• No results found

Natuurlijk Kind.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Natuurlijk Kind."

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het betwisten eener erkenning

ALS

Natuurlijk Kind.

Overgedrukt uit het Bat. Nbl. dd. 12 April i898.

BIVTAVIA.

G. KOLFF & Co.

1898.

(2)

0093 0642

(3)

Het betwisten eener erkennin

ALS

N a t u u r j j j k K i n d .

Ovtrgedrukt uit het Bat. Nbl dd. IS Aprxl 1898.

BATAVIA.

G. KOLFF & Co.

1898.

(4)
(5)

ALS N A T U U R L I J K KIND.

I.

Tot de eigenaardigheden eener Indische Maat- schappij behoort ongetwijfeld het erkennen als natuurlijke kinderen, niet alleen van eigene maar ook vaak. . . . geheel vreemden!

Is de erkenning van een geheel vreemd na- tuurlijk kind in Europa een groote zeldzaamheid en geschiedt die erkenning in Europa doorgaans met de arrière pensee van zoo'n kind te erven;

hier geschiedt zij in den regel uitsluitend in het belang van het natuurlijk kind; zonder er zich over te bekommeren, dat daardoor eigen kinde- ren worden benadeeld!

Zeer dikwijls geschiedt zulk een erkenning door een onvermogend man bijv. door een be- woner van het oude-mannen-huis, enz. op ver- zoek van een geestelijke ten einde de, door een Europeaan nagelaten, niet-erkende kinderen te doen opnemen in een Weeshuis of ander Gesticht van liefdadigheid, alléén toegankelijk voor wet- tige of wettiglijk erkende afstammelingen van Europeanen.

Zulk een erkenning geschiedt ook wel door

jongelui, zich niet bekommerende om de toekomst,

of uit goedhartigheid, vooral om een meisje aan

een naam te helpen, waardoor zij gemakkelijker

een europeeschen echtgenoot bekomt, dan wan-

(6)

neer zij bekend staat onder den naam Tan het Christenmeisje X . . . . enz.

Daar het handgeld Toor een Europeaan grooter is dan dat voor een Inlander, die militair wordt, geschiedt een erkenning ook wel om zich een deel Tan het hooger handgeld toe te eigenen.

Een algemeen erkend feit is het, dat maar àl te dikwijls een Europeaan, vooral een onver- mogende, komt te sterven, zonder zijn natuur- lijke afstammelingen te hebben erkend, waardoor die afstammelingen den staat volgen hunner moe- der, doorgaans een inlandsche of chineesche vrouw!

Waaraan moet dat niet-erkennen worden toe- geschreven ?

M. i. vooral aan zorgeloosheid omtrent de toe- komst, een „uitstellen", een streven om op een dag te doen, waartoe anders 2, 3, 4 of meer dagen gevorderd worden.

Van dat „uitstellen" kan men curieuse staal- tjes zien bij het doorbladeren van de opgaven omtrent den Burgerlijken Stand der europeesche inwoners, die jaarlijks tegelijk met de Regee- rings Almanak worden uitgegeven.

Blijkt daaruit dat het gelijktijdig erkennen van 3, 4 en zelfs 5 natuurlijke kinderen volstrekt niet tot de zeldzaamheden behoort, — het sterkste staaltje is n. f. te vinden in den jaargang 1898, waarin op biz. 382 v. o. en 383 v. b. staat ver- meld de erkenning, door zekeren Heer Van der Hijde, van 7 (zegge

ZEVEN)

natuurlijke kinderen te gelijk, geboren van 28 September 1880 tot 4 Juni 1896, alzoo in een tijdvak van 13 j a a r !

En dit voorbeeld is geenszins het eenige !

Op blz. 351, toch, vinden we vermeld, dat

(7)

zekere heer Jansen op een dag insgelijks heeft erkend 7 (zegge ZEVEN) kinderen, geboren van en met 27 Sept. 1872, tot en met 23 October 1896 ergo in een tijdsverloop van 24 jaar!

Dat mag wel heeten : „'t Gaat in één moeite!"

En indien nu de vader vóór die erkenning overleden was, zoo volgden, gelijk bij herhaling is gezegd, die 7 kinderen den staat hunner inland- sche moeder en konden dus niet opgenomen worden in de alleen voor europeesche kinderen bestemde weeshuizen en andere gestichten van liefdadigheid !

Voor het „uitstellen" is wel het een en ander tot verontschuldiging aan te voeren, indien de ouders onbemiddeld zijn, op een verren afstand wonen van den ambtenaar van den Burgerlijken Stand, enz. enz.

De erkenning toch maakt het erkende kind tot een Europeaan, ten wiens aanzien de voor Eu- ropeanen bestaande wettelijke bepalingen moeten worden nageleefd. Bij zijn overlijden moet daar- van aangifte worden gedaan bij den betrokken ambtenaar van den Burgerlijken Stand ; een me- morie van aangifte voor het recht van Successie ingediend, enz. enz. alles op straffe van boeten, zoo niet erger, bij niet-nakoming.

Door het „uitstellen" nu der erkenning, wordt den vader alle soesah bespaard, omdat de kin- deren vóór hun erkenning den staat volgen hun- ner moeder, en indien deze is een inlandsche

«f daarmede gelijkgestelde vrouw ook de kinde- ren Inlanders of Chineezen zijn.

Is hun moeder een europeesche, haar kinderen

behooren van de geboorte af, tot de Europeanen !

(8)

Vele nonna's, echter, die doorgaan voor eu- ropeesche, blijken maar al te dikwijls niet door den vader te zijn erkend!

De heer v. d. Hijde genoot gedurende 13 en de heer Jansen, gedurende 24 jaar een rustige rust, dank zij de n i e t-erkenning, terwijl zij de in genoemde jaren overleden kinderen niet be- hoefden te erkennen.

De erkenning van een, hem geheel vreemd, kind geschiedde ook door den heer B. die, voor- nemens te huwen met een europeesche dame, mevrouw de weduwe D. geboren M , h a a r ten gevalle een door haar aangenomen meisje, van europeesche afkomst, als zijn kind erkende.

Het was van algemeene bekendheid, dat dit kind door een Europeaan, den heer v. 8. bij een inlandsche vrouw was verwekt, en daarna ver- laten, zonder het als zijn kind te erkennen.

Alleen had hij enkele brieven geschreven aan mevrouw de weduwe D. geboren M. om haar dank te zeggen voor de goede zorgen aan zijn kind besteed.

De erkenning door den heer B., geschiedde in het volle bewustzijn der gevolgen, die daaruit konden voortspruiten o. a. voor zijn eigen zoon, buiten huwelijk verwekt bij een, nu nog levende, chineesche vrouw.

Spoedig na het huwelijk zijns vaders, vertrok

dat zoontje naar Europa, van waar hij, na vol-

tooiing zijner opvoeding en na den titel van

werktuigkundig ingenieur te hebben behaald,

terugkwam in de ouderlijke woning, waarin zijn

zuster (?) een zooveel mogelijk europeesche op-

voeding had gekregen.

(9)

Broer en zuster raakten verliefd op elkaar en — nu was Leiden in last.

Een rechtsgeleerde vriend nam op zich aan die relatie van broer en zuster een einde te zullen maken, en — wat hij beloofd had gebeurde, zooals men lezen kan in onderstaand vonnis.

Openbare terechtzitting van den Raad van Justitie te Soerabaja, gehouden op Woensdag 4 April 1894.

Tegenwoordig de heewn mrs. Johannes Marius Broos- hooft, president ; François Emile Couperus ; Samuel Ju- lius Hirsch en Herman Gerard Nederburgh, leden en Cornells Canter Visscher 'sraads griffler.

Vonnis no. 77. Rol no. 68.

In de zaak van de zich thans noemende Maria Eli- sabeth B. en als zoodanig bekend staande, zonder be- roep, wonende te M., eischeresse bij exploit van dag- vaarding van den derden Maart 1800 vier en negentig, compareerende bij den advocaat en procureur meester David Constantijn Jan Henrie Kropveld.

Contra : le. Bernardus Anthony B.

2e. De javaansche vrouw Mina, zonder beroep, huis- vrouw van den inlander Kertoastro alias Watidja, wo- nende in de dessa Kanigoro, district Gondang Legie, afdeeling Malang.

3e. Voornoemden inlander Kertoastro alias Watidja, schrijver, wonende in de dessa Kanigoro, district Gon- dang Legie, afdeeling Malang, om zijn echtgenoote de javaansche vrouw Mina voornoemd, in rechten bij te staan, gedaagden bij voormeld exploit van dagvaarding, compareerende bij den advocaat en procureur meester W i l l e m F r e d r i k L o d e w i j k G e r i c k e .

De Raad:

Gehoord partijen.

Gezien de stukken.

Ten aanzien der daadzaken.

Overwegende dat bij eisch conform dagvaarding is gesteld :

dat, blijkens bij dagvaarding beteekend uittreksel uit

(10)

het Register tot inschrijving der acten van geboorte, gehouden te Malang in het jaar 1800 dricen-zeventi^

No. 9, eischeresse door eersten gedaagde erkend is als te zijn het kind van eerste en tweede gedaagden, en de tweede gedaagde in die erkenning heelt toegestemd;

dat deze erkenning is geschied in strijd met de waar- heid, immers eischeresse wel is het kind van tweede gedaagde, maar niet van eersten gedaagde en verwekt bij haar moeder door een ander dan eersten gedaagde-

dat artikel 286 Burgerlijk Wetboek luidt:

»alle erkenning door den vader, of de moeder, gedaan, gelijk mede alle inroeping van staat van de zijde van het kind kan betwist worden door alle degenen, die daarbij belang hebben."

dat het erkend kind bij uitnemendheid belangheb- bende is om tegen de erkenning, in strijd met de waar- heid gedaan, op te komen en art. 286 B. W. toelaat de erkenning te betwisten op grond, dat zij is gedaan in strijd met de waarheid (cf. Prof. Diephuis N. B. R. deel V blz. 127 vlg; Prof. Opjoomer B. W. deel II blz. 198 vlg; Prof. Land, verklaring van het B. W. deel I blz.

313; Prof. Asser Handleiding deel I blz. 325);

dat eischeresse is 23 jaar en, buitendien, bij besluit 1^n Gouverr>eur-Generaal van Nederlandsen-Indië dd. 20 Juli 1891, behoorlijk beteekend, venia aetatis heelt verkregen;

dat eischeresse er prijs op stelt, te verklaren, dat de

m o t leven v°or haar erkenning door de gedaagden niet anaers dan lofwaardig waren; doch zij niettemin die erüenning wenscht te betwisten, omdat daaraan door J r i g e v o l g e n zijn verbonden, inzonderheid familie te o d W e l k e ^ n 0 c h ge d w o nge n n o c h genegen is

Op al welke gronden ten dienenden dage namens eischeresse voor eisch is geconcludeerd:

dat het den rechter moge behagen bij vonnis te ver- Kiaren nietig en van onwaarde de erkenning door Ber- n a r d s Anthony B. den zestienden Juni 1800 drie en zeventig voor den ambtenaar van den Burgerlijken Stand te Malang Wilhelmus Johannes Cornelis Groos gedaan, Denevens de toestemming in de erkenning door de iavaan- sche vrouw Mina, een en ander blijkens acte dedato

(11)

zestien Juni 1800 drie en zeventig No. 9; wijders te be- velen, dat van deze nietigverklaring aanteekening zal worden gehouden in het register tot inschrijving der acten van geboorten gehouden te Malang in het jaar 1873 en in het dubbel daarvan ter griffie van den Raad van justitie, met last op den ambtenaar, houder der registers, tot het doen dier aanteekening op het enkel vertoon van de grosse van het in deze te wijzen vonnis, zoodra dit kracht van gewijsde zal hebben bekomen, het welk doende hij wel en wettig zal zijn verantwoord en tot het doen waarvan hij, bij weigering, bij lijfsdwang zal kunnen worden gedwongen, met veroordeeling van den gedaagde een en ander te geheugen en te gedoogen, met veroordeeling van den eersten gedaagde in de kosten des gedings, en met veroordeeling van de tweede ge- daagde, in geval van tegenspraak, in de kosten op die tegenspraak gevallen.

Overwegende dat ten dienenden dage namens gedaagden is gerefereerd aan 's rechters oordeel onder protest van kosten.

Overwegende dat partijen vervolgens vonnis hebben verzocht, waarna de Raad de uitspraak van het in deze te vellen vonnis heeft bepaald op beden.

Ten aanzien van het recht: Overwegende dat de eisch als niet weersproken en overigens ook op de wet gegrond behoort te worden toegewezen.

Gelet op art: 286 Burgerlijk Wetboek en art: 53van net Reglement op de Burgerlijke Rechtsvordering.

Rechtdoende : Wijst den eisch toe.

Verklaart nietig en van onwaarde de erkenning door Bernardus Anthony B. den zestienden Juni 1800 drie en zeventig voor den ambtenaar van den Burgerlijken stand te Malang Wilhelmus Johannes Cornells Groos gedaan, benevens de toestemming in de erkenning door de Javaansche vrouw Mina ; een en ander blijkens acte de dato zestienden Juni 1800 drie en zeventig no 9.

Beveelt dat van deze nietigverklaring aanteekening zal worden gehouden in het Register tot inschrijving der acten van geboorte, gehouden te Malang in het jaar

»873 en in het dubbel daarvan ter griffie van den Raad

(12)

van Justitie. Gelast den ambtenaar houder der registers die aanteekening te doen op het enkel vertoon van de grosse van het in deze te wijzen vonnis zoodra dit kracht van gewijsde zal hebben bekomen, hetwelk doende hij wel en wettig zal zijn verantwoord en tot het doen waarvan hij, bij weigering, bij lijfsdwang zal kunnen worden gedwongen.

Veroordeelt de gedaagden een en ander te geheugen en te gedoogen.

Veroordeelt den eersten gedaagde in de kosten des gedings.

Aldus gedian bij de heeren Meesters: Johannes Ma- rius Brooshooft President, Francois Emile Couperus, Samuel Julius Hirsch en Herman Gerard Nederburgh, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van den Baad van Justitie te Soerabaja gehouden op Woens- dag 4 April door den President voornoemd in tegen- woordigheid van diezelfde heeren en van meester-Cor- nelis Canter Visscher, 's Baads griffier.

Met dit in kracht van gewijsde gegaan vonnis was de zaak voor den erkenner nog niet afgeloopen.

Als belooning voor zijn onbaatzuchtige han- deling vond de Raad van Justitie te Soerabaja termen tot een strafrechterlijke vervolging wegens valschheid in authentiek geschrift!

Hiervan blijkt uit een brief aan den officier, van Justitie te Soerabaja aldus luidende:

No. 75/C. Soerabaja, 5 April.

Bijl. diverse. Bij de behandeling der civiele zaak der zich thans noemende :

Maria Elisabeth B. eischeresse ; procureur Mr. Kropveld.

Contra : 1. Bernardus Anthony B.

2. de javaansche vrouw Mina.

3. den Iniander Kertosari alias Walidjo is het den Baad van Justitie te Soerabaja gebleken, dat B. A. B.

voornoemd, eischeresse, in strijd met de waarheid, als zijn kind heeft erkend en heeft zich bij dezen Raad

(13)

het vermoeden gevestigd, dat daardoor straf bare valsch- heid zou zijn gepleegd.

Dtrhalve heeft deze Raad de eer, in opvolging van artikel 6 van het Reglement op de strafvordering voor de Raden van Justitie op Java enz. UEdG. bii dezen de processtukken in genoemde civiele zaak aan te bieden met beleefd verzoek deze na gemaakt gebruik te willen terugzenden.

De R. van J. te Soerabaja (w.g.) F. E. COUPERUS, President

T. O. van het College De griffier (w.g.) W. G. DEL BAÏRE.

Officier van Justitie alhier.

Van een strafvervolging is echter niets ge- komen en op 16 Februari 1895 zijn gehuwd:

Bernardus Anthonie B. met de inlandsche Chris- tenvrouw Maria Elisabeth (zijn gewezen zuster).

II.

Hetzelfde of een gelijksoortig drama als sub I werd behandeld, maakt het onderwerp uit eener, in Nederland, jaargang 1897 No. 5 door Maurits (P. A. Daum) geplaatste novelle

„ONTZUSTERD*),

die met recht een „Indische Schets" wordt ge- noemd.

Daarin wordt, als met een photografie-toestel, waargenomen de kleine europeesche gemeente, op een plaatsje, diep in Java's binnenland gelegen.

De schrijver voert ten tooneele een broer en zuster, J a n en Elsje Dupré, waarvan de laatste

(*) Van het woord » o n t z u s t e r d " , z u s t e r l o o s , n i e t l a n g e r m e t e e n z u s t e r g e z e g e n d , dat men te vergeefs in een woordenboek zoeken zal, komt n.1.

het vaderschap toe aan Maurits (den heer P. A. Daum)..

(14)

12

zeer gehecht was aan het ouderlijke huis en daar- om bij voorkeur er bleef; terwijl de broer meer dan genoeg had van het plaatsje en alle moeite deed Elsje te overreden met hem naar elders te trekken.

Al kibbelend over dit dagelijks terugkeerend onderwerp, stonden zij, van een avond-wan- deling thuis komende, op het punt de voorgalerij op te stappen, toen . . . (maar geven we liever het woord aan den heer Daum zelven) ;

een bediende naar voren kwam, vóór Jan bleef stilstaan en met den duim over den schouder naar binnen wees :

»Toean poenja anak soedah datang."

Als overvallen door een plotselinge verlamming, stonden Tbroer en zuster een oogenblik roerloos, verwezen: Elsje

bleek als een doek.

»Is de vent gek?" viel Jan woedend uit; en in het maleisch: »Wat is dat, zeg, wat beteekent dat?"

De wenkbrauwen hoog opgetrokken, verwonderd over den grooten indruk, dien hij had teweeg gebracht, en pijnlijk, wijl zijn heer hem bij den arm had gepakt en hevig schudde, herhaalde de inlander enkel: » T o e a n p o e n j a a n a k s o e d a h d a t a n g."

In de kamer van Jan, in het bed van Jan, het hoofd op Jan's oorkussen, lag een meisje van 'n jaar of drie- een gezond, dik kind, met volle bruine wangen en een' overvloed blauw zwart haar. Dat kind had een inlan- der gebracht, terwijl broer en zuster op de wandeling waren ; die inlander had alleen gevraagd of daar me- neer Dupré woonde en toen gezegd, dat hij hierbij het kind van meneer bracht; daarop had de bediende het europeesch gekleede kind aangenomen; het was moe en had slaap ; het had een b o e n k o e s a n, waarin een t j e l a n a m o n j e t ; die hadden hij een de d j a ï d het aangetrokken als nachtgoed; daarna het in Hiijn- heer's bed gelegd, wijl het immers mijnheer's kind was;

en nu sliep het.

Dat was alles. De man, die het kind had gebracht, was blijkbaar een inlander uit een andere streek; hij kwam van verre. Meer wisten zij er niet van!

(15)

13

Alle nasporingen bleven vruchtelooa, ook di&

door tusschenkomst van den controleur, die, hefc erf oprijdende, zei :

»'t Is curieus, bepaald een heel bijzonder geval. Nie- mand op de plaats of in den omtrek verwachtte de be- zorging van een kind ; in geen enkele desa heeft men een inlander gezien, zooals uw jongen den brenger be- schreef"

»Wat n u ? " vroeg Jan, heel beteuterd.

»Ja, wat n u ? "

»Wel", zei Elsje, »we zullen maar denken, dat het kind uit den hemel komt. Mijn broer verveelt zich hier zoo, en blijft alleen op de plaats, om mij gezelschap te houden. Ik wil hier niet van daan. Het is nu door dat kind heel onverwacht in orde gekomen.

Hij vraagt zijn overplaatsing, en ik behoud het kind.

Dan heb ik gezelschap e n . . . een doel", voegde zij er wat pijnlijk bij.

En zoo bleef B o n n i e bij Elsje en vertrok haar broer Jan naar ergens op Sumatra, waar hij weldra trouwde en een huishouden met kin- deren kreeg.

Tien jaren later vestigde zich op het bewuste plaatsje een heer Van Yliet, een weduwnaar, pas terug uit Europa, waar hij zijn eenigkind,, een zoon, Jacques van Vliet, had achtergelaten.

Weldra deed van Vliet Sr. aanzoek om de hand van Elsje, die als voorwaarde stelde, dat hij Nonnie als zijn kind moest erkennen.

Hierin had van Vliet niet veel lust; doch gaf eindelijk toe en erkende het hem geheel vreemde meisje als zijn kind, dat voortaan heette:

Wilhelmina Dupré van Vliet.

Mientje, zestien jaren, bezocht haar eerste

(16)

partij voor volwassenen en deed haar intrede in de wereld der groote menschen.

Aan den avond van dien dag, bracht de post het bericht, dat Jacques in Duitschland zijn laatste examen met succes had gedaan en, na een jaar practijk, naar Java dacht terug te keeren.

Dit gebeurde ook, en niet lang duurde het of Jacques en Mientje raakten op elkander ver- liefd.

Ofschoon in w e r k e l i j k h e i d elkander geheel vreemd, zoo bepaalt art. 30 B. W. uitdrukkelijk:

„Het huwelijk is verboden in de zijdlinie tusschen broeder en zuster, wettige of onwettige."

Wat hieraan te doen?

Memand wist raad.

Ook niet Mevrouw Geel, die altijd veel te worstelen had met de hollandsche spreekwoorden en ze altijd wilde bezigen.

Bij voorbeeld :

»O ja, lief en goed, zeker! Maar ik ben ronduit, zie je; ik steek mijn stoelen niet onder de banken."

»Ik wasch verder mijn onschuldige handen."

»Ja zeg, Els, jij hebt maar stilletjes water op jou diepe gronden."

»Let op", zäi ze, rdat gaat niet goed. Hooi brandt licht met stroo!"

»Ik heb het altijd wel gezegd : de gewikste mensch, beschikt God."

»Allemaal lak! Ze sturen je van het kastje naar Pilatus, j a ! "

»Jullie hebt goed praten, zei van Vliet, maar wat moet ik, in Godsnaam, anders doen? Mientje is ziek, mijn zoon heeft verdriet, mijn vrouw huilt, — ik kan dat alles niet langer hebben. Het maakt me zoo ellen- dig, dat ik er 's nachts niet van slap»n kan."

Ze hadden innig k a s i a n met hem; het waren we- zenlijk heel goede, hartelijke menschen, vooral Mevrouw

(17)

Geel, ondanks de spreekwoorden; de tranen kwamen haar in de oogen, toen ze Van Vliet zoo hoorde klagen uit de volheid van zijn hart.

»Heb je me niet eens verteld, dat De Zeeuw een oud vriend van je is?

»Die te Batavia? Ja zeker, een schoolkameraad."

»Schrijf h e m dan, van Vliet. Hij bekleedt niet voor niet zoo'n hoog rechterlijk ambt; hij is altijd bekend geweest als een der kundigste juristen Ah er i e t s ten goede aan te veranderen valt, zal hij het ze kunnen zeggen ; schrijft hij, dat er niets aan te doen is, laat dan gerust alle hoop varen."

Per briefkaart antwoordde Mr. De Zeeuw dadelijk op van Vliets uitvoerig epistel, hij zou er zoo spoedig mo- gelijk een studie van maken, maar had het momenteel zeer druk. De eene week volgde de andere, zonder dat er bericht kwam van Batavia, thuis werd het er niet beter op; over Jacques altijd dezelfde berichten ; Mientje mager geworden en stil; zijn vrouw diep onder den in- druk; hij zelf onrustig, zenuwachtig en prikkelbaar.

't Was of zijn hart stilstond, toen daar eindelijk een brief van Mr De Zeeuw ongeopend voor hem op tafel lag. Van. Vliet durfde hem niet open maken ; hij voelde er aan; wat 'n dikke brief! Maar als er niets in stond, dan dat tenietdoening der erkenning onmogelijk was behoefde het immers ook geen brief met dubbel port te wezen!

Onder het lezen begonnen zijn handen te trillen. God dank, het kon ! Het kon, het kon ! Daar stond het duidelijk, met alles wat verricht moest worden; dui- delijk en uitvoerig omschreven ; de modellen van sommige stukken er bij. Het had Mr. D. Zeeuw nogal tijd en inspanning gekost den juisten weg te vinden, schreef hij, wijl het geval zoo op zich zelf stond en nooit was voorgekomen, voor zoover hij kon nagaan. Maar nu vvas hij op de hoogte, en als men nu maar precies deed, zooals hij schreef, dat gedaan moest worden, was de zaak in korten tijd in orde, en konden de jongelui trouwen.

Jacques kwam, toen hij de gelukkige tijding ontving, opgewonden bij den administrateur om dadelijk verlof,

•wat hem . . . . geweigerd werd.

Ook dezen had Van Vliet geschreven en hem nu alles meegedeeld, met zijn instructies. Jacques moest op de

(18)

fabriek blijven tot de formaliteiten waren afgeloopen • nu hij zoo goed als met Mientje geëngageerd was'

»stond" het niet, dat hij logeerde in het huis, dat zii'

bewoonde. J

Eindelijk, eindelijk was het dan zóó ver! Het had lang geduurd! Toen Jacques het plaatsje binnenreed stond hij recht op in den reiswagen om gauwer het huis te zien.

Daar zag hij ze in de voorgalerij, alle drie! Ont- roerd, maar zonder zich voor de oude lui te geneeren slaat hij Mientje in de armen en kuste haar; en toen hij maatje had begroet en zijn vader de hand drukte zei hij met 'n zucht van verlichting:

»O God, wat ben ik blij, dat ik eindelijk »ontzusterd

»ben!

H o e die „ontzustering" geschiedde wordt in de novelle niet vermeld.

Hoogst waarschijnlijk werd namens Wilhel- mina Dupré Van Vliet, als eischeres, contra den heer Van Vliet Senior, als gedaagde, een proces gevoerd, waarbij werd geëischt, dat het den Baad van Justitie moge behagen de eischeres goed opposante te verklaren tegen de door ge- daagde gedane erkenning van eischeres, vervat

in de acte op den 18 sub. No. . . . voor den ambtenaar van 'den

Burgerlijken Stand. . . . te . . . . ver- leden en die erkenning te verklaren nietig en van onwaarde, als strijdende tegen de waar- heid: omdat gedaagde niet de natuurlijke vader van eischeresse is.

III.

Zagen we sub I door den Raad van Justitie

te Soerabaja den eisch toegewezen, ingesteld

door het erkende kind, — door den Raad te Se-

marang werd niet-ontvankelijk verklaard

(19)

/ 17

Na by sententie definitief, dd: 31 Maart 1865 ter executie gelegd op 20 April d. a. v., van den officiersrang vervallen te zijn verklaard (gecasseerd), vertrok P . naar Europa, Bajem en haar kind te Semarang achterlatende, zonder dit laatste als het zijne te hebben emend.

Bajem en haar kind brachten een igen tijd te Toentang door bij een broeder, die haar vervol- gens bracht naar Soerakarta bij hun beider zuster Lijem, huishoudster en bijzit van Dr. S. aldaar.

Na eenigen tijd met haar kind bij Lijem te

hebben ingewoond, werd Bajem huishoudster en bijzit van den sergeant van GL in garnizoen te Soerakarta, en daarop van den eischer, toen mede sergeant te Soerakarta, dien zij nimmer had ontmoet vóór. het tijdstip, waarop zij bij evengemelden van Gf. huishoudster werd.

Eischer trad op 8 Juli 1865 te Djocjacarta als volontair dingende naar den rang van ofHcier m dienst en vertrok, na eenigen tijd, naar Solo, alwaar hij, vermoedelijk in 1868, Bajem tot bijzit heeft genomen.

In December 1870 verliet eischer den militairen dienst en ging wonen op het land Pangkallan, Bajem en haar kind met zich nemende.

Van dat oogenblik af bleef eischer zorgen voor Bajems kind, zonder haar nochtans voor zijn dochter te laten doorgaan.

Toen vele jaren later, in den loop van het

jaar 1882, Bajems dochter ten huwelijk werd

gevraagd door den heer C. H . T ; halte-chef der

spoorweghalte Tjepper, liet eischer, op een

tijdstip dat hij verre van vermogend was en zijn

ouders nog leefden, zich door de heeren K. en

(20)

een dergelijke eisch, ingesteld door den erken- ner-zelven. . . .

Volgens W. No. 1653 werd door:

A. D. ei s cher, eompareerende bij Mr. A.

A. van Oven,

contra

Ie Adolphine, zich noemende D„ echtgenoote van den heer C. H. T.

,

r 2 e T C

-

H

-

T

- g e d a a g d e n , eompareerende bij Mr. L. J. P. J. Jeekel.

3e De inlandsche vrouw Bajem, g e d a a g d e eompareerende bij Mr. Th. B. Pleijte, een pro- ces gevoerd, ten einde nietig en van onwaarde te doen verklaren de door eischers gedane er- kenning der eerste gedaagde, vervat in de acte op 23 Mei 1882 sub No. 44 voor den ambte- naar van den Burgerlijken Stand F. C. A. Jee- kel, en wel op grond, dat zij zijn natuurlijke dochter niet is.

Ten bewijze van dit laatste werd o.a. aange- voerd :

Bajem werd einde 1863 huishoudster en bijzit van den luitenant P., met wien zij te Soerakarta gewoond heeft tot 12 October 1864, op welken datum gezegde luitenant naar Semarang is over- gebracht en aldaar onmiddellijk in preventieve hechtenis is gesloten tot 20 April 1865.

Bajem ging met P. naar Semarang, deelde zijn gevangenschap, voor zoover zulks werd toege- staan, en beviel, in een bijgebouw van het huis van bewaring, van de eerste gedaagde, welke een natuurlijke dochter is van P., wien Bajem steeds trouw was gebleven.

/ •

/

(21)

ß . overreden om Bajems dochter te erkennen, ten einde haar een geslachtsnaam te verschaffen en opdat zij als europeesche vrouw zou kunnen trouwen.

Die erkenning had dan ook plaats op 23 Mei 1882, op welk tijdstip eischer meende, dat Ba- jem reeds overleden was, zooals ook in de acte

van erkenning staat vermeld ; weshalve geen toestemming door de, zooals later bleek, nog levende moeder werd verleend !

Het huwelijk had plaats op 12 Juni 1882, blijkens uittreksel uit het register tot inschrij- ving der acten van huwelijk en echtscheiding, gehouden te Klatten, residentie Soerakarta, in het jaar 1882 sub no. 1, waaruit tevens blijkt, dat eischer, als de vader van de toen nog min- derjarige Adolphine D., zijn toestemming tot haar huwelijk heeft gegeven.

Eischer beweerde verder, dat, niettegenstaande deze en andere weldaden, een zeer onaangename, verre van vaderlijke en kinderlijke, verhouding bestond tusschen hem en het door hem erkende kind, en dat het voor eischer mede niet onver- schillig is, dat het erkende kind voor zijn dochter geldt, omdat hij daardoor belemmerd wordt in de vrije beschikking over zijn goederen, zoo bij leven als na doode, en wel met name in het treffen eener afdoende regeling zijner vermogensverhou- dingen betreffende het land Pangkallan tegenover zijn medewerkers, crediteuren en debiteuren en zijn, met hem in gemeenschap van goederen ge- huwde echtgenoote.

Op grond van een en ander werd verzocht, dat

het den Raad van Justitie moge behagen den

(22)

eischer te verklaren goed opposant tegen de door eischer gedane e r k e n n i n g der eerste gedaagde, vervat in de acte op 23 Mei 1882 sub no. 44 voor den ambtenaar van den Burgerlijken Stand (te Djocja?) verleden, en die e r k e n n i n g te verklaren nietig en van onwaarde.

E e n zeer uitvoerig vonnis van den R a a d van J u s t i t i e te S e m a r a n g van 13 J a n u a r i 1895, dat nagenoeg het geheele Indisch W e e k b l a d van het recht N o . 1653 in beslag neemt,

»Verklaart eischer met zijn vordering niet ontvankelijk.

Veroordeelt hem in de kosten des gedings."

E n op welken g r o n d ?

»Overwegende, dat bij resumtie van al het voren overwogene de slotsom is, dat de wetgever, hoewel in art. 286 B. W. in algemeene bewoording sprekende van allen, die bij betwisting van een erkenning door den vader of de moeder gedaan belang hebben, onder deze niet kan begrepen hebben den vader of moeder zelf, slechts bewerende, dat de erkenning door hen in strijd met de waarheid is gedaan."

H e t vonnis werd bekrachtigd bij arrest van 16 J a n u a r i 1896, opgenomen in 't W e e k b l a d No. 1 7 2 2 .

I n N o . 1722 is tevens te vinden een „Na- schrift" van S. te P . aldus e i n d i g e n d e :

»Wij zijn thans aan het einde onzer beschouwingen genaderd, op grond waarvan, gesteurd door de meest gezag hebbende schrijvers onder wier vleugels wij ons veilig kunnen scharen, het ons voorkomt dat zoo- wel de R a a d v a n J u s t i t i e t e S e m a r a n g alsmede het O p p e r r e c h t e l i j k e c o l l e g i u m ten onrechteden eischer met zijn boven omschreven vordering niet ont- vankelijk heeft verklaard".

L. beroept zich o. a. op :

(23)

p

21

a. Opzoomer B. W . dl. I I bladz. 189 ; b. Diephuis N. B. R. 2e dl. 2e druk bladz.

139 sub. 368 a.

c. Diephuis in zijn systeem van het ÎTed.

Burg. recht, deel V, 2e druk bladz. 128 ;

d. Land, verklaring v. h. B. W. bladz. 314 ; e. Precis de droit civil par G. Baudri La-

cantinerie, professeur de droit civil â la faculté de Droit de Bordeaux, 4 Tomes, Paris J. Larose et Toreel.

Eenparig zijn deze rechtsgeleerden van oordeel dat : „onder belanghebbenden niet anders kunnen worden verstaan, dan de personen, die bij het nietbestaan van de erkenning belang hebben.

Ook de erkenner zelf zou dus daaronder kun- nen vallen, mits hij echter weer de onwaarheid kon aantoonen (Land)."

De argumenten der advocaten, het vonnis, ar- rest en niet het minst het naschrift zijn de ken- nisneming overwaard.

B . V . HOUTHUYSEN.

(24)
(25)

I

(26)
(27)
(28)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ontwikkelingsgerichte zorg voor uw baby is het verminderen van prikkels en stress, het stimuleren van de ontwikkeling en het bevorderen van de band tussen kind en ouders.. Bij

· Onafhankelijke rechterlijke toetsing ontbreekt op de raadplegingsaanvraag van/namens de officier van justitie en op de werking van het systeem als geheel; het is mogelijk

 Voor erkenning met naamskeuze van het eerste gezamenlijke kind komt u beide in persoon langs..

• het kind krijgt / houdt de achternaam van de moeder tenzij de moeder en erkenner al andere kinderen hebben die de achternaam van de erkenner hebben. • tussen het kind en

• Steriliseren na ieder gebruik is niet meer nodig, dit moet enkel nog wanneer uw baby geboren werd voor 37 weken zwangerschap of op indicatie van de kinderarts. U dient dit dan

Kleine signalen geven aan wan- neer uw baby zin heeft om te eten: het tongetje naar buiten steken, smakgeluidjes maken, de handjes naar zijn mondje bren- gen, … U hoeft niet

De wetenschap heeft inmid- dels bewezen dat door herhaald stimuleren van de reflexmati- ge bewegingen, de functioneel geblokkeerde zenuwbanen tussen hersenen en ruggenmerg ofwel

De overeenkomst dient altijd overgelegd te worden, tenzij uit de dagvaarding blijkt dat de vordering betrekking heeft op periodieke verplichtingen, die qua bedrag steeds