4fl
Gert Oostindie is d¡recteur van het Koninklijk lnstituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde
(KITLV-KNAW) en hoogleraar koìoniale en postkolo-niale geschiedenis aan de lJniversite¡t Leiden.
Curaçao werd ¡n 1634 door de Nederlanders op de Spanjaarden veroverd, Eind zeven-t¡ende-eeuwse kaart, Atlas van Hagen.
Een
cynische rekensom
De
afschffins
v&n
de
sløvernij
en het Ì,{ederløndse
zelfteeld
Nederland
was
niet het
laatste Europese land
dat
de slavernij afschafte, maar
we liepen
bepaald
niet voorop.
Waar
de
slavernij zelf al
een
beschamend
deel
isvan ons
verleden,
geeft
de
afschaffing
ervan
in
1863
evenmin
reden
tot
trots.
Die
hele
geschiedenis
verhoudt
zich slecht
tot
een nationaal
zelfbeeld waarin adjectieven
als
democratisch,
liberaal,
vooruitstrevend,
vredelievend
en
humanitair
om
de
voorrang strijden.
Niet alleen de slavernij, maar
de
hele
koloniale
geschiedenis
weerspreekt dat zelfbeeld.
Nfrffiffï:::r**äiljdJ:#
handel en de slavernij
in
de'Nieuwe Wereld'-kort in
Brazilië, Iangin
de Cariben (de Caribische eilanden ook devier
Guyana's, dus Suriname,Berbice, Demerara en Essequibo). Geen
hoofdrol-speler, met een aandeel van ongeveer
vijf
procent van die handei-
maar dat betreft toch nogaltijd
600.000
Afrikanen
diein
een periode van onge-veer twee eeuwen als slaafover de oceaan werdengevoerd, en
hun
nazalen diein
slavernij moesten leven. Evenmin een hoofdrolspelerin
de Cariben, waarrond
1750 de bevolking van de Nederlandse koloniën nog geen tien procent uitmaakte van detotale Caribische bevolking
-
maar dat zal geentroost zijn geweest voor de 77.000 mensen die daar
in
slavernij werkten,bijna
negentig procent van de totale Nederlands-koloniale bevolking.Opstanden
Waar slavernij is, is verzet, en de Nederlandse
Cariben vormen hierop geen uitzondering. Er
zijn
enkele grote slavenopstanden geweest,
waar-van die
in
Berbicein
1763 en diein
Curaçaoin
1795 de belangrijkste waren. Deze en alle andere opstanden
in
de Nederlands-Caribische koloniënwerden echter steeds weer bloedig onderdrukt,
zoals dat ook elders gebeurde; alleen
in
de Fransekolonie Saint-Domingue, het latere
Haïti,
zou een opstand een einde maken aan de slavernij. Datlukte nergens anders
in
de Amerika's. Wel was er.t /'/,.1 ,\'f'/ ,t t , ¡:
grootste
struikelblok
sindsdien was hetvinden
van voldoende middelen om de slavenhouders te compenseren. De
in
onze ogen perverse logica wilde immers dat de injuridische
zin rechtmatigeeigenaars recht hadden op een financiële
genoeg-doening omdat zij hun levend bezit moesten opgeven. De gedachte dat de vrijgemaakten recht
hadden op genoegdoening voor het onrecht
hun
voorouders en
hunzelf
aangedaan, speeldein
het geheel geen rol.De bevolking van Suriname bestond eind a<httiende eeuw voor negent¡g pro-cent uit slaven. Kaart van 5uriname uit de Encyclopaedie van Nedeilandsch West-lndië,1914-1917,
een andere uitweg
uit
de slavernij: marronage, hetwegvluchten van de plantages. Vanuit Curaçao gebeurde dat op bescheiden schaal met vluchtpo-gingen op kleine bootjes naar het vasteland van
Zuid-Amerika. In
Suriname was deze marronage van groter belang, endit
fenomeen werd zells zo-zeer een bedreiging van de koloniale orde, dat dekolonisten
rond
1760 eieren voor hun geld kozen en vredesverdragen sloten met deze marrons.Hun
aantal lag
in
de daarop volgende eeuwin
de orde vanvijftot
tien procent van de totale bevolking.AfschafÉng
Aan de vooravond van de afschaffing van de
sla-vernij,
I juli
1863, woonden erin
Suriname zo'n 53.000 mensen, exclusief de inheemsen en mar-ronsin
de binnenlanden. Het aandeel van devrije
bevolking, dat eind achttiende eeuw
minder
dantien procent was, was mede door manumissies
in
de voorgaande decennia snel toegenomen, maar nogaltijd
leefden 36.000 mensenin
slavernij,ze-ventig procent. Op de zes Nederlands-Caribische eilanden leefden
zoh
33.000 mensen, waarvanruim
19.000 op Curaçao; daar leefde er nog dertig procentin
slavernij, eenkleine
5.500 zielen.Dat Nederland de slavernij zolaat afschafte, betekende
in
de eerste plaats een verlenging vaneen menselijk drama. Maar het uitstel had ook
een wrange flnanciële dimensie.
In
1863 werden zo'n 46.000 mensenbevrijd uit
de slavernij. Zou Nederlandgelijktijdig
metGroot-Brittannië,
in
1834, de slavernij hebben afgeschaft, dan zouden dat zo'n 57.000 mensen
zijn
geweest. Zou hetbe-sluit gelijk met
Frankrijk zijn
genomen,in
1848,dan zou het om bijna 50.000 mensen
zljn
gegaan.Dat is niet onbelangrijk,
juist
met het oog op het langgerekte politieke procesin
Den Haag. Beginjaren
I840 viel het principebesluit dat desla-vernij
-
in
de Cariben maar ookin
Nederlands-Indië
-
optermijn
afgeschaft moest worden. HetCynische
rekensom
Twe,e decennia werd gesoebat over de vormgeving
van wat de Emancipatie ging heten.
Uiteindelijk
werd besloten dat er
in
Suriname nog eentienjarig'Staatstoezicht' zou komen, waarin de
vrijgemaakten
min
of meer gedwongen zoudenworden te blijven werken op de plantages, nu
in
loondienst. Ook werd
uiteindelijk
eencompen-satiebedrag per vrijgemaakte vastgesteld: 350
gulden
in
Suriname, 200 gulden op deAntillen.
De Nederlandse staat moest dus zo'n
vijÍlien
mil-joen gulden reserveren voor compensatie aan de
onteigende slavenhouders;
in
1834 zou dat,bij
de-zelfde compensatieprijzen, negentienmiljoen
zijngeweest en
in
1848 zo'n zestienmiljoen.
Het is een cynische rekensom, voor zoverik
weet nergensin
de archieven terug te vinden als bewust beleid, maar het isin
zekere zin wel een treffende meta-foor voor alles rond de Nederlandse emancipatie, die eerder getuigt van een droogstoppel-mentali-teit dan van een multatuliaans engagement.'Døt
Î,{ederlønd
de
sløvernij zo
løat
øfschøfte,
betekende
in
de
eerste
plaa.ts
een
verleng¡ng
van
een
menselijk
drama'
Want hoe zathet met het Nederlandse
abolitio-nisme,
in
Europese context? Net alsin
de andere Europese landen die zichinlieten
met slavenhan-del en slavernij waren er hier wel mensen die zich verzetten tegen dezepraktijken,
vooral opreligi-euze gronden. Maar het bleven enkelingen,
ook
toen zich
in
de late achttiende eeuwin Frankrijk,
Groot-Brittannië
en de Verenigde Staten een seri-euze abolitionistische beweging ontwikkelde. Diebeweging was geen eenheid, sommigen waren geinspireerd door het verlichtingsdenken, ande-ren meer door religieuze motieven, maar wat zlj
gemeen hadden was de
overtuiging
dat slavernij niet te verenigen was met de westersemoraliteit.
Groot-Brittannië liep
in
1807 voorop met het verbod op de trans-Atlantische slavenhandel enopnieuw
in
1834 met de afschaffing van deslaver-nij.
Dein
dietijd
oppermachtigeBritten
zouden vervolgens ook alle landen het verbod op de slavenhandel opleggen-
niettemin
zou de illegaleslavenhandel nog
tot
in
dejaren
1860voortduren.
>¡, lÉ s iÌlìlliÀ|.t1,
S.lr¡l
Bevrijding van
sla-vernij. Prent van de Amer¡can
Anti-slave-ry Society, 1 839.
Geopolitieke belangen
De afschaffing van de slavernij zelf kon niet worden opgelegd, dat moesten de verschillende
staten
zelfdoen. In
de Verenigde Staten werd deslavernij per staat op een ander moment afge-schaft, al vroeg beginnend met enkele noordelijke
staten, maar pas algemeen na de Amerikaanse Burgeroorlog,
in
1865. Zweden schafte desla-vernij
afin
1847,Frankrijk
en Denemarkenin
1848, Nederland
in
1863, Spanjein
1886; van deLatijns-Amerikaanse landen was Brazilië de
hek-kensluiter,
in
1888. Daarmee was hethoofdstuk
van de
juridisch
gelegitimeerde slavernijin
deAmerika's afgesloten.
Met
geopolitieke belangenin
het vizier, maar gestut door een hypocriete re-toriek van menslievendheid, stortten de Europese landen zich vervolgens op de afschaffing van deArabische slavenhandel
in
Afrika
en de inheemseslavernij
in Afrika
-
het hele continent werd nugekoloniseerd.
Slavenhandel en slavernij waren ook
wijdverbreid
in
Azië-
niet verwonderlijk, beide fenomenenzijn immers geen
uitzondering,
maar regelin
de wereldgeschiedenis. Koloniale machten zoals
Nederland maakten daarvan
gebruik
en gaven her en derdit
systeem zelfs een stevige impuls.Zo is de slavenhandel van de VOC
in
dezelfde orde van grootte geweest als de Nederlandsetrans-Atlantische
slavenhandel, en leefde enwerkte
in
1673 de helft van de bevolking van een stad als Batavia (Jakarta)in
slavernij;in
1789 was dat nog eenkwart. Niettemin
was de betekenisvan koloniale slavernij
in
Azlë veelminder
danin
de Amerika's: er was veel meer aanbod van arbeid
dat via andere mechanismen, zoals herendiensten
en contractarbeid, kon worden gerekruteerd.
In
het negentiende-eeuwse Nederlands-Indiëbestond
voornamelijk
inheemse slavernij, metin-heemse slavenhouders; het aantal mensen dat
in
1861uit
koloniale slavernij werdbevrijd
was noggeen 5.000, een fractie van de totale bevolking die
in
de orde vanvijftien miljoen
zal zljn geweest.Ongemakkelijk
besef
Terug naar het Nederlandse abolitionisme. Dat
was dus zwak. De eerste keer dat er een serieus
politiek
debat werd gevoerd over slavernij wastijdens de Bataafse Republiek. Hoewel er enkele gepassioneerde pleidooien voor afschaffing
wer-den gehouwer-den, besloot de overgrote meerderheid dat slavernij, en kolonialisme op zich,
onmis-baar waren voor Nederland en alleen daarom al
acceptabel. De afschaffing van de Nederlandse slavenhandel was geen keuze; de
Britten
legden het verbod gewoon op, hetgeen na de napoleon-tische oorlogen werd bevestigd op het Congresvan Wenen. Anders dan
voor
deBritten
levertdeze episode dus geen enkele
stoftot
nationaletrots, tot de vaststelling dat de Nederlandse elite tenminste zelf
tot
inkeer was gekomen.Het politieke debat over de afschaffing van de
slavernij kwam
in
dejaren
1840 op gang. Peer pressure speelde daarbij een crucialerol;
hetongemakkelijke besef achter te lopen op de
Britten
en vervolgens ook de Fransen werd nogeens aangewakkerd doordat Britse
abolitionisten
letterlijk
geestverwanten onder de Nederlandseelite opzochten en aanmoedigden. De
onverenig-baarheid van slavernij met het christelijke geloof
was het kernargument van de 'afschaffers'
-
een sterke breuk met de voorgaande eeuwen, die echter nog steeds gepaard ging met uitgesproken paternalistische en niet zeldenronduit
racistische gedachten overAfrikanen
en hun nazatenin
deCariben. Over grote belangen ging het nauwelijks
meer; de economische betekenis van zowel
Suri-name als de
Antillen
was gering, er was weinig vertrouwenin
verbetering, alle hoop werd geves-tigci op Nederlands-Indië. Het probleem van deafschaffing was niet dat het Nederland van hoge
inkomsten zou beroven, maar dat die afschaffing
zelf kostbaar
zouzijn'
De twee decennia die verliepen tussen het
prin-cipebesluit en de daadwerkelijke emancipatie
gingen op aan eindeloze discussies over hoe het dan verder moest
in
deze koloniën en over dehoogte en wijze van flnanciering van de
compen-satie aan de eigenaars van de levende have. Ten aanzien van Suriname maakte men zich grote
zorgen of de plantagesector de afschaffing van
de slavernij wel zou overleven; de oplossing werd
gezochT
in
het tienjarige Staatstoezicht envanaf
1873
in
het aantrekken van contractarbeidersuit
Brits-Indië
en fava. Voor de eilanclen was de zorgmeer dat er geen werkgelegenheid was; emigratie
naar Venezuela werd als oplossing bepleit.
In
alle gevallen had de Nederlandse elite er een hard hoofdin
of de vrijgemaakten wel een deugdzaam leven zouden gaan leiden. Missie en zendingmoesten
dit
gaan bevorderen,in
tandem met hetkoloniale bestuur.
Multatuli
Ten aanzien van de compensatie werd
uiteindelijk
vastgesteld dat de betekenis en dus ook monetairewaarde van de slavernij
in
Surinameaanmer-kelijk
hoger lag dan op deAntillen -
vandaarhet verschil
in
compensatie. Definanciering
ervan werd
uiteindelijk
gevondendankzij
de baten van het Cultuurstelsel op lava, dat tussen1830 en 1870
jaarlijks
tussen de dertig enruim
vijftig
procent bijdroeg aan de inkomsten van deNederlandse schatkist. En zo brachten |avaanse arbeiders
in
een systeem van onvrije arbeid hetkapitaal op waarmee
in
1863 hun onderdrukte lotgenotenin
de Cariben werden vrijgemaakt. Het isjammer
datMultatuli
die wrangeironie
niet heeft 'meegenomen'
in
de Møx Havelaør,zijn
twee
jaar
eerder gepubliceerde aanklacht tegen het Cultuurstelsel.Vrijwel
niets van deze geschiedenisstrookt
methet rooskleurige beeld dat
wij
in
het naoorlogseNederland graag van onze geschiedenis
vertel-den. Dat geldt breder voor de plaats
in
dat verhaalvan onze hele koloniale geschiedenis,
waarin
natuurlijk
ookin
dezínvan
een'ethischepoli-tiek'wel
goedstot
stand werd gebracht, maar die1iû.!;¡trtu ltl
st. trr,,,rt, ¡s",i. t:.t.; ,¡,.,, -fu.'(Ac-/¿L,,
l//4
in
wezen toch een geschiedenis is gebaseerd opinbreuk
op lokale samenlevingen, winstbejag, macht en racisme, alles gerechtvaardigdin
termen van westerse
superioriteit.
Tot aan deTweede Wereldoorlog stond dat laatste
in
eigenland nauwelijks ter discussie. Na de oorlog en de ongezochte onafhankelijkheid van Indonesië
werd de hele koloniale geschiedenis verbannen
naâr een zijkamertje van ons
'Huis
van de Ge-schiedenis', alsof het los kon worden getnaakt vanonze'eigen' geschiedenis.
Die reflex is nooit houdbaar geweest, en dat is
juist,onder invloed van de postkoloniale
migra-ties steeds
duidelijker
geworden.Migranten
die kondenzeggen'Wij
zljnhier
omdatjullie
daarzijnt'
zelten het koloniale enin
het bijzonder ookhet slavernijverleden weer op de agenda. Vandaar
de nationale herdenkingen en monumenten, nieuw onderzoek en steeds meer publicaties, tentoonstellingen
in
de grote musea, veel aan-dachtin
de media-
en dus ook de roep om kolonialisme en slavernij meerruimte
te gevenin
het geschiedenisonderwijs.
Onvermijdelijk
roeptdat alles ook weerstand op, en emotionele debat-ten
waarin
nietaltijd
oog is voor de historische werkelijkheid. Temeer reden omhier
ookin
hetonderwijs serieuze aandacht aan te besteden.
r
Wisselbrief ter
waarde van
vijf-honderd gulden als compeRsatie voor het verlies van slaven na de afschaffing van de slavernij ¡n 1863, u¡tgegeven op Sint Maarten, Minister¡e van Kolon¡ên,1864. Rijksmuseum, Am-sterdãm,
\
\i!'\
\
Literøtuur
Maartje Jans e, De Afschaffers. Publieke opinie, organisatie en publìeke opinie
in N ed e rl an d, 1 840
I
BB0 (Wereldbibliotheek, 2007).Gert Oostindie, Postkoloniaal N ederl a nd: Viifenzestig jaar vergeten, herd en ke n, verd ri ng en (Bert Bakker, 201 0).
Gert Oostindie (redJ, Fifty years Iater: Antislavery, capitalism and modernity
in the Dutch Orbif (KITLV Press, 1995/University of Pittsburgh Press, 1996).
J.P. Siwpersa d, De Nederlandse regering en de afschaffing van de slavernii
(1833-1863) (Bouma's Boekhuis, 1979).
Alex van Stipriaan et al., Op zoek naar de stilte. Sporen van het
slavernii-verlede n i n Nederla n d (KITLV Uitgeverij, 2007).
Madin (.Ned. Gcit.) den Z¿r
&-/'á. /¿ú
EaÌ¿n;ø êtt* naarà nazigt, ã¡¿n ¡aí.ntt oatsøulv;iil\b.1,:1t ?1" twccdc c¿ dcr.1c
*"-/úr*-,,.
-/*"4
áu-¿;¿..l',á.
^"u. /) ( ttsoko¿ù.ùniili, Dê t:t3asl¿.|'LÐt--nd
.
r
Z¿.
ßt. Naaín ( )-aZ, Ae¿.),