RR\421502NL.doc PE 231.698
NL NL
EUROPEES PARLEMENT
1999
2004
Zittingsdocument
DEFINITIEVE VERSIE/REV1 A5-0048/1999 21 september 2000
*
VERSLAG
over het voorstel voor een besluit van de Raad tot sluiting van de Overeenkomst voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de Europese Gemeenschap en de Russische Federatie
(COM(1999) 324 – C5-0083/1999 – 1999/0133(CNS))
Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie
Rapporteur: Godelieve Quisthoudt-Rowohl
PE 231.698 2/13 RR\421502NL.doc
NL
Verklaring van de gebruikte tekens Commissieafkortingen
* Raadplegingsprocedure
Meerderheid van de uitgebrachte stemmen
**I Samenwerkingsprocedure (eerste lezing) Meerderheid van de uitgebrachte stemmen
**II Samenwerkingsprocedure (tweede lezing) Meerderheid van de uitgebrachte stemmen voor de goedkeuring van het
gemeenschappelijk standpun
Meerderheid van de leden van het Parlement voor de verwerping of amendering van het gemeenschappelijk standpunt
*** Instemming
Meerderheid van de leden van het Parlement, behalve in de in de artikelen 105, 107, 161 en 300 van het EG-Verdrag en in artikel 7 van het EU-Verdrag bedoelde gevallen
***I Medebeslissingsprocedure (eerste lezing) Meerderheid van de uitgebrachte stemmen
***II Medebeslissingsprocedure (tweede lezing) Meerderheid van de uitgebrachte stemmen voor de goedkeuring van het
gemeenschappelijk standpunt
Meerderheid van de leden van het Parlement voor de verwerping of amendering van het gemeenschappelijk standpune
***III Medebeslissingsprocedure (derde lezing) Meerderheid van de uitgebrachte stemmen voor de goedkeuring van de
gemeenschappelijke ontwerptekst
(De aangeduide procedure is gebaseerd op de door de Commissie voorgestelde rechtsgrondslag)
I. AFET Commissie buitenlandse zaken,
mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid
II. BUDG Begrotingscommissie III. CONT Commissie begrotingscontrole
IV. LIBE Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken
V. ECON Economische en Monetaire Commissie VI. JURI Commissie juridische zaken en interne markt VII. INDU Commissie industrie, externe handel,
onderzoek en energie
VIII. EMPL Commissie werkgelegenheid en sociale zaken IX. ENVI Commissie milieubeheer, volksgezondheid en
consumentenbeleid X. AGRI Commissie landbouw en
plattelandsontwikkeling XI. PECH Commissie visserij
XII. REGI Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme
XIII. CULT Commissie cultuur, jeugd, onderwijs, media en sport
XIV. DEVE Commissie ontwikkelingssamenwerking XV. AFCO Commissie constitutionele zaken
XVI. FEMM Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen
XVII. PETI Commissie verzoekschriften
RR\421502NL.doc 3/13 PE 231.698
NL
I N H O U D
Blz.
Procedureverloop ...4 ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE ...5 TOELICHTING ...6 ADVIES VAN de Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid...10 ADVIES VAN de Begrotingscommissie ...12
PE 231.698 4/13 RR\421502NL.doc
NL
Procedureverloop
Bij schrijven van 26 juli 1999 verzocht de Raad, overeenkomstig artikel 300, lid 3, eerste alinea van het EG-Verdrag, het Parlement om advies inzake het voorstel voor een besluit van de Raad tot sluiting van de Overeenkomst voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de Europese Gemeenschap en de Russische Federatie.
Op 13 september 1999 gaf de Voorzitter van het Parlement kennis van de verwijzing van dit voorstel naar de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie als commissie ten principale en naar de Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid en de Begrotingscommissie als medeadviserende commissies.
De Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie benoemde op haar vergadering van 21 september 1999 Godelieve Quisthoudt-Rowohl tot rapporteur.
De commissie behandelde het ontwerpverslag op haar vergaderingen van 21 september, 14 oktober en 26 oktober 1999.
Op laatstgenoemde vergadering hechtte zij met algemene stemmen bij 1 onthouding haar goedkeuring aan de ontwerpwetgevingsresolutie.
Bij de stemming waren aanwezig: de leden Carlos Westendorp y Cabeza, voorzitter;
Mombaur, ondervoorzitter; Quisthoudt-Rowohl, rapporteur; Baltas, Bodrato, Carraro, Carlsson (verving Wijkman), Chichester, Corbey (verving Glante), Damiao (verving
Caudron), Foster (verving Harbour), Gahrton (verving Lucas), Hansenne, Lamassoure, Liese (verving Langen), Linkohr, McNally, Maes, Montfort, Murphy, Niebler, O'Toole (verving Read), Paasilinna, Plooij-van Gorsel, Pohjamo (verving Thors), Purvis, Raschhofer, Ilka Schröder, Schwaiger, Valdivielso de Cué en Vidal-Quadras Roca (verving Ferrer I Casals).
De adviezen van de Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid en de Begrotingscommissie zijn bij dit verslag gevoegd.
Het verslag werd ingediend op 26 oktober 1999.
Tijdens de plenaire vergadering van 4 november 1999 werd de stemming over de ontwerpresolutie uitgesteld (zie punt 10 van de notulen van deze vergadering). In haar vergadering van 18 september 2000 besprak de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie het voorstel van de rapporteur om deze kwestie te deblokkeren en besloot vervolgens een voorstel in te dienen voor inschrijving van het verslag voor een van de volgende vergaderperiodes van het Europees Parlement.
Het verslag, voorzien van een herziene toelichting werd op 21 september 2000 ingediend.
RR\421502NL.doc 5/13 PE 231.698
NL
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een besluit van de Raad tot sluiting van de Overeenkomst voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de Europese Gemeenschap en de Russische Federatie (COM(1999) 324 – C5-0083/1999 – 1999/0133(CNS))
(Raadplegingsprocedure) Het Europees Parlement,
- gezien het voorstel voor een besluit van de Raad (COM(1999) 324 def. - 1999/0133/CNS)),
- gezien het ontwerp voor een samenwerkingsovereenkomst op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de Europese Gemeenschap en de Russische Federatie, goedgekeurd door de Commissie COM(1999) 324 def.,
- gelet op de artikelen 170 en 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin van het EG-Verdrag.
- geraadpleegd door de Raad overeenkomstig artikel 300, lid 3, eerste alinea van het EG- Verdrag (C5-0083/1999),
- gelet op artikel 97, lid 7 van zijn Reglement,
- gezien het verslag van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid en de Begrotingscommissie (A5-0048/1999/rev.1),
1. hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van de overeenkomst;
2. verzoekt zijn Voorzitter de resolutie van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie en aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de Russische Federatie.
PE 231.698 6/13 RR\421502NL.doc
NL
TOELICHTING Inleiding
Tijdens de plenaire vergadering van 4 novemebr 1999 heeft het Europees Parlement het onderhavige voorstel voor een besluit van de Raad tot sluiting van een overeenkomst voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de Europese
Gemeenschap en de Russische Federatie behandeld. Het debet viel samen met de militaire ingreep van Rusland in Tsjetsjenië. Na afloop van het debat werd besloten de stemming over de ontwerpresolutie uit te stellen tot de situatie bevredigend werd geacht.
De Europese Raad van Helsinki (10.12.1999) en vervolgens de Raad Algemene Zaken van 24 januari 2000 gaven dezelfde redenen ter rechtvaardiging van hun besluiten tot opschorting van de hoofdmoot van de technische bijstand voor Rusland in het kader van het programma TACIS voor het jaar 2000.
Sinds de weigering van het Europees Parlement om het onderhavige verslag in stemming te brengen, is de politieke situatie in Rusland veranderd. In de eerste plaats hebben de
verkiezingen van december 1999 geleid tot een nieuw parlement, de Doema, terwijl ook de verkiezing van president Vladimir Poetin in maart 2000 een geheel nieuwe politieke situatie in Rusland heeft doen ontstaan. President Poetin heeft een nieuw buitenlands beleid van openheid tegenover het Westen, en met name de Europese Unie, aangekondigd. De nieuwe Russische regering die in mei 2000 werd gevormd heeft hierop ingehaakt en geeft uitdrukking aan de nieuwe richting die de president voorstaat. Tijdens de Top van de Europese Unie en Rusland van 29 mei 2000 in Moskou hebben de heer Prodi, voorzitter van de Europese
Commissie, de heer Poetin, president van Rusland, en de fungerend voorzitter van de Raad de kwestie-Tsjetsjenië beproken en de Top heeft kennis genomen van de intentie van Rusland om een politieke oplossing te bereiken.
Na de Top EU-Rusland besloot de Raad Algemene Zaken in zijn vergadering van 10 juli 2000 de technische bijstand voor Rusland in het kader van het TACIS-programma te deblokkeren.
Het voorstel voor een overeenkomst inzake samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie bleef echter hangende. Anderzijds werd wel overeengekomen de EU en de lidstaten nieuwe initiatieven zouden ontwikkelen, waarvan een aantal op wetenschappelijk gebied, die een gemeenschappelijke benadering van Rusland zouden inhouden.
In een briefwisseling tussen de voorzitter van de Commissie industrie, externe handel,
onderzoek en energie en de voorzitter van de Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid gaf laatstgenoemde uitdrukking aan zijn instemming met de opvatting van de voorzitter van eerstgenoemde commissie om een einde te maken aan de opschorting van dit dossier.
Bovengenoemde feiten en de evolutie van de betrekkingen tussen de EU en Rusland hebben uw rapporteur ertoe doen besluiten het Europees Parlement voor te stellen het onderhavige verslag op te nemen op de ontwerpagenda voor zijn volgende vergaderperiode. De
goedkeuring voor de sluiting van de overeenkomst door het Parlement valt dan samen met de volgende Top EU-Rusland, die is gepland op 30 oktober 2000 in Parijs.
De essentie van de Overeenkomst
RR\421502NL.doc 7/13 PE 231.698
NL
1. De belangrijkste doelstelling van deze overeenkomst is het stimuleren van de samenwerking op OTO-gebied tussen de Unie en Rusland, op het gebied van
onderzoeksprojecten die onder het kaderprogramma voor onderzoek van de Gemeenschap vallen, waarbij de samenwerking echter beperkt wordt tot de gebieden die onder de overeenkomst vallen.
Het gaat hier om de volgende gebieden:
- milieu en klimaat, met inbegrip van aardobservatie;
- medische biologie en gezondheid;
- landbouw, bosbouw en visserij;
- industriële en productietechnologie;
- materiaalwetenschappen en metrologie;
- niet-nucleaire energie;
- vervoer;
- informatiemaatschappijtechnologie;
- sociale wetenschappen;
- wetenschaps- en technologiebeleid;
- opleiding en mobiliteit van wetenschappers.
Op aanbeveling van het gezamenlijke comité Gemeenschap-Rusland kunnen de bevoegde autoriteiten van beide partijen deze lijst aanvullen.
De overeenkomst geldt aanvankelijk tot 31 december 2002, maar kan worden verlengd met telkens vijf jaar als de partijen hierover overeenstemming bereiken.
2. De betrekkingen met Rusland op wetenschappelijk en technisch gebied hebben sinds de ondertekening van het partnerschaps- en samenwerkingsakkoord van juni 1994 een krachtige ontwikkeling doorgemaakt. Zo meldt de Commissie1 dat de Gemeenschap tussen 1993 en 1998 financiële middelen ten belope van bijna 140 miljoen euro ter beschikking heeft gesteld voor projecten waarbij circa 35.000 Russische onderzoekers betrokken waren.
Het Vierde kaderprogramma heeft Russische wetenschappers reeds in staat gesteld deel te nemen aan INCO-Copernicus-projecten en andere programma's, en wel voor een totaalbedrag van 18 miljoen euro.
Binnen INTAS (de Internationale Associatie voor bevordering van de samenwerking met de wetenschappers in de voormalige Sovjetunie), heeft de samenwerking tussen laboratoria van INTAS-lidstaten geresulteerd in financiële middelen van circa 65 miljoen euro gedurende de periode 1993–1998.
Er zijn ook andere initiatieven ontplooid, bijvoorbeeld het Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie in Moskou (ISTC), specifieke initiatieven op diverse gebieden en multilaterale samenwerking in het kader van het programma Eureka, alsmede enkele COST- acties.
Er is echter reden om aan te nemen dat systematischer coördinatie van deze activiteiten nuttig zou zijn. De onderhavige overeenkomst, die op 11 februari 1999 werd geparafeerd, is erop gericht aan deze behoefte tegemoet te komen en voorziet in een samenwerking
overeenkomstig de beginselen die in artikel 3 zijn neergelegd:
1 COM(1999) 324, blz. 2.
PE 231.698 8/13 RR\421502NL.doc
NL
- wederzijds voordeel;
- tijdige uitwisseling van informatie die van invloed kan zijn op de samenwerkingsactiviteiten;
- evenwichtige verdeling van de economische en sociale voordelen tussen de Gemeenschap en de Russische Federatie aan de hand van de door de respectieve deelnemers en/of partijen geleverde bijdragen aan de samenwerkingsactiviteiten.
De overeenkomst voorziet tevens in een beheersstructuur voor deze samenwerking,
voornamelijk via een gezamenlijk comité Gemeenschap-Rusland (art. 6) en omvat specifieke bepalingen op financieel gebied (art. 7a: "In de regel draagt iedere partij de kosten van de uitvoering van haar taken in het kader van deze overeenkomst, met inbegrip van de kosten van deelname aan vergaderingen van het comité"). Ook kunnen belastingvrijstelling en andere voordelen (met name op douane- of BTW-gebied) worden verleend voor de financiële
bijdragen die Russische organisaties die aan gemeenschappelijke onderzoeksprojecten deelnemen van de EU ontvangen (art. 7b). In bijlage 2 zijn de criteria neergelegd met betrekking tot de informatie- en intellectuele-eigendomsrechten.
3. De uitgaven hebben voornamelijk betrekking op de financiering van dienstreizen van ambtenaren en deskundigen van de Unie naar Rusland, de organisatie van workshops,
seminars en gezamenlijke vergaderingen in Europa en Rusland. Voor de periode 1999-2002 is hiervoor een bedrag van 360.000 euro voorzien, (90.000 euro per jaar)2.
4. Conclusies
Deze overeenkomst heeft tot doel een beter gestructureerd kader te scheppen voor
samenwerking op wetenschappelijk en technisch gebied. Hierbij dient benadrukt te worden dat elk van de partijen zelf de kosten draagt van de nakoming van zijn verplichtingen krachtens deze overeenkomst en dat de daarmee gemoeide bedragen zeer bescheiden zijn.
Ter voorbereiding op toekomstige activiteiten kunnen nu reeds enkele gebieden worden aangewezen waaraan bijzondere aandacht dient te worden besteed met het oog op een nauwere samenwerking:
- er moet meer rekening gehouden worden met de noodzaak de participatie van vrouwen aan gefinancierde projecten te verhogen;
- de betrokkenheid van de particuliere sector bij het opzetten en uitvoeren van programma's moet worden vergroot;
- er moet worden gestreefd naar nauwere samenwerking tussen de bevoegde parlementaire commissies van de betrokken partijen;
- er moet waar mogelijk meer gebruik worden gemaakt van moderne
telecommunicatiemiddelen (in het bijzonder video-vergaderingen en informatie- uitwisseling via het Internet) teneinde de reiskosten te beperken en tegelijkertijd het niveau van de informatie-uitwisseling te handhaven of te verhogen;
- de Commissie dient een overzicht van alle samenwerkingsactiviteiten op OTO-gebied tussen de Unie en Rusland op te stellen dat door het Europees Parlement kan worden behandeld.
2 COM(1999) 324, blz. 18.
RR\421502NL.doc 9/13 PE 231.698
NL
Opgemerkt dient te worden dat er in het kader van Euratom afzonderlijke onderhandelingen3 zijn gehouden over samenwerking op nucleair gebied, die voorlopig buiten deze
overeenkomst valt. Meer informatie hierover van de Commissie zou wenselijk zijn.
3 De Commissie heeft op 17 januari 1991 om een onderhandelingsmandaat verzocht.
PE 231.698 10/13 RR\421502NL.doc
NL
ADVIES
(Artikel 162 van het Reglement) aan de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie
inzake het voorstel voor een besluit van de Raad tot sluiting van de Overeenkomst voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de Europese
Gemeenschap en de Russische Federatie (COM(1999) 324 - C5-0083/1999 - 1999/0133(CNS)) (verslag- Quisthoudt-Rowohl)
Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid
Brief van de commissievoorzitter aan de heer Westendorp Y Cabeza, voorzitter van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie
Brussel, 14 oktober 1999 Mijnheer de Voorzitter,
Op haar vergadering van 11 oktober 1999 behandelde de Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid bovengenoemd onderwerp.
Op deze vergadering hechtte zij haar goedkeuring aan de volgende conclusies:
Sedert de ondertekening van de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en de Russiche Federatie op 24 juni 1994 hebben de betrekkingen tussen de beide partijen zich verder ontwikkeld, met name op wetenschappelijk en technisch gebied. In de periode 1993-1998 heeft de Gemeenschap voor activiteiten in dit kader € 140 miljoen betaald en zijn circa 35.000 Russische onderzoekers bij de activiteiten betrokken.
De samenwerking is gerealiseerd in het kader van het Vierde communautaire
kaderprogramma voor OTO, onder auspiciën van de INTAS4 en het Internationale Centrum voor Wetenschap en Technologie (ISTC) in Moskou, alsook via het Eureka-programma en de COST-acties.
In november 1997 heeft de Raad de Commissie gemachtigd te onderhandelen over een overeenkomst voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de Europese Gemeenschap en de Russische Federatie gedurende de looptijd van het vijfde
kaderprogramma. Deze overeenkomst, die door de beide partijen is geparafeerd op 11 februari 1999, is nu ter goedkeuring voorgelegd aan het Europees Parlement vooraleer ze definitief door de Raad wordt goedgekeurd.
De samenwerkingsactiviteiten zullen worden uitgevoerd op basis van de volgende beginselen:
wederzijds voordeel; tijdige uitwisseling van informatie die van invloed kan zijn op de samenwerkingsactiviteiten; evenwichtige verdeling van de economische en sociale voordelen
4 Internationale Associatie voor bevordering van de samenwerking met de wetenschappers in de voormalige Sovjetunie.
RR\421502NL.doc 11/13 PE 231.698
NL
tussen de Gemeenschap en de Russische Federatie aan de hand van de door de respectieve deelnemers en/of partijen geleverde bijdragen aan de samenwerkingsactiviteiten.
De samenwerkingsactiviteiten kunnen plaatsvinden in de sectoren onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, waaronder fundamenteel onderzoek, met betrekking tot de volgende gebieden: milieu en klimaat, met inbegrip van aardobservatie; medische biologie en gezondheid; landbouw, bosbouw en visserij; industriële en productietechnologie;
materiaalwetenschappen en metrologie; niet-nucleaire energie; vervoer; technologie van de informatiemaatschappij; sociale wetenschappen; wetenschaps- en technologiebeleid;
opleiding en mobiliteit van wetenschappers. Deze lijst kan worden aangevuld met andere gebieden, na onderzoek en op aanbeveling van het gezamenlijke comité Gemeenschap- Rusland, dat zal worden opgericht om de samenwerkingsactiviteiten te vergemakkelijken.
De overeenkomst, zoals deze is gesloten, bepaalt de modaliteiten van de samenwerking alsook de fiscale voorschriften en de douaneregeling die op deze samenwerking van toepassing zijn. Ze regelt ook kwesties inzake de toelating van personeel en apparatuur, intellectuele eigendom en geschillenbeslechting.
De Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en
defensiebeleid hecht haar goedkeuring aan deze samenwerkingsovereenkomst, die is gesloten in het kader van de overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking EU-Rusland en die een concrete stap vormt in de uitvoering van de gemeenschappelijke strategie ten aanzien van dit land. Zij hoopt dat deze overeenkomst de twee partijen in staat zal stellen om
gemeenschappelijke projecten te ontwikkelen die hun samenwerking zullen verstevigen (b.v.
op het gebied van het milieu en de geavanceerde technologie: luchtvaart, ruimtevaart,
informatica). Tegelijk verzoekt zij de Commissie erop toe te zien dat een goed gebruik wordt gemaakt van de voor de uitvoering van deze overeenkomst uitgetrokken kredieten
(aanvankelijk 90.000 € per jaar gedurende 4 jaar), welke moeten dienen voor de financiering van studiebezoeken en vergaderingen van deskundigen, en ook van de middelen die zullen worden toegekend voor de andere acties inzake wetenschappelijke en technische
samenwerking in het kader van het vijfde kaderprogramma en de andere communautaire programma's5.
Hoogachtend,
(w.g.) W.F. NEWTON DUNN Tweede ondervoorzitter
5 Bij de stemming waren aanwezig: de leden Newton Dunn, tweede ondervoorzitter en waarnemend voorzitter; Belder, Caudron (verving Nair), Couteaux (verving Marchiani), Fabra-Vallés, García-Margallo y Marfil (verving Galeote Quecedo), Gomolka, Haarder, Hoff, Korakas, Korhola (verving Van Hecke), Malmström (verving Väyrynen), Marset Campos, Napoletano, Obiols I Germa, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Schori, Stenzel en Swoboda.
PE 231.698 12/13 RR\421502NL.doc
NL
ADVIES
(Artikel 162 van het Reglement) aan de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie
inzake het voorstel voor een besluit van de Raad tot sluiting van de overeenkomst voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de Europese Gemeenschap en de Russische Federatie (COM(1999) 324 - C5-0083/1999 - 1999/0133(CNS)) (verslag-Quisthoudt-Rowohl)
Begrotingscommissie
Brief van de commissievoorzitter aan de heer Carlos Westendorp y Cabeza, voorzitter van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie
Brussel, 19 oktober 1999
Geachte heer Westendorp y Cabeza,
Op haar vergadering van 19 oktober 1999 behandelde de Begrotingscommissie bovengenoemd onderwerp.
Op deze vergadering hechtte zij met algemene stemmen6 haar goedkeuring aan de volgende conclusies:
Op 11 februari 1999 werd er een overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen Rusland en de Europese Gemeenschap getekend, waarin wordt voorgesteld dat Rusland betrokken wordt bij de specifieke programma’s van het O&O- kaderprogramma. Daar de samenwerking, die reeds gaande is, door beide zijden als zeer bevredigend werd beschouwd, wordt thans voorgesteld deze samenwerking te plaatsen in het kader van een formele overeenkomst. De Commissie stelt de Raad thans voor om deze overeenkomst te sluiten.
De overeenkomst regelt de deelname van Russische onderzoekinstituten aan communautaire programma’s. In de Gemeenschap gevestigde onderzoekinstituten kunnen deelnemen aan Russische onderzoekprojecten. Beide partijen zullen hun eigen kosten dekken.
6 Bij de stemming waren aanwezig: de leden Wynn, voorzitter Dührkop Dührkop en Pisicchio, ondervoorzitters; Averoff, Böge, Bösch (verving Guy Quint), Bourlanges, Buitenweg, Casaca, Colom I Naval, Costa Neves, Deprez (verving Mastella), Dover, Fabra Valles (verving Elles), Färm, Ferber, Garriga Polledo, Gill, Hannan (verving McMillan- Scott), Haug, Iivari (verving Kuckelkorn), Ilgenfritz, Jensen, Krehl, Laschet, McCartin, Mulder, Naranjo Escobar, Ortuondo Larrea (verving Onesta), Pittella, Puerta (verving Wurtz, overeenkomstig artikel 153, lid 2), Rühle, Sbarbati, Souladakis (verving Martin), Stenmarck, Virrankoski en Walter.
RR\421502NL.doc 13/13 PE 231.698
NL
De gebruikelijke samenwerking dient te worden verwezenlijkt door deelneming aan elkaars onderzoekactiviteiten, gemeenschappelijke onderzoekactiviteiten, bezoeken en uitwisselingen tussen onderzoekers, deelneming van deskundigen aan seminaries en dienstreizen van
ambtenaren en deskundigen.
Voor de tenuitvoerlegging van de nieuwe operaties die vallen onder de uitbreiding van de overeenkomst raamt de Commissie de volgende jaarlijkse kosten voor de duur van de overeenkomst tot eind 2002:
Voorbereidende activiteiten, evaluatie van de samenwerking € 40.000 (vergadering van het Gemeenschappelijk Comité voor
wetenschappelijke en technologische samenwerking, bezoeken van ambtenaren en deskundigen aan Rusland)
Wetenschappelijke en technische workshops/vergaderingen € 50.000 _________
Totaal € 90.000
De Commissie verzoekt niet om aanvullende posten voor het beheer van de overeenkomst en de gebruikelijke financiële controles zijn reeds aanwezig. De Begrotingscommissie ziet geen enkel budgettair bezwaar tegen de overeenkomst en kan haar goedkeuring hechten aan het voorgestelde bedrag dat deel uitmaakt van de totale voor het Vijfde Kaderprogramma goedgekeurde kredieten, welke betrokken zullen worden uit de relevante begrotingslijnen in B6-6. Zij verzoekt de Commissie echter, zoals in het verleden het geval was, in haar
jaarverslagen over het Vijfde Kaderprogramma aan te geven hoeveel de Russische partners aan deze onderzoekactiviteiten bijdragen. Bovendien zou zij het nuttig vinden als de Rekenkamer een globaal onderzoek instelt naar de baten en de kosteneffectiviteit van deze vormen van internationale samenwerkingsactiviteiten in het kader van het programma. Met name is de Commissie van mening dat het zinvol zou zijn om te vergelijken in hoeverre bij de activiteiten en de bezoeken sprake is van echte wetenschappers of onderzoekers en niet zozeer van administrateurs.
Hoogachtend,
(w.g.) Terence WYNN