• No results found

De hervorming in verband met het opkomend kapitalisme.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De hervorming in verband met het opkomend kapitalisme."

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

mmm t

>

, y.

261.85 K516h

J

De hervorming in verband met het opkomend kapitalisme.

DOOR

J. KEULEN.

gpM: SX LIBRIS j.VISSER, ROTTERDAM

Overgedrukt uit „De Socialistische Gids.” Jaargang IV, Juni i9i9*

Uitgave van de N. V* Boekhandel en Uitgevers-Maatsehappij

„Ontwikkeling”, Paleisstraat 43, Amsterdam.

/

(2)

T

• ■ - K- ■ty*®

m 'M

..ï

KV

'M

WWimi&ï

, ■ /..•<* ; -‘ t y

3 . '

/.. .*'

;’. . .' ^ i - ‘ r

t.. *•’. ‘rTv* ^i ( .-

•... ti . t; _•■

UNIVERSITY OF ILLINOIS LIBRARY

AT URBANA-CHAMPAIGN

BOOKSTACKS

. ■' - V

9

l-*Sf

■y-;m

’V ? . ,y:

- ■ ■ • v . .

*< • ' p» -vt ’ „ •• '• ',-A

■ 'v ' 'v-'

-

. . • }■- • •/,*

' • . ■ kmW

■:

■ ■ , . >?#■:£■ ï''' £ U

. ~ . V’ f - 'X •> •

■ J -1

’/.tJ

(3)

1 DE HERVORMING IN VERBAND MET HET KAPITALISME. (547)

DE HERVORMING IN VERBAND MET HET OPKOMEND KAPITALISME.

DOOR

J. KEULEN.

Sedert het vraagstuk van het verband der Hervorming der 16de eeuw met de opkomst van het kapitalisme aan de orde is gesteld door Marx, is het in steeds breeder kringen aan de orde gekomen en gebleven.

In de bekende plaats van ,,Zur Kritik der Politischen Oekonomie”

gaat Marx uit van de stelling, dat niet het bewustzijn der mensehen hun zijn, maar hun maatschappelijk bestaan hun bewustzijn vormt.

Hij zegt van elke sociale revolutie dat de verandering van den ekono- mischen grondslag samen gaat met een omwenteling van den geheelen ontzaglijken bovenbouw, van de juridische, politieke, godsdienstige, artistieke en wijsgeerige beginselen. Elders in ,,Das Kapital” noemt hij het Protestantisme den godsdienstvorm, die beantwoordt aan het handelskapitalisme. Wat door Marx aldus is aangeduid, is door latere historisch-materialisten nader uitgewerkt en onderzocht.

Vooraan staat hierbij Kautsky met ,,Thomas Morus und seine Utopie”, een werkje, waarvan terecht gezegd wordt door sociaal-demo- kratische predikanten, dat het meer inzicht geeft in het wezen der Kerkhervorming, dan de dikste boeken van burgerlijke historici en kerkgeschiedschrijvers. Het stelt in een helder licht, hoe de hervorming het gevolg is van de ekonomische omwenteling der 15de en 16de eeuw,

waarbij de feodale productie-wijze plaats maakte voor de kapitalistische.

In de ,,Vorlaufer des neueren Sozialismus” beschrijft hij uitvoerig

het ekonomisch karakter van de Duitsche kerkhervorming, van al de

hervormingsbewegingen, die losbarstten sedert het eerste optreden

van Luther in 1517. Mehring zegt in zijn brochure ,,Gustaf Adolf” :

dit wereldhistorisch proces is in de socialistische literatuur zoo vaak

en zoo grondig beschreven, dat hij het bij zijn lezers als bekend mag

veronderstellen. Hij noemt de middeneeuwsche kerk een ekonomische

(4)

(458) J. KEULEN, 2

macht in godsdienstigen vorm, en de afrekening met deze macht kon slechts gebeuren als een ekonomisch verzet in godsdienstigen vorm.

De historisch materialistische verklaring heeft, in Duitschland aller¬

eerst, invloed geoefend op de burgerlijke historici, met name op Lamprecht. Deze heeft in zijn ,,Deutsche Geschichte” ook bij de behandeling van het tijdperk der Hervorming een ruime plaats toegewezen aan de ekonomische verandering van de feodale maat¬

schappij in de vroeg-kapitalistische der 16e eeuw. Hij toont aan dat gelijktijdig hiermee is veranderd het geestelijk en ook het gods¬

dienstig kerkelijk leven in Duitschland vóór en tijdens de Hervorming.

Hij plaatst deze beide processen naast elkaar en spreekt van het paral- lelisme, het gelijktijdig naast elkaar plaats grijpen der ekonomische en godsdienstige gebeurtenissen. Maar hij waagt het niet, de eene reeks uit de andere af te leiden. Hunne onderlinge verhouding blijft voor hem een open vraag, evenals op biologisch terrein het parallelisme van den hersenarbeid en het geestesleven bij den afzonderlijken mensch. Het verst gaat hij in deze uitspraak: ,,hoe deze betrekking in bizonderheden ook moge zijn, zooveel is wel bewezen voor de hier behandelde periode: op hetzelfde oogenblik, waarop het kapitalisme duidelijk waarneembaar in de maatschappij optreedt, begint ook een geestelijke ontwikkeling, die het begin is van het individualisme der 16de tot in de 18de eeuw”. Individualisme is volgens Lamprecht het specifiek karakter van het nieuwe geestesleven der 16de eeuw en ook van het Protestantisme. Tegenover de historisch-materialistische opvat¬

ting moge deze van Lamprecht halfslachtig zijn, zij is een enorme afwijking van hetgeen tot dien tijd in het kamp der burgerlijke geleer¬

den werd aangenomen.

Een ander historicus, de Belg Pirenne, houdt zich niet op met filosofische beschouwingen, maar toont in zijn Geschiedenis van België meermalen aan, het verband van de sociaal-ekonomische facto¬

ren met de godsdienstige en kerkelijke bewegingen in bepaalde groepen en klassen der bevolking, vooral waar het geldt Calvinisme en kapitalisme. Het is dan ook bekend dat Pirenne den invloed van Marx heeft ondergaan.

Ook ekonomen zijn uit den aard hunner studiën in aanraking geko¬

men met de historisch-materialistische verklaring der Hervorming.

Sombart en Weber hebben zich met dit probleem bezig gehouden. De eerste komt in zijn werken ,,Der moderne Kapitalismus” en ,,Der Bourgeois”, tot de erkenning, dat er gelijktijdig en onafhankelijk van elkaar een ekonomische en een godsdienstige ontwikkeling hebben plaats gegrepen, die elkaar in het Protestantisme, en speciaal in het Calvinisme, toevallig hebben ontmoet en zich met elkaar hebben ver-

(5)

3 DE HERVORMING IN VERBAND MET HET KAPITALISME. (459)

eenigd. Het is wel een povere uitkomst van al deze omvangrijke geleerdheid dat hij bij het zoeken eener verklaring van beider samen¬

gaan, tenslotte geen andere dan het toeval weet te geven. Het is ook hier, evenals Lamprecht, de burgerlijke geleerde, die den laatsten stap niet kan of durft doen, welke hem zou voeren in het kamp der histo- risch-materialisten.

Evenzoo gaat het Weber; deze heeft in een zeer grondige studie van de Engelsche theologische geschriften der 16de en 17de eeuw en over de protestantsche zedeleer en de kapitalistische geestesrichting, aangetoond het verband tusschen de sociaal-ethische beginselen van ekonomischen aard, en tusschen de leerstellingen der Protestanten.

Ook deze geleerde weet met al zijn scherpzinnigheid geen andere ver¬

klaring van het samengaan van de kapitalistische geestesrichting en van het Protestantisme te geven dan het toeval.

Op ditzelfde standpunt van tenslotte wetenschappelijk onvermogen staat eveneens de theoloog Troeltsch, want ook tot de Duitsche theolo¬

gie, althans tot enkele Duitsche theologen, is doorgedrongen de historisch-materialistische verklaring van de hervorming en andere godsdienstige bewegingen. Deze theoloog verklaart dat de marxistische methode, voor zoover zij gel ij k heeft, langzamerhand al onze histo¬

rische opvattingen grondig veranderd heeft.

De geleerden van den klassenstrijd hebben het ondernomen, zegt hij, het geheele Christendom te verklaren als het ideologisch spiegelbeeld van ekonomische ontwikkelingen, en hebben daarmee niet alleen bij hunne partijgenooten indruk gemaakt.

Hij erkent den grooten invloed van sociale en ekonomische krachten op het godsdienstig denken van de hervormers Luther en Calvijn, en geeft toe dat onze voorstellingen daarover belangrijk gewijzigd worden. Het individualisme der Hervorming, zoo neemt hij aan, veronderstelt de ontbinding der middeneeuwsche maatschappij en is alleen te verklaren uit de politieke en sociale toestanden. Hij ziet den klasse-samenhang der godsdienstige sekten en de verborgen oorzaken van plotselinge veranderingen in het godsdienstig denken. Toch is deze theoloog, hoezeer hij het historisch materialisme gedeeltelijk moet aan¬

nemen, een principieel tegenstander, want hij roept heftig uit: ,,daar¬

entegen zijn alle pogingen om het Christendom tot een wisselend spiegelbeeld van de ekonomische en sociale geschiedenis te maken, een mode-dwaasheid of een onder de firma der nieuwste wetenschap¬

pelijke methode verborgen aanval op zijn godsdienstige waarde”.

Maar ondanks deze hartstochtelijke ontboezeming mogen de histo-

(6)

(460) J. KEULEN, 4

risch-materialisten er zich in verheugen dat deze theoloog in zoo hooge mate de juistheid hunner methode moet erkennen.

Een ander Duitsch theoloog, Kalthoff, heeft in zijn werk ,,Das Zeitalter der Reformation” zelfs deze methode aanvaard. Het beschrijft hoe de ekonomische worstelingen en klassestrijden de diepere drijf¬

krachten van die ontzaglijke omwenteling der toenmalige beschaving zijn geweest. Hij verklaart het optreden der leidende personen uit den strijd tusschen de afstervende en nieuw opkomende klasse-belangen.

Hij toont ons in de Hervorming niet meer de heldengestalte van één enkelen hervormer, die een oude wereld uit zijn voegen licht, en den nieuwen tijd doet aanbreken, maar hoe een nieuwe tijd den hervormer voortbrengt, als een van hare talrijke eigenaardige verschijningen.

Terecht zegt dan ook de uitgever van dit nagelaten werk van Kalthoff dat deze theoloog geheel geëmancipeerd was van theologische voor- oordeelen.

Zoover zijn de theologen in ons land overigens nog niet, althans niet de professoren in de kerkgeschiedenis. Een hunner schrijft over de Wederdoopers, maar heeft het werk van Kautsky niet gelezen; een ander veroordeelt de historisch-materialistische methode als onweten¬

schappelijk, en een derde juicht dat de geniale Troeltsch de historisch- materialistische onderzoekingen over de Hervorming afdoende heeft weerlegd.

Overigens is het juist deze methode, welke ook volgens Troeltsch toch in het kamp der burgerlijke kerkhistorici groote resultaten heeft bereikt door hunne opvatting van de godsdienstgeschiedenis grondig te wijzigen. Een verder resultaat ook in zooverre dat zoowel Troeltsch als anderen haar voortdurend bestrijden. Dit laatste geldt ook van den ekonoom Sombart.

In zijn werk ,,Der Bourgeois” toont Sombart aan op zeer scherp¬

zinnige wijze, uit de gedenkschriften van Florentijnsche zakenmen- schen, dat de kapitalistische geestesrichting, het burgerlijke streven om winst en geld te maken, is ontstaan in het burgerlijk Florence der 14de en 15de eeuw. Hij toont daarin met de stukken aan, dat deze kapitalis¬

tische geestesrichting is ontstaan onder de gilden van Florence. In de benauwde gilde-werkplaatsen is geboren de ,,heilige bedrijfsbezig- heid”. Hier is zij ter wereld gekomen als een vrucht der noodzakelijk¬

heid. Hier moest men spaarzaam en nuchter, bedrijvig en kuisch zijn, en nog veel meer, wilde men niet zijn geheele bestaan op het spel zetten. Men moest deze deugden, vooraan de ,,heilige spaarzaamheid”, in praktijk brengen en tevens trouw ter kerk gaan, als bewijs van burgerlijke soliditeit. Sombart zegt het niet zelf, vermoedt het blijk¬

baar niet in de verte, dat hij, de bestrijder van het historisch-materia-

(7)

5 DE HERVORMING IN VERBAND MET HET KAPITALISME. (461)

lisme, hier feitelijk een historisch-materialistische verklaring geeft van het ontstaan der burgerlijke zedelijkheid en zedeleer en tevens van haar christelijk-godsdienstig karakter.

Iets dergelijks overkomt Troeltsch, ook zonder dat hij het zelf vermoedt; terwijl hij Kautsky fel bestrijdt en diens werk over de Hervorming verwerpt als een uiterst oppervlakkige schets, accepteert hij van den Italiaan Volpe een zuiver historisch-materialistische ver¬

klaring. Deze zet uitéén hoe in de kettersche bewegingen der Middel¬

eeuwen steeds opkomen nieuwe richtingen met demokratisch karakter en met doeleinden, die tegelijkertijd godsdienstig en sociaal zijn, het eerste duidelijk en bewust, het laatste onzeker en ontsluierd, uit gebrek aan sociale ervaring, en omdat toen in bepaalde klas¬

sen elke materieele behoefte uiting zocht in een godsdienstige verandering. Dit laatste is wel zuiver historisch-materialistisch van opzet. Het is hetzelfde wat Mehring zegt van de groote Duitsche Kerkhervorming, dat zij in religeuzen vorm is een ekonomische strijd. Wat Troeltsch van zijn landgenooten niet wil accepteeren, neemt hij hier klakkeloos over van den Italiaanschen auteur. Wat Troeltsch en vooral Sombart hier doet, is voor ons een bewijs dat zij, onbewust, soms een historisch-materia¬

listische verklaring van anderen aannemen, of zelve uitdenken,‘en dus daardoor deze methode in een onbewaakt oogenblik hebben toegepast.

Dit is wel het schitterendst bewijs van de juistheid dezer methode van historisch onderzoek. Maar evenzeer pleit hiervoor dat feitelijk deze beide geleerden, evenals zoovele anderen, die het niet willen weten, toch ook verder in hunne werken geheel onder invloed van, zij ’t ook vaak in tegenstelling met, de door hen veroordeelde methode staan.

Immers, vroeger zouden werken als de hunne ondenkbaar zijn geweest.

Sombart bewijst dat de kapitalistische geestesrichting is ontstaan in Florence uit het daar heerschend kapitalistisch bedrijf. Hij toont daar¬

mee aan, dat het kapitalisme en zijn geestelijke levenskracht, de burgerlijke levensrichting, reeds in Italië bestonden voor de opkomst van het Protestantisme. Zij kunnen dus niet uk den Protestantschen godsdienst worden afgeleid. Onwetenschappelijk is voor ons de opvatting van Sombart, Troeltsch en Weber, dat kapitalisme en Protestantisme onafhankelijk van elkaar zouden zijn ontstaan in een¬

zelfde tijdvak, en dan toevallig met elkaar zich zouden hebben verbonden, en wel zoo innig, als dit met name in het Calvinisme het geval is geworden. Er blijft voor ons alleen over de zuiver historisch- materialistische verklaring dat het Protestantisme, met zijn zede- en godsdienstleer, is voortgekomen uit het kapitalisme; dat dus de gees¬

telijke omwenteling is ontstaan uit de ekonomische omwenteling,

(8)

(462) J. KEULEN,

è

6

waarbij de kapitalistische productie-wijze reeds sedert 200 jaar, in voortdurend sneller tempo de middeleeuwsche feodale maatschappij revolutioneerde.

Sombart wijst er op dat de burgerlijke productie-wijze zich ook reeds in de 15de eeuw verbreidde over de steden van noordelijk Europa, tot in die van Engeland en Schotland toe, en de vroolijke levensopvatting der Midden-eeuwen had veranderd in een sobere, stroeve arbeidzaam¬

heid. Dit moet dan ook in Genève het geval geweest zijn. De burger¬

lijke arbeidsmethode en levenswijze der Florentijnsche gilden was ook doorgedrongen in de kringen der aanzienlijke burgers.

Genève nu is een aantal jaren het handelscentrum geweest van Italië, Duitschland en Frankrijk, waar ook talrijke Florentijnsche bankiers gevestigd waren. Het werd dus een stad met kapitalistische productie-wijze en levensrichting, en zij was dit reeds volkomen, toen Calvijn er zich vestigde.

Calvijn nam daar, zegt Troeltsch, de kapi¬

talistische producti e-w ij ze en levensrichting aan, want zonder deze zou zijn godsdienstige en kerkelijke werkzaamheid onvruchtbaar z ij n geweest.

Het Calvinisme van Calvijn en nog meer van zijne leerlingen, Beza en anderen, is dan ook geheel van de kapitalistische denkwijze door¬

trokken. Wij kunnen er nog bij voegen, dat in de Fransche steden, uit een van welke Calvijn afkomstig was, het kapitalisme reeds sedert een eeuw was doorgedrongen en in de eerste helft der 16de eeuw reeds krachtig leefde, met Lyon als het centrum van het bankkapitaal. Wij kunnen de bewijzen hiervoor vinden in Lavisse: ,,Histoire de France”

en Ehrenberg: ,,Das Zeitalter der Fugger”. Deze ekonomische studie over het geldkapitaal en het kredietwezen der 16de eeuw beschrijft ons, hoe het kapitalisme overheerschend is geworden in de ekonomisch meest bloeiende landen en steden van dat tijdvak, in Italië en Spanje, in Frankrijk en Zuid-Duitschland, in België en Engeland. Het beheerscht het pauselijk hof te Rome, waar de kardinalen van hun zetels opstaan voor Fugger, de kerkvorsten voor den geldvorst.

Het beheerschte Frans I, den Franschen koning, en Karei V, den keizer-koning van Duitschland en Spanje. Het verschafte Karei V de Duitsche keizerskroon, want de keurvorsten werden omgekocht door het geld, dat hij van Fugger leende. Het schonk hem de overwinning op de Duitsche Protestantsche vorsten in 1547.

Alles en iedereen jaagt naar geld en winst in de 16de eeuw, en als er belangelooze en edele karakters hebben bestaan in dien tijd, dan kwamen zij niet voor in de hoogere rangen der maatschappij.

(9)

7

DE HERVORMING IN VERBAND MET HET KAPITALISME- (463)

Als sommige dier edele karakters hebben gezegevierd in hun geeste¬

lijke worsteling, dan alleen in zoover als en omdat zij werkten in het voordeel der machthebbers. Zoo luidt het oordeel van den burgerlijken geleerde Ehrenberg.

Al deze schrijvers verschaffen ons veelvuldig materiaal, als wij op historisch-materialistische wijze het verband naspeuren tusschen het kapitalisme der 16e eeuw en het toenmaals opkomend Protestantisme.

Maar een volledig samenhangende beschrijving van dezen samenhang geven zij niet. Tot nog toe is Kautsky de eenige, die als historicus in vrij uitvoerige werken heeft geschetst den invloed der ekonomische toestanden en veranderingen op de midden-eeuwsche ketterijen en op de Hervorming.

Bij enkele andere historici zijn slechts beschrijvingen van enkele onderdeden der Hervorming te vinden, met meer of minder gegevens over den samenhang tusschen kapitalisme en Protestantisme. Bij de meesten vinden wij slechts allerlei losse gegevens, die nog niet tot een geheel zijn verwerkt. De geschiedschrijvers en ekonomen laten het terrein der Hervorming nog te veel over aan de theologen en kerk¬

historici. Bij dezen, uitgezonderd Troeltsch, vinden wij al heel weinig gegevens, daar zij, als volslagen burgerlijke ideologen, nog geen besef hebben van het verband tusschen de feiten van het opkomend kapita¬

lisme en van het Protestantisme. De gegevens zijn dan ook weinig talrijk en kunnen over het hoofd gezien worden door hem die een volledig overzicht wil geven.

Behalve de Duitsche, hebben alleen enkele Hollandsche onderzoe¬

kers als van Ravesteyn, van Gelder en de Wolff eenige studies over enkele onderdeelen naar de historisch-materialistische methode gepu¬

bliceerd. Zelf uitgaande van deze methode, meen ik te mogen consta- teeren, dat de onderzoekingen van Kautsky over de Hervorming in Engeland en Duitschland wel voor onbetrouwbaar en oppervlakkig zijn uitgemaakt, maar door niemand zijn weerlegd. Verder meen ik te mogen zeggen, dat bij burgerlijke auteurs talrijke gegevens zijn te vinden, die volgens ons inzicht even zoovele aanwijzingen zijn voor het oorzakelijk verband tusschen kapitalisme en Protestantisme, en wel in dezen zin, dat het laatste uit het eerste is voortgekomen. Wat wij hier dan ook mededeelen, en elders in meer uitvoerigen vorm zullen publiceeren, geschiedt in aansluiting bij Kautsky.

Voorop stellen wij dat wij als gegeven aannemen den inhoud van de Roomsch-Katholieke geloofs- en zedeleer, zooals zij uit den oud- christelijken tijd door de kerk zijn overgeleverd. Zij vormen een betrek¬

kelijk zelfstandige gedachten-wereld, over wier ontstaan wij ons hier niet nader uitspreken, al nemen wij met Kalthoff en Kautsky aan, dat

(10)

(464) J. KEULEN, 8

ook zij grootendeels is voortgekomen uit de sociale toestanden der Romeinsch-Grieksch-Oostersche oudheid. In hoeverre nu hebben ekonomische invloeden in de middeneeuwen en den hervormingstijd gewerkt op het kerkelijk en godsdienstig leven, dat zij in deze door de traditie gegeven stof diepgaande veranderingen hebben aangebracht.

Geschiedschrijvers als . Lamprecht en Pirenne, ekonomen als Sombart en Ehrenberg stemmen met Kautsky in hoofdzaak hierin overeen, dat in de latere middeneeuwen een steeds krachtiger handels¬

kapitalisme opkomt, in de ekonomisch meest bloeiende landen, Italië, Frankrijk, Zuid-Duitschland en België. Het vervormt het stedelijk leven en brengt er grooter klasse-verschillen van rijken en armen, en vormt er een steeds talrijker proletariaat tegenover een steeds rijker wordende groep van groot-kapitalisten.

Zij heeft op het platteland ook diepgaande gevolgen, maakt een zeer groot deel der plattelandsbevolking tot bezitlooze proletariërs.

De lagere edelen worden ekonomisch te gronde gericht en vormen ook een revolutionaire klasse.

In de eerste helft der 16de eeuw bereikt het winstbejag en het kapitalisme zijn hoogtepunt; iedereen jaagt naar geld, ieder heeft voor geld alles veil. Erasmus klaagt: ,,alles gehoorzaamt aan het geld”; Hans Sachs verklaart: ,,geld is op aarde de aardsche god”.

Columbus vindt het goud het allervoortreffelijkste wat er is, want men kan er alles mee koopen, zelfs de zielen in het paradijs.

Het groot-kapitaal der Fuggers en andere bankiers bereikt in de eerste 20 en 30 jaren zijn hoogste macht en beheerscht onder meer de wereldpolitiek van Karei V.

In deze kapitalistische stedelijke wereld is opgekomen een nieuwe levens- en wereldbeschouwing, die van renaissance en humanisme. Het is de levensleer van oud-Rome en oud-Athene, die volkomen beant¬

woordde aan de geestelijke behoeften der rijke burgers omstreeks 1500. Het is het geestelijk individualisme dat in de renaissance zijn beschaving vindt en dat ten nauwste, volgens Sombart, is verbonden met de kapitalistische geestesrichting. Ja, deze ekonoom gaat zelfs zoover als zijn meening te uiten, dat de moderne natuurwetenschap, in dien tijd zijn oorsprong heeft gevonden in het grootboek van den koopman, daar dit is in gericht volgens de strenge wetten van oorzaak en gevolg.

Zoo is de 16de eeuw de tijd der worsteling tusschen de feodale en kapitalistische productie-wijze, en tevens tusschen beider geestelijken bovenbouw, de middeleeuwsche en nieuwere wereld- en levens¬

beschouwing.

Ook de middeleeuwsche kerk, eertijds een feodale instelling, is ver-

(11)

9 DE HERVORMING IN VERBAND MET HET KAPITALISME (465)

anderd door de nieuwe productie-wijze en op hare oude basis tevens vervormd tot een kapitalistische inrichting. Sombart beschrijft hoe de Roomsch-Katholieke kerk door hare exploitatie der volken buiten Italië de eerste accumulatie van kapitaal heeft doen onstaan ; de Noord- Italiaansche kooplieden beheerden deze kapitalen in dienst van het pauselijk hof en vervoerden ze naar Rome, en werden zoo de eerste bankiers van Europa. De bankiers van Florence beheerschen ten slotte de Curie en beheeren haar als een reusachtige finantieele onderneming, die de Europeesche volken, en met name het Duitsche, exploiteert.

Tijdens het uitbreken der Hervorming zit een Florentijnsche bankiers¬

zoon, als Leo X op den pauselijken troon en fungeeren andere Floren¬

tijnsche bankierszonen als kardinalen in Leo’s onmiddelijke omgeving.

De uitbuiting door Rome veroorzaakt eindelijk de revolutie der Hervorming. Luther bestrijdt in 1517, ten genoege van zijn keurvorst den pauselijken af laat, welks opbrengst naar Rome stroomde, maar niet den af laat dien zijn keurvorst ter zelfder tijd in eigen land voor zuiver Saksische doeleinden liet verkoopen. Niet dat Luther optrad tegen den pauselijken af laat, was iets merkwaardigs, zegt Ehrenberg, want vele respektabele personen hadden dit reeds eerder gedaan ; maar het bizondere was, dat zijn verzet weerklank vond bij het geheele Duitsche volk. Want dit volk, dat tot ongeveer 1500, als geheel geno¬

men, in een bloeienden ekonomischen toestand verkeerde, voelde zich sedert 1500 verarmen. De oorzaak was wel de verplaatsing van den wereldhandel, die nu Italië en Duitschland liet liggen; de Duitschers zochten de schuld bij het pauselijk hof, dat jaarlijks zoovele tonnen

‘gouds naar Rome sleepte. Alle standen, de landelijke en stedelijke proletariërs, de boeren en ridders, de burgers en de vorsten, voelden de malaise en kwamen, tot verbazing van Luther, tegen de Roomsche kerk in opstand. De Roomsche Curie, in hare inkomsten gevoelig getroffen, treedt scherp tegen Luther op, en zoo wordt deze van twee kanten tot steeds verderen strijd gedrongen. Tot in'1521, het jaar van den rijksdag te Worms, is hij de gevierde leider van den nationalen opstand tegen de buitenlandsche uitzuigers. Als Rome verslagen is, splitst de nationale beweging zich naar de verschillende klassen, en komen de onderdrukte klassen in verzet tegen hun nationale uitbuiters.

Al deze bewegingen zijn duidelijk van ekonomischen aard, maar zijn tevens godsdienstig gekleurd. De verarmde rijksridders die zich van de kerkelijke vorstendommen trachtten meester te maken, worden door de katholieke en protestantsche vorsten verslagen. De kleine burgers van Wittenberg, die de kerkelijke goederen pogen te naasten voor hun eigen belangen, worden door Luther in dienst van zijn vorst bedwon¬

gen. De boeren worden in hun verwoede opstanden, nadat hun billijke

(12)

(466) J. KEULEN, 10

wenschen waren afgewezen, door de vorsten bloedig onderdrukt. De handwerkers, die als Wederdoopers in de steden een kommunistische omwenteling trachten te verwerkelijken, werden op gruwelijke wijze uitgeroeid. De Duitsche vorsten zijn de eenige revolutionairen, die er in slagen alle andere klassen te bedwingen en zelve den buit van de beroofde Roomsche Kerk in de wacht te sleepen. Daarnaast gelukt het aan de gegoede burgers der Zwitsersche en Zuid-Duitsche steden, zich het bezit van de kerkelijke eigendommen te verzekeren.

Met elk dezer revolutionaire klasse-bewegingen gaat samen een bepaalde vorm van Protestantisme, die vaak al heel weinig gelijkt op de leerstellingen van Luther, maar telkens past bij hun bepaald klasse- standpunt. De boeren volgen gedeeltelijk de kommunistische prediking van Thomas Münzer, de kleine burgers van Wittenberg die van Carl- stadt, de ridders gebruiken eenige frasen van Luther, de burgers in het Zuiden volgen Zwingli. De vorsten gebruiken de leer van Luther, welke deze pasklaar maakt voor vorstelijk gebruik. Trouw aan Rome blijven de keizer en Fugger, wier politieke en finantieele belangen ten nauwste verbonden zijn met het Pausdom.

De klassen welke tenslotte de winst der Hervorming opstrijken, zijn die der vorsten en stedelijke burgers, die bij de ontwikkeling der kapi¬

talistische productie-wijze de ekonomisch sterkste klassen zijn gewor¬

den. De burgers doordat zij de stedelijke kapitalisten waren, de vorsten doordat zij met hum ambtenaren-staat de voordeelen der nieuwe productie-wijze wisten te verkrijgen.

Maar alle klassen, welke door de nieuwe productie-wijze overbodig werden, als de ridders, of verzwakt, zooals de boeren, kleine burgers en handwerkers, gingen met hun streven naar hervorming ten gronde.

De meerdere of mindere voortreffelijkheid hunner godsdienstige en zedelijke beginselen deed hier niet aan toe of af.

De burgerlijke historicus Egelhaaf prijst om hunne zuivere mystiek en hunne wijsgeerige bezinning de beginselen van Hans Denck, het hoofd der Zuid-Duitsche Wederdoopers; Quack, in zijn ,,Socialisten”,

vindt het zedelijk-maatschappelijk leven der Doopers in hunne kom¬

munistische kolonies in Moravië, bijna menschelijk volmaakt. Het neemt niet weg, dat de Doopers in Zwitserland en Zuid-Duitschland te vuur en te zwaard zijn verdelgd, en later, door de Jezuïeten in Moravië zijn uitgeroeid.

Wij zien hier de oppermacht der kapitalistische productiewijze, welke alleen die vormen van het Protestantisme laat bestaan en tot Dloei komen, welke uit haarzelve zijn voortgekomen en dus met haar verder voortbestaan samen werken.

Wij kunnen dit ook in ’t bizonder zien in ons eigen land. De eerste

(13)

11

DE HERVORMING IN VERBAND MET HET KAPITALISME. (467)

hervormingsbeweging, welke hier in breede kringen krachtig opkwam,

was

die der Wederdoopers. Hier was zij een uitlooper van de Zwit- sersch-Zuid-Duitsche beweging. Deze was uiteengeslagen en eindigde nu haar bestaan in twee uiteinden van het Duitsche land; in Moravië waar bloeiende kommunistische koloniën ontstonden op de landgoe¬

deren der onafhankelijke edelen, die van hun vlijt de vruchten plukten in hooge belastingen; en in ons land, waar zij eindigde in het drama

van

Munster. \

De wederdooperij, het Anabaptisme, is ook in ons land ontstaan als een reaktie der lagere volksklassen tegen het kapitalisme.

Fruin en Blok, Pirenne en Quack noemen het Anabaptisme in ons

land

een religieus-socialistische beweging. Hetgeen in de laatste jaren

aan

het licht is gekomen over den ekonomischen toestand van Amster¬

dam

en Leiden, en een groot deel van Noord- en Zuid-Holland, door

de

onderzoekingen van van Ravesteyn en Posthumus, leert ons dat

in

de jaren na 1530 een diepgaande sociale ellende heerschte in deze groote haven- en fabrieksteden, en op het van haar afhankelijke platte¬

land. Zij werd plotseling nog verergerd door den stilstand van den handel op de Oostzee. Het gevolg waren kommunistische woelingen

in

religieuzen, speciaal chiliastischen vorm. De wanhopige volksmassa in deze steden en daarbuiten luisterde naar de dweepzieke prediking van Melchior Hofmann, een Zuid-Duitschen bontwerker, dat het gods- rijk nabij was op aarde, dat m. a. w. de sociale revolutie op komst was en de kommunistische maatschappij aanstaande.

Als dit godsrijk niet spoedig genoeg komt, de vervolgingen heviger worden, en Hofmann zelf gevangen raakt, gaan de Wederdoopers tot geweld over. Onder leiding van den bakker Jan Matthijsz uit Haarlem en den kleermaker Jan Beukelsz uit Leiden stichten zij te Munster het Koninkrijk Sion, dat is een kommunistische maat¬

schappij. Ook in ons land wordt dit, echter tevergeefs, beproefd te Amsterdam en Leiden, in Friesland en Groningen.

Het is, in religieus-mystieken vorm, de sociale opstand van een arbeidersklasse, die door de kapitalistische handel en nijverheid tot wanhoop is gebracht, en deze ontwikkeling ongedaan tracht te maken door de stichting van een komrpunistischen staat.

Ook van theologische zijde is onlangs bevestigd dat de Weder¬

doopers in ons land tusschen de jaren 1530 en 1540 allen te zamen zonder uitzondering een revolutionaire partij hebben gevormd, zij het met eenige nuanceeringen. Uit de archivalia der Doopsgezinde gemeente te Amsterdam heeft de kerkhistoricus Vos hiervoor de onweerlegbare bewijzen te voorschijn gebracht. Tevens blijkt uit diens mededeelingen dat de kerkhistoricus der Doopsgezinden, de Hoop

(14)

(468) J. KEULEN, 12

.4' ■■■ ——

Scheffer, deze bewijsstukken ook heeft gekend, maar ze niet heeft gepubliceerd. Deze burgerlijke geleerde heeft aldus den revolutionai¬

ren oorsprong van de Nederlandsche Doopsgezinden willen verborgen houden; een treffend staaltje van de partijdigheid van sommige burgerlijke geleerden.

De aktie der Wederdoopers moest ook in ons land mislukken, omdat zij inging tegen de ontwikkeling der maatschappij in kapitalistische richting. Het overschot der Wederdoopers zal dan ook in ons land slechts kunnen blijven voortbestaan doordat zij zich na 1540 als vreed¬

zame Doopsgezinden schikten naar de kapitalistische productie-wijze, en zich in haar dienst stelden als sobere en nijvere burgers.

De opstand, die aan de Wederdoopers is mislukt, gelukte aan de Calvinisten, die zich ook met het kapitalisme vereenigden. Een zuiver Nederlandsche hervorming was de gereformeerde, die zich van uit Alkmaar als centrum heeft uitgebreid tot in Amsterdam en Leiden.

Zij bestond ook uit leden der lagere volksklasse, met een korf maker en een mandemaker als propagandisten-predikers. Maar zij had, zooals de Wolff aantoont, den klassenstrijd tusschen rijk en arm verplaatst naar het hiernamaals. Daardoor wordt het mogelijk dat ook gegoede burgers zich bij deze beweging aansluiten.

De gegoede burgerij komt in de jaren na 1560 in verzet tegen Filips II, die met den tienden penning hunne kapitalistische klasse- belangen bedreigt. De gereformeerde leer wordt nu voor hen de ideëele, godsdienstige inkleeding en rechtvaardiging van hun verzet en opstand tegen Spanje. De gereformeerden, uit de lagere volks¬

klasse voortgekomen, worden nu de voorvechters van den strijd der Nederlandsche, speciaal Hollandsche bourgeoisie tegen de uitbuiting van den Spaanschen koning. Dit is tevens een strijd tegen de Room- sche kerk; van Gelder zet ons uiteen, hoe de hervorming in Alkmaar ook ten doel had om de kloosterlanderijen en kerkgoederen in het bezit der burgerij te brengen. Deze had die inkomsten noodig om het onmisbare kapitaal voor haar handel en nijverheid uit te breiden.

De gereformeerde richting heeft zich vereenigd met het gelijkge¬

zinde, uit het zuiden komende Calvinisme.

Bekend is, dat vele Doopsgezinden, in wie het revolutionaire vuur blijkbaar was blijven voortsmeulen, zich bij het Calvinisme hebben aangesloten. Zij gingen blijkbaar van de eene revolutie over in de andere. Merkwaardig is in dit verband zeker, dat de Leidsche Calvi¬

nist Pieter Adriaansz van der Werf, de energieke burgemeester tijdens het beleg van Leiden, de zoon was van een anabaptistischen propagandist-leeraar, die te Haarlem was onthoofd. Dit is onlangs door het onderzoek van Vos aan het licht gebracht.

(15)

13 DE HERVORMING IN VERBAND MET HET KAPITALISME. (469)

Pirenne heeft op afdoende wijze beschreven hoe het uit Frankrijk komende Calvinisme zijn intocht hield in de Waalsche en Vlaamsch.e nijverheidsdistrikten en handelssteden en verder in de Zeeuwsche en Hollandsche havensteden. Het Calvinisme volgde op den voet de kapitalistische productie-wijze, zooals die zich ontplooid had in de vrije ongebonden industrie en handel van dien tijd. De vrije, onbelem¬

merde wereldhandel van Antwerpen, de in vrije concurrentie voor de wereldmarkt arbeidende nijverheid van Vlaanderen en Brabant, vormen het milieu, waarin kooplieden, fabrikanten en werklieden het Calvinisme met open armen ontvangen. Want zij zijn door den aard van hun bedrijf geheel afgescheiden van de middeneeuwsche nijver¬

heid in Brugge en Gent, en van de landbouwende bevolking. Onder deze beide bedrijven dringt het Calvinisme niet binnen, zelfs niet in

Vlaanderen en Brabant.

Voor de Belgische edelen, vooral den lageren adel, die finantieel achteruit ging, sedert Filips hen niet langer in zijn dienst buit liet behalen, was het Calvinisme de godsdienstige vorm van hun verzet tegen de absolute macht van een vorst, die tevens Katholiek was.

Wij zien een zelfde verschijnsel bij de Fransche edelen, die Huge- nooten werden of politiek-Calvinist. Deze edelen, in hunnen ekono- mischen achteruitgang, komen in verzet tegen de Fransche kroon met hare absolutistische neigingen, en nemen het Calvinisme aan. Zij worden dan meerendeels zeeroovers, die van uit La Rochelle de rijk- geladen Spaansche schepen kapen ; anti-roomsch en anti-spaansch in onafscheidelijke twee-eenheid. Zij volgen ook de Calvinistische hooge edelen, de Bourbons en Coligny’s, in hun strijd tegen koning en kerk, en hopen op verwerving van de rijke kerkelijke landerijen.

Calvinist worden ook vele Zuid- en West-Fransche steden, die hunne zelfstandigheid en welvaart door de koningen met hunne finantiëele eischen bedreigd achten, vooraan La Rochelle, de groote koop- en kaperstad. Daarentegen bleven de burgers van Parijs trouw aan den koning en dus aan de kerk, wegens hun groot bezit van rente-gevende staatspapieren.

Sombart die een en ander meedeelt, weet ook, evenals Kautsky, als Green in zijn Engelsche geschiedenis, en als Thorold Rogers in zijn ,,Zes eeuwen van loon en arbeid”, hoe het Calvinisme in Engeland tijdens Elisabeth veld wint, omdat het samengaat met den zee-oorlog en de kaapvaart tegen het Roomsche Spanje, de rijke koloniale mogendheid dier dagen. In den nationalen strijd van den opkomenden Engelschen handel en zeevaart tegen de Spaansche, is het Engelsch Calvinisme groot geworden.

De vroegere Engelsche hervorming, de Anglikaansche van koning

(16)

(470) J. KEULEN, 14

Hendrik VIII was eveneens van overwegend ekonomischen aard. De konfiskatie van den rijkdom der kerken en kloosters was voor dezen verkwistenden koning een finantiëele noodzakelijkheid. Deze heeft er vooral toe meegewerkt dat de koning zich heeft losgerukt van Rome.

De adel dreef er eveneens toe, omdat hij daarbij een groot deel van den buit verwierf. De uitgestrekte kerkelijke landerijen waren voor den adel des te begeerlijker, omdat hij op deze vruchtbare gronden zijn kapitalistische exploitatie, de schapenfokkerij voor de lakennijverheid, kon toepassen, en zoo zijn inkomsten aanzienlijk vermeerderen.

Buckle in zijn geschiedenis der Engelsche beschaving beschrijft hoe het in Schotland eveneens de adel was, die tientallen jaren een verbitterden strijd om de macht voerdetegen den koning en de met hem verbonden geestelijkheid. De adel werd in dezen strijd Calvinist, wat den strijd tegen de kerk tot een worsteling op leven en dood maakte.

Eindelijk overwint de adel en onteigent de kerk, en verrijkt zich met haar reusachtig grondbezit, dat de helft van den Schotschen bebouwbaren grond omvatte. De Calvinistische geestelijken kwamen hierbij zoo te kort, dat John Knox aan hun hoofd een feilen strijd tegen den adel ging voeren ; want Knox zei van de verdeeling der kerkelijke goederen : twee derde deel is gegeven aan den duivel, en het overige deel is verdeeld tusschen God en den duivel, dat was, de Calvinistische geestelijkheid en den adel. De Schotsche edelen hebben de kerkgoederen stevig vastgehouden, en hebben tenslotte het hun al te demokratisch geworden Calvinisme vaarwel gezegd en zijn overge¬

gaan tot de aristokratische Anglikaansche kerk.

Volgens Lavisse in zijn ,,Histoire .Générale” en den kerkhistoricus Müller zijn in Zweden koning en adel Luthersch geworden, omdat zij, beide arm en berooid, zich wilden verrijken met de schatten en goederen der Roomsche kerk. Dit was ook de onmisbare voorwaarde voor den kapitalistischen opbloei van dit achterlijke land. Ook in Denemarken hebben koning en adel zich de goederen der kerk grooten- deéls toegeëigend; hun begeerte daarnaar was hun drijfkracht om over te gaan tot de Hervorming, hier de Luthersche kerk. Zij hadden daarbij voor oogen de Luthersche vorsten in Duitschland, die vaak wel om dezelfde redenen zich van Rome hebben losgemaakt.

Vinden wij zoo bij tal van schrijvers aangewezen het verband tusschen de verschillende hervormingsbewegingen en de kapitalis¬

tische productie-wijze, telkens verschillend naar gelang van de ekonomische ontwikkeling der betrokken landen, evenzoo is, sedert Marx het probleem het eerst heeft aangeroerd, aan de orde gesteld de invloed van het kapitalisme op de godsdienstige en zedelijike beginselen van de verschillende Protestantsche richtingen.

(17)

15 DE HERVORMING IN VERBAND MET HET KAPITALISME. (471)

Voor iederen kenner is duidelijk het groote verschil tusschen de middeleeuwsch-katholieke en de zestiend-eeuwsch-protestantsche theologie. Ook de Protestantsche leerstellingen zijn scholastiek, evenals de katholieke; ze zijn enkel wijzigingen van deze laatste, maar toch zeer diepgaande. De protestantsche theologen van den hervormingstijd doen daarbij een beroep op de leerstellingen van het Nieuwe Testament. Zij hadden deze autoriteit noodig tegenover het eeuwenoud gezag der kerk, evenals de humanisten het gezag der

^antieke oudheid. Zelve beweerden zij deze oud-christelijke leerstellin¬

gen in hunne zuiverheid te herstellen tegenover het katholiek bederf.

Dit laatste is, zooals nu wel zeker is, zelfbedrog, en slechts tot op zekere hoogte waar. Want dit kunnen wij nu inzien, de mentaliteit der hervormers was een heel andere dan die der oudste Christenen ; al zeggen zij hetzelfde, en gebruiken zij dezelfde woorden, daarom is het nog niet hetzelfde. Ook de theoloog Troeltsch geeft toe, dat Luther, als hij de begrippen genade en geloof ontleent aan Augustinus en Paulus, daaraan toch een eigen, gewijzigde beteekenis geeft. Het is zijn zestiende-eeuwsch individualisme, nog denkend in middeleeuwsch- scholastieken trant, dat aan deze begrippen een inhoud geeft, die voor Paulus en Augustinus nog niet bestond.

Dit zestiende-eeuwsch individualisme is ook volgens Troeltsch en Lamprecht ontstaan in samenhang met de kapitalistische ontwikkeling der toenmalige maatschappij. Het is heel iets anders dan het meer feodale geloof der middeneeuwsche katholieken. Dit laatste is in zijn samenhang met de feodale productie-wijze op diepzinnige wijze ontleed door Henriëtte Roland Holst in haar studie over midden¬

eeuwsche en moderne mystiek; een studie die natuurlijk door de protestantsche theologen voor oppervlakkig dilettantisme is uitgekre¬

ten; deze meenen blijkbaar op het gebied der godsdienstwetenschap het monopolie van diepzinnigheid te bezitten.

De schrijfster zet uiteen, hoe de middeleeuwsche mensch volkomen begreep den samenhang der feodale orde en dus ook alle maatschap¬

pelijke gebeurtenissen, die door deze orde werden veroorzaakt. In dezelfde klaarheid dacht hij nu ook de op zichzelf onbegrepen natuur¬

verschijnselen te zien als daden van goddelijke wezens, in heel hunne hiërarchie van af de zaligen en heiligen langs de engelen tot aan de godheid toe, Vader, Zoon en moeder Gods. Onder alle rampen van oorlogen enz. gaf dit aan den middeleeuwsch geloovige een gevoel van geestelijke vastheid en zekerheid; hij winst van wie dat alles afkom¬

stig was. Hij voelde zich veilig, want hij zag en wist zijn plaats in de sociaal-feodale hiërarchie en hij meende die even zeker te weten in de goddelijke hiërarchie.

(18)

(472) J. KEULEN, 16

Het protestantisme gaat echter uit van een heel andere geestelijke gesteldheid! Het kapitalisme heeft verbroken den feodalen samen*

hang van maatschappij en menschen. Het is voor den zestiend- eeuwschen mensch, die niet ekonomisch-juridisch, maar theologisch dacht, een onbegrepen macht, die voor zijn theologische verbeelding wordt de almachtige willekeur van een onbegrepen God. Omdat dit kapitalisme vreeselijke rampen over de wereld bracht, proletariseering der massa’s, hevige oorlogen, pest en syphilis, wordt deze willekeu¬

rige god een verschrikkelijke wreede macht, die de meeste menschen voor tijd en eeuwigheid in reddelooze ellende stort en slechts weinigen brengt tot welvaart en geluk.

Uit zulk een maatschappij en zulke sociale stemmingen zijn opge¬

groeid de geloofservaringen van Luther en de geloofsstellingen van Calvijn. Luther groeide op in het keurvorstendom Saksen, toen door zijn mijnindustrie het meest kapitalistisch ontwikkelde Duitsche vorstendom, zooals Kautsky ons beschrijft; hij was de zoon van een geproletariseerden boer, een gelukzoeker, die als mijnwerker zijn brood verdiende, en later door de gunst van een vorstelijken ambtenaar tot burgerlijke welvaart opklom, en zijn zoon met hem. Het is de sociale voorbereiding van het geloofsleven van Luther, die uit de vrees voor den vreeselijken toornigen god plotseling opstijgt tot de zaligheid des geloofs, en deze ontvangt als een onverdiende genade God’s.

Calvijn heeft deze geloofservaring van Luther verstandelijk aan¬

vaard en konsekwent juridisch in zijn leerstelsel uitgewerkt. Hij ging daarbij des te konsekwenter te werk, omdat hij in het meest kapitalis¬

tische West-Europa was opgegroeid, in de steden van Frankrijk en in Genève, waar het kapitalisme na 1530 nog verder gevorderd was dan in het Saksen van 1500 en nog veel feller werkte. Vandaar dat hij met niets ontziende konsekwentie uitwerkte de leer der praedestinatie of voorbeschikking, welke Luther wel had aanvaard, maar toch meer ter zijde liet. Deze leer, met haar willekeurigen god, die in oppermach¬

tig welbehagen de meeste menschen voor eeuwig verdoemt, en slechts weinigen uitverkiest, is voor ons het tot een godsleer verheven kapitalistisch systeem. Het is de ideologische weerkaatsing van het meedoogenlooze zestiendeeuwsche kapitalisme, met zijn snelle proleta¬

riseering en zijn redelooze verheffing van weinige individuen tot wel¬

vaart en rijkdom.

Uitgaande van Marx, Kautsky, Roland Holst en van Ravesteyn meenen wij tot deze conclusie te mogen komen.

Reeds eerder hebben wij meegedeeld, hoe volgens Sombart de kapi¬

talistische geestesrichting, religieus gesanctioneerd, was ontstaan in het Florence der 14de en 15de eeuw, en hoe deze richting, naar onze

(19)

1

7

DE HERVORMING IN VERBAND MET HET KAPITALISME. (473)

meening, is verbreid naar het noorden. Ook Calvijn heeft volgens Troeltsch de kapitalistische productie-wijze en geestesrichting geaccep¬

teerd. Calvijn eischt van de burgers, evenals de Florentijnsche zede- leeraars, nauwgezetten ijverigen beroepsarbeid; hij eischt de voor zulken arbeid onmisbaren, ascetischen eenvoud en soberheid van levens¬

wijze; het is de moraal der monikken, behalve de eisch van sexueele onthouding. Praktisch, meer nog dan theoretisch, is Calvijn een fel bestrijder van alle weelde, evenals vijftig jaar vroeger de Katholieke boetprediker Savonarola in het burgerlijk Florence.

Maar het bleef aan Calvijn’s leerling Beza voorbehouden, om dezen eisch van soberheid en beroepsareid in organischen samenhang te brengen met de godsleer der uitverkiezing. Calvijn, in zijn superieur zelfgevoel, had verzekerd dat niemand in dit leven ooit zeker kon zijn van zijn uitverkiezing tot de eeuwige zaligheid. Deze zaligheid was voor de toenmalige menschen, die nog geheel kerkelijk voelden en dachten, het meest begeerlijk goed. En de massa der geloovigen wilde daarover zekerheid verwerven. Die zekerheid, leerde Beza, kan ieder geloovige zich verwerven, die in dit aardsche leven volhardt in de goede werken en meewerkt om de sociale inrichting van dit leven te vormen in overeenstemming met Gods geboden. Die goede werken zijn nu voor iederen mensch zijn beroepsarbeid^ want alleen hierin vermag hij zooveel mogelijk te praesteeren; alle andere arbeid is

6

lechts gebrekkige gelegenheidsarbeid en daarom waardeloos. Iedere geloovige moet al zijn kracht inspannen in zijn beroepsarbeid, want daardoor alleen kan hij verzekerd worden van zijn hemelsche zalig¬

heid. Zoo stijgt de Calvinist ,,uit de goede werken op tot de heilig¬

making en van de heiligmaking tot het geloof”, en zoo leidt Beza ,,uit die zekere uitwerkingen de werkzame roeping, en uit die beroeping de uitverkiezing, en uit de uitverkiezing de gave der voorbeschikking even zeker af, als Gods troon vast en onbewogen staat, door een zekere verbinding van gevolgen en oorzaken”.

Zoo stelt de Calvinistische zedeleer den heelen mensch in dienst van het kapitalisme, en het is de onbewust werkende noodzaak dezer productie-wijze, die Beza langs logischen weg tot deze opvatting heeft gevoerd. Want het doel, dat deze hervormers bewust voor oogen stond, was niet de bevordering der aardsche productie-wijze maar enkel het verkrijgen van het eeuwig zieleheil. Dat zij nu bij het trachten naar de zekerheid der zaligheid, in hunne leer komen tot bevordering van het kapitalisme, is wel een bewijs van de oppermacht der produktie-wijze, die deze hervormers onbewust, als ’t ware op ironische wijze, stelde in haren dienst.

Voor de kleine warenproducenten, de eigenlijke dragers dezer

(20)

(474) J. KEULEN, 18

productie-wijze, had het Calvinisme nog deze bekoring dat het hun toestond, en hen zelfs aanspoorde om den meest winstgevenden weg te volgen, en om, niet uit vleescheslust en zonde, maar wel voor God, te arbeiden om rijk te worden.

Voor de arbeiders, die met den val van het Munster der Weder- doopers alle kansen op een kommunistische maatschappij zagen ver¬

vlogen, en die zich weer onder het kapitalistisch juk moesten bukken, bood deze leer de vurig verbeide kans op de zaligheid, juist terwijl zij zich in het kapitalistisch gareel voegden.

Het Calvinisme werd de leer, die, zooals van Gelder opmerkt, aan de arbeiders de meeste berusting bijbrengt onder het onbillijk en drukkend kapitalistisch systeem.

Terwijl wij slechts enkele, en wel de meest kenmerkende stellingen der Calvinistische gods- en zedeleer behandelen, in aansluiting bij Weber, Troeltsch en van Ravesteyn, moeten wij er ook nog op wijzen hoe Calvijn het eerst van godsdienstig standpunt het nemen van kapitaal-rente heeft verdedigd.

Sombart beschrijft uitvoerig hoe in de vroege middeneeuwen het nemen van rente door de volksmoraal werd veroordeeld; deze moraal was gerechtvaardigd doordat in de toenmaals feodale productie-wijze het geld nog niet kon functioneeren als kapitaal en dus geen rente kon afwerpen. De katholieke kerk heeft daarop in hare leer ook het nemen van rente veroordeeld en dus achteraf geheiligd wat feitelijk in de maatschappij bestond.

In de latere middeneeuwen werd met de opkomst van het handels¬

kapitalisme de kapitaal-rente eenvoudig onmisbaar; om aan het rente¬

verbod te ontkomen, werden allerlei omwegen gebruikt om toch een zekere rente te kunnen verkrijgen van geleende kapitalen. Toch bleef de rente wettelijk ongewaarborgd, en het bankiersbedrijf bleef, ook zelfs in Italië, iets zedelijk minderwaardigs.

Calvijn vond nu in Genève een rente van 5 pCt. — stedelijk goed¬

gekeurd — en hij heeft bijgevolg de rente verdedigd, natuurlijk met bijbelsche argumenten. Maar, al meent Diepenhorst, dat Calvijn’s bijbelsche argumentatie onweerlegbaar is, wij zijn het eens met Bol¬

land, die zegt, dat Calvijn de oude texten op zeer vrijmoedige wijze geweld heeft aangedaan. Luther heeft dan ook nog, op middeleeuw- sche wijze, de rente bestreden, natuurlijk eveneens op gronden, aan den bijbel ontleend. Calvijn sprak de beroemd geworden stelling uit, dat geld, hetwelk geen rente opbrengt, nutteloos is. Zulk een leer, door bijbel en godsdienst geheiligd, hadden de kooplieden juist noodig; en zoo zien wij dat de kooplieden in Zuid- en West-Frankrijk, in de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden, in Engeland en Schot-

(21)

19 DE HERVORMING IN VERBAND MET HET KAPITALISME. (475)

land deze leer aanvaardden, die hen bevrijdde van de ekonomische achterlijkheid der Roomsche kerkleer.

Met een kort woord wijzen wij nog op de Doopsgezinden. Deze stille werkers en stille potters zijn, ook in ons land, de uitnemendste dragers van het kapitalisme geworden. Weber gaat op scherpzinnige wijze na hoe de Doopers, die in hun tijd van chiliasme en opstand, luisterden naar de inwendige godsstem, dit bleven doen toen zij tot kalmte en berusting gekomen, zich moesten voegen in het kapitalis¬

tisch gareel. In hun kalm dagelijksch leven werd dit luisteren naar de inwendige stem tot een kalm rustig overdenken, en dit werd nu ook vanzelf toegepast op hun bedrijfsleven in kapitalistischen trant, dat daardoor tot bizonderen bloei kwam. Hunne oorspronkelijk prole¬

tarische soberheid, nog bovendien bijbelsch geheiligd, leidde hen tot het rustig oppotten hunner bedrijfsoverschotten.

Zoo volvoerden zij, evenals de Calvinisten, en nog meer dan deze, den eisch van het beginnend kapitalisme der 16de en 17de eeuw: het verwerven en bewaren van overschotten, waardoor het bedrijfsleven steeds solieder werd en tot al grooter bloei kon komen, tot den voor de kapitalistische maatschappij noodzakelijken overvloed van kapitaal.

Ook hier is het weer de oppermachtige productie-wijze, die op ironische wijze deze vrome werkers in haren dienst stelde, terwijl zij meenden slechts te arbeiden aan hunne eigen hemelsche zaligheid.

Aan het eind van deze schets gekomen, wijzen wij er op hoe wij zeer in ’t kort hebben beschreven den samenhang tusschen kapitalisme en protestantisme. Toch kan uit dit artikel reeds voldoende duidelijk worden, dat hoe meer er, ook door burgerlijke geleerden, historici, ekonomen en theologen, aan het licht gebracht wordt, dit slechts bevestigen kan het historisch-materialistisch inzicht over den nauwen, oorzakelijken samenhang tusschen de ekonomische en kerkelijk-gods- dienstige gebeurtenissen van den Hervormingstijd.

(22)
(23)

4»

^ i

(24)

UNIVERSITY OF ILLINOIS-URBANA

3 0112 103603822

ELECTR. DRUKKERIJ „VOORUITGANG’' KEIZERSGRACHT 378 — AMSTERDAM

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Alzo Wij in overweging hebben genomen dat het wenselijk is het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te wijzigen in verband met het invoeren van de mogelijkheid gegevens toe te

Landschappen zoals afgebeeld in bron 7, komen op het Drents Plateau verhoudingsgewijs minder voor dan op de Veluwe.. Dit komt onder andere doordat het Drents Plateau van nature

In artikel 431a wordt ‘geëxecuteerde’ vervangen door ‘schuldenaar’ en er wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien de rechtsopvolger bij wet is bepaald of door een fusie als

In het tweede lid van artikel 569 wordt de zinsnede “de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen welker rechtsgebied de verkoop zal plaats vinden” vervangen door:

Deze verzoeken worden thans nog gericht aan de voorzieningenrechter van de rechtbank van het rechtsgebied waarbinnen de zaken zich bevinden, maar ook hier wordt voor de

Een kleine maand heeft de blauwe kabel werk- loos boven de grond, voor de deur, gelegen, maar afgelopen vrijdag 13 februari werd de schop voor de fi- nishing touch ter hand

Ontvangen worden in de huisartsenpraktijk betekende ook dat ze niet tegen iedereen hoefden te vertellen dat ze naar het maatschappelijk werk gingen maar naar de

Reeds vorig jaar, met alle begrip en waardering die we hadden voor de miljoenennota 1968, hebben wij het kabinet en de minister van financiën gewaarschuwd voor de illusie dat het