• No results found

Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie"

Copied!
63
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

I

I

I CE

Centrum voor energiebesparing en

schone technologie Oude Delft 180

2611 HH Delft Tel (O1 5) 2 150 150 Fax(015) 2 150 151

Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie

1980 - 1995

Rapport

Delft, 30 januari 1996

Opgesteld door: Jos M.W. Dings Arie N. Bleijenberg

In opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directie Individueel Personenverkeer.

(3)

Inhoud

Samenvatting 1 inleiding

1.1 Aanleiding en doel

1.2 Afbakening en uitgangspunten 1.3 Werkwijze

2 Europese Unie 2.1 inleiding

2.2 Europees accijnsbeleid

2.3 Verloop gemiddelde brandstofprijzen EU 2.4 Accijnsniveaus in de lidstaten

2.5 Conclusies en aanbevelingen 3 Nederland

3.1 Inleiding

3.2 Nederlands beleid

3.3 Verloop reële brandstofprijzen in Nederland 3.4 Prijsverschil met de buurlanden

3.5 Conclusies Literatuur

Bijlagen

A Geraadpleegde instanties

B Brandstofprijzen EU gemiddeld 1980-1 995 C Brandstofprijzen in lidstaten 1980-1 995

5 7 7 7 8 9 9 9 10 12 14 17 17 17 18 19 21 22 1 1 V XI

(4)

Samenvatting

Deze studie richt zich op de verkoopprijzen van en belastingen op drie soorten motorbrandstoffen in de 15 lidstaten van de Europese Unie tussen 1980 en 1995. Door koppeling aan prijsindexcijfers en afzetcij- fers kunnen reële prijsverlopen worden bepaald en kunnen de prijsverlo- pen worden gemiddeld over de gehele Unie.

De prijsvergelijking levert de volgende conclusies over de brandstofac- cijnzen in Europa:

De reële gemiddelde verkoopprijs van motorbrandstoffen in de EU is momenteel ongeveer 20% lager dan begin jaren tachtig en is sinds 1987 ongeveer stabiel.

Alle lidstaten hebben een accijns op ongelode benzine hoger dan 340 ECU/l

O00

I, terwijl het huidige Europese minimumtarief 287 ECU/

1000 I bedraagt. Indien de EU een verdere verhoging van het mini- mumtarief zou willen invoeren, dan zijn één

of

enkele lidstaten gedwongen hun accijns op ongelode benzine te verhogen. Een minimumtarief van 395 ECU/1

O00

I zou bijvoorbeeld betekenen dat vier lidstaten hun accijnzen moeten verhogen (zie tabel 2.3).

Voor de accijns op gelode benzine geldt dat ieder lidstaat op gelode benzine tenminste een aantal ECU/l000 I meer accijns dient t e heffen dan op ongelode benzine. Het verplichte verschil in accijnsni- veau kan worden vastgesteld op 50 ECU/1000 I, overeenkomstig de huidige advieswaarde van de EU. Het is echter ook denkbaar om het verplichte verschil t e verhogen

om

gelode benzine versneld uit de markt t e drukken.

Een eventuele verhoging van het Europese minimum voor dieselac- cijns is niet mogelijk zonder dat lidstaten hun tarieven moeten aan- passen. Zo zou een verhoging van het minimumtarief van 245 tot 290 ECU/1 O00 I betekenen dat vier lidstaten hun dieselaccijns moe- ten verhogen (zie tabel 2.3).

De Europese Commissie vindt het gewenst om het momenteel grote accijnsverschil tussen benzine en diesel in de toekomst t e verkleinen.

De volgende conclusies worden getrokken met betrekking tot de Neder- landse accijnzen en het Nederlandse accijnsbeleid:

1 De reële Nederlandse verkoopprijzen van benzine (gemiddeld) en diesel zijn na de accijnsverhogingen van 1 januari 1996 even hoog als in 1980.

2 Voor ongelode benzine is het prijsverschil tussen Nederland en de buurlanden België en Duitsland momenteel wat kleiner dan in het recente verleden. Hierdoor bestaat enige mogelijkheid voor Nederland om de benzine-accijns te verhogen, zonder t e grote nadelen in verband met het 'tanktoerisme'. Uitgaande van eerder beleidsuitspra- ken over het maximaal aanvaardbare prijsverschil met de buurlanden, heeft Nederland een eigen beleidsruimte van 15 tot 20 cent per liter om de benzine-accijns te verhogen.

7.031 .I I Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1 9 8 0

-

1 9 9 5

Eindrapport I januari 1 9 9 6 5

(5)

3 Overwegingen voor Nederland om t e pleiten voor een verhoging van de minimum accijnstarieven in de EU zijn:

-

Vermindering van de economische nadelen voor Nederland als gevolg van de relatief hoge Nederlandse benzine-accijns.

- Er ontstaat meer ruimte voor het eigen nationaal accijnsbeleid.

-

Tot slot levert accijnsverhoging in heel Europa een wezenlijke bijdrage aan vermindering van milieuvervuiling, waaronder grens- overschrijdende vormen, zoals klimaatverandering en verzuring.

Juist voor deze internationale milieuproblemen is internationaal beleid het meest effectief.

7.03 1 - 1 I Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1980 - 1995

6 Eindrapport / januari 1996

(6)

1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directie Individueel Personen- verkeer (IP) wil op de hoogte blijven van de ontwikkelingen in (de samenstelling en hoogte van de) brandstofprijzen in de Europese Unie en de verschillen in deze prijzen tussen de verschillende lidstaten. Een van de redenen hiervoor is dat de beleidsruimte voor een Nederlandse aCCijnSVerhOging in verband met ‘grenstanken’ afhankelijk is van de verschillen in brandstofprijzen met de buurlanden. Verder is de beleids- ontwikkeling in de Europese Unie rond een nieuwe Richtlijn voor har- monisatie van de accijnzen op motorbrandstoffen natuurlijk ook van belang voor Nederland.

In 1994 heeft het CE reeds voor IP een overzicht gemaakt van de brandstofprijsontwikkeling in de ons omringende landen (‘Ontwikkeling accijns op motorbrandstoffen in de buurlanden‘, april 1994). IP heeft aan het CE gevraagd deze databank t e actualiseren en uit t e breiden met de nieuwe lidstaten van de Unie Oostenrijk, Finland en Zweden. Deze geactualiseerde data zijn vervolgens het vertrekpunt voor overwegingen rond de Europese harmonisatie van accijnzen en het Nederlandse accijns- beleid.

1.2 Afbakening en uitgangspunten

Voor de databank zijn gegevens verzameld over de volgende velden:

-

Landen: de vijftien lidstaten: Oostenrijk, België, Denemarken, Finland, Frankrijk, Griekenland, Duitsland, Ierland, Italië, Luxemburg, Neder- land, Portugal, Spanje, Zweden en Groot-Brittannië.

-

Tijd: Kwartaalgegevens op de tijdstippen 15 januari, 15 april, 15 juli en 15 oktober. Er zijn gegevens verzameld tot 15 juli 1995. Van België, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië, Ierland, Italië en Nederland zijn data beschikbaar vanaf 1980, van Grieken- land en Luxemburg vanaf 1982, van Portugal en Spanje vanaf 1986 en van Oostenrijk, Finland en Zweden vanaf 1995.

-

Brandstoffen: Drie verschillende soorten brandstoffen zijn meegeno- men: gelode superbenzine (octaangetal 981, normale benzine (octaan- getal 95, v66r 1986 is dit gelode benzine, vanaf 1986 is dit de zoge- noemde ’Euro 95’ ongelode benzine) en diesel. Er zijn nog andere brandstoffen in de handel of in de handel geweest, zoals superplus (ongelood, octaangetal 981, benzine met octaangetal 92 en LPG.

Voor het hoofddoel van deze studie is het niet meenemen van deze brandstoffen geen ernstige tekortkoming.

-

Prijs: drie componenten: de kale prijs, heffingen’ en BTW.

-

Muntsoorten: nationale munteenheid, ECU’S en dollars.

Onder heffingen wordt verstaan de accijns plus eventuele andere specifieke brandstof- heffingen.

7.031 - 1 I Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1980

-

1995

@

Eindrapport I januari 1996 7

(7)

1.3

-

Tevens zijn van elk land prijsindexcijfers voor gezinsconsumptie toegevoegd. Dit maakt het mogelijk om de nominale prijzen in natio- nale munteenheden om t e rekenen naar reële prijzen.

-

Ten slotte zijn van elk land voor elk jaar cijfers van de afzet van de drie brandstoffen toegevoegd. Met behulp van deze cijfers kunnen gewogen gemiddelde prijzen voor de gehele Europese Unie worden bepaald.

Vanwege het ontbreken van Europese prijsindexcijfers kan geen verloop van de brandstofprijzen in reële ECU'S worden gegeven. De reële ontwik- keling van de brandstofprijzen is daarom gegeven in indexcijfers met 1986 = 100.

Werkwijze

De data zijn ontleend aan het OilBulletin dat door de Europese Commis- sie wordt gepubliceerd. Gekozen is voor deze informatiebron om een internationale Vergelijking t e kunnen maken. Aan gebruik van gegevens uit het OilBulletin kleven echter wel enkele nadelen, zoals het hierboven genoemde meenemen van slechts drie soorten brandstoffen. Verder zijn geen internationaal geldende definities vastgesteld, zodat niet geheel zeker is of de cijfers van verschillende landen wel goed vergelijkbaar zijn.

Mogelijke kwaiiteitsverschillen zullen vooral van invloed kunnen zijn op de 'kale' kostprijs, die echter maar een beperkt deel van de totale verkoopprijs uitmaakt. Op basis hiervan achten wij de cijfers uit het OilBulletin voldoende betrouwbaar voor een internationale vergelijking van de verkoopprijzen.

De cijfers zijn beschikbaar tot en met het vierde kwartaal van 1995 (15 oktober 1995).

Naast de hierboven beschreven update is ook telefonisch en schriftelijk informatie verzameld over de plannen van de lidstaten om hun accijnsni- veaus per 1 januari 1996 aan t e passen.

7.031.1 I Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1980

-

1995

8 Eindrapport I januari 1996

(8)

2

Ongelode benzine Diesel

Europese Unie

287 ECU/1 O00 I 245 ECU/1 O00 I 2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van ontwikkelingen in de accijnsni- veaus en in de verkoopprijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie. Dit overzicht staat in het kader van het Europese accijnsbeleid, waarvan eerst een samenvatting wordt gegeven ( § 2.2). Hierna volgt informatie over het reële verloop

-

gecorrigeerd voor inflatie

-

van de

gemiddelde pompprijzen en samenstelling ervan in Europa ( § 2.3).

Vervolgens worden de accijnsniveaus in de 15 lidstaten vergeleken met de Europees vastgestelde minima ( 8 2.4). Conclusies en aanbevelingen sluiten dit hoofdstuk af ( § 2.5).

2.2 Europees accijnsbeleid

Met Richtlijn 92/82/EEC zijn minima vastgesteld voor het accijnstarief dat lidstaten mogen heffen (zie tabel 2.1). Lidstaten hebben de vrijheid om hogere tarieven te hanteren. Bij het vaststellen van de minimum accijnstarieven bestond de verwachting bij de Europese Commissie dat door de werking van de markt

-

'tanktoerisme' en concurrentiepositie - de accijnstarieven van de lidstaten dichter naar elkaar zouden groeien, Vanwege het functioneren van de interne markt vindt de Europese Commissie meer convergentie in de accijnsniveaus gewenst. Bij benzine is de afgelopen jaren nauwelijks sprake geweest van convergentie. Voor de dieselaccijns lijkt het vastgestelde minimumtarief wel een 'standaard' te worden.

tabel 2.1 : Minimum EU harmonisatieniveau voor accijnzen op motorbrandstoffen.

I

TvDe motorbrandstof

I

Minimum tarief

I

1

Gelode benzine

I

337 ECU/1 O00 I

I

I I I 1

i I I

I

LPG en methaan

I

1 O0 ECU/1 O00 kQ

I

In de eerder genoemde Richtlijn staat tevens dat de Raad voor 3 1 december 1994 het eerder genomen besluit zal heroverwegen. Besluit- vorming in de Raad over dit onderwerp geschiedt via unanimiteit, zodat alle

-

inmiddels 15

-

lidstaten in moeten stemmen met een nieuwe Richtlijn. Voordat de Raad besluit, dient het Europese Parlement te worden geconsulteerd. Ten behoeve van de besiuitvorming zal de Europese Commissie een evaluatie van de huidige Richtlijn opstellen en zo nodig voorstellen doen voor aanpassingen.

Dit rapport van de Commissie is half september 1995 verschenen (COM (95) 285 final). Enkele belangrijke punten hieruit zijn:

7.031.1 I Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1980

-

1995

Eindrapport I januari 1996 9

(9)

2.3

Het accijnsbeleid van de EU moet mede in het licht worden gezien van bredere beleidsdoelen van de Unie, zoals het verbeteren van de milieukwaliteit, de nagestreefde internalisatie van externe kosten van energiegebruik en transport en de gewenste verschuiving van belas- tingen op arbeid naar belastingen op grondstoffen en milieu K o m - mission's White Paper on Growth, Competitiveness and Employ- ment). Verder zijn industriële belangen aan de orde en dient uiteraard de vrije marktwerking t e worden gewaarborgd.

De Commissie stelt voor om ongelode benzine als de standaard t e beschouwen en hiervoor een nieuw minimum-accijnsniveau vast t e stellen. Voor gelode benzine stelt de Commissie voor om ten minste een zeker bedrag - bijvoorbeeld 50 ECU/1000 I

-

boven de accijns op ongelode benzine t e heffen. Referentie hierbij is het accijnsniveau in de betreffende lidstaat. Als gevolg hiervan is géén Europees mini- mum meer nodig voor de accijns op gelode benzine.

De Commissie vindt het gewenst om het grote accijnsverschil tussen benzine en diesel t e verkleinen.

De Commissie concludeert dat alle lidstaten een accijns op ongelode benzine hebben die minimaal 20% hoger is dan het Europese mini- mum.

Verloop gemiddelde brandstofprijzen EU

Het nominale en reële verloop van de gemiddelde EU-brandstofprijzen is bepaald door de nominale prijzen in ECU'S en de reële prijzen in indexcij- fers in de verschillende lidstaten t e wegen naar rato van de verkoop van de brandstoffen in de verschillende lidstaten.

De resultaten van deze exercitie zijn weergegeven in bijlage

B.

In onder- staande twee figuren wordt het reële - voor inflatie gecorrigeerde - verloop van de prijs van (gemiddelde) benzine en diesel getoond.

140

120

0 100

z

II

80

6)

7

-

$

60

v- := o

X al

'0 C 40

.-

20

. . . . . . . .. , , . . .. . . ..

R A

Q

.m----

BT W ''

Acciins

fig. 2.1 : Verloop gewogen gemiddelde reële verkoopprijs van benzine in de EU.

7.031.1 / Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1 9 8 0

-

1 9 9 5

10 Eindrapport I januari 1 9 9 6

(10)

Uit fig. 2.1 blijkt dat de reële prijs van benzine in de EU sinds 1987 ongeveer gelijk is gebleven. Het niveau ligt echter ongeveer 20% lager dan de prijs begin jaren tachtig. De daling van de reële Verkoopprijs van benzine vond plaats in 1986 en werd veroorzaakt door een sterke daling van de prijs van ruwe olie op de wereldmarkt. Sindsdien is de reële oiieprijs nog iets verder gezakt, maar dit is gecompenseerd door een reële stijging van de accijns. Per saldo is de gemiddelde benzineprijs in de EU sinds 1987 weinig veranderd. Een rol hierbij speelt de geleidelijke substitutie van gelode naar ongelode benzine met een lager accijnstarief.

In de hieronder weergeven figuur is het gewogen gemiddelde van beide benzine-soorten weergeven. Bijlage B geeft ook figuren voor de afzon- derlijke soorten.

Bijlage C laat de ontwikkeling van de verkoopprijzen zien voor de lidsta- ten afzonderlijk. In enkele lidstaten is de reële benzineprijs niet of nauwe- lijks gedaald door het gevoerde accijnsbeleid. Dit betreft Duitsland, Nederland en de UK. Andere lidstaten hebben een sterkere dan gemid- delde daling van de reële benzineprijs gekend.

140

Q

120 ... BTW

...

zo

O 1

fig. 2.2: Verloop gewogen gemiddelde reële verkoopprijs van diesel in de EU.

Uit fig. 2.2 blijkt dat de reële gemiddelde verkoopprijs van diesel een soortgelijke ontwikkeling heeft doorgemaakt als die van benzine. Het huidige niveau is ongeveer 20% lager dan in het begin van de jaren tachtig. Ten opzichte van de tweede helft van de jaren tachtig is echter een lichte stijging opgetreden. Ook hier treden flinke verschillen op tussen de lidstaten. In Duitsland is de reële dieselprijs momenteel bijvoorbeeld 40% lager dan begin jaren tachtig, terwijl in Italië een reële prijsverhoging van 20% heeft plaats gevonden in dezelfde periode.

7.031.1 I Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1980 - 1995

Eindrapport / januari 1996 11

(11)

2.4

Bel Den Dld Fin1 Fra

Accijnsniveaus in de lidstaten

Nationale munteenheden, per liter

ongelode gelode wisselkoers

(1 6-1 2-96]

benzine benzine diesel

20.60 18.26 11.70 3 8 3 3

3,243 3,887 2,266 7,288

0,98 1 ,O8 0.62 1.879

2.7276 1,786 6,667

3,7266 3,9893 2,2922 8,479

Deze paragraaf behandelt de accijnstarieven op de drie motorbrandstof- fen in de lidstaten ten opzichte van de harmonisatieniveaus (de mini- rnumniveaus).

Bij de interpretatie van tabel 2.2 en de drie volgende grafieken moet in acht worden genomen dat ook eventuele andere specifieke brandstofhef- fingen zijn meegenomen in deze niveaus. In het algemeen zijn deze heffingen echter klein ten opzichte van de accijnzen.

621

tabel 2.2: Accijnzen op motorbrandstoffen in de EU lidstaten per 1-1 -1996.

676 330

Gn GrBr Ier1

114 119 72 310.7

0.3482 0,3962 0,3482 0.846 0.2738 0.2994 0.2366 0,818 Ita

NL

I

1,1066

i

1,2443

I

0,6492

I

2,104

1.003.48 1.111,49 747.47

I

2.084

0 0 s Por SP

6,61 3.89 13.22

86.7 93.7

1

61.7 197.2

67.6 I 62.6 1 41.7 160.0

0.6

0.5

5

0.4

.ti

$

3 0.3

-

\

-

In

:= C

:

0.2

o.

1

0.0

ZWS

I

4,160

I

-

Bel

3.009

I

8,660

ECU per 1000 liter o

n

;

; benzine ~ :;;benzine 9 :

1

; :d

1

483

41 2 469 41 2

340

I

366

I

288

I

481 348

huidige niveau minimumniveau

Dnm Dld Fin1 Fra Gr GrBr Ier1 k a Lux NL 00s Por Sp Zwe fig. 2.3: Accijnzen op ongelode benzine in de EU-lidstaten vergeleken met het huidige harmonisatieniveau (per 1-1 -1 9961.

7.031.1 I Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1980

-

1995

12 Eindrapport I januari 1996

(12)

Voor ongelode benzine geldt in de EU een minimum-accijnsniveau van 287 ECU/1000 I. Medio 1995 zitten alle lidstaten hier boven. Frankrijk heeft het hoogste accijnsniveau, Ierland het laagste. Alle lidstaten zitten boven de 340 ECU per 1000 I.

.

v) C :=. o

z

0,2

0,o

.... .. .. .. . .. .. . .. . .. ..-. . .. ... . ... .. .. .. .. .. .... .. . -. .. . .. ... ...., _____. . -. .. . . . . . ....

___

._.. .

Bel Dnm Dld Fin1 Fra Gr GrBr lerl Ita Lux NL 0 0 s Por Sp Zwe

fig. 2.4: Accijnzen op gelode benzine in de EU-lidstaten vergeleken met het huidige minimum harmonisatieniveau (per 1-1 -1 996).

Voor gelode benzine geldt een minimum-accijnsniveau van 337 ECU per 1

O00

I. Alle lidstaten zitten hier boven. Overigens wordt gelode benzine in de drie nieuwe lidstaten Oostenrijk, Zweden en Finland niet meer ver- kocht, zodat ook geen accijns meer geldt. De klepsmerende werking van de lood is overgenomen door onschadelijke kalium- en natriumzouten.

Het marktaandeel van gelode benzine in de Europese Unie is inmiddels teruggelopen tot ca 30% van de benzine-afzet (eind 1995).

Voor diesel geldt een Europees minimum voor het accijnsniveau van 245 ECU per 1000 I. Eind 1995 zit Griekenland hier iets onder en zitten Luxemburg en Spanje hier net boven. Dat Griekenland onder het EU- minimum zit heeft t e maken met veranderingen in de wisselkoersen. De Griekse drachme is in de loop van 1995 goedkoper geworden ten opzichte van de ECU.

De overige 12 lidstaten hebben een accijns van circa 300 ECU per 1 O00 I of nog wat hoger.

7.031.1 / Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1980

-

1995

Eindrapport / januari 1996 13

(13)

0 5 ... ... .. ... ... . ... .-

2.5

huidige niveau

-

minimumniveau ... $c 5;A..... ... ... . . . .. .. .. . .. . .. . .. . .. . . .. . .. . .. . .___. . , . . .. . .. , _.._ . .. , . . . . - .<. . .

:&p.

n

$&

Bel Dnm Dld Fin1 Fra Gr GrBr lerl Ita Lux NL 0 0 s Por S p Zwe

fig. 2.5: Accijnzen op diesel in de EU-lidstaten vergeleken met het huidige harmonisatieniveau.

Conclusies en aanbevelingen

De reële gemiddelde verkoopprijs van motorbrandstoffen in de EU is momenteel ongeveer 20% lager dan begin jaren tachtig en is sinds 1987 ongeveer stabiel.

Alle lidstaten hebben een accijns op ongelode benzine hoger dan 340 ECU/1 O00 I, terwijl het huidige Europese minimumtarief 287 ECU/lO- O0 I bedraagt. Indien de EU een verdere verhoging van het minimum- tarief zou willen invoeren, dan zijn één of enkele lidstaten gedwon- gen hun accijns op ongelode benzine t e verhogen. Een minimumtarief van 395 ECU/1000

I

zou bijvoorbeeld betekenen dat vier lidstaten hun accijnzen moeten verhogen (zie tabel 2.3).

Voor de accijns op gelode benzine is het advies van de Europese Commissie t e volgen. leder lidstaat dient op gelode benzine tenmin- ste een aantal ECU/1000 I meer accijns t e heffen dan op ongelode benzine. Het verplichte verschil in accijnsniveau kan worden vastge- steld op 50 ECU/1 O00 I, overeenkomstig de huidige advieswaarde van de EU. Het is echter ook denkbaar om het verplichte verschil t e verhogen om gelode benzine versneld uit de markt t e drukken.

Een eventuele verhoging van het Europese minimum voor dieselac- cijns is niet mogelijk, zonder dat lidstaten hun tarieven moeten aanpassen. Zo zou een Verhoging van het minimumtarief van 245 tot 290 ECU/1 O00 I betekenen dat vier lidstaten hun dieselaccijns moe- ten verhogen (zie tabel 2.3).

De Europese Commissie vindt het gewenst om het momenteel grote accijnsverschil tussen benzine en diesel in de toekomst t e verkleinen.

Ter illustratie van het voorgaande zijn twee varianten voor harmoni- satie van accijnzen in de EU t e schetsen. Hierbij is ondermeer als uit- gangspunt genomen dat het minimum voor diesel 40 ECU/1000 I lager mag zijn, dan het minimum voor ongelode benzine.

7.031 .l I Prijzen ven motorbrandstoffen in de Europese Unie 1980

-

1995

14 Eindrapport I januari 1996

(14)

tabel 2.3: Twee voorbeelden van nieuwe Europese minima voor de accijnzen en hun consequenties voor de lidstaten.

ongelode benzine gelode benzine

I I

Variant A

1

Minimum harmonisatieniveau voor accijnzen 395 ECU/I O00 I

>

+

50 ECU/1000 I >

+

50 ECU/1000 I 340 ECU/1 O00 I

Variant B

diesel 300 ECU/1 O00 I 355 ECU/1000 I

ongelode benzine

Lidstaten waar de accijns verhoogd zou worden Grie, lerl, Lux, Sp

I

diesel I

1

Alle lidstaten m.u.v.

GbBr en Ita Grie,lerl,Lux,Sp

7.03 1.1 / Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1980

-

1995

Eindrapport / januari 1996 1 5

(15)

7.031.1 I Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1980

-

1995 Eindrapport I januari 7 996

16

(16)

3 Nederland

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de relatie tussen de internationale ontwikkelin- gen in de brandstofprijzen en het Nederlandse accijnsbeleid. Hiervoor wordt ten eerste het Nederlandse accijnsbeleid kort samengevat (3.2).

Vervolgens wordt het verloop van de reële brandstofprijzen in Nederland weergegeven (3.3). Hierna volgt informatie over het prijsverschil tussen Nederland en haar buurlanden (3.4). Conclusies sluiten dit hoofdstuk af (3.5).

3.2 Nederlands beleid

In de loop van 1995 is in Nederland een Wet van kracht geworden, waardoor de accijnstarieven gedurende de huidige kabinetsperiode per 1 januari van elk jaar automatisch worden verhoogd met het inflatiepercen- tage uit het voorafgaande jaar. Per 1 januari 1996 vindt deze 'prijscom- pensatie' voor het eerst plaats.

Verder is in het Tweede Nationaal Milieubeleidsplan vastgelegd dat de reële accijnzen voor het jaar 2000 nog met 9 cent per liter zullen worden verhoogd (ten opzichte van het huidige niveau).

Tot slot hangt het Nederlands accijnsbeleid nauw samen met de ontwik- keling van de verkoopprijzen in de buurlanden België en Duitsland. Een aanzienlijk prijsverschil leidt tot 'tanktoerisme' naar de buurlanden. Als gevolg hiervan loopt Nederland belastinginkomsten mis en verdwijnen economische activiteiten naar het buitenland. Om deze reden kan Nederland de accijnzen niet veel verder verhogen dan de buurlanden (zie verder paragraaf 3.4). Hoewel Luxemburg niet een direct buurland is van Nederland, heeft dit land wel indirect invloed op de Nederlandse beleids- ruimte voor accijnsverhogingen. De lage accijnzen in Luxemburg belem- meren België en in mindere mate Duitsland om eventueel gewenste accijnsverhogingen door t e voeren. De indruk bestaat dat België vaak met enige vertraging Luxemburgse accijnsverhogingen volgt.

7.03 1.1 I Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1980

-

1995

Eindrapport I januari 1996 17

(17)

3.3 Verloop reële brandstofprijzen in Nederland

De onderstaande twee figuren laten het reële verloop zien van de gemiddelde benzineprijs en van de dieselprijs in Nederland.

140

FI]

BTW

120 . . . . . . ..

...a

...

80

07

$

60

c := o

X al

0 C 40

.-

20

O 1

fig. 3.1: Verloop van de reële benzineprijs in Nederland in indexcijfers (gelood en ongelood gemiddeld, 1986 = 100).

140

. . . .

.."3

BTW . . .

.y.:.>,,

...

... :.y.:

120

o

O .-

II

c

-

2

al c := u

X al U C

.-

1 O0

80

60

40

20

n

798081 82 83 84 8 5 86 87 88 89 90 91 92 93 9 4 9 5 - 9

fig. 3.2: Verloop van de reële dieselprijs in Nederland in indexcijfers (1986 = 100).

7.031.1 / Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1380

-

1995

18 Eindrapport I januari 1996

(18)

Uit fig. 3.1 blijkt dat de reële Nederlandse gemiddelde verkoopprijs van benzine per 1 januari 1996

-

dus na de accijnsverhoging op die datum

-

vrijwel gelijk is aan die in 1980. Begin jaren tachtig was die wat hoger en in de tweede helft van de tachtiger jaren wat lager. In de jaren negentig is de reële gemiddelde benzineprijs vrijwel constant gebleven, ondanks de accijnsverhogingen in die periode. De drie belangrijkste oorzaken van het 'weglekken' van de accijnsverhogingen zijn:

- De opgetreden inflatie;

- -

De daling van de reële kostprijs, als gevolg van lagere olieprijzen; - De verschuiving van gelode naar ongelode benzine met een lagere accijns.

Ook de Nederlandse reële verkoopprijs van diesel is in januari 1996 even hoog als in 1980 (zie fig. 3.2). De prijsschommelingen van diesel zijn relatief wat groter geweest dan die van benzine..De in het begin van de negentiger jaren doorgevoerde accijnsverhogingen hebben ervoor gezorgd dat de reële verkoopprijs van 1980 weer is bereikt.

3.4 Prijsverschil met de buurlanden

In deze paragraaf wordt uiteengezet hoe het verloop van de verschillen in pompprijzen van de buurlanden ten opzichte van Nederland is. De prijsverschillen bepalen de Nederlandse beleidsruimte om eenzijdig de accijnsniveaus aan t e passen zonder dat de marktverstoring door het grenseffect te groot wordt.

75

,

Bel -Dld - Fra -Lux

~

50 + I

-50

+..

1980 82 84 86 88 90 92 94 96

fig. 3.3: Prijsverschil ongelode benzine tussen Nederland en de buurlanden. Een positief prijsverschil geef? aan dat brandstof in Nederland goedkoper is.

7.031.1 / Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1980

-

1995

@

Eindrapport / januari 1996 19

(19)

7 5 i

--- Bel

-

Dld

-

Fra -Lux

. . . ,, . ., , , , , , , , , , .. .. . .. . , . . . , ... . .. . .. . . , . . , ., . .. , . . .. . .. . .. .. .. ___ . . .. ., , . . <<, ._. .. . ... , . . . . . __. ... . .... . .. _. . .. , , . .. . .. .. ..

t

I

-75 1980

'

82 84 86 88 90 92 94 96

fig. 3.4: Prijsverschil gelode benzine tussen Nederland en de buurlanden. Een positief prijsverschil geeft aan dat brandstof in Nederland goedkoper is.

50 I

A

I

25 p>

p o

.-

+

-

L

o)

c

CI o) C o) u

-2 5

I

1980 82 84 86 88 90 92 94 96

-50 '

fig. 3.5: Prijsverschil diesel tussen Nederland en de buurlanden. Een positief prijsverschil geeft aan dat brandstof in Nederland goedkoper is.

Het prijsverschil met België is na Verhogingen van de accijnzen per 1 januari 1996 in België en Nederland kleiner dan 2 jaar geleden. Voor benzine bedraagt het verschil per 1 januari a.s. nog 1 4 cent per liter. Dit was op 1 januari 1994 19 resp. 23 cent voor gelode en ongelode benzine. Het verschil in de verkoopprijs voor diesel is in dezelfde periode op ongeveer 1 cent gebleven.

7.031 .l I Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1980

-

1995

20 Eindrapport I januari 1996

(20)

De indruk bestaat dat accijnsverhogingen in België plaatsvinden enige tijd na verhogingen in Luxemburg. Dit onderstreept de belangrijke positie van Luxemburg in verband met het Nederlandse accijnsbeleid.

Duitsland heeft de accijnstarieven niet verhoogd 1-1-1 996. Het prijsver- schil voor benzine is gelijk gebleven in de afgelopen twee jaar. Hierbij is de Nederlandse verhoging per 1 januari a.s. al meegerekend. Het prijs- verschil voor benzine is dan 17-1 8 cent en inmiddels weer groter dan het prijsverschil met België. Wat betreft diesel is het prijsverschil met Duitsland de afgelopen 2 jaar 2 cent per liter kleiner geworden. Diesel is nog 4 cent duurder dan in Duitsland.

In het eerder aan IP uitgebrachte onderzoeksrapport ‘Ontwikkeling accijns op motorbrandstoffen in de buurlanden’ zijn twee criteria voor het maximale prijsverschil met de buurlanden voor benzine beargumen- teerd. Het eerste is een maximumverschil in verkoopprijs van 35 cent per liter, overeenkomstig een standpunt van het Ministerie van Financiën uit 199011 991. Het tweede criterium is hetzelfde prijsverschil, maar dan relatief. Dit impliceert een maximaal prijsverschil van 27%, wat momen- teel overeenkomt met ruim 40 cent voor ongelode benzine. Overigens was het prijsverschil met Duitsland in 1987/88 nog hoger (ca. 45 cent per liter). Uitgaande van deze twee criteria heeft Nederland een eigen

‘beleidsruimte’ om de benzineprijzen t e verhogen met 18 à 23 cent.

Rekening houdend met de BTW komt dit overeen met een accijnsverho- ging van 15 tot 20 cent per liter.

3.5 Conclusies

1 De reële Nederlandse verkoopprijzen van benzine (gemiddeld) en diesel zijn na de accijnsverhogingen van 1 januari 1996 even hoog als in 1980. In de eerste helft van de jaren 80 waren de brandstof- prijzen wat hoger en in de tweede helft van dat decennium wat lager. Vanaf 1990 zijn de reële verkoopprijzen ruwweg stabiel geble- ven op het huidige niveau.

Voor ongelode benzine is het prijsverschil tussen Nederland en de buurlanden België en Duitsland momenteel wat kleiner dan in het recente verleden. Hierdoor bestaat enige mogelijkheid voor Nederland om de benzine-accijns t e verhogen, zonder t e grote nadelen in verband met het ‘tanktoerisme’. Uitgaande van eerder beleidsuitspra- ken over het maximaal aanvaardbare prijsverschil met de buurlanden, heeft Nederland een eigen beleidsruimte van 15 t o t 20 cent per liter om de benzine-accijns t e verhogen.

Overwegingen voor Nederland om te pleiten voor een verhoging van de minimum accijnstarieven in de EU zijn:

- Vermindering van de economische nadelen voor Nederland als gevolg van de relatief hoge Nederlandse benzine-accijns.

-

Er ontstaat meer ruimte voor het eigen nationaal accijnsbeleid.

- Tot slot levert accijnsverhoging in heel Europa een wezenlijke bijdrage aan vermindering van milieuvervuiling, waaronder grens- overschrijdende vormen, zoals klimaatverandering en verzuring.

Juist voor deze internationale milieuproblemen is internationaal beleid het meest effectief,

2

3

7.031 .I / Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1980 - 1995

Eindrapport / januari 1996 21

(21)

Literatuur

Centrum voor energiebesparing en schone technologie Evaluatie accijnsverhoging brandstoffen

Delft, november 1990

Centrum voor energiebesparing en schone technologie Taxes on motor fuels in the European Community

Delft, februari 1994

Centrum voor energiebesparing en schone technologie Ontwikkeling accijns op motorbrandstoffen in de buurlanden Delft, april 1994

De Nederlandsche Bank

Wisselkoeren van nationale munteenheden naar ECU’S per 15-1 2-95 Amsterdam, 1995

Eurostat

Consumer price index 1980-1 995

International Road Federation World Road Statistics

diverse jaargangen Oil Bulletin

diverse nummers Brussel 1980-1 995

7.031.1 I Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1 9 8 0

-

1 9 9 6

22 Eindrapport I januari 1 9 9 6

(22)

Bijlagen

A Geraadpleegde instanties

Deze bijlage bevat een samenvatting van de informatie over de verwach- te veranderingen in de accijnzen per 1 januari 1996. De informatie is verkregen door telefoongesprekken met diverse instanties.

België (Brussel)

Ministerie van Financiën

Per 30 oktober 1995

is

een accijnsverhoging op gelode en ongelode benzine van Bef 0,85 resp. 1,25 per I doorgevoerd. Per 1 januari volgt een verdere verhoging van Bef O, 80 voor gelode en ongelode benzine.

Denemarken (Kopenhagen) Ministerie van Belastingen

Denemarken heeft voorlopig besloten de accijnzen per 1 januari 1996, 1997 en 1998 t e verhogen. De wet laat de mogelijkheid open om de wijzigingen niet door t e laten gaan als Duitsland niet meegaat in de verhogingen. Het grenstanken is een groot probleem.

Tarieven momenteel voor ongelood/gelood/diesel (1 5 OC):

Per 1 oktober 1995: 2,995; 3,639; 2,256 Per 1 januari 1996: 3,243; 3,887; 2,256 Per 1 januari 1997: 3,293; 3,937; 2,375 Per 1 januari 1998: 3,342; 3,987; 2,375 Duitsland (Bonn)

Ministerie van Financiën

Momentele accijnzen gelood/ongelood/diesel: DM 0,98; 1,08; 0,62.

Umweltbundesamt

Er zijn momenteel geen plannen voor verhogingen.

Finland (Helsinki)

Ministerie van Financiën, afd. Belastingen

Tarieven per 31 -1 2-'95 ongelood/diesel FMK 2,776 resp 1,828 (nor- maal). Voor gereformuleerde benzine en extreem laagzwavelige diesel:

FMK 2,726 resp. 1,678

Tarieven per 1-1 -'96 ongeloodldiesel FMK 3,176 resp 1,828 (normaal) Voor gereformuleerde benzine en zeer laagzwavelige diesel: FMK 3,126 resp. 1,678

Frankrijk (Parijs)

Laboratoire d'Economie des Transports

Tarieven per 1 1-1 -1 996 ongelood/gelood/diesel: 3,72655; 3,98935;

2,2921 5

Griekenland (Athene) Ministerie van Financiën

Tarieven okt 1 995 ongelood/gelood/diesel: Dr 1 14; 1 1 9; 72.

7.031.1 I Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1 9 8 0 - 1 9 9 5

Eindrapport I januari 1 9 9 6 I

(23)

Griekenland zal per 1 januari 1996 de dieselaccijns moeten verhogen om aan de EU minimum-eis t e voldoen.

Groot-Brittannië (Londen)

Department of Transport, Transport Policy Unit

In de UK is sinds 1992 een beleid van kracht dat de brandstofbelastin- gen jaarlijks verhoogt. Volgens dit beleid moet de brandstofaccijns minstens 5% per jaar in reële termen stijgen tot het jaar 2000. Dit alles in het kader van het klimaatbeleid van de Britse regering zoals overeen- gekomen in Rio.

Tarieven per 1-4-'95 voor ongelood/gelood/diesel: 0,3132; 0,361 4;

0,3132. Er is voor alle drie de categorieën 3,5 pence bijgekomen (voor Eurosuper 98 ongelood liefst 7,4 pence). De tarieven worden hiermee 0,3482; 0,3964; 0,3482. Tot het jaar 2000 zullen dergelijke verhogin- gen blijven plaatsvinden.

Ierland (Dublin)

Ministerie van Financiën

Momentele accijnzen ongelood/gelood/diesel: I R f 0,27379; 0,29939;

0,23549. Geen informatie over plannen; 'it's in the lap of the govern- ment'. Er is geen lange termijn-strategie op accijnsgebied, in tegenstel- ling tot de UK, waar de komende jaren reële verhogingen zullen plaats- vinden,

Italië (Rome)

Studio Richerche Sociali

Tarieven tot 1 - 1 -'96 ongelood/gelood/diesel: Li 1.003,48; 1 . 1 1 1,49;

747,47. Er is een wet in de maak die het mogelijk maakt de verschillen in accijnsniveaus tussen gelode en ongelode benzine t e verkleinen. Het verschil zou dan van 120 Li per I naar 50 Li per I gaan. In de praktijk zou de accijns op ongelode benzine dan met 70 Li per I Omhoog gaan. Het voorstel maakt deel uit van een nieuw pakket van voorstellen van de Italiaanse regering en het is onzeker of dit gehele pakket zal worden goed ge keu rd

.

Luxemburg (Luxemburg)

Mouvement Ecologique Luxembourg

Tarieven tot 1 - 1 -'96 ongelood/gelood/diesel: LuF 14,Ol; 16,l 1 ; 10,20.

Er zijn geen plannen om deze tarieven t e wijzigen. Er is in Luxemburg momenteel weinig discussie over dit onderwerp.

Nederland (Den Haag) Ministerie van Financiën

Tarieven tot 1-1-'96 ongelood/gelood/diesel: 1,081 5; 1,2193; 0,6532.

De accijnzen op motorbrandstoffen worden per 1 januari gecorrigeerd voor inflatie. De exacte tariefsverhogingen zijn nog niet bekend, waar- schijnlijk gaat het om verhogingen voor gelood, ongelood en diesel van 2,5, 2 , 4 en 1,4 ct per I.

Oostenrijk (Wenen) Ministerie van Financiën

Tarieven sinds 1 mei 1995: Ongelode benzine 5,61 OS, diesel 3,89 OS.

Produktie van gelode benzine is verboden sinds februari 1993, de verkoop sinds oktober 1993. Geen plannen voor wijzigingen per 1- 1

-

1996; de Verhogingen zijn recent en er is momenteel geen regering.

7.031.1 / Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1 9 8 0

-

1 9 9 5

II Eindrapport / januari 1996

(24)

Portugal (Lissabon) Ministerie van Financiën

Tarieven tot 1-1 - 9 6 ongelood/gelood/diesel Esc 86,7; 93,7; 61,7.

brandstof klasse acc. tot 1-1-1996 energie

1

co,

1

tot

Spanje (Madrid)

Ministerie van Financiën

Tarieven tot 1-1 -'96 ongelood/gelood/diesel: R a 57,5; 62,6; 41,7.

acc. v.a. 1-1-1996 energie

1

co,

I

tot

Zweden (Stockholm) Ministerie van Financiën

ongelode benzine

1 diesel 2 3

3,220 4,060 3.300 4,160

0,840 0,860

3,280 4,120 3,360 4,220

1,442 2,472 1,476 2,530

1,644 1,030 2,674 1,682 1,054 2,636

1,910 2.940 1,966 3,009

7.031 .I I Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1980

-

1995

Eindrapport / januari 1996 l l l

(25)

7 .O3 1.1 I Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1980

-

1995

IV Eindrapport I januari 1996

(26)

B Brandstofprijzen EU gemiddeld 1980-1 995

Deze bijlage bevat het verloop van de gewogen gemiddelde brandstof- prijzen in de Europese Unie. Het gewogen gemiddelde is bepaald door de prijzen in de afzonderlijke lidstaten t e wegen naar rato van de afzet van de betreffende brandstof.

Buiten grafieken van de drie brandstoffen zijn ook grafieken bijgevoegd van de gemiddelde benzineprijs (dit is relevant omdat de laatste jaren het marktaandeel van de relatief goedkope Euro 95-benzine toeneemt) en van de gemiddelde brandstofprijs {benzine en diesel gewogen gemid- deld). Zowel de nominale prijzen in ECU'S als de reële prijzen in indexcij- fers (1 986 = 100) zijn bijgevoegd. Dit leidt tot tweemaal vijf ofwel tien grafieken. '

1 ,o0

G]

BTW 0,75

0,50

0,25

0,oo

198081 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 fig. B. 1 : EU gewogen gemiddelde nominale benzineprijs (gelood, octaangetal 98).

7.03 1.1 f Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1980 - 1995

@

Eindrapport I januari 1996

v

(27)

1 ,o0

0,75

L

w al

.- -

0,50

0,25

0,oo

1 98081 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95

fig. B.2: EU gewogen gemiddelde nominale benzineprijs (ongelood, octaangetal 95).

1 ,o0

U

BTW 0,75

0.25

0,oo 1

fig. 8.3: EU gewogen gemiddelde nominale benzineprijs (gelood en ongelood gemiddeld).

7.03 1.1 / Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1980 - 1995

V I Eindrapport I januari 1996

(28)

1 ,o0

... ...

Kale prijs

Q,

2

0,50

.-

+

e

3

w

0,25

0.00

- ' - i 9 8 0 8 1 82 83 04 85 06 87 88 89 90 91 92 93 94 95

fig. B.4: EU gewogen gemiddelde nominale dieselprijs.

1 ,o0

U

BTW

c"

iins. ...

n

0,25

0,oo

1

fig. B.5: EU gewogen gemiddelde nominale prijzen van motorbrandstoffen (benzine en diesel).

7.031.1 I Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1980

-

1995

Eindrapport I januari 1996 VII

(29)

140

120

g

100

?

II

80

m

c

-

$

60

r,

.-

'0 40

o X

o

.-

C

20

O 1

. . . . . ... BTW .~,' ...

... .priis

98081 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95

fig. 6.6: EU gewogen gemiddelde reële benzineprijs (gelood, octaangetal 98).

140 [113

1 2 0

$ 1

c II W a3 m

c

v) L

o

r := u

o X U

.-

C

O0

80

60

40

20

n "

198081 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95

fig. 6.7: EU gewogen gemiddelde reële benzineprijs (ongelood, octaangetal 95).

7.03 1 .1 i Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1980 - 1995

VIII Eindrapport / januari 1996

(30)

140

120 ...

.m

BTW ..<. ...

100

$

60

'0 40

Y- :=

u X

o

.-

C

20

O 1

c

fig. 8.8: EU gewogen gemiddelde reële benzineprijs (gelood en ongelood gemid- deld).

140

120

g

100

r

II

80 a

7

-

$

60

Y-

:=

u

o X

'0 C 40

.-

20

... BTW ...

fig. B.9: EU gewogen gemiddelde reële dieselprijs.

7.031.1 / Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1 9 8 0 - 1 9 9 5

Eindrapport /januari 1 9 9 6 IX

(31)

ö O .-

I?

r, u o u X U 5

.-

.-

140

flJ

120 ... .. ... . ... .. .. . . ... ... .... .... ... .. ..

1 I O0

80

60

4 0

20

O 1

fig. B . l O: EU gewogen gemiddelde reële prijzen motorbrandstoffen (benzine en diesel).

7.031 . I / Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1980

-

1995

X Eindrapport / januari 1996

(32)

C Brandstofprijzen in lidstaten 1980-1 995

In deze bijlage is van de vijftien lidstaten voor de drie brandstoffen (gelode superbenzine met octaangetal 98, normale benzine met octaan- getal 95 en diesel) grafisch het verloop van de samenstelling van de nominale en reële brandstofprijzen getoond. Dit leidt tot zes grafieken per lidstaat ofwel 90 grafieken in totaal.

7.031.1 I Prijzen van motorbrandstoffen in de Europese Unie 1980

-

1995

@

Eindrapport I januari 1996 XI

(33)

Austria: Gasoline, premium leaded Nominal prices in national currency 0.1

I

l

al

Austria: Gasoline, Euro 95 unleaded Nominal prices in national currency 12

11 -

10 -

9 - 8 - 7 - 6 - 5 - 4 - 3 - 2 - 1 -

O I I

1980

I

82

I

88

I

94

81 83 85 87 89 91 93

1

81 83 85 87 89 91 93 95 95

E B Cost price El Excise duty

E 3

VAT

Austria: Diesel

Nominal prices in national currency 10 I

9

i1 ,

82

3 2 1 O 1980

81 83

I

84

85 87 89 91 93 95

EZ Cost price

E3

Excise duty

E2

VAT

(34)

Austria: Gasoline, premium leadd, Index numbers (1986=100) on real prices

o.

1

I I

! 01

1980

I

82 84

I

86

I

88

1

90

i

92

I

94

i

81 83 85 87 89 91 93 95

Austria: Gasoline, Euro 95 unleaded index numbers (1986=100) on real prices 0.1 I

Austria: Diesel

Index numbers (1 986 = 100) on real prices 0.1

01 I 1 I

1980

I

82

I

84

I

86

I

88

1

90

I

92

I

94

1

81 83 85 87 89 91 93 95

ES Cost price

E 3

Excise duty E3 VAT

(35)

Belgiurn: Gasoline, premium leaded Nominal prices in national currency

1980 1 82 1 84 86 1 88 1 90 1 92 1 94

1

81 83 85 87 89 91 93 95

Cost price

B

Excise duty

a

VAT

Belgium: Gasoline, Euro 95 unleaded Nomina1 prices in national currency 40

35

i980 I 82 1 84 I 86 1 88 I 90

I

92 94

81 83 85 87 89 91 93 95

EB

Cost price

E3

Excise duty

B

VAT

Belgium: Di,esel

Nominal prices in national currency

1980 1 82 1 84 I 86 I 88 I 90 I 92

I

94

I

81 83 85 87 89 91 93 95

@ Cost price

B

Excise duty VAT

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De verschillende rijpingsperioden van vruchten met de BGA “Pesca di Delia” zijn het gevolg van het feit dat binnen het genoemde gebied de vroege cultivars (die niet veel warmte

Om te kunnen beoordelen of het noodzakelijk is van een steekproef gebruik te maken en, indien dit het geval is, deze te kunnen samenstellen, verzoekt de Commissie

(5) Op basis van de ontwerplijst die met instemming van elke van de betrokken lidstaten door de Commissie is opgesteld en waarop ook de gebieden met prioritaire

1.1 Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) kan instemmen met de instrumenten die de Europese Commissie in onderhavige mededeling voorstelt om de demonstratie van de opvang

Philippe SAMYN and PARTNERS sprl, architects &amp; engineers: Lead and Design Partner In gevolge de uitbreiding van de Europese Unie in 2004 is.. het gebouw, Justus Lipsius, voor

1831/2003 verzocht om de verlening van een vergunning voor het gebruik van L‐isoleucine, geproduceerd door Escherichia coli FERM ABP‐10641, in drinkwater voor

Het Comité is het met de Commissie eens dat álle asielzoekers recht moeten hebben op menswaardige opvangvoorzieningen, ongeacht of zij in aanmerking komen voor de vluchtelingen-

Het moet informatie bevatten over de naam en het volledige adres van de aanvrager, zijn fiscaal identificatienummer (Taxpayer Identification Number, TIN), een