• No results found

Colofon. ARC-Rapporten ARC-Projectcode 2011/361. Tekst M. Verboom-Jansen Afbeeldingen M. Verboom-Jansen Redactie K. Otten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Colofon. ARC-Rapporten ARC-Projectcode 2011/361. Tekst M. Verboom-Jansen Afbeeldingen M. Verboom-Jansen Redactie K. Otten"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

inventariserend veldonderzoek door middel van boringen voor een terrein aan

de Derksweg te Klazienaveen, gemeente Emmen (D)

M. Verboom-Jansen

ARC-Rapporten 2011-107

Geldermalsen 2011 ISSN 1574-6887

-Rapporten

(2)
(3)

Een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen voor een terrein aan de Derksweg te

Klazienaveen, gemeente Emmen (D) ARC-Rapporten 2011-107

ARC-Projectcode 2011/361 Tekst

M. Verboom-Jansen Afbeeldingen

M. Verboom-Jansen Redactie

K. Otten

Versie 2.1 (definitief), november 2011 Beheer en plaats van documentatie

Archaeological Research & Consultancy

Autorisatie — M.J.M. de Wit Uitgegeven door

ARC bv Postbus 41018 9701 CA Groningen ISSN 1574-6887

Een recente lijst van de ARC-Rapporten is te vinden op www.arcbv.nl

(4)

Inhoud

1 Inleiding 4

1.1 Aanleiding tot het onderzoek . . . 4

1.2 Ligging en beschrijving van het onderzoeksgebied . . . 4

1.3 Overzicht van de geplande werkzaamheden . . . 4

1.4 Doel van het onderzoek . . . 4

1.4.1 Bureau-onderzoek . . . 4

1.4.2 Inventariserend veldonderzoek . . . 5

1.5 Werkwijze onderzoek . . . 5

1.5.1 Bureau-onderzoek . . . 5

1.5.2 Inventariserend veldonderzoek . . . 5

2 Resultaten bureau-onderzoek 7 2.1 Bekende aardwetenschappelijke waarden . . . 7

2.2 Bekende archeologische waarden . . . 9

2.3 Historische ontwikkeling en bouwhistorische waarden . . . 10

2.4 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel . . . 10

3 Resultaten inventariserend veldonderzoek 11

4 Samenvatting en conclusie 12

5 Aanbeveling 13

Bijlagen 24

(5)

Projectgegevens

Projectnaam Klazienaveen, Derksweg

Projectcode 2011/361

CIS-code 48.585

Status Defintief (november 2011)

Projectleider Mw. M. Verboom-Jansen, MSc

Contact 0345-620107, m.verboom@arcbv.nl

Opdrachtgever Dhr. J. Klein

Contact Dordsedijk 475, 7891 NR, Klazienaveen

06-54325074, klein526@zonnet.nl

Bevoegde overheid Gemeente Emmen, mw. C. Verschoor

Contact 06-31779405, c.verschoor@emmen.nl

Locatiegegevens

Toponiem Derksweg

Plaats Klazienaveen

Gemeente Emmen

Provincie Drenthe

Kaartblad 17C

RD-co¨ordinaten NW: 261.983/525.776

NO: 262.281/525.738 ZO: 262.273/525.536 ZW: 262.062/525.547

Oppervlakte Ca. 5,5 ha

Beschrijving onderzoekslocatie

Geologie Formatie van Nieuwkoop op Formatie van

Boxtel/Peelo

Geomorfologie Plateau-achtige veenrest (3F9)

Bodem Midden: Veengronden met een veenkoloniaal dek

op zand met humuspodzol, beginnend ondieper dan 120 cm —mv (iVp-V*). Rest van de locatie:

moerige podzolgronden met veenkoloniaal dek en een moerige tussenlaag (iWp-V*)

Historische situatie De onderzoekslocatie is sinds 1832 niet bebouwd

geweest en heeft lange tijd uit veen bestaan.

Archeologische verwachting Deel van de locatie heeft een middelhoge trefkans op archeologische resten uit het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum. Rest van de onderzoekslocatie heeft een lage trefkans voor alle perioden.

(6)

261 262 263 264 524 525 526 527

Afbeelding 1. Topografische kaart van de onderzoekslocatie en omgeving (blauw omlijnd), voorzien van RD-co¨ordinaten. Bron: Topografische Dienst Nederland.

(7)

1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot het onderzoek

In opdracht van de dhr. J. Klein uit Klazienaveen heeft ARC bv een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen uit- gevoerd voor een gebied ten oosten van de Derksweg te Klazienaveen, gemeente Emmen.

Aanleiding tot dit onderzoek vormt de aanvraag van een zandwinningvergunning.

Hierdoor worden mogelijk archeologische waarden bedreigd. Conform de Wet op de archeologische monumentenzorg1dient het plangebied eerst te worden onder- zocht op de aanwezigheid van archeologische waarden.

Het veldonderzoek is uitgevoerd op 27 september 2011 door drs. K.A. Hebinck en M. Verboom-Jansen, MSc. Voorafgaand hieraan is een bureau-onderzoek uitge- voerd door M. Verboom-Jansen, Msc. Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd conform de eisen die gesteld worden in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2).2

1.2 Ligging en beschrijving van het onderzoeksgebied

De onderzoekslocatie ligt in het buitengebied ten zuidwesten van Klazienaveen (afb. 1). De noordwestelijke hoek van de onderzoekslocatie grenst aan de Derks- weg 108. De onderzoekslocatie is momenteel in gebruik als landbouwgrond. Het oppervlak van de onderzoekslocatie is ongeveer 5,5 ha. De maaiveldhoogte vari- eert van 20,8 tot 21,5 m +NAP (zie afb. 2). Volgens dhr. J. Klein uit Klazienaveen is de bodem in het zuidoosten van de onderzoekslocatie diep verstoord.

1.3 Overzicht van de geplande werkzaamheden

Het huidige onderzoek vindt plaats in het kader van een aanvraag voor zandwin- ning. De zandwinning wordt uitgevoerd om de landbouwgrond te verbeteren. Ook wordt de grond ge¨egaliseerd. Verwacht wordt dat de bodem tot maximaal 1 m

—mv ontgraven wordt (persoonlijke communicatie dhr. J. Klein, Klazienaveen).

1.4 Doel van het onderzoek

1.4.1 Bureau-onderzoek

Doel van het bureau-onderzoek is het verkrijgen van inzicht in bekende en te ver- wachten archeologische waarden in en om het plangebied. Op basis van de verkre-

1In werking getreden op 1 september 2007.

2De inhoud van de KNA kan worden geraadpleegd op www.sikb.nl.

(8)

gen informatie wordt een archeologisch verwachtingsmodel voor de onderzoeks- locatie opgesteld. Hierin wordt beschreven of er archeologische resten aanwezig (kunnen) zijn in het plangebied, wat de potenti¨ele aard en omvang hiervan is en of de voorgenomen werkzaamheden in het plangebied een bedreiging vormen voor het bodemarchief. Indien dit het geval is, wordt geadviseerd op welke wijze hier- mee in het vervolgtraject van de plannen rekening dient te worden gehouden.

1.4.2 Inventariserend veldonderzoek

Het inventariserend veldonderzoek (IVO) dient ertoe het in het bureau-onderzoek voorgestelde verwachtingsmodel te verifi¨eren en met veldwaarnemingen te com- pleteren. Het IVO bestaat uit drie stappen: verkennend, karterend en waarderend onderzoek. Het verkennend onderzoek richt zich op de bodemopbouw en moge- lijke bodemverstoringen die de archeologische trefkans kunnen be¨ınvloeden. Het karterend onderzoek stelt vast of er al dan niet archeologische waarden aanwezig zijn. Het waarderend onderzoek bepaalt de waarde van de archeologische resten.

1.5 Werkwijze onderzoek

1.5.1 Bureau-onderzoek

Voor het bureau-onderzoek wordt bronnenmateriaal uit diverse disciplines geraad- pleegd en ge¨ıntegreerd tot een archeologisch verwachtingsmodel. Op basis van geologische, geomorfologische en bodemkundige informatie wordt een beeld ge- schetst van de landschappelijke ontwikkeling van de omgeving van de onderzoeks- locatie. Deze landschappelijke ontwikkeling geeft inzicht in de potenti¨ele bewoon- baarheid van de locatie. Voor de beschrijving van de archeologische waarden wordt gebruikgemaakt van Archis2 (de online archeologische database van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE)), de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) en de Archeologische Monumenten Kaart (AMK), en, indien van toepas- sing, van informatie over eerder gedaan onderzoek en archeologische waarnemin- gen. De gemeente Emmen beschikt op moment van schrijven niet over een eigen archeologische waarden- en beleidskaart. Voor de historisch-geografische ontwik- keling en bouwhistorische waarden op en in de nabijheid van de onderzoeksloca- tie, wordt gebruikgemaakt van KICH.nl, watwaswaar.nl en historische bronnen.

Hierbij wordt ook ingegaan op eventuele (sub)recente verstoringen die de arche- ologische verwachting be¨ınvloeden. De cultuurhistorische waardenkaart van de Provincie Drenthe is door herziening momenteel niet beschikbaar.3

1.5.2 Inventariserend veldonderzoek

Het IVO is uitgevoerd als een verkennend booronderzoek. De boringen zijn in een grid van 50×40 m geplaatst. De positie van de boringen is ingemeten met be-

3Bron: http://www.drenthe.info/kaarten/website/fmc2/chw.html.

(9)

hulp van GPS en meetlinten. De maaiveldhoogte is bepaald aan de hand van het Actueel Hoogte Bestand Nederland.4 In totaal zijn 27 boringen geplaatst tot een diepte van ten minste 100 cm —mv en maximaal 240 cm —mv. Voor het boren is gebruikgemaakt van een edelmanboor met een diameter van 7 cm en een guts met een diameter van 3 cm. De bodemopbouw is beschreven volgens de Arche- ologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB). Het opgeboorde materiaal is in het veld doorzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals aardewerkfragmenten, houtskool, fosfaatvlekken, vuursteen, natuursteen, verbrand leem en bot.

4www.ahn.nl.

(10)

2 Resultaten bureau-onderzoek

2.1 Bekende aardwetenschappelijke waarden

Algemene ontstaansgeschiedenis

De onderzoekslocatie is gelegen in het noordelijk zandgebied, dat Drenthe en de- len van Friesland, Groningen en Overijssel omvat. Dit gebied is sterk be¨ınvloed door verschillende ijstijden. Volgens de geologische overzichtskaart van Neder- land5 zijn in de ondergrond op de onderzoekslocatie afzettingen van de Formatie van Peelo aanwezig. Dit zijn glaciofluviale afzettingen die zijn gevormd tijdens de glaciatie in het Elsterien (475 .000 – 410.000 jaar geleden). In de laatste fase van de voorlaatste ijstijd, het Saalien (250.000 – 130.000 jaar geleden), zijn deze af- zettingen als gevolg van een ijsstroom in zuidzuidoostelijke richting gedeformeerd (Van den Berg & Beets 1986, De Mulder et al. 2003). Hierdoor is de Hondsrug ontstaan, die op de onderzoekslocatie in de ondergrond aanwezig is.

Ook is tijdens het Saalien het Drents keileemplateau gevormd. Dit keileempakket werd onder het landijs gevormd door het uitsmelten van puin en door deformatie van het materiaal onder het gewicht van het ijs. Keileem wordt ook wel grond- morene genoemd. Later in het Saalien werden door vrijkomend smeltwater aan de zuidoostzijde van het keileemplateau smeltwaterdalen gevormd. In het Vroeg- Weichselien werden de glaciale smeltwaterdalen door regen- en sneeuwsmeltwater verder uitgediept en ontstonden nieuwe erosiedalen, die nu op de geomorfologi- sche kaart bekend staan als droge dalen.

Tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien, bereikte het landijs Nederland niet. In het koudste deel van het Weichselien (het Laat-Pleniglaciaal, 26.000 – 13.000 jaar ge- leden) was er sprake van een poolwoestijn, waarin de vegetatie nagenoeg verdwe- nen was. Door verstuiving onder invloed van de wind, verspoeling door sneeuw- smeltwater en hellingsprocessen werd op grote schaal dekzand op het keileem af- gezet (De Mulder et al. 2003). Dit dekzand wordt gerekend tot de Formatie van Boxtel en kan soms leemlagen en grindsnoertjes bevatten.

Gedurende het Holoceen (10.000 jaar geleden tot heden), de huidige warme peri- ode, kon zich volop vegetatie ontwikkelen en vond bodemvorming plaats. Op het dekzand was bos aanwezig en in het dekzand werden podzolgronden gevormd, die ontstaan door inspoeling van amorfe humus6en/of aluminium en ijzer (De Bakker

& Schelling 1989). Ook werd door de slechte afwatering op veel plaatsen veen gevormd. Dit wordt gerekend tot het Griendsveen Laagpakket binnen de Forma- tie van Nieuwkoop. Volgens STIBOKA (1980) is tot 3000 v. Chr. vooral bosveen gevormd. Daarna werd het veen zo dik dat het voor zijn voedselvoorziening ge- heel afhankelijk van regenwater werd. Hierdoor konden hoge veenmoskussens ontstaan (hoogveen). Het veenmosveen verstikte de oudere vegetatie, waarvan al- leen stammen en wortelresten (stobben) overbleven. De onderzoekslocatie ligt op zo’n veenmoskussen. Vanaf 2000 v. Chr. kon het veen zich ook over de hogere

5TNO, 2010

6Amorfe humus is het zwarte structuurloze omzettingsproduct van organisch materiaal.

(11)

delen van het landschap uitbreiden. Daar waar het veen zich uitbreidde over zand waarin al een humuspodzol met een gliedelaag7aanwezig was, ontstond sterk hu- meus veenmosveen (oud veenmosveen). Rond 500 v. Chr. was in Oost Drenthe een groot veengebied ontstaan; het Bourtanger Veen. Rond 500 v. Chr. verbeterde de afwatering in het veen, waardoor het veengebied nog voedselarmer werd. Daar- om werd vanaf die tijd het minder humeus en voedselarmer veenmos gevormd;

dit veen wordt ook wel bolster of jong veenmosveen genoemd (STIBOKA 1980).

Door turfwinning is nu vrijwel al het hoogveen in Drenthe verdwenen.

Geomorfologie en bodemtypes binnen de onderzoekslocatie

Volgens de geomorfologische kaart ligt de onderzoekslocatie op een plateau-achtige veenrest (3F9; afb. 3). In de omgeving van de onderzoekslocatie zijn veenrestrug- gen (3L21) en een rug, mogelijk door tektonische beweging ontstaan en waar- schijnlijk door landijs be¨ınvloed, bedekt met ten dele verspoelde dekzanden (4K3) aanwezig. Deze laatst genoemde eenheid maakt deel uit van de Hondsrug en is ook op de onderzoekslocatie in de ondergrond aanwezig. Westelijk van de onderzoeks- locatie zijn hooggelegen en laaggelegen veenkoloniale ontginningsvlakte (2M45 en 2M44) aanwezig. Ten noordwesten van de onderzoekslocatie is een droogdal (2R3) met een daluitspoelingswaaier bedekt met veen (3G4) aanwezig.

In het midden van de onderzoekslocatie worden veengronden met een veenkoloni- aal dek op zand met humuspodzol, beginnend ondieper dan 120 cm —mv (iVp-V*;

zie afb. 4) verwacht. Op de rest van de locatie worden moerige podzolgronden met veenkoloniaal dek en een moerige tussenlaag (iWp-V*) verwacht. Een veenkolo- niaal dek is ontstaan door vermenging van een dunne laag zand, die afkomstig is uit de wijken en sloten, met een deel van het onderliggende, teruggestorte, losse veen. Doordat de veenkoloni¨en lang in gebruik zijn als bouwland en bij het ploegen nog steeds veen naar boven wordt gebracht, wordt de veenlaag onder de bouwvoor steeds dunner, totdat deze uiteindelijk verdwenen is (STIBOKA 1980). De ‘i’ in de code betekent dat de er een veenkoloniaal dek aanwezig is, maar dat de locatie als een soort van eiland buiten het aaneengesloten veenkoloniale gebied ligt. Bij bodemtype iVp bestaat de bovengrond meestal uit 10 `a 25 cm dik zeer humeus tot venig zand. In de buurt van Klazienaveen zijn de bovengronden vaak sterk le- mig, omdat keileem door de bezandingslaag is gemengd. Het losse (teruggestorte) veen is meestal 20 tot 60 cm dik. Hieronder wordt zand met een humuspodzol aangetroffen. Bij bodemtype iWp bestaat de bovengrond meestal uit 12 `a 30 cm dik humusrijk en venig, overwegend zeer fijn zand. Ook hier is in de omgeving van Klazienaveen de bovengrond sterk lemig doordat keileem in het bezandings- materiaal is gekomen. De moerige tussenlaag bestaat meestal uit bolster en oud veenmosveen. Het bovenste gedeelte van de zandondergrond wordt vaak gevormd door een gliedelaag. Hieronder is een humuspodzol aanwezig (STIBOKA 1980).

Kenmerkend voor een humuspodzol is de donkerbruine tot zwarte Bh-horizont die ontstaan is door inspoeling van amorfe humus (De Bakker & Schelling 1989).

7Een gliedelaag is een meerbodemafzetting, die bestaat uit met water verzadigde humus, waarin naast verteerde plantendelen ook uitwerpselen van kleine waterdieren aanwezig zijn.

(12)

Een grondwatertrap van V* betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand tussen 25 en 40 cm —mv ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand dieper dan 120 cm —mv ligt.

2.2 Bekende archeologische waarden

Op de IKAW (afb. 5) heeft de onderzoekslocatie een middelhoge tot lage archeo- logische trefkans. De delen van de locatie waar moerige podzolgronden met veen- koloniaal dek en een moerige tussenlaag (iWp) verwacht worden, hebben een mid- delhoge archeologische trefkans. De delen van de locatie waar veengronden met een veenkoloniaal dek op zand met humuspodzol verwacht worden (iVp), hebben een lage archeologische trefkans. Deze verdeling is waarschijnlijk gebaseerd op de grondbewerking die op beide bodemtypes heeft plaatsgevonden; over het alge- meen zijn iWp-gronden minder diep bewerkt dan iVp-gronden (STIBOKA 1980).

Hierdoor is er bij iWp-gronden een grotere kans dat er nog (ten dele) intacte ar- cheologische resten en/of sporen aanwezig zijn dan bij iVp-gronden.

In de omgeving van de onderzoekslocatie zijn geen archeologische monumenten en waarnemingen bekend. Wel zijn enkele onderzoeken in de omgeving van de onderzoekslocatie gedaan.

Ongeveer 35 m ten oosten van de onderzoekslocatie, aan de Derksweg, is door Grontmij een archeologisch bureau-booronderzoek uitgevoerd (onderzoeksmelding 17.234). Tijdens het veldonderzoek is een moerige podzolgrond met veenkoloni- aal dek aangetroffen. De moerige tussenlaag die verwacht werd is niet aanwezig.

In drie van de zes boringen zijn B-horizonten aangetroffen; de top hiervan bevond zich tussen 60 en 85 cm –mv (Huizing-Schreur & Lubbers 2006). Er zijn geen ar- cheologische indicatoren aangetroffen, daarom werd geadviseerd de onderzoeks- locatie vrij te geven. Direct ten noorden van de onderzoekslocatie en ca. 210 m ten zuiden van de onderzoekslocatie is door Grontmij een bureau-onderzoek uit- gevoerd (onderzoeksmelding 29.617). Het bureau-onderzoek is in totaal voor tien locaties uitgevoerd, waaronder voor de twee genoemde locaties (Huizing-Schreur et al. 2008). Binnen de genoemde locaties is ook een booronderzoek uitgevoerd.

Ter plaatse van intacte podzolbodems heeft een karterend booronderzoek plaatsge- vonden. Daarbij zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Het is echter niet met zekerheid te te stellen of dit voor de genoemde twee locaties geldt, daar ook het booronderzoek betrekking had op meerdere locaties en in Archis2 niet is vermeld bij welke locaties wel en geen intacte podzolgronden zijn aangetroffen.

Het boorrapport van dit onderzoek is op DANS EASY8niet beschikbaar.

Samenvattend kan worden gesteld dat het veengebied waar de onderzoekslocatie bijna het hele Holoceen deel van uitmaakte, onaantrekkelijk voor bewoning was.

De lage tot middelhoge trefkans heeft dan ook betrekking op archeologische resten en/of sporen uit het Laat-Paleolithicum en het Mesolithicum, die in de top van het zand verwacht worden.

8https://easy.dans.knaw.nl/.

(13)

2.3 Historische ontwikkeling en bouwhistorische waarden

De onderzoekslocatie ligt in het buitengebied ten zuiden van Klazienaveen. In de 17e eeuw maakte de onderzoekslocatie deel uit van een groot veengebied (afb. 6).

In 1830 was dit nog steeds het geval (afb. 7). Klazienaveen is een van de jongste veenkoloni¨en van Nederland, die zich pas gedurende de laatste 100 jaar ontwik- keld heeft (Huizing-Schreur et al. 2008); de Verlengde Hoogeveensche Vaart be- reikte in 1889 Klazienaveen (STIBOKA 1980). Eind 19e eeuw noemde stichter W.A. Scholten de plaats naar zijn vrouw Klaassien Sluis. In 1900 bestond de on- derzoekslocatie uit veen en weiland (afb.8). Rond 1940 werd Klazienaveen sterk ge¨ındustrialiseerd. De bebouwing bevond zich voornamelijk aan weerszijden van de Verlengde Hoogeveensche Vaart en langs het Scholtenskanaal. Verder was er in het westen sprake van een dichte lintbebouwing langs de loodrecht op de Vaart staande Dordsedijk, die oostelijk van de onderzoekslocatie ligt.9 Ook de vanaf de Vaart in zuidelijke richting lopende Kloostermanswijk kende een uitgebreide bebouwing. De onderzoekslocatie is sinds 1832 niet bebouwd geweest.10

Op de onderzoekslocatie zijn geen bouwhistorische waarden aanwezig. Ook in de directe omgeving van de onderzoekslocatie zijn geen rijksmonumenten aanwe- zig.11

2.4 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel

Op basis van de bij het bureau-onderzoek verkregen informatie kan een archeolo- gisch verwachtingsmodel voor het plangebied worden opgesteld. De onderzoeks- locatie ligt in het noordelijk zandgebied, in een veenontginning op de rand van de Hondsrug. In het Weichselien is op de Hondsrug dekzand afgezet. Het veen werd vanaf het begin van het Holoceen gevormd en is vanaf de 19e eeuw ontgonnen. De onderzoekslocatie ligt op een plateau-achtige veenrest, die gedurende het Holoceen onaantrekkelijk voor bewoning is geweest. Op het grootste gedeelte van de onder- zoekslocatie worden moerige podzolgronden met veenkoloniaal dek en een moeri- ge tussenlaag verwacht. Op deze delen van de onderzoekslocatie geldt een middel- hoge trefkans op archeologische resten en/of sporen uit het Laat-Paleolithicum en het Mesolithicum. In het midden van de onderzoekslocatie worden veengronden met een veenkoloniaal dek op zand met humuspodzol verwacht; hier geldt een la- ge archeologische trefkans. De trefkans hangt waarschijnlijk samen met de diepte van de grondbewerking. In de omgeving van de onderzoekslocatie zijn geen ar- cheologische vondsten bekend. Intacte archeologische resten en/of sporen worden verwacht in de top van het zand (A-, E- en B-horizont). Gezien de lage grondwa- terstand zullen vooral anorganische resten zoals (vuur)steen en aardewerk bewaard zijn gebleven; organische resten zoals hout en bot zijn waarschijnlijk niet bewaard gebleven. Of nog intacte archeologische resten aanwezig zijn hangt af van de in- tactheid van het bodemprofiel in het zand. Mogelijk is een deel van het zand al verstoord tijdens turfwinning en latere landbouwwerkzaamheden.

9Bron: http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/documenten/MIPrapporten/gemeentebeschrijvingen/Emmen.pdf.

10Bron: www.kich.nl.

11Bron: www.kich.nl.

(14)

3 Resultaten inventariserend veldonderzoek

Tijdens het verkennende booronderzoek zijn op de onderzoekslocatie in totaal 27 boringen geplaatst. De locatie van de boringen is weergegeven in afbeelding 9. De resultaten van het onderzoek zijn weergegeven in bijlage 1. De boringen zijn tot een diepte van ten minste 100 cm —mv en maximaal 240 cm —mv geplaatst.

In alle boringen is aan het maaiveld zwak siltig zand aangetroffen, dat overwegend (donker) grijs tot bruingrijs van kleur is. Dit is de bouwvoor. Plaatselijk is de bouwvoor zwak tot sterk humeus (bijv. boringen 1 en 13). Vooral in het noordoos- ten van de onderzoekslocatie is onder de bouwvoor veen aangetroffen (boringen 1, 13, 14, 18 t/m 20 en 22 t/m 25) (afb. 10). Het betreft voornamelijk mineraal- arm veenmosveen. Ook is zwak tot sterk zandig veen aangetroffen. Het veen is overwegend (donker) bruin van kleur. De ondergrens van het veen varieert van 40 tot 220 cm —mv. Dit veen wordt gerekend tot de Formatie van Nieuwkoop, het Griendtsveen Laagpakket. Onder het veen is goed gesorteerd, zeer fijn tot matig fijn zand aangetroffen. Dit is dekzand, behorend tot de Formatie van Boxtel.

Onder de bouwvoor of onder het veen is in een aantal boringen grijs, zwak sil- tig zand aangetroffen (boringen 1, 2, 13, 14, 17, 18, 20, 22 t/m 24). Dit is de E-horizont (uitspoelingshorizont). Onder de E-horizont is een overwegend don- kerbruine tot donkergrijsbruine, zwak humeuze inspoelingshorizont waargenomen;

de B-horizont. In boringen 10, 12, 15, 16 en 27 is de B-horizont direct onder de bouwvoor of het vergraven pakket aangetroffen. De ondergrens van de B-horizont varieert van 45 tot 105 cm —mv. De B-horizont gaat over het algemeen geleidelijk over in het licht bruingele tot gele moedermateriaal; de C-horizont. In een aantal boringen (boringen 2, 12, 14, 15) gaat de overgang zo geleidelijk dat er sprake is van een BC-horizont tussen de B- en C-horizont. De C-horizont wordt naar bene- den toe steeds lichter van kleur.

Bij een aantal boringen, vooral in het zuidoosten van de onderzoekslocatie, is de bodem tot in de C-horizont vergraven (boringen 3, 4, 6 t/m 9, 21 en 26). De ondergrens van de vergravingen varieert van 30 tot 105 cm —mv. In boringen 5 en 11 is de C-horizont direct onder de bouwvoor waargenomen. In boringen 19 en 25 is onder het veen de C-horizont aanwezig.

In de boringen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Het gaat hier echter om een verkennend bodemonderzoek, dat zich richt op de bodemopbouw en mogelijke bodemverstoringen die de archeologische trefkans kunnen be¨ınvloeden en niet zo zeer op het onderzoeken op de aanwezigheid van archeologische vond- sten en/of sporen.

Op basis van bovenstaande informatie kan worden gesteld dat op een gedeelte van de onderzoekslocatie grotendeels intacte humuspodzolgronden aanwezig zijn (afb. 10). Dit is waar nog een E- of B-horizont aanwezig is. Ter plaatse van de ten dele intacte podzolgronden kunnen dus nog in situ archeologische resten en/of sporen aanwezig zijn. Daar waar geen B-horizonten meer aanwezig zijn, is het archeologisch niveau reeds verstoord (afb. 10).

(15)

4 Samenvatting en conclusie

De onderzoekslocatie ligt in het noordelijk zandgebied, in een veenontginning op de rand van de Hondsrug. In het Weichselien is op de Hondsrug dekzand afgezet.

Het veen werd vanaf het begin van het Holoceen gevormd en is vanaf de 19e eeuw ontgonnen. De onderzoekslocatie ligt op een plateau-achtige veenrest, die gedu- rende het Holoceen onaantrekkelijk voor bewoning is geweest. In het zand worden humuspodzolen verwacht. Door de landschappelijke setting heeft de onderzoeks- locatie een middelhoge tot lage archeologische trefkans op archeologische resten en/of sporen uit de periode Laat-Paleolithicum en Mesolithicum. De resten en/of sporen worden verwacht in de top van het zand. In de omgeving van de onder- zoekslocatie zijn geen archeologische vondsten bekend. De onderzoekslocatie is sinds 1832 niet bebouwd geweest. Mogelijk is een deel van het zand al verstoord tijdens turfwinning en latere landbouwwerkzaamheden.

Tijdens het verkennende booronderzoek is vooral in het noordoosten van de onder- zoekslocatie een restant van het veen aangetroffen. Op het grootste gedeelte van de onderzoekslocatie ligt dekzand aan het maaiveld. Op een deel van de onder- zoekslocatie zijn ten dele intacte humuspodzolgronden aangetroffen. Vooral in het zuidoosten van de onderzoekslocatie is het archeologisch niveau door vergravingen tot in de C-horizont al verstoord.

Concluderend kan worden gesteld dat ter plaatse van de aanwezige E- en B-horizonten het archeologisch niveau nog intact is. Hier blijft de middelhoge trefkans van kracht. Daar waar geen B-horizonten aanwezig zijn, is het archeologisch niveau reeds verdwenen en kan de trefkans worden bijgesteld naar laag.

(16)

5 Aanbeveling

Gezien de middelhoge trefkans ter plaatse van de ten dele intacte podzolgronden en de geplande verstoringsdiepte, wordt geadviseerd hier een vervolgonderzoek te la- ten plaatsvinden (afb. 11). Dit vervolgonderzoek kan het beste worden uitgevoerd als karterend booronderzoek, dat als doel heeft om vast te stellen of er al dan niet archeologische waarden aanwezig zijn. Voor het overige gedeelte van de onder- zoekslocatie wordt geen vervolgonderzoek geadviseerd, omdat het archeologisch niveau daar reeds is verdwenen.

De meldingsplicht conform art. 53 van de Monumentenwet uit 1988 blijft hoe dan ook van kracht. Mochten bij graafwerkzaamheden op de onderzoekslocatie alsnog archeologische resten en/of sporen worden aangetroffen, dient dit direct te worden gemeld aan de bevoegde overheid, de gemeente Emmen. Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente Emmen, om te bepalen of en in welke vorm vervolgonderzoek noodzakelijk is.

(17)

Literatuur

Bakker, H. de & J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland; de hogere niveaus. Wageningen.

Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van Nederland). 4e, geheel herziene druk.

Berg, M.W. van den & D.J. Beets, 1986. Saalian glacial deposits and morphology in The Netherlands. Amsterdam (INQUA Symposium on the Genesis and Lithology of Glacial Deposits p. 235 251).

Brandt, R.W. et al. (red.), 1992. ARCHIS. Archeologisch Basis Register, versie 1.0.

Amersfoort.

Huizing-Schreur, A., J.J. Hekman & M. Hopman, 2008. Archeologisch onderzoek Landschapelementen Emmen Zuid -bureauonderzoek. Assen (GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 635).

Huizing-Schreur, A. & N. Lubbers, 2006. Archeologisch onderzoek Derksweg te Klazienaveen- Inventariserend veldonderzoek. Assen (GRONTMIJ

ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 292).

Mulder, E.F.J. de, M. C. Geluk, I .L. Ritsema, W. E. Westerhoff & T. E. Wong, 2003. De ondergrond van Nederland. Groningen/Houten.

STIBOKA, 1980. Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000. Toelichting bij de kaartbladen 13 Winschoten en 18 Ter Apel – 23 Nieuw-Schoonebeek. Wageningen.

(18)

Afbeelding2.Hoogtekaartvandeonderzoekslocatie(blauwomlijnd)enomgeving.Rood/oranjeishoogenblauwislaag.Bron:

(19)

Afbeelding3.Geomorfologischekaartvandeonderzoekslocatie(blauwomlijnd)enomgeving.Bron:RijksdienstvoorhetCultureelErfgoed

(20)

Afbeelding4.Bodemkaartvandeonderzoekslocatie(blauwomlijnd)enomgeving.Bron:RijksdienstvoorhetCultureelErfgoed(RCE)/Arc

(21)

Afbeelding5.Archeologischeverwachting,monumentenenwaarnemingenopdeonderzoekslocatie(blauwomlijnd)enomgeving.Bron:Rijksdienst CultureelErfgoed(RCE)/Archis2.

(22)
(23)

Afbeelding 8. Indicatieve ligging van de onderzoekslocatie (blauw omlijnd) op een topografische kaart uit 1900. Bron: www.kich.nl.

(24)

Afbeelding9.Liggingvandeboorpuntenopdeonderzoekslocatie.c Topografischeondergrond:TDKadaster,2007

(25)

10.Intactheidvandebodemopdeonderzoekslocatie.IntactbetekentdateenE-en/ofB-horizontinhetdekzandaanwezigis,‘nietintact’betekent ontbreken.c Topografischeondergrond:TopografischeDienstEmmen,20072009.

(26)

11.Locatieswaarwelengeenvervolgonderzoekwordtaanbevolen.Zieaanbevelingintekst.c Topografischeondergrond:TopografischeDienst 2009.

(27)

Bijlage 1 Boorstaten

Locatiebepaling gemeten, GPS

Referentievlak Normaal Amsterdams Peil

Maaiveldhoogtebepaling geschat, actueel hoogtebestand Nauwkeurigheid maaiveldhoogte 10 cm

De volgende afkortingen worden in de boorstaten gebruikt.

grondsoort (onderdeel lithologie)

V veen

Z zand

bijmengsel (onderdeel lithologie) k3 sterk kleiig

km mineraalarm

s1 zwak siltig

z1 zwak zandig

z3 sterk zandig

humus (onderdeel lithologie)

h1 zwak humeus

h2 matig humeus h3 sterk humeus

boring 1 RD-X:262.090. RD-Y: 525.551. Maaiveld: 20,80. Boormethode: edelmanboring.

diepte lithologie kleur grens

30 Zs1h2 donker grijs scherp Bodemkundige interpretaties:bouwvoor.

90 Vkm donker bruin scherp

95 Zs1h1 donker grijs geleidelijk Bodemhorizont:E. Opmerkingen: zwakke E.

105 Zs1 donker roodbruin geleidelijk Bodemhorizont:B.

140 Zs1 licht bruingeel be¨eindigd Bodemhorizont:C.

boring 2 RD-X:262.140. RD-Y: 525.549. Maaiveld: 21,20. Boormethode: edelmanboring.

diepte lithologie kleur grens

40 Zs1 donker grijs scherp Bodemkundige interpretaties:bouwvoor.

50 Zs1h2 donker grijs scherp Bodemkundige interpretaties:vergraven. Opmerkingen: veenbrokken.

60 Zs1 grijs geleidelijk Bodemhorizont:E. Opmerkingen: zwakke E.

65 Zs1h1 zwart scherp Bodemhorizont:B, humus.

75 Zs1 geelbruin geleidelijk Bodemhorizont:BC.

120 Zs1 licht grijsgeel be¨eindigd Bodemhorizont:C.

boring 3 RD-X:262.190. RD-Y: 525.547. Maaiveld: 21,40. Boormethode: edelmanboring.

diepte lithologie kleur grens

25 Zs1 bruingrijs scherp Vlekken:sterk gevlekt, geel. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: c vlekken.

70 Zs1 oranje scherp Vlekken:sterk gevlekt, grijs. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen:

gele vlekken rommelig.

85 Zs1 grijs scherp Vlekken:sterk gevlekt, oranje. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen:

rommelig grbr vlekken.

140 Zs1 geel scherp Vlekken:sterk gevlekt, donker geel. Bodemkundige interpretaties: vergraven.

Opmerkingen:rommelig.

160 Zs1 licht geel be¨eindigd Bodemhorizont:C. Zandmediaanklasse: zeer fijn. Zand sortering: goed.

(28)

boring 4 RD-X:262.240. RD-Y: 525.546. Maaiveld: 21,45. Boormethode: edelmanboring.

diepte lithologie kleur grens

45 Zs1 bruingrijs scherp Vlekken:sterk gevlekt, geel. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen:

rommelig.

105 Zs1 oranje scherp Vlekken:sterk gevlekt, grijs. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: e vlekken rommelig.

120 Zs1 licht geel be¨eindigd Bodemhorizont:C. Zandmediaanklasse: zeer fijn. Zand sortering: goed.

boring 5 RD-X:262.067. RD-Y: 525.592. Maaiveld: 21,10. Boormethode: edelmanboring.

diepte lithologie kleur grens

25 Zs1 donker grijs scherp Bodemkundige interpretaties:bouwvoor.

30 Zs1h1 zwartgrijs scherp Bodemkundige interpretaties:bouwvoor.

70 Zs1 licht bruingeel geleidelijk Bodemhorizont:C. Vlekken: matig gevlekt, donker geel.

120 Zs1 licht grijsgeel be¨eindigd Bodemhorizont:C.

boring 6 RD-X:262.117. RD-Y: 525.590. Maaiveld: 21,20. Boormethode: edelmanboring.

diepte lithologie kleur grens

25 Zs1 donker grijs scherp Bodemkundige interpretaties:bouwvoor.

40 Zs1 bruingeel scherp Vlekken:sterk gevlekt, grijs. Bodemkundige interpretaties: vergraven.

60 Zs1 oranjegeel geleidelijk Bodemhorizont:C. Vlekken: licht gevlekt, donker geel.

120 Zs1 grijsgeel be¨eindigd Bodemhorizont:C.

boring 7 RD-X:262.167. RD-Y: 525.588. Maaiveld: 21,40. Boormethode: edelmanboring.

diepte lithologie kleur grens

20 Zs1 licht bruin scherp Bodemkundige interpretaties:bouwvoor. Opmerkingen: mv bruin.

60 Zs1 grijs scherp Vlekken:sterk gevlekt, bruin. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen:

gele vlekken rommelig.

100 Zs1 licht geel be¨eindigd Bodemhorizont:C.

boring 8 RD-X:262.217. RD-Y: 525.587. Maaiveld: 21,50. Boormethode: edelmanboring.

diepte lithologie kleur grens

30 Zs1 grijsbruin scherp Vlekken:sterk gevlekt, geel. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: gr vlekken 3.

60 Zs1 donker geel scherp Vlekken:sterk gevlekt, grijs. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen:

rommelig.

100 Zs1 licht geel be¨eindigd Bodemhorizont:C.

boring 9 RD-X:262.268. RD-Y: 525.585. Maaiveld: 21,30. Boormethode: edelmanboring.

diepte lithologie kleur grens

25 Zs1 grijsbruin scherp Vlekken:sterk gevlekt, geel. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: op helling rommelig.

70 Zs1 oranje scherp Vlekken:sterk gevlekt, grijs. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen:

gele vlekken rommelig.

100 Zs1 licht geel be¨eindigd Bodemhorizont:C.

boring 10 RD-X:262.043. RD-Y: 525.633. Maaiveld: 21,10. Boormethode: edelmanboring.

diepte lithologie kleur grens

35 Zs1h1 grijs scherp Bodemkundige interpretaties:bouwvoor.

45 Zs1 donker bruin geleidelijk Bodemhorizont:B, humus.

50 Zs1 donker geel geleidelijk Bodemhorizont:C.

100 Zs1 geel geleidelijk Bodemhorizont:C.

120 Zs1 licht geel be¨eindigd Bodemhorizont:C.

(29)

boring 11 RD-X:262.093. RD-Y: 525.631. Maaiveld: 21,50. Boormethode: edelmanboring.

diepte lithologie kleur grens

35 Zs1h1 grijs scherp Bodemkundige interpretaties:bouwvoor.

55 Zs1 donker geel scherp Bodemhorizont:C.

100 Zs1 geel be¨eindigd Bodemhorizont:C. Opmerkingen: naar beneden lichter.

boring 12 RD-X:262.143. RD-Y: 525.629. Maaiveld: 21,50. Boormethode: edelmanboring.

diepte lithologie kleur grens

30 Zs1h1 donker grijs scherp Bodemhorizont:A, ploeg. Opmerkingen: onderin restant E.

50 Zs1 donker roodbruin geleidelijk Bodemhorizont:B.

60 Zs1 oranjebruin geleidelijk Bodemhorizont:BC.

80 Zs1 bruingrijs geleidelijk Bodemhorizont:C.

100 Zs1 grijsgeel be¨eindigd Bodemhorizont:C.

boring 13 RD-X:262.193. RD-Y: 525.627. Maaiveld: 21,35. Boormethode: edelmanboring.

diepte lithologie kleur grens

30 Zs1h1 donker grijs scherp Bodemkundige interpretaties:bouwvoor.

50 Vkm donker bruin scherp Veen amorfiteit:matig amorf. Veen soorten: veenmosveen.

60 Zs1 grijs geleidelijk Bodemhorizont:E.

70 Zs1h1 donker bruin geleidelijk Bodemhorizont:B, humus.

80 Zs1 roodbruin geleidelijk Bodemhorizont:B, sesquioxide.

120 Zs1 bruingeel be¨eindigd Bodemhorizont:C.

boring 14 RD-X:262.244. RD-Y: 525.626. Maaiveld: 21,35. Boormethode: edelmanboring.

diepte lithologie kleur grens

30 Zs1h1 donker grijs scherp Bodemkundige interpretaties:bouwvoor.

40 Vkm donker bruin scherp

55 Zs1 grijs geleidelijk Bodemhorizont:E.

70 Zs1h1 donker bruin geleidelijk Bodemhorizont:B.

80 Zs1 bruinoranje geleidelijk Bodemhorizont:BC.

120 Zs1 licht bruingeel be¨eindigd Bodemhorizont:C.

boring 15 RD-X:262.020. RD-Y: 525.674. Maaiveld: 21,30. Boormethode: edelmanboring.

diepte lithologie kleur grens

40 Zs1h1 donker grijs scherp Bodemkundige interpretaties:bouwvoor.

50 Zs1 donker roodbruin geleidelijk Bodemhorizont:B.

75 Zs1 geelbruin geleidelijk Bodemhorizont:BC.

120 Zs1 witgeel be¨eindigd Bodemhorizont:C.

boring 16 RD-X:262.070. RD-Y: 525.672. Maaiveld: 21,50. Boormethode: edelmanboring.

diepte lithologie kleur grens

30 Zs1h1 grijs scherp Bodemkundige interpretaties:bouwvoor.

45 Zs1 grijs scherp Vlekken:sterk gevlekt, bruin. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen:

E/Bp-horizont.

60 Zs1 geelbruin geleidelijk Bodemhorizont:B, sesquioxide.

90 Zs1 donker geel geleidelijk Bodemhorizont:C.

120 Zs1 licht geel be¨eindigd Bodemhorizont:C.

(30)

boring 17 RD-X:262.120. RD-Y: 525.670. Maaiveld: 21,45. Boormethode: edelmanboring.

diepte lithologie kleur grens

30 Zs1h1 grijs scherp Bodemkundige interpretaties:bouwvoor.

40 Zs1 grijs scherp Vlekken:licht gevlekt, geel. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen:

veenbrokjes.

70 Zs1 licht grijs geleidelijk Bodemhorizont:E. Opmerkingen: nr beneden donkerder.

80 Zs1h1 donker bruin geleidelijk Bodemhorizont:B, humus.

95 Zs1 bruin geleidelijk Bodemhorizont:B, sesquioxide.

110 Zs1 licht bruingeel geleidelijk Bodemhorizont:C.

120 Zs1 donker geel be¨eindigd Bodemhorizont:C.

boring 18 RD-X:262.170. RD-Y: 525.668. Maaiveld: 21,20. Boormethode: edelmanboring.

diepte lithologie kleur grens

30 Zs1h2 grijs scherp Bodemkundige interpretaties:bouwvoor.

55 Vz3 bruin scherp Bodemkundige interpretaties:vergraven. Opmerkingen: met zand.

70 Zs1 grijs geleidelijk Bodemhorizont:E.

80 Zs1h1 donker grijsbruin geleidelijk Bodemhorizont:B, humus.

90 Zs1 donker bruin geleidelijk Bodemhorizont:B, sesquioxide.

110 Zs1 donker geel geleidelijk Bodemhorizont:C.

120 Zs1 geel be¨eindigd Bodemhorizont:C. Zandmediaanklasse: matig fijn. Zand sortering: goed.

boring 19 RD-X:262.221. RD-Y: 525.667. Maaiveld: 21,10. Boormethode: edelmanboring.

diepte lithologie kleur grens

35 Zs1h1 donker grijs scherp Bodemkundige interpretaties:bouwvoor.

45 Zs1 licht grijsgeel scherp Vlekken:sterk gevlekt, bruin. Bodemkundige interpretaties: vergraven.

70 Vkm donker bruin geleidelijk Veen amorfiteit:sterk amorf.

120 Vkm bruin scherp

140 Zs1h1 donker grijs scherp Opmerkingen:ingewaaid zand?.

150 Vkm zwart geleidelijk Veen amorfiteit:sterk amorf. Opmerkingen: zandige bijmenging.

165 Vkm bruin scherp

180 Zs1 witgeel be¨eindigd Bodemhorizont:C.

boring 20 RD-X:261.996. RD-Y: 525.715. Maaiveld: 21,10. Boormethode: edelmanboring.

diepte lithologie kleur grens

30 Zs1h2 donker grijs scherp Bodemkundige interpretaties:bouwvoor.

40 Vkm bruin scherp Veen soorten:veenmosveen.

70 Vz3 grijsbruin scherp Opmerkingen:veen met zand.

80 Zs1 grijs geleidelijk Bodemhorizont:E. Opmerkingen: top gytta zwart (gliedelaag); paar cm.

100 Zs1h2 donker bruin geleidelijk Bodemhorizont:B.

110 Zs1 donker geel geleidelijk Bodemhorizont:C, gley. Zandmediaanklasse: matig fijn. Zand sortering: goed.

120 Zs1 geel be¨eindigd Bodemhorizont:C.

boring 21 RD-X:262.046. RD-Y: 525.713. Maaiveld: 21,60. Boormethode: edelmanboring.

diepte lithologie kleur grens

30 Zs1h2 donker grijs scherp Bodemkundige interpretaties:bouwvoor.

70 Zs1 geel scherp Vlekken:sterk gevlekt, bruin. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen:

b-vlekken rommelig.

100 Zs1 geel geleidelijk Vlekken:matig gevlekt, bruin. Bodemkundige interpretaties: vergraven.

115 Zs1 licht geel scherp Vlekken:licht gevlekt, licht bruin. Opmerkingen: vergraven ?.

120 Zs1 licht geel scherp Bodemhorizont:C. Vlekken: sterk gevlekt, donker geel. Opmerkingen: c?.

140 Zs1 licht geel be¨eindigd Bodemhorizont:C. Zandmediaanklasse: matig fijn. Zand sortering: goed.

(31)

boring 22 RD-X:262.096. RD-Y: 525.711. Maaiveld: 21,30. Boormethode: edelmanboring.

diepte lithologie kleur grens

30 Zs1h3 donker grijs scherp Bodemkundige interpretaties:bouwvoor.

55 Vkm bruin scherp Veen soorten:veenmosveen. Opmerkingen: plakjes.

57 Vk3 zwart scherp Opmerkingen:gliedelaag.

70 Zs1 grijs geleidelijk Bodemhorizont:E.

80 Zs1h3 donker bruinzwart geleidelijk Bodemhorizont:B, humus.

90 Zs1h1 donker bruin geleidelijk Bodemhorizont:B, sesquioxide.

110 Zs1 donker geel geleidelijk Bodemhorizont:C.

120 Zs1 geel be¨eindigd Bodemhorizont:C.

boring 23 RD-X:262.146. RD-Y: 525.709. Maaiveld: 21,40. Boormethode: edelmanboring.

diepte lithologie kleur grens

20 Zs1 donker grijs scherp Bodemkundige interpretaties:bouwvoor.

40 Zs1 bruingeel scherp Vlekken:sterk gevlekt, donker grijs. Bodemkundige interpretaties: bouwvoor.

60 Vkm donker bruin scherp Veen soorten:veenmosveen.

75 Zs1 donker grijs geleidelijk Bodemhorizont:E.

85 Zs1h1 donker roodbruin geleidelijk Bodemhorizont:B, humus.

120 Zs1 oranjegeel be¨eindigd Bodemhorizont:C.

boring 24 RD-X:262.197. RD-Y: 525.708. Maaiveld: 21,10. Boormethode: edelmanboring.

diepte lithologie kleur grens

30 Zs1h1 donker grijs scherp Bodemkundige interpretaties:bouwvoor.

40 Vz1 zwart scherp Vlekken:licht gevlekt, licht geel. Bodemkundige interpretaties: vergraven.

65 Vz1 bruinzwart geleidelijk

80 Zs1h1 donker grijs geleidelijk Bodemhorizont:E. Opmerkingen: zwakke E.

90 Zs1h2 donker bruin geleidelijk Bodemhorizont:B. Opmerkingen: zwakke B.

105 Zs1 bruingeel geleidelijk Bodemhorizont:C.

120 Zs1 grijsgeel be¨eindigd Bodemhorizont:C.

boring 25 RD-X:262.247. RD-Y: 525.707. Maaiveld: 21,20. Boormethode: edelmanboring, guts.

diepte lithologie kleur grens

30 Zs1h1 donker grijs scherp Bodemkundige interpretaties:bouwvoor.

150 Vkm donker bruin geleidelijk Veen soorten:veenmosveen.

220 Vkm donker bruin scherp Veen amorfiteit:sterk amorf.

240 Zs1 witgeel scherp Bodemhorizont:C.

boring 26 RD-X:262.023. RD-Y: 525.754. Maaiveld: 21,30. Boormethode: edelmanboring.

diepte lithologie kleur grens

20 Zs1h2 grijs scherp Bodemkundige interpretaties:bouwvoor.

40 Zs1h1 grijs scherp Vlekken:sterk gevlekt, donker grijs. Bodemkundige interpretaties: vergraven.

Opmerkingen:br vlekken 1.

70 Zs1 geel scherp Vlekken:sterk gevlekt, donker grijs. Bodemkundige interpretaties: vergraven.

Opmerkingen:roestvl.

120 Zs1 geel be¨eindigd Bodemhorizont:C. Zandmediaanklasse: matig fijn. Zand sortering: goed.

boring 27 RD-X:262.073. RD-Y: 525.752. Maaiveld: 20,90. Boormethode: edelmanboring.

diepte lithologie kleur grens

50 Zs1h1 donker grijs scherp Vlekken:matig gevlekt, zwart. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen:

onderin veenbrokjes.

60 Zs1 geelbruin geleidelijk Bodemhorizont:B. Opmerkingen: restant B.

120 Zs1 oranjegeel be¨eindigd Bodemhorizont:C.

(32)

Ca. 40 jaar gel

10.000

9000

8000

5000

3000

0 11.000 11.800 12.000 13.000 26.000 48.000

1500 n 1050 n 450 n. 12 v. C 800 v. 1900 v 5325 v

4900 v 9000 v

0 10.000 13.000 73.000 115.000 130.000 370.000 410.000 475.000

Ple ist oc een

Holoceen

Mid de n-P lei sto cee n Laa

t-P lei sto cee n

Elsterien

Holsteinien

Saalien-complex

Eemien

Wei ch sel ien

(G lac iaa l)

Vroeg-Weichselien (Vroeg-Glaciaal) Laat-Weichselien (Laat-Glaciaal) Midden-Weichselien (Pleniglaciaal)

Subatlanticum Subboreaal Atlanticum Boreaal Preboreaal

Laa t-

Ho lo cee n

Mid de n-

Ho lo cee n

Vro eg -

Ho lo cee n

Ho lo cee n

Late Dryas Allerød-interstadiaal Vroege Dryas Bølling-interstadiaal

Nieuwe Tijd Late Middeleeuwen Vroege Middeleeuwen Romeinse Tijd IJzertijd Bronstijd Neolithicum Mesolithicum Laat-Paleolithicum Laat-Pleniglaciaal Midden-Pleniglaciaal Vroeg-Pleniglaciaal

Laa t-G lac iaa

l l iaa lac nig Ple

Gla cia al

Chronostratigrafische eenhedenJaren geledenChronostratigrafische eenheden

14 C-jaren geledenArcheologische periode Tij Bijlage2.Eenoverzichtvangeologische(chronostratigrafische)enarcheologischeperiodes.Door:A.J.Wullink.Gebaseerdop:Brandtetal.1992;DeMulder etal.2003;Berendsen2004.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

ensemblewaarde 2 De ensemblewaarde van de vindplaats is middelhoog door het voorkomen van vergelijkbare vindplaatsen uit dezelfde periode binnen de regio.. representativiteit –

Doel van deze eerste monitoringsronde in 2017 in de gemeente Tilburg is om een inzicht te krijgen van de intensiteit (aantal transecten en aantal herhalingen) welke nodig is in

Hoeben heeft Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen uitgevoerd voor het

In deze werkput zijn geen archeologische resten aangetroffen.. Op het vlak was

50 Zs1h2 donker bruin geleidelijk Vlekken: matig gevlekt, licht geel.. Bodemkundige

Samenvattend kan worden gesteld dat de onderzoekslocatie een lage trefkans heeft op archeologische resten en/of sporen uit de periode Neolithicum – Nieuwe Tijd... 2.3

Indien er op de onderzoekslocatie enkeerdgronden aanwezig zijn, kunnen in het eerddek verploegde archeologische resten uit de periode Late Middeleeuwen – Nieuwe Tijd

In opdracht van SAB Arnhem heeft Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van