zogenaamd "recht om vergeten te worden" gelijkaardig aan wat werd geïmplementeerd in de Franse reglementering en het AERAS-verdrag. De verzekeringsvertegenwoordigers hebben meer bedenkingen bij de mogelijkheid om het recht om te worden vergeten in de Belgische wetgeving op te nemen, zoals dat in de Franse wetgeving wordt toegepast. In Frankrijk is een genezen patiënt na een bepaald aantal jaren niet meer verplicht het kankerverleden mee te delen, terwijl in België de kandidaat-verzekerde wettelijk verplicht is de verzekeraar alle elementen mee te delen die de risicobeoordeling kunnen beïnvloeden. In de Belgische wetgeving zijn bepalingen voorzien die in de Franse wetgeving ontbreken (herbeoordeling van de bijpremies, aftopping van elke bijpremie boven 125% zonder verdere voorwaarden, enz.). Ook verzetten zij zich tegen de invoering van referentieroosters voor bepaalde (kanker)aandoeningen die, door het aftoppen van de bijpremie, zouden verhinderen dat een correcte bijpremie kan gevraagd worden afgestemd op de individuele situatie van een kandidaat- verzekerde.

WET VAN OF 4 APRIL 2019 TOT INVOERING VAN EEN “RECHT OM VERGETEN TE WORDEN” VOOR BEPAALDE PERSOONSVERZEKERINGEN

4

Deze wet, tot wijziging van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen, is gebaseerd op de Franse wetgeving (AERAS-verdrag) en voert een "recht om te worden vergeten" in voor bepaalde persoonsverzekeringen. Concreet voert de wet van 4 april 2019, gepubliceerd op 18 april 2019, nieuwe artikelen 61/1 tot 61/4 in binnen de wet van 4 april 2014, die in werking zijn getreden op 1 februari 2020 en van toepassing zullen zijn op nieuwe contracten gesloten vanaf die datum. Artikel 61/3, § 1, verwijst naar de soorten kanker waarvoor de termijn om toegang te krijgen tot de verzekering wordt verkort, terwijl artikel 61/3, § 2, van dezelfde wet verwijst naar chronische ziekten waarvoor specifieke bepalingen zijn vastgesteld.

De volgende voornaamste bepalingen zijn van toepassing:

Verzekeringsovereenkomsten: Deze wetgeving heeft betrekking op overeenkomsten die verband houden met de terugbetaling van een beroepskrediet of een hypothecair krediet in verband met [de bouw], verbouwing of verwerving van de eigen woning van de verzekeringnemer, ongeacht of deze overeenkomsten worden verdeeld door een Belgische verzekeraar of door een buitenlandse verzekeraar, in het kader van het vrij verrichten van diensten of via een bijkantoor.

o Eigen woning: de kandidaat-verzekeringnemer moet eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker zijn van de woning en moet deze in principe persoonlijk bewonen. Het is echter aanvaardbaar dat de kandidaat-verzekeringnemer tijdelijk eigenaar is van een andere woning. De genoemde situaties zijn bijvoorbeeld de gezamenlijke eigendom na een erfenis of een echtscheiding, de blote eigendom na een schenking of een vruchtgebruik, d.w.z. wanneer de kandidaat-verzekeringnemer de volle eigenaar of vruchtgebruiker is van een andere woning waarvan hij zich ertoe verbindt de rechten te verkopen of over te dragen binnen een termijn van twee jaar na het sluiten van het verzekeringscontract (deze termijn kan eventueel met maximaal één jaar worden verlengd).

o Enige woning: de kandidaat-verzekeringnemer mag in beginsel geen andere woning bezitten.

o De term "woning" omvat ook het binnenschip indien dit de enige en eigenlijke woning is of wordt.

o De aanvrager moet op erewoord verklaren dat de woning zijn eigen en enige woning is.

(6)

6

Verplichte en spontane aangifte van pathologie: Volgens artikel 61/2, § 1, eerste paragraaf, moeten "personen die getroffen werden of worden door een kankeraandoening, ongeacht het type, en die een verzekering zoals bepaald in artikel 61/1 willen aangaan, die aandoening melden aan hun verzekeraar". De verzekeringsaanvrager of de verzekerde moet spontaan aangifte doen van elke vroegere pathologie, ongeacht of de verzekeraar er al dan niet rekening mee houdt, omdat zij in het werkkader van het recht om te worden vergeten valt en aan administratieve en strafrechtelijke sancties is onderworpen. Deze verplichting tot spontane aangifte geldt zowel voor de pathologie die onder het recht om te worden vergeten valt, als voor de directe of indirecte voorwaarden en gevolgen van deze pathologie.

Standaard wachttijd: Voor alle kankerpatiënten, ongeacht het type kanker, vermeld de tweede paragraaf van 61/2 dat “het de verzekeringsonderneming echter verboden is om bij het verstrijken van een termijn van tien jaar na het succesvol beëindigen van de behandeling en voor zover er geen herval plaatsvond binnen deze termijn, deze kankeraandoening [van de aanvrager of de verzekerde] in acht te nemen bij het bepalen van de huidige gezondheidstoestand.” Onder het succcesvol beëindigen van een behandeling moet worden begrepen de datum waarop de actieve behandeling van de kankeraandoening werd beëindigd, in afwezigheid van een nieuwe opstoot van de kanker. De verzekeringsonderneming mag deze kankerpathologie niet uitsluiten uit de verzekeringsovereenkomst of de verzekering weigeren omwille van deze kankeraandoening. § 2.

De Koning kan de termijn bedoeld in paragraaf 1 aanpassen, met name in functie van leeftijdscategorieën en/of het type van kankeraandoeningen."

Referentieroosters: Het artikel 61/3 bepaalt dat de Koning in een referentierooster bepaalde soorten kanker kan vaststellen waarvoor de in artikel 61/2 bedoelde termijn wordt verkort. Na deze verkorte periode is het de verzekeringsonderneming verboden om bij de vaststelling van de gezondheidstoestand rekening te houden met deze aandoening. §2 De Koning kan in een referentierooster ook een aantal chronische ziekten bepalen waarvoor, in voorkomend geval, gekoppeld aan bepaalde regels: 1° de verzekeringsonderneming geen bijpremies mag aanrekenen, noch in een uitsluiting mag voorzien of de overeenkomst mag weigeren ten gevolge van deze aandoening; 2° de verzekeringsonderneming een bijpremie kan aanrekenen ten gevolge van deze aandoening, waarbij de Koning eveneens het niveau bepaalt waarop deze bijpremie medisch en verzekeringstechnisch verantwoord is. Deze referentieroosters worden hieronder gedefinieerd in het koninklijk besluit van 26 mei 2019.

KONINKLIJK BESLUIT VAN 26 MEI 2019 TOT VASTSTELLING VAN TWEE REFERENTIEROOSTERS

5

De bepalingen van het koninklijk besluit van 26 mei 2019, gepubliceerd op 14 juni 2019, zijn van toepassing op nieuwe contracten gesloten vanaf 1 april 2020 (aangezien elk besluit in werking treedt op de 1ste dag van de 10de maand na bekendmaking en van toepassing is op nieuwe contracten gesloten vanaf die datum). Zoals bepaald in de wettekst is de Koning gemachtigd om de standaardtermijn van tien jaar voor bepaalde soorten kanker te verkorten, en om voor bepaalde chronische ziekten de modaliteiten (verder) aan te passen op het vlak van uitstel, bijpremies en/of uitsluiting of weigering van dekking, teneinde de toegang tot de verzekering voor die patiënten te vergemakkelijken. Deze modaliteiten worden bepaald in twee referentieroosters, waarvan de inhoud in hoofdzaak gebaseerd is op de Franse wetgeving (AERAS-verdrag) op het ogenblik van de bekendmaking van het koninklijk besluit. Op te merken valt dat de voorwaarden en modaliteiten van de vergemakkelijkte toegang tot de verzekering, en de vastgestelde verkorte termijnen, gelden bij de afwezigheid van andere risicofactoren of bestaande pathologieën. Het "Opvolgingsbureau voor de tarifering" is verplicht zich te schikken naar de referentieroosters, waarvan de inhoud om de twee jaar door de KCE moet worden herzien en/of gereviseerd, rekening houdend met de medische vooruitgang en de beschikbare wetenschappelijke gegevens.

In het koninklijk besluit van 26 mei 2019 zijn twee bijlagen opgenomen die overeenstemmen met de twee referentieroosters:

• Bijlage 1 "betreffende een aantal types van kankeraandoeningen waarvoor de termijn [tienjarige wachttijd] verkort wordt”;

• Bijlage 2 "betreffende een aantal types van inzonderheid chronische ziekten waarvoor, aan de voorwaarden hierna gespecifieerd -hetzij geen bijpremies mogen worden aangerekend, noch in een uitsluiting mag worden voorzien of de overeenkomst mag worden geweigerd ten gevolge van deze aandoening -hetzij een geplafonneerde bijpremie kan worden aangerekend ten gevolge van deze aandoening ".

(7)

7 Bijlage 1: referentierooster betreffende een aantal types van kankeraandoeningen waarvoor

de termijn verkort wordt (art. 61/3, § 1) Type aandoening Histologische types en referentiestadia -

pretherapeutische stadia Wachttijd vanaf einde actieve behandeling van de kankeraandoening en zonder

herval Teelbalkankers Zuivere seminomen, stadium I

Zuivere seminomen, stadium II

Niet-seminomen of gemengde tumoren, Stadium I en II

3 jaar 6 jaar 6 jaar Borstkankers Lobulair of ductaal carcinoom in situ, zonder micro-

infiltratie

Behandeling volgens consensus HAS/INCa

Ductaal carcinoom in situ dat bij chirurgische excisie een of meer micro-invasieve zones vertoont (scheur van het basale membraan) van niet meer dan 1 mm (langs de grootste as) en waarbij na okselonderzoek (schildwachtklier of okseluitruiming) geen invasie van de weggenomen klier of klieren te zien is

Behandeling volgens de HAS/INCa consensus

1 jaar

Huidkanker Melanoma in situ zonder micro-infiltratie of niveau Clark I - Volledige excisie

- Afwezigheid van dysplastische naevi

1 jaar

Baarmoederhalskanker Klasse CIN III (of HSIL) of in situ zonder micro-infiltratie Toepassen van een op dat moment aangepaste referentiebehandeling en opvolging volgens HAS- aanbevelingen

1 jaar

Nierkanker - Clear cell carcinoma van de nier gediagnosticeerd na de leeftijd van 50 jaar, klasse T1N0M0 graad 1 en 2 volgens Führman

- Chromofoob niercelcarcinoom, klasse T1N0M0

8 jaar

5 jaar

Kankers van de dikke darm en

het rectum Stadium Tis (stadium 0):

- Ouder dan 50 bij de diagnose

1 jaar

Stadium I: T1N0M0:

- Ouder dan 50 bij de diagnose - Histologisch type: adenocarcinoom

4 jaar

Stadium I: T2N0M0:

- Ouder dan 50 bij de diagnose - Histologisch type: adenocarcinoom

8 jaar

Schildklierkanker Papillair/folliculair < 45 jaar bij de diagnose, stadium I Papillair/folliculair, 45 jaar of ouder bij de diagnose, stadium I of II

Papillair/folliculair, 45 jaar of ouder bij de diagnose, stadium III

3 jaar

3 jaar

6 jaar

Hodgkin-lymfomen Hodgkin-lymfoom stadium 1A na een post- therapeutische opvolgingsperiode

Hodgkin-lymfoom stadia 1 en 2A na een post- therapeutische opvolgingsperiode

6 jaar 8 jaar

Acute promyelocytaire

leukemie/APL/AML3 - Ongeacht het aantal leukocyten bij de diagnose - Behandeling beëindigd

3 jaar

We herinneren eraan dat de toegangsvoorwaarden voor een schuldsaldoverzekering op basis van de bovenvermelde termijnen enkel gelden bij afwezigheid van andere risicofactoren of bestaande pathologieën. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 26 mei 2019 tot vaststelling van een referentierooster met betrekking tot het recht om vergeten te worden in het kader van bepaalde persoonsverzekeringen bedoeld in artikel 61/3 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen.

(8)

8 Bijlage 2: Referentierooster betreffende een aantal types van inzonderheid chronische ziekten waarvoor, aan de

voorwaarden hierna gespecifieerd

- hetzij geen bijpremies mogen worden aangerekend, noch in een uitsluiting mag worden voorzien of de overeenkomst mag worden geweigerd ten gevolge van deze aandoening

- hetzij een geplafonneerde bijpremie kan worden aangerekend ten gevolge van deze aandoening (art. 61/3, § 2)

Type aandoening Nauwkeurige definitie Wachttijd te rekenen

vanaf de diagnose Detail van de accepta- tievoorwaarden en maximale bijpremie toepasbaar door de

verzekeraar Infectie door het HIV-

virus - CD4 ≥350/mm3 over de hele historiek ; - CD4 ≥500/mm3 en niet-detecteerbare virale

lading 12 maanden na het opstarten van de behandeling, zonder herval gedurende 2 jaar ;

- geen AIDS-stadium ;

- geen huidige co-infectie door het HBV- of het HCV ;

- geen eerdere co-infectie door het HCV, zonder fibrosestadium hoger dan F2;

- geen coronaire hartziekte en beroerte (CVA);

- geen gebruik van illegale substanties;

- geen aanwezige kanker op dit ogenblik, noch tijdens de voorbije 10 jaar;

- geen actief tabaksgebruik;

- behandeling opgestart na januari 2005.

2 jaar - Overlijden: bijpremie begrensd tot 100 %

- Duur tussen begin behandeling en einde schuldsaldoverzekering- contract: begrensd tot 27

jaar.

Biologisch bilan van minder dan 6 maanden met resultaten binnen de labonormen:

- levertesten (transaminasen ALAT, ASAT, GGT);

- nierfunctie (GFR);

- nuchtere glycemie, lipidenbalans (onderzoek naar een lipiden-afwijking);

- negatieve cotinine test in de urine.

Virale markers:

- HBV-markers: Ag HBs negatief, Negatief viraal DNA;

- HCV-markers: Negatief viraal RNA, de voorgaande 48 weken.

Virale hepatitis C Initiële fibrosis score lager dan of gelijk aan F2, bevestigd door ten minste 2 non-invasieve tests of na histologisch onderzoek

- Aanhoudende virale respons ongeacht de behandeling

- Geen eerdere periodes van infectie door het HCV-virus

- Geen co-infectie door het HIV-virus, het hepatitus B-virus

- Normale echografie van de lever, zonder dysmorfie noch steatose.

48 weken vanaf het einde

van de behandeling Overlijden: geen bijpremie

(9)

9 Type aandoening Nauwkeurige definitie Wachttijd te rekenen

vanaf de diagnose Detail van de accepta- tievoorwaarden en maximale bijpremie toepasbaar door de

verzekeraar Chronische virale

hepatitis HCV Fibrosis score F3

Fibrosis score bij begin van de behandeling gelijk aan F3:

- Met volgende resultaten:

o Fibroscan: 9,5 tot 12,5 kPa o Fibrotest: 0,59 tot 0,72 o Fibrometer: 0,72 tot 0,84

- Aanhoudende virale respons ongeacht de behandeling;

- geen eerdere infectie-episodes door het HCV of hepatocellulair carcinoom (HCC);

- geen co-infectie door de virussen HIV, HBV;

- geen evolutie naar een cirrose;

- geen residuele extra-hepatische manifestatie van hepatitis C (lymfoom, gemengde cryoglobulinemie, systemische vasculitis, membraan- proliferatieve glomerulonephritis, perifere neuropathieën, inflammatoire polyartritis);

- Hepatische echografie van minder dan 6 maanden zonder tekenen van steatose;

- Biologisch bilan van minder dan 6

maanden: normale ASAT, ALAT en Gamma GT, aantal bloedplaatjes ≥150 000/mm3, PT

≥80%, albuminemie ≥40g/l, Alfafoetoproteïnemie <10 ng/ml.

48 weken vanaf het einde

van de behandeling Overlijden: bijpremie begrensd tot 125 %

Pilocytair astrocytoom Leeftijd bij diagnose: ≥18 jaar en ≤60 jaar Histologie: pilocytair astrocytoom enkel graad I

Behandeling: alleen chirurgie met volledige excisie van de tumor

4 jaar na de chirurgische

ingreep Overlijden: toegekend zonder bijpremie

Chronische myeloïde

leukemie (CML) - Lopende behandeling

- geen detecteerbare bcr-abl transcripten met de technieken die op het ogenblik van de onderschrijving werden toegepast, en gedurende een onafgebroken periode van 36 maanden voorafgaand aan de onderschrijving, met de in die periode gevalideerde technieken

5 jaar na de diagnose Overlijden: bijpremie begrensd tot 150 %

Burkitt - leukemie/ Burkitt-

lymfoom/ALL3

- Leeftijd ≤60 jaar

- Performance Status (definitie van de WGO) 0 of 1

- behandeling beëindigd

5 jaar na de diagnose Overlijden: bijpremie begrensd tot 50 %

Mucoviscidose 1) Cumulatieve basisvoorwaarden:

- leeftijd ≥18 jaar en ≤40 jaar - Niet getransplanteerd

- Body Mass Index, BMI ≥17 kg/m2 - FEV1 ≥25% van de theoretische waarde - geen diabetes

- geen pneumothorax (klaplong) het afgelopen jaar

- geen kolonisatie van Burkholderia cepacia - geen kolonisatie van atypische

Mycobacteriën

- Systemische corticotherapie gedurende < ( minder dan) 3 maanden het afgelopen jaar - geen zuurstoftherapie van lange duur - geen niet-invasieve beademing van lange

duur

2) Aanvullende voorwaarden:

- hetzij: geen kolonisatie van P. aeruginosa, - hetzij: kolonisatie van P. Aeruginosa maar

geen exocriene pancreasinsufficiëntie

Voor een leningsduur van

maximum 10 jaar Overlijden met een bijpremie begrensd tot 400

%

(10)

10 Type

aandoening Referentiestadia - pretherapeutische stadia Wachttijd te rekenen vanaf

de diagnose

Detail van de acceptatievoor-

waarden en maximale bijpremie Adenocarcinoom

van de prostaat in actieve bewaking

- leeftijd bij de diagnose: ≥55 jaar - Klinisch stadium ≤T1c

- PSA ≤10 ng/mL - Gleason-score ≤6

- aantal positieve biopsieën 2 en % kwaadaardig weefsel per monster

≤50% ; Histologie: zuiver adenocarcinoom, strikt intra-glandulair - uitsluiting van elke behandeling en vooral van hormoontherapie

Geen wachttijd Overlijden:

bijpremie begrensd tot 75 %

Adenocarcinoom

van de prostaat Stadium Criteria PSA na radicale prostatectomie (dosering minder dan 6 maan- den oud)

PSA na conforme radiotherapie of Curietherapie (dosering minder dan 6 maanden oud)

T1N0M0

T2aN0M0 PSA <10ng/ml en Gleason ≤6

Minder dan

0,1 ng/ml Minder dan 1,5 ng/ml

1 jaar Normaal tarief

T1N0M0

T2aN0M0 10ng/ml <PSA

< 20ng/ml of Gleason = 7

5 jaar Normaal tarief

T2bN0M0 PSA <20ng/ml en

Gleason ≤7

5 jaar Normaal tarief

Wij herinneren eraan dat de toegangsvoorwaarden voor een schuldsaldoverzekering op basis van de bovenvermelde bijpremies enkel gelden bij afwezigheid van andere risicofactoren of pathologieën. Gezien om te worden toegevoegd bij Ons besluit van 26 mei 2019 tot vaststelling van een referentierooster met betrekking tot het recht om vergeten te worden in het kader van bepaalde persoonsverzekeringen bedoeld in artikel 61/3 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen.

(11)

11 Referenties

De hieronder vermeldde wettelijke teksten kunnen worden geconsulteerd op https://etaamb.openjustice.be.

1. Wet van 21 januari 2010 tot wijziging van de wet van 25 juni 1992 op de

landverzekeringsovereenkomst wat de schuldsaldoverzekeringen voor personen met een verhoogd gezondheidsrisico betreft, B.S. 3 oktober 2010. Loi du 21 janvier 2010 modifiant la loi du 25 juin 1992 sur le contrat d'assurance terrestre en ce qui concerne les assurances du solde restant dû pour les personnes présentant un risque de santé accru, M.B. 3 octobre 2010.

2. Wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen, B.S. 30 april 2014. Loi du 4 avril 2014 relative aux assurances, M.B. 30 avril 2014.

3. Koninklijk besluit tot regeling van sommige verzekeringsovereenkomsten tot waarborg van de terugbetaling van het kapitaal van een hypothecair krediet , B.S. 10 juni 2014. Arrêté royal réglementant certains contrats d'assurance visant à garantir le remboursement du capital d'un crédit hypothécaire, M.B. 10 juin 2014.

4. Wet van 4 april 2019 tot wijziging van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen waarbij voor bepaalde persoonsverzekeringen een recht om vergeten te worden wordt ingevoerd, B.S. 18 april 2019. Loi du 4 avril 2019 modifiant la loi du 4 avril 2014 relative aux assurances et instaurant un droit à l’oubli pour certaines assurances de personnes, M.B. 18 avril 2019.

5. Koninklijk besluit van 26 mei 2019 tot vaststelling van een referentierooster met betrekking tot het recht om vergeten te worden in het kader van bepaalde persoonsverzekeringen bedoeld in artikel 61/3 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen, B.S. 14 juni 2019. Arrêté royal du 26 mai 2019 déterminant une grille de référence relative au droit à l'oubli en certaines assurances de personnes visée à l'article 61/3 de la loi du 4 avril 2014 relative aux assurances, M.B. 14 juin 2019.

Colofon

Titel: Geschiedenis van de Belgische wetgeving inzake het recht om te worden vergeten Auteurs: Pascale Jonckheer, Ans Van Ginckel, Sabine Stordeur

Publicatie datum: 31 maart 2022 Wettelijk Depot D/2022/10.273/19

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gelet op de aangifte van codering van persoonsgegevens die de Universiteit Gent heeft verricht in het kader van de verwerking met de benaming &#34;Mobiliteitsenquête van

Betreft: Latere verwerking (LV) van niet-gecodeerde persoonsgegevens voor wetenschappelijke doeleinden in het kader van het onderzoek met de benaming &#34; Het Hof van Cassatie

Gelet op de aangifte van codering van persoonsgegevens die de heer Wim De Brock heeft verricht in het kader van het onderzoek met de benaming &#34; end-of-life decisions in

Betreft: Latere verwerking (LV) van niet-gecodeerde persoonsgegevens voor wetenschappelijke doeleinden in het kader van de verwerking met de benaming &#34;échantillonnage de

Gelet op de aangifte van een latere verwerking van niet-gecodeerde persoonsgegevens voor wetenschappelijke doeleinden in het kader van de verwerking met de benaming

Gelet op de aangifte van een latere verwerking van niet-gecodeerde persoonsgegevens voor wetenschappelijke doeleinden in het kader van de verwerking met de benaming

Gelet op de aangifte van een latere verwerking van niet-gecodeerde persoonsgegevens voor statistische doeleinden in het kader van de verwerking met de benaming &#34;Inventaire 2015

Gelet op de aangifte van een latere verwerking van niet-gecodeerde persoonsgegevens voor wetenschappelijke doeleinden in het kader van het onderzoek met de benaming