• No results found

Zaaknummer 1640/Van Wijnen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zaaknummer 1640/Van Wijnen"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESLUIT

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Zaaknummer 1640/Van Wijnen-Obdeijn

1. Op 16 november 1999 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet. Hierin is medegedeeld dat Van Wijnen Holding N.V. door middel van haar dochtervennootschap Van Wijnen Noord/Oost B.V. voornemens is zeggenschap te verkrijgen, in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet, over Obdeijn Groep B.V. Van de melding is mededeling gedaan in Staatscourant 225 van 22 november 1999. Naar aanleiding van de mededeling in de Staatscourant zijn geen zienswijzen van derden naar voren gebracht.

II. PARTIJEN

2. Van Wijnen Holding N.V. (hierna: Van Wijnen) is een naamloze

vennootschap naar Nederlands recht. Zij staat aan het hoofd van een groep waartoe een aantal dochterondernemingen behoort die tezamen met Van Wijnen bekend staan als de Van Wijnen Groep.

3. Van Wijnen is actief op het gebied van de bouwnijverheid, in het bijzonder in de woningbouw, utiliteitsbouw en renovatie/onderhoud, projectontwikkeling, technische calculaties en materiaalverhuur.

4. Obdeijn Groep B.V. (hierna: Obdeijn) is een besloten vennootschap naar Nederlands recht en staat aan het hoofd van een aantal ondernemingen[1] die gezamenlijk bekend staan als de Obdeijn Groep.

5. Obdeijn is actief op het gebied van de bouwnijverheid, in het bijzonder de woningbouw, utiliteitsbouw en renovatie/onderhoud alsmede op de gebied van projectontwikkeling.

III. DE GEMELDE OPERATIE

6. De gemelde operatie betreft de verkoop door Obdeijngroep Holding B.V. van alle aandelen in Obdeijn aan Van Wijnen Noord/Oost B.V. en is door partijen neergelegd in een concept-koopovereenkomst d.d. 9 november 1999.

IV. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT

(2)

van de Mededingingswet. De hierboven, onder punt 6, omschreven transactie leidt er toe dat Van Wijnen uitsluitende zeggenschap verkrijgt over de Obdeijn Groep.

8. Betrokken ondernemingen, in de zin van het Besluit vaststelling formulieren Mededingingswet (Staatscourant 1 van 2 januari 1998), zijn Van Wijnen en Obdeijn.

9. Uit de bij de melding ter beschikking gestelde omzetgegevens blijkt dat de gemelde concentratie binnen de werkingssfeer van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht valt.

V. BEOORDELING A. Relevante markten Relevante productmarkten i. standpunt van partijen

10. Partijen hebben aangegeven dat zij beide actief zijn op het gebied van bouwnijverheid en projectontwikkeling.

11. Zij merken op dat de sector bouwnijverheid mogelijk dient te worden verdeeld in twee afzonderlijke productmarkten voor enerzijds burgerlijke woningbouw, utiliteitsbouw en renovatie/onderhoud (hierna gezamenlijk: B&U-activiteiten) en anderzijds voor grond-, wegen-, en waterbouw. Voorts merken partijen op dat de verschillende B&U-activiteiten zoals hierboven weergegeven mogelijk ieder voor zich nog verschillende productmarkten vormen. Zij zijn echter van mening dat tussen deze activiteiten voldoende aanbodsubstitutie bestaat zodat er geen sprake is van afzonderlijke productmarkten.

12. Volgens partijen vormen de activiteiten op het gebied van

projectontwikkeling een aparte productmarkt nu deze activiteiten naar hun aard van de activiteiten in de bouwsector verschillen.

ii. beoordeling

13. De bouwnijverheid kan mogelijk worden onderscheiden naar B&U-activiteiten enerzijds en grond-, wegen- en waterbouw anderzijds. Voorts vormen de in punt 11 genoemde, afzonderlijke B&U-activiteiten wellicht ieder op zich een aparte productmarkt.

14. Ook projectontwikkeling kan mogelijk nog worden onderverdeeld in de verschillende deelmarkten woningbouw en utiliteitsbouw. Verder kan mogelijk nog een separate markt voor grote projecten zoals bijvoorbeeld de

zogenaamde VINEX- en BON-gebieden worden afgebakend.[2]

(3)

Relevante geografische markten

16. Partijen zijn van mening dat de relevante geografische markt voor de mogelijke productmarkten nationaal van aard is. Zij merken op dat Van Wijnen actief is in bijna heel het land. De Obdeijn Groep is voornamelijk actief in de regio’s rond Deventer en Zutphen maar dat neemt niet weg dat er volgens partijen sprake is van een nationale markt.

17. In het onderhavige geval kan het in het midden blijven of de mogelijke productmarkten nationaal dan wel regionaal zijn omdat dat de materile beoordeling van de concentratie niet benvloedt (zie punt 18).

B. Gevolgen van de concentratie

18. Partijen geven aan dat hun gezamenlijke marktaandeel in Nederland op geen enkele gedefinieerde productmarkt meer dan 15% zal bedragen. Een rapport van het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid[3] (hierna: EIB) bevestigt dit voor wat betreft de nationale markt op het gebied van de bouwnijverheid. Voorts kan uit de gegevens van EIB worden afgeleid dat ook op een regionale markt het gezamenlijke marktaandeel van partijen op de mogelijke productmarkten op het gebied van bouwnijverheid minder dan 15% zal bedragen. Gelet op het feit dat partijen op een nationale markt voor projectontwikkeling over zeer geringe marktaandelen beschikken en gelet op het feit dat er zowel regionaal als nationaal een groot aantal grote en kleinere marktdeelnemers actief is, is het niet aannemelijk dat partijen op een

regionale markt voor projectontwikkeling een dominante positie kunnen innemen.

19. Gelet op voornoemde marktaandelen en het grote aantal

marktdeelnemers, zowel landelijk als regionaal, bestaat er geen reden om aan te nemen dat de concentratie kan leiden tot het ontstaan of versterken van een economische machtspositie die tot gevolg heeft dat een

daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

VI. CONCLUSIE

20. Na onderzoek van deze melding is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot de conclusie gekomen dat de gemelde operatie binnen de werkingssfeer valt van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht. Hij heeft geen reden om aan te nemen dat als gevolg van die concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

21. Gelet op het bovenstaande deelt de directeur-generaal van de

(4)

Datum: 9 december 1999

De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit voor deze:

w.g. Drs. R.J.P. Jansen Hoofd Concentratiecontrole

Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM, Rotterdam.

---[1] Het betreft de vennootschappen Normbouw B.V., Bouwbedrijf Obdeijn B.V., Obdeijn Recreatiebouw B.V. en Bouwbedrijf Plant B.V.

[2] Zie de besluiten van 20 mei 1998, 504/Bouwfonds Nederlandse

Gemeenten-Schilder Bouw B.V. en van 11 januari 1999, 1188/Heijmans-Van Lee.

[3] Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid, Rapport ontwikkelingen en vooruitzichten van bouwbedrijven in 1998.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Waar de Stelling van Amsterdam tot in de twintigste eeuw het centraal reduit voor de landsverde- diging vormde en de krijgsmacht prominent langs de grachten aanwezig was, is

Geïnventariseerd moet worden welke maatregelen functioneel kunnen worden toegepast op machines en apparaten die zowel binnen als buiten de bouw worden gebruikt. Hierbij kan

Het antwoord dient de volgende strekking te hebben (twee van de volgende onderwerpen):.. − Techniek (en economische welvaart), deelnemende landen toonden resultaten van

Tot slot dient in het dossier expliciet te worden vast- gelegd wat de gevolgen voor de jaarrekening zijn van het aanvullend onderzoek van de accountant en wat zijn overwegingen

Onze voornaamste conclusies waren – de lezer zij verwezen naar de Kroniek voor alle details – (1) dat de Hoge Raad nu voor het eerst echt expliciet tendeert naar een

Het onderzoek heeft een positief resultaat, te weten dat de Congregatie en de woongroepen van mening zijn dat er voldoende draagvlak is om met in acht name van elkaars normen

Een vastgesteld bestemmingsplan voor het perceel Damweg 7 gericht op het vestigen van een “doe het zelf” winkel5. Waarom wordt dit onderwerp nu aan de

Gemeente Bergen ziet geen aanleiding om haar eerdere standpunt te wijzigen danwel te heroverwegen en weigert wederom haar medewerking aan deze ontwikkeling te verlenen.. verzoekt