• No results found

Weldra zou Pesach, het Joodse Paasfeest, beginnen. Daarom vertrok Jezus naar Jeruzalem.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Weldra zou Pesach, het Joodse Paasfeest, beginnen. Daarom vertrok Jezus naar Jeruzalem."

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 234: Johannes 2:12 t/m 3:4]

In de vorige uitzending hebben we gelezen dat de Here Jezus na de bruiloft te Kana samen met Zijn moeder, broers en leerlingen naar Kafarnaüm of

Kapernaüm gaat (Joh.2:12).

Na het eerste wonder daalde de Here af van Kana in het Galilese bergland naar het lager gelegen Kafarnaüm aan de oever van het meer van Galilea. Dat Zijn keus viel op Kafarnaüm kan samenhangen met de centrale ligging van dat dorp.

Als zodanig kon het een goed uitgangspunt vormen voor Zijn verdere optreden in Galilea. Jezus zou er dan ook nog vaker komen. Een reden kan ook zijn geweest dat Zijn moeder met haar hele gezin naar Kafarnaüm verhuisde (Matth.4 en Marc.2). Opvallend dat Johannes ineens melding maakt van de broers van de Here Jezus. Later vertelt Johannes in Joh.7 dat zij niet in Hem geloofden.

Het verblijf van de Here en Zijn leerlingen in Kafarnaüm duurde maar enkele dagen. Dat hield verband met het naderende paasfeest.

Johannes 2 vers 13:

Weldra zou Pesach, het Joodse Paasfeest, beginnen. Daarom vertrok Jezus naar Jeruzalem.

Met vers 13 begint een nieuw gedeelte. In de verzen 13 t/m 22 vertelt Johannes dat de Here Jezus de tempel reinigt. Vanuit Kafarnaüm vertrok de Here Jezus naar Jeruzalem. Jeruzalem ligt heel wat hoger dan het meer van Gennesareth (een hoogteverschil van ong. 950 m.). Een concrete aanleiding om naar

Jeruzalem te gaan vormde het naderende Joodse Paasfeest. Bij dergelijke feesten zou Hij (in overeenstemming met de wet van Mozes) steeds aanwezig zijn. Met de aanduiding ‘Pesach’ geeft Johannes aan dat het daarbij gaat om het Joodse Paasfeest.

Johannes 2 vers 14:

Op het tempelplein zag Hij handelaars die runderen, schapen en duiven verkochten en geldwisselaars die achter hun tafeltjes zaten.

Ook bij het verslag van de tempelreiniging laat Johannes duidelijk merken dat hij een ooggetuige is geweest. Dat blijkt al meteen uit wat hij hier naar voren brengt.

(2)

Johannes tekent een levendig beeld van dat wat de Here Jezus te zien kreeg toen Hij bij de tempel kwam. In verband met het komende Joodse Paasfeest was het op het tempelplein een drukte van belang. Handelaars prezen er hun koop- waar aan. Voornamelijk dieren die (zoals was voorgeschreven) tijdens het feest moesten worden geofferd.

Johannes onderscheidt zich in zijn verslag van de andere evangelisten door specifieke details van de offerdieren te noemen. Runderen en schapen zijn bestemd voor de brand- en vredeoffers. Daarnaast lezen we over duiven, de offerdieren voor de armen. Ook treft de Heiland geldwisselaars aan, zij zitten achter tafels op het tempelplein. Ze wisselden tegen provisie de gangbare

Romeinse munten in (op de munten staat de afbeelding van de keizer) en geven er Tyrische zilverstukken (zonder afbeelding) voor terug. Deze zilverstukken werden door de priesters als ‘heilige’ valuta geïnd als verplichte hoofdelijke omslag (te vergelijken met de ‘verzoeningssom uit Ex.30 en de tempelbelasting uit Matth.17).

Voor al die activiteiten op het tempelplein vragen de tempelautoriteiten een pacht die lang niet mis was. Maar, daarover was de Here Jezus (in eerste instantie) niet verontwaardigd. Zijn verontwaardiging richt zich op het feit, dat al deze activi- teiten zich op het tempelplein afspelen. Dat strookt totaal niet met het karakter van de tempel. De HERE had door de mond van Jesaja tegen Israël gezegd dat Zijn huis, een huis van gebed moet zijn en geen markt (Jes.56).

Iedereen weet dat het inwisselen van geld altijd kosten met zich meebrengt. Je moet er meer voor betalen als je andere valuta wilt hebben en als je (dat wat over is) later weer inlevert krijg je er minder voor terug. Nou, dat gebeurde ook op het tempelplein. Op het tempelplein was ook een levendige handel in vee ontstaan.

Schapen en runderen werden tegen opbod verkocht. En met al deze dingen werd het al gauw een heel spektakel. Maar dat was niet de bedoeling van het huis van God. Johannes 2 vers 15 t/m 17:

Hij knoopte een paar stukken touw aan elkaar en joeg hen daarmee met hun dieren de tempel uit. Het geld van de wisselaars gooide Hij op de grond en hun tafeltjes gooide Hij omver.

(3)

Tegen de duivenverkopers zei Hij: Eruit! Het huis van Mijn Vader is geen markt! Dit herinnerde de leerlingen eraan dat er geschreven staat: Van mijzelf blijft niets over, omdat ik alles geef voor Uw huis.

Johannes vertelt hoe de Here Jezus Zijn verontwaardiging uitte. Johannes begint met een detail die we bij de andere evangelisten niet tegenkomen. Hij knoopte een paar stukken touw aan elkaar en maakt daarmee een soort gesel.

Uiteraard moest die gesel dienen om er de dieren mee weg te jagen. De Here Jezus werpt Zich met de gesel op de levende koopwaar en jaagt hen met de handelaars van het tempelplein. De tafels van de geldwisselaars stoot Hij omver.

Met als gevolg dat het geld over de grond rolde. Uit dit alles blijkt zonneklaar hoe diep verontwaardigd de Here Jezus was, maar er blijkt ook met hoeveel gezag Hij optrad.

In vers 16 richt de Here Zich tot de verkopers van duiven. Hij geeft bevel om direct met hun koopwaar te verdwijnen. Hierbij moeten we denken aan manden met duiven. Het was niet Jezus’ bedoeling om hun de dieren af te pakken. Ook mochten zij gerust hun zakendoen voortzetten, maar niet op het tempelplein.

Handelen en verkopen moest op een andere plaats gebeuren. Zij maakten van de tempel een markt. Zij haalden het drijven van handel en het dienen van God door elkaar. Het laatste kwam bij hen in het teken van het eerste te staan. Zij misbruikten het Huis van Zijn Vader voor eigen gewin en ontheiligden en

ontwijden daarmee de tempel van God. Dat vroeg om een krachtige reactie van Jezus kant. Als Zoon van God was Hij ten diepste verontwaardigd over de wijze waarop de tempel werd ontwijd.

Uit vers 17 blijkt dat de leerlingen erbij waren, toen de Here Jezus de tempel reinigde. Johannes vertelt dat het doortastende optreden van de Here hen

herinnerde aan een bepaald woord uit het OT, namelijk Ps.69:10. Het gaat daarin om David die zijn nood klaagt tegenover God. De ijver voor Gods huis heeft hem in doodsgevaar gebracht. Hij wordt door vijanden bedreigd, zij brengen hem erom in het nauw met hun laster, hoon en haat. Zo flitst het de leerlingen van de Here Jezus door het hoofd, met deze actie op het tempelplein zou de vijandschap van Zijn tegenstanders wel eens kunnen toenemen.

(4)

Johannes 2 vers 18 t/m 20:

De Joden namen dit niet. Hoe durft U! Bewijs maar eens dat U dit mag doen! Breek deze tempel af, zei Jezus. En in drie dagen zal Ik hem weer opbouwen. Wat! riepen de Joden. Er is 46 jaar aan deze tempel gewerkt en U zou er in drie dagen mee klaar zijn?

Ineens verschijnen ‘de Joden’ op het toneel. In dit verband zullen we daarbij concreet moeten denken aan de ordebewaarders, die bij de tempel toezicht houden. Mogelijk hadden de handelaars en de geldwisselaars bij hen hun beklag gedaan. De Joden roepen de Here Jezus ter verantwoording. Zij verlangen van Hem een ‘bewijs’ waaraan ze kunnen zien dat Hij het recht heeft om zoiets te doen. Het was hun begonnen om een teken als bewijs van Zijn Goddelijke bevoegdheid. Dit herinnert sterk aan de vraag naar Zijn volmacht, zoals die de Here Jezus eens door de Joodse leiders werd gesteld (Matth.21). In beide situaties is er sprake van ongeloof. Bij de tempelreiniging wijzen de tempel- autoriteiten het teken van Zijn bevoegdheid af. Ondertussen eisen zij van Hem wel een ander teken, waarover dan zogenaamd nog te praten zou zijn. Door deze houding aan te nemen, ontstaat er een scherp contrast tussen de Joden en de leerlingen van de Here Jezus (vs.17 en 22).

In vers 19 lezen we het antwoord dat de Here Jezus op de vraag van de Joden naar Zijn legitimatie geeft. Ogenschijnlijk gaat de Here op hun eis in door hen een teken in het vooruitzicht te stellen. Maar goedbeschouwd is het wel een heel ander teken dan waar het hun om was begonnen. Bovendien kleedt de Here deze aankondiging zodanig in, dat Zijn woorden hun wel heel raadselachtig in de oren moesten klinken. Hij deed Zijn uitspraak in de vorm van een typisch

Oosterse spreuk, zoals we die bij de profeten in het OT wel meer aantreffen. Dat moet bij hen wel tot een verkeerd begrijpen leiden (zoals blijkt uit vs.20).

Jezus betrekt de ontwijding van Gods huis op Zijn eigen lichaam. Met hun ontwijding van de tempel waren zij bezig de tempel zonder bijgebouwen ‘af te breken’. Dat laatste moesten zij ook maar met Zijn lichaam doen. Op Zijn beurt zou Hij wat zij hadden afgebroken dan weer ‘opbouwen’.

(5)

Het teken dat Hij hun toezegde, was dat van Zijn opstanding uit de doden.

Daarmee zou Hij hun op een onverwachte en sprekende manier laten zien dat Hij wel degelijk volmacht heeft om zó in de tempel op te treden. Dat Hij op het

wonder van Zijn opstanding doelde, blijkt ook uit de tijdsaanduiding ‘in drie dagen’. Dat het begrip ‘deze tempel’ hier een dubbele betekenis heeft, komt mede tot uitdrukking in de beide werkwoorden die ermee verbonden zijn. Het Griekse woord voor afbreken (van een gebouw) betekent in combinatie met het woord lichaam, het vernietigen van een lichaam. Hetzelfde is het geval met het Griekse woord voor opbouwen. In combinatie met het woord lichaam is de betekenis, het opwekken van een lichaam.

Wat te verwachten was gebeurde. De Joden dachten bij de aanduiding ‘deze tempel’ meteen aan het gebouw. Zij vatten de woorden van de Here Jezus heel letterlijk op, een misverstand dat we vaker in het Joh. evangelie tegenkomen.

De tempel, waar de Joden de uitspraak van de Here Jezus op betrokken, was de tweede tempel, die men gebouwd had na de terugkeer uit de ballingschap in Babel. Herodes de Grote had deze tempel intussen danig uitgebreid en prachtig gerestaureerd, zodat er praktisch van ‘nieuwbouw’ kon worden gesproken. Heel de periode van uitbreiding en restauratie had al zo’n 46 jaar geduurd.

Johannes 2 vers 21 t/m 23:

Maar Jezus bedoelde dat Hijzelf, Zijn eigen lichaam, die tempel was.

Later, toen Hij uit de dood was teruggekomen, herinnerden Zijn leerlingen zich dat Hij dit gezegd had. Het klopte met wat er in de Boeken staat en zij geloofden het.

Vanaf vers 21 geeft Johannes zijn eigen commentaar op het krasse misverstand bij de Joden. Met de aanduiding ‘deze tempel’ doelde de Here Jezus op Zijn eigen lichaam (in 1Kor.6:19, maakt Paulus gebruik van een soortgelijk beeld: het lichaam als tempel van de Heilige Geest). Johannes maakt in zijn evangelie wel vaker zulke verklarende opmerkingen. Door wat hij hier als zodanig naar voren brengt, krijgen de woorden van de Here over het ‘afbreken’ en ‘opbouwen’ van de tempel het karakter van een profetie. De Here Jezus zinspeelde daarmee op Zijn dood en opstanding.

(6)

Hij zou Zijn lichaam overgeven aan de afbraak, maar binnen drie dagen zou Hij het ook weer doen opstaan uit de doden. Met deze verklaring van Johannes komt de nadruk te liggen op de eigen volmacht van de Here. Bovendien laat Johannes op die manier uitkomen dat de Here Jezus Zelf de ware Tempel is. Met en in Hem breekt de tijd aan van de aanbidding van God in geest en waarheid (Joh.4).

Johannes 2 vers 23:

Door de wonderen die Jezus tijdens het Paasfeest in Jeruzalem deed, gingen veel mensen in Hem geloven.

Johannes vult zijn verslag over de tempelreiniging aan met een paar zinnen (vs.23 t/m 25). Ze hebben betrekking op de verdere werkzaamheden van de Here Jezus in Jeruzalem. Deze verzen vormen ook de overgang naar het gesprek tussen de Here Jezus en Nikodemus (Joh.3).

Op zichzelf wil Johannes met veel mensen gingen in Hem geloven aangeven dat de betrokkenen de Here Jezus als de Messias zagen en Hem zo hun

vertrouwen gaven. Maar, in dit verband heeft het een bepaalde klank. Dit geloof van veel mensen berustte alleen op de wonderen waarvan zij getuigen waren.

Het was een geloof zonder diepte en duurzaamheid. Het was geen reddend geloof.

Johannes 2 vers 24 en 25:

Maar Hij bleef terughoudend, omdat Hij de mensen door en door kende.

Niemand hoefde Hem iets over de mens te vertellen, want Hij wist wat er in een mens omgaat.

Van Zijn kant reageerde de Here Jezus terughoudend op dat geloof van de vele mensen. Het had voor Zijn besef weinig diepgang. Hij had er geen vertrouwen in.

De Here Jezus doorzag al die spontane vereerders. Hij wist dat de indruk die Zijn wonderen op hen maakte, geen enkele zekerheid gaf voor een volgen van Hem op langere termijn. En op die ‘kennis’ legt Johannes hier alle nadruk.

Luisteraar, de Here Jezus doorziet wat er in het hart van een mens is. Dat was in de tijd van het Johannes evangelie zo, maar dat is vandaag nog steeds zo. Een mens kan de feiten van het Evangelie geloven maar dat zegt nog niets over je hart.

(7)

Belangrijk is het antwoord op de vraag: Gelooft u in de Here Jezus als uw

persoonlijke Redder en Verlosser Die voor uw zonden stierf? Gelooft u met alles wat in u is dat Hij is opgestaan uit de dood voor uw verzoening? Is Hij uw hoop in de hemel, waar Hij zit aan de rechthand van Zijn Vader. Vanwaar Hij komen zal om al Zijn kinderen bij één te brengen en de bokken van de schapen zal

scheiden.

Johannes 3 vers 1:

Zo was er een Farizeeër, een lid van de Hoge Raad, die Nikodemus heette en die op een nacht met Jezus kwam praten.

In tegenstelling tot het voorgaande (in Joh.2) en de vele andere Joodse leiders nam Nikodemus geen vijandige houding aan tegenover de Here Jezus. Het moet voor de Heiland een verademing zijn geweest om ondanks de kritiek, de tegen- stand en de vijandschap deze leider in Israël de weg te wijzen naar Zijn Vader in de hemel. Nikodemus zou het later in eigen kring zelfs voor Hem opnemen

(Joh.7). En samen met anderen bezorgt hij de Here Jezus na zijn sterven aan het kruis een eervolle begrafenis (Joh.19). En daarna? Daarna is Nikodemus (om zijn toenadering tot de Here Jezus) door de Joodse leiders doodgezwegen.

In Joh.2 hebben we gelezen dat Jezus wist wat er in een mens omgaat. Hij wist dat Nikodemus eerlijk en oprecht was. Laten we nader met hem kennismaken.

Van Nikodemus worden 3 dingen gezegd. Ten eerste - Hij was een Farizeeër.

Als zodanig is hij een Schriftgeleerde (vs.10 - een leraar van Israël). Het betekent dat hij tot de geestelijke leiders van Israël behoorde. Zij geloofden in de godde- lijke ingeving van het OT, in de komst van de Messias, in wonderen en in de opstanding van de doden. In de tweede plaats - Hij blijft niet anoniem, zijn naam wordt genoemd. Hij heeft een Griekse naam en die betekent: veroveraar van het volk. In de derde plaats noemt Johannes zijn lidmaatschap van de Hoge Raad oftewel het Sanhedrin (Joh.7:50). Hij was een officiële vertegenwoordiger van het Jodendom, een vooraanstaand figuur. Deze Nikodemus kwam met Jezus praten en bij de Here Jezus blijkt wie de echte Leraar in Israël is.

(8)

Alles wat Nikodemus had bereikt en mag zijn hadden hem niet geholpen om te begrijpen wat ‘opnieuw geboren’ betekent en inhoudt.

Luisteraar, zo kan een mens leven. Veel bereikt in het leven, een prachtige positie, een geweldige baan en wat er allemaal nog te noemen valt. En toch kan een mens het gevoel hebben dat er meer moet zijn. Dat een carrière, een baan , een positie (noem maar op) een masker kan zijn, waar een mens zich achter verschuilt. Nikodemus zegt in Johannes 3 vers 2:

Meester, wij weten dat God U gezonden heeft om ons te leren. Want

niemand kan de wondertekenen doen die U doet, als God niet met hem is.

Nikodemus komt in de nacht naar de Here Jezus om met hem te praten.

Waarom? Na wat we hem net hebben horen zeggen in vers 2 laat zich dat raden.

De tekenen die hij de Here had zien doen, hadden hem aan het denken gezet.

Maar wilde hij een eerlijk oordeel over Jezus kunnen vellen, dan moet hij Hem eerst zelf hebben gesproken, dat was zijn mening (Joh.7).

Nee, Nikodemus was niet bang uitgevallen. Waarschijnlijk was de enige reden waarom hij bij het vallen van de avond kwam dat hij dan tenminste rustig met rabbi Jezus kon praten (veel rabbijnen bestuderen ‘s nachts de Thora).

Nikodemus begint het gesprek met een verklaring. Op grond van al de tekenen die Jezus had gedaan kon hij geen andere conclusie trekken dan dat de Here Jezus een leraar moest zijn die door God was gestuurd (Hand.2:22). Nikodemus beroept zich voor deze conclusie op het algemene gevoelen, dat niemand zulke grote wonderen tot stand kan brengen als God niet met hem is. En omdat hij weet dat Jezus een bijzondere kennis van het Woord van God, van de Bijbel bezit, spreekt Nikodemus Hem eerbiedig aan met: meester, rabbi.

Johannes 3 vers 3:

Jezus antwoordde: Luister goed, wie niet opnieuw geboren wordt, kan het Koninkrijk van God niet ontdekken.

De Here Jezus beantwoordt de verklaring van Nikodemus. Met het antwoord wil de Heiland Nikodemus laten zien dat zijn benadering verkeerd is.

(9)

Nikodemus wil graag ‘het Koninkrijk van God binnengaan’ (vs.5), d.w.z. hij wilde daarin graag delen. Maar daarvoor is méér nodig dan een-diep-onder-de-indruk- zijn van de macht van Jezus om tekenen en wonderen te doen.

Het komt er dan op aan die wonderen van de Here Jezus te zien als tekenen van het Koninkrijk van God. En dát zou Nikodemus alleen kunnen, als hij opnieuw geboren zou worden.

Johannes 3 vers 4:

Opnieuw geboren? vroeg Nikodemus. Hoe kan dat? Iemand kan toch niet voor de tweede keer uit zijn moeders lichaam geboren worden?

Op de voorwaarde van een nieuwe geboorte reageert Nikodemus met een tegen- werping in de vorm van een tweetal vragen. Met zijn eerste ironische vraag gaf hij er blijk van het ‘geboren worden’, waarover de Here het had, alleen in letterlijke zin te verstaan. En dat ‘geboren worden’ gebeurde met een mens toch alleen aan het begin van zijn leven. Hoe kon dat nu met iemand plaatsvinden die al op

leeftijd was gekomen?! Juist als een mens al ouder is geworden, beseft hij eens te meer dat zo’n geboorte zich maar één keer voltrekt. Vandaar dat Nikodemus er een tweede vraag op laat volgen. Een mens kan toch niet voor een tweede maal (door zijn moeder) ter wereld worden gebracht?! Het geboren worden wordt door Nikodemus (ten onrechte) opgevat in de zin van, voor de tweede keer langs de natuurlijke weg.

In ieder geval blijkt uit de manier waarop Nikodemus reageert, dat er heel wat verschil zit tussen zijn manier van denken en die van de Here Jezus.

De Here Jezus spreekt hier niet over een natuurlijke geboorte , maar over een geestelijke geboorte. Een geboorte van bovenaf, uit God geboren worden. Dat kon Nikodemus helemaal niet begrijpen. En u luisteraar?

In de volgende uitzending lezen we verder in Joh.3

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Niet alleen dus bij Rosaceaeën, hoewel het wel bar gesteld is met het aantal gevoeligheden voor narigheid van deze familie, inclusief het geslacht Malus.. De bovenstaande tabel

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Hierbij is niet alleen gekeken naar kosten die ouders mogelijk besparen als het kind jeugdhulp met verblijf ontvangt, maar is ook gekeken naar mogelijke extra inkomsten die ouders

De meeste Joodse vluchtelingen van de Europese en Arabische landen werden gevestigd in Israël, een land dat niet groter is dan New Jersey (22.000 km 2 ).. Arabische

Want zie, Uw vijanden maken getier, en Uw haters steken de kop op. Zij maken listig een hei- melijke aanslag tegen Uw volk, en beraadslagen zich tegen Uw verborgenen. Zij hebben

Wanneer Letje haar hoofd tusschen de gordijntjes door stak in den rozenrooden tempel van dit nieuwe geluk en op het kleine kussen met het groote monogram het mysterie met twee

De belanghebbende moet, nadat hij de vereiste verklaring van de burgemeester van zijn woonplaats heeft verkregen, twee verzoeken indienen: het eerste bij het Bureau van Consultatie