• No results found

BIJ HET AFSCHEID VAN Mr. W. C. WENDELAAR

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "BIJ HET AFSCHEID VAN Mr. W. C. WENDELAAR "

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VRIJBEID EN DEMOCRATIE

' %aterdo1 15 Îept. I tSCS • Ho, 411 ·

Onze Statenleden vergaderden

(Zie pa1. I>

W·EfK BL Ä D V Ä N DE VOLKS P Ä RTIJ VOOR VRIJHEID EN DEMO CR Ä Til

Nogmaals: Hel drama ener Kabinelsform~lie

*. * .,Degenen, ~e voor de~ 8~g .vau;J. ~-

* ken van de laatste tien wekea ver- antwoordelljk zijn, benijden wij niet. Zij zullen - terecht - door de publieke afkeuring wor- den getroffen".

Aldus sehreven we in het hoofdartikel in ons blad van 1 september, gewijd aan het drama der Kabinetsformatie 1956. ·

We weten niet, hoe het er met de formatie voorstaat aan het einde dezer week of hoe, wanneer dan ininid.dels w e 1 een Kabinet uit de bus mocht zijn gekomen, dit eruit zal zien.

Maar op het. ogenblik, dat we ons artikel schrijven, aan het begin van de 13de week, krij- gen de aangehaalde woorden een nog grimmi- ger actualiteit dan ze toen reeds hadden.

Of de belangen van -het land rechtstreeks en in belangrijke mate zijn geschaad, kunnen we niet beoordelen. Tenslotte i s er altijd .een Ka- binet, zij het dan een demissionair Kabinet, dat verricht hetgeen in ieder geval moet worden g·edaan.

Wat echter we 1 vasts~t is, dat grote psy- chologische schade wordt aangericht in ons volk.

• •

. ''ITie het politieke leven en de eerlijke poli~

. ' ' tieke strijd -om beginselen en om de gro- te vraagstukken van staatkundige, economi-

' -~~ -~ .ro. nog altijd &iet als eea groot loei· vow een ontwikkeld en democra- tisch vOlk, slaat de apathie - om niet te zeggep antipathie- jegens de politiek, welke het sle- pende bUjYen van de Kab~etsformatie in ons volk opwekt, met grote bezorgdheid gade.

Het eindeloos in de binnenkamer om elkaar heendraaien zonder dat men spijkers met kop- pen durft slaan, wekt in brede kringen wrevel en ontstemming en blaast de altijd kankerende

"nihilisten", maar óók het nog groter aantal onverscbilligen, wind in de zeilen.

· In het vorige hoofdartikel heeft onze redac- tionele collega de R. met de ernst, welke dit onderwerp verdient,· de vraag behandeld, hoe de hedendaagse intellectueel staat tegenover 'Cie politiek.

Betreurenswaardige gebeurtenissen als deze tot een ziektecrisis verworden formatie ver- zwaren de taak van hen, die juist ook onder

·het inteUectuel~ volk~deel de politieke belang- stelling en het politieke bewustzijn trachten op te wekken of te verstevigen, in belangrijke mate.

* ••

Dat de V.V.D.-fractie en zij, die voor haar in het bijzonder zijn opgetreden wan- neer zulks werd vereist - de heren Oud en Korthals - voor deze noodlottige gang van zaken naar onze stellige overtuiging geen mede-verantwoordelijkheid dragen, kan voor onszelf een troostende gedachte zijn, de nood- lottigheid van de feitelijke situatie wordt er echter niet door· teniet gedaan .

. De eis mag, naar het ons voorkomt, gesteld worden, dat zo kort mogelijk hetzij na de Troonrede, hetzij na de Regeringsverklaring van het nieuwe Kabinet, de algemene politieke beschouwingen in de Tweede Kamer zullen worden gehouden.

·Onze fractievoorzitter, prof. Oud, zal dan ongetwijfeld het zijne te zeggen hebben en zo volledig mogelijke opening van zaken eisen, op- dat de kaarten uit het politieke spel~der-bin­

n~nkamer voor ieder duidelijk zullen komen te liggen. ·

• • *

Zijn we dan uitsluitend pessimistisch?

Zo is het gelukkig niet: Onze behoefte om van alles toch nog de goede zijde op te zoe- keD, wil1eft. we ook t.l1 a n s niet verloochenen.

Er ~s~t, naar wij. m~en. namelij~ de mo- gelljklïeidj dàt uit deze nb.re weken toch ·ook enkele winstpunten ·naar voren zullen treden.

In onze na-oorlogse, 'dOOl' de rood-roomse·sa- menwerkiilg behee~tè politieke verhoudingen is men het ministersambt steeds meer als een

"vaste. betrekking" en bepaalde ministerszetels als bolwerlt• \'oor bepaalde partijen gaan be- schouwen, die men met hand en tand "voor de partij" heeft te verdedigen.

En nu spreken wij nog maar niet eens over het tot in het belachelijke tegen elkander af- wegen van de "zwaarte" dier zetels.

Bovendien is een bijzonder soort ministeriële solidariteit gegroeid, waardoor iets, dat tegen e e n minister wordt ondernomen, onmiddellijk . het gehele Kabinet op de achterste benen

plaatst.

Een ministercrisis, die niet onmiddellijk te- vens op een volledige Kabinetscrisis zou uitlo- pen, is vrijwel ondenkbaar geworden.

Zodra een minister zich schrap zet, wordt de Kamer dus voor de uiterste consequent~e

van een volledige Kabinetscrisis geplaatst, met het gevolg, dat zij bijna altijd zal zwichten.

* • •

Dit alles heeft het in de ogen van de gewo- ne staatsburger en kiezer door de sta- biliteit der Nederlandse politieke verhoudingen

toch,~. weinig' s~tacw,tre parlementaire I~

ven een saailïeid v'erlèeád, · Welke. zijn Jaatatë sprank belangstelllng dreigt te doven.

Wanneer uit de binnen&kamerse crisis van thans eens een geheel nieuw Kabinet, geba- seerd op andere verhoudingen en samengesteld uit grotendeels andere personen, zou voortko- men, of zelfs wanneer (omdat de tijd voor een ingrijpende wijziging wellicht nog niet rijp is) een (extra-parlementair) z.g. "intermezzo-ka- binet" zou optreden, dat de fracties de gelegen- heid zou bieden, geheel zichzelf te zijn en naar nieuwe verhoudingen en nieuwe vormen van samenwerking te groeien, dan mag dat o.i. als een toch nog belangrijk winstpunt worden be- schouwd. En dit geheel onafhankelijk van de vraag of bedoeld Kabinet politiek onze sympa- thie zou hebben of niet.

Er is in bepaalde kringen in ons land een overwaardering voor de politieke stabiliteit, voor de "rust" in het staatkundige leven ont- staan.

Wij willen daartegenover stellen: Laat het maar eens stormen in onze politieke contreien.

Maar dan ook een echte, voor ieder waar~

neembare storm, die vele kwasi vastigheden wegvaagt, en geen binnenskamers kattespelle- tje, dat zich vrijwel geheel aan de publieke be- oordeling onttrekt.

BIJ HET AFSCHEID VAN Mr. W. C. WENDELAAR

Mr. Wendelaar heeft ons medegedeeld, dat hij, met het oog op zijn leeftijd; besloten heeft, bij de door de Grondwetsherziening nodig ge- worden verkiezing van leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, geen eventuele

berverkiez~g te aanvaarden.

* * Mr. Wendelaar niet meer in het prakti-

* sche politieke leven! Wie, als wij, zij het op geheel andere plaatsen dan hij, van mr.

Wendelaars intrede in de landspolitiek af met hem in het strijdperk heeft ge~taan, kan zich dit besluit nog maar nauwelijks realiseren.

Het was in oktober 1933, dat de toenmalige Liberale Staatspartij .,De Vrijheidsbond" hem, de populaire burgemeester van Alkmaar, als opvolger van mr. D. Fock, tot haar voorzitter koos en hem dezelfde maand ook in de Tweede Kamer bracht, na de overgang van mr. H. J.

Knottenbelt naar de andere zijde van het Bin- nenhof.

Hoe populair mr. Wendelaar zich in deze nij- vere gemeente in het hart van Noordhoiland heeft weten te maken, was in 1932 nog eens ondubbelzinnig gebleken bij zijn koperen jubi- leum als burgervader.

De monumentale lantaarn op het Kerkplein, welke niemand, die Alkmaar bezoekt, over het hoofd kan zien, is een blijvende herinnering van Alkmaars burgerij aan mr. Wenq.elaars burgemeesterschap.

Zowel voor die burgerij als voor burgemees- ter Wendelaar zelf, was het, zo kort na dit jubileumfeest, een moeilijk afscheid.

* * • - .

Dartijvoorzitter bleef mr. Wendelaar tot

r 1938, toen hij deze functie aan prof. mr. ' B. M. Te1ders overdroeg. ·

. Teleurstellingen zijn de heer Wendelaar in die jaren niet bespaard gebleven, maar hij heeft deze met moed en op waardige wijze het hoofd geboden.

Van nu af kon de heer Wendelaar zich met nog meer energie aan het Kamerlidmaatschap wijden, dat hij tot aan de verkiezingen van 1946 heeft bekleed.

Het persoonlijk~ contact met de heer Wen- delaar hadden wij in die jaren vooral in de re- àactie van "Het Liberale Weekblad", waarvoor hij geruime tijd o.a. zijn levendige overzichten van het werk aan het Binnenhof schreef.

Bijzondere bekendheid in .de parlementaire historie heeft hij gekregen door zijn a~tie ~aar

aanleiding van de destijds grote beroermg wek- kende kwestie van minister Goselings optreden tegen de marechaussee-brigade te Oss en door zijn (in juni 1938 tenslotte met 50 tegen 37 stemmen verworpen) voorstel tot het instellen van een parlementaire enquete naar al hetgeen met deze gebeurtenis verband hield.

(Zie vervolg pag. 2 onderaan)

(2)

Vmno:ID EN DEMOCRATD

Op het terrein

van ons onderw~js IS

nog veel werk aan de winkel

De vorming van onze kinderen is een vraagstuk van de eerste orde

Uit de mededelingen, die bl de loo~ van de laatste drie maanden bekend 'wer.

•n, blijkt niet, dat de vei'IIChil.lende formateurs en bllormateurs bij hun pogingen em - kabinet te vormen, en~Stlg cestuit zijD op ~pver&chUiea ten aan.

zien ·van het toekoJDJtip re,eriapbeleld voor wat bet on4erwijs heVelt.

Moe& blend& de. eoneluale p&rokken worden, dat de 'be&relfende partijen bet over dat te voeren beleid bl grote trekken eell8 zijn 'l

Er was grond om aan te nemen, dat pok onderwijs wel eell8 moeilUkheden zou Jiebben kunDen opleveren, Immen er 18 bl . de laatste jaren lllCherpe kritiek ceoefend op. de cang van zaken bij het OllderwijL

Men berillnere lllcb Bleehts~ - sem-ee.wend tekort aan leerkraebtea bij bet Jager onderwijiJ, een e1'118tlg tekort aaa leerkracllten bij venebillende takken van

bet voortgezet onderwijs.

Over de oorzaken v~ dat alles 18 veel opgemerkt bl en bulten de Kamers. - . sijn ook verwijten gemaakt aan bet adrell van de mbll8ters der laatste kabinetten.

Ia onderwijzerskringen Merste onatemmlng en het woord staking werd zelfs uiqe&proken. Maar er was mêér.

· Prof. dr. Fred Polak heeft daarop de aandacht gevestigd in zijn .boek: "Om bet behoud van ons bestaan". Het on- derwijs, zo .zegt hij, is onze grootste groot-industrie, waarin jaarlijks door overheid en gezinnen zo ongeveer %.

miljard gulden wordt gestoken en waar- . 4n. het grootste aantal arbeidskrachten

in ons land te werk is gesteld.

Maar onze overwegend genationali- seerde onderwijs-industrie rendeert mo- menteel nauwelijks, aangezien zij in hoge mate inefficiënt te achten valt.

· Het lager onderwijs telt 130 à 140.000 zittenblijvers.

Bij het v.h.rn.o. blijft jaarlijks ruim een kwart van alle leerelingen zitten en bereikt nog niet 50 % der leerlingen de eindstreep en daarvan de helft zonder struikelen. ·

Bij de studenten is een uitval van 30 à 50 % en wordt van de overblijvende 70 à 50 % in doorsnee de gemiddelde

·studie-duur met ca. een vierde van de tijd verlengd.

Een inefficiëncy, die de gemeenschap jaarlijks op een verliespost van 150 mil- j<>en. gulden komt.

En dat is dan nog lang niet alles. Nog altijd hebben we in ons land een stel scholen, maar geen schoolstelsel

Nog steeds beschikt de onderwijs-in- dustrie niet over een wetenschappelijke research en vormt de aansluiting l.o.- v.h.m.o. een probleem van gewicht.

Men zal kunnen begrijpen, dat met name in de onderwijswereld in spanning wordt uitgekeken naar de Troonrede en de regeringsverklaring. ·

Men -vraagt zich af wat er in de na- bije toekomst zal worden gedaan om de grootste moeilijkhed~n tot oplossing te brengen.

Er moeten meer scholen komen.

Er moeten meer gymnastieklokalen worden gebouwd.

De klassebezetting moet vehninderd worden, wil er nog iets. terecht komen van een -onderwijs, dat aangepast ia aan de nieuwe maatschappelijke eisen.

~eer leerkrachten

Er moeten m-eer leerkrachten komen, wU men in staat zijn ons onderwijs voor een voortgaande aftakeling te behoeden.

De vraag rijst, of in brede lagen van ons volk wel voldoende wordt besett, hoe ernstig de situatie is.

Het feit doet zich voor, dat de indi- viduele ouder daarvan al doordrongen raakt. Hij begint te beseffen, dat het mis gaat. De moeilijkheden, waarmee talrijke scholen te worstelen hebben, blijven hem niet onbekend.

Hij krijgt zijn kinderen thuis als er een ]eerkracht op school ziek en een tij- delijke niet beschikbaar is. Hij hoort van klasse-verdeling over verschillen,.de leerjaren en begrijpt heel goed, dat een dergelijke oplossing voor het onderwijs aan zij n kind nu niet bepaald bevorder- lijk is.

En aangezien hij weet, dat de maat- schappij, waarin zijn kind straks een be- staan en levensgeluk zal moeten vinden, steeds gecompliceerder wordt en steeds hogere eisen zal stellen, maakt hij zich bezorgd over de toekomst van zijn jon-

gen of meisje. ·

Hem ia het ai wel duidelijk geworden,

dat bezitsvorming ten nauwste samen- hangt met het feit in hoeverre zijn kind straks in staat zal zijn in de maatschap.

pij een positie in te nemen, die hem in- derdaad arbeid en inkomen zal ver- schaffen, en het sparen mogelijk zal

maken. ·

De verovering van een dergelijke po- sitie ziet hij alle ,n mogelijk worden, als zijn kind ten volle . i_s toegeruiSt voor de taak, welke het wacht. Maar wanneer die toerusting in gevaar komt, wanneer het onderwijs of beter gezegd: de vor- ining, die zijn kind nodig heeft, niet aan de te stellen eisen meer voldoet, wordt de individuele ouder bezorgd.

Men kan dit thans herhaaldelijk vast- stellen.

Wanneer ouders hun kind-eren voor een school komen aanmelden, luidt de telkens terugkerende vraag: "Weet u ook hoe groot de klasse wordt, waarin mijn kind komt?" Een begrijpelijke vraag.

Even begrijpelijk als het feit, dat na de mededeling van het schoolhoofd, dat de klasse veertig of soms wel 50 leer- lingen zal tellen, de ouder zich nog eerst wil bedenken en ondertussen andere scholen gaàt proberen. En als er dan scholen zijn, waar men in staat is uit particuliere· bijdragen boventallige leer- krachten te betalen en alzo het klàsse- gemiddelde belangrijk omlaag te bren- gen, genieten deze voorrang. Alweer be- grijpelijk.

Maar wat niet begrijpelijk is, is het feit, dat voor vele ouders de kous af is als zij hun kind op een schooi geplaatst weten, waar men nog niet gebukt gaat onder te zware klassen en doorlopend tekort aan leerkrachten.

Onze sociale

verantwoordelijkheid

Niet begrijpelijk, omdat, en dan wil ik nog eens prof. Polak citeren, het onder- wijs niet alleen een voorwerp van aan- houdende zorg voor de regering is, maar ook ons aller sociale verantwoordelijk- heid raakt.

Wanneer het in ons onderwijs niet goed gaat, treft niet alleen een bepaal- de regering of een bepaald-e minister van onderwijs verwijt, maar onszelve.

"Een volk heeft de regering en dus het onderwijs, dat het verdient."

Er zijn verschijnselen, die er op wij- zen, dat de brede massa• deze zaak nog- al lauw opneemt. Reeds vroeger heb ik er de aandacht op gevestigd, dat bijv. in de binnenstad van de meeste grote ge- meenten schoolgebouwen worden gevon- den, die, in vergelijking met wat men tegenwoordig van een dergelijke inrich- ting voor de vorming van de kinderen mag eisen, volslagen onvoldoende zijn.

Ik heb er toen ook op gewezen, dat over de:?:e toestand nagenoeg niemand iets opmerkt en dat met name in de pers wel bijzondere aandacht wordt ge- schonken aan vern:ieuwingsscholen 1n de

buitenwijken en aan scholen, die op de een of andere wijze iets spectaculainl brengen.

Concurrentie op de wereldmarkt!

Er is nog iets anders. , Onze nationale bezitsyorming hangt in sterke mate af van bet feit, of bet ons zal gelukken aan de steeds sterker wordende concurrentie op de wereld- markt het hoofd te bieden. Dealtoe ie nodig, dat we over meer geschoolde ar- beiders(sters) kunnen beschikken, dat we in de nabije toekomst, wanneer de automatisering ook ten onzent dringen- de eis zal zijn geworden, de menl'lell heb- ben om haar mogelijk te maken.

We moeten meer produceren en ver- kopen.

Dat dit in belangrijke mate zal afhan- gen van de kwestie in hoeverre het ona zal gelukken ons bezit 'Van hoofd en hand uit te breid-e:1, is duidelijk. Maar wanneer we niet tijdig zorgen, dat de vorming van dit "kapitaal" ter hand wordt genomen, verliezen we de strijd.

Het is onbegrijpelijk, dat dit niet-in brede kringen wordt beseft.

Er is op onderwijsgebied enorm veel werk aan dè winkel.

We zullen als volk moeten gaan in- zien, dat de vorming van onze kinderen een vraagstuk van d-e eerste orde Is.

Het heeft weinig zin ons druk te gaaa maken over bezitsvorming op korte ter- mijn, over woningbouw, het huurvraag- stuk enz. enz. als we straks tot de ont- dekking moeten komen, dat· we in de concurrentiestrijd op de wereldmarkt het onderspit zullea delven; omdat we niet tijdig hebben gezorgd voor eea na..

tionaal bezit van hoofd en ..._ De vor- ming van dit "kapitaal" wordt op het ogenblik ernstig belemmerd door de enorme moeilijkheden, waarmee de school. te worstelen heeft.

Onze economie ia kwetabaar, we weten het allemaal.

Maar nóg is het ons mogelijk de volkskracht van de toekornat te ver- sterken door met vereende krachten ons

te gaan wlîden aan de vorming 'All de jeugd, het volk van straka.

De tijd dringt evenwel!

'Y.JI.

STALEN

KANTOORMEUBELEN

GlSOLAMP.BN

[(Vervolg van pag. 1)

In Amsterdam was mr. Wendelaar, samen o.a. met mr. G. A. Boon en wijlen dr. I. H. J.

Vos, iri de woelige jaren van de felle strijd te- gen het nationaal-socialisme wel een der popu- lairste sprekers.

Van zijn werk en zijn" optreden ook in deze Kamer kunnen we herhalen hetgeen we op een andere plaats destijds schreven naar aanleiding van zijn 70ste verJaardag:

Dit is nu verleden tijd geworden. Thans;

in zijn 74ste levensjaar, acht hij de tijd gekomen om zich niet weder voor een nieuwe periode kandidaat te laten stellen.

· Verscheidene jaren was de heer Wendelaar ook voorzitter van het hoofdbestuur van

"Volksonderwijs". Ook in het parlement heeft hij zijn strijdvaardigheid immer aangewend ter behartiging van de belangen van het openbaar onderwijs en van hen, die dat onderwijs dienen.

slechts twee jaàr heeft het Binnenhof mr.

Wendelaar gemist, want in augustus 1948, toen mr. D. U. Stikker tot het minister- schap werd geroepen, volgde de heer Wende- laar hem op als lid van de Eerste Kamer voor de V.V.D.

"In deze Kamer is hij een belangrijke en zeer geziene figuur. De heer Wendelaar dankt dit niet alleen aan zijn politieke ervaring en aan zijn bijnaon-Nederlandseaanleg voor improvi- satie, maar ten minste evenzeer aan zijn bijzon- dere persoonlijke eigenschappen.

Deze liberale afgevaardigde is "every inch a gentleman". Aan de charme, de galantbeid en de soepelheid van de klassieke Franse diplo- maat paart hij een opvallende beginselvastheid.

Met zijn sterk gepassioneerde aanleg is hij me- nigmaal in de aanval, maar hij bezit het ge- heim, om dit op zo ridderlijke wijze te doen, dat niemand zich daardoor ooit persoonlijk ge- troffen kan voelen".

Het is altijd pijnlijk, als anderen gaan fluis- teren: Hij wordt nu toch eigenlijk te oud.

De heer Wendelaar heeft, naar hij ons zelf verklaarde, willen voorkomen, dat men dit ook van hem .zou kunnen gaan zeggen.

Zulk een besluit is niet gemakkelijk, maar dient daarom des te meer te worden gerespek- teerd.

Vrijzinnig Nederland is mr. Wendelaar grote dank verschuldigd. Hij treedt thans uit het ge- lid der strijders. Maar zolang het hem nog ge- geven zal mogen zijn, zal zijn belangstelling blijven uitgaan naar het Binnenhof en in het bijzonder naar het welzijn van de partij, welke thans de belichaming vormt van het liberale, het politiek-vrijzinnige leve.n in NederlaJML

(3)

*

IUift, WEEK tot WEEK

Geen pleisterplaatsen

*

Het dagblad De Telegraaf heeft dezer da- gen ernstige kritiek geoefend op het feit, dat er langs onze grote autowegen prak- tisch nog steeds geen pleisterplaatsen zijn, waa;r vrachtrijders en automobilisten even kunnen uitrusten, een kop koffie kunnen drin- ken en iets kunnen eten.

Het heeft hiermee een belangrijk probleem aangeroerd, waaraan reeds jaren achtereen is gedokterd en waarvoor nog steeds geen oplos- . sing is gevonden.

Wel heeft het departement van Verkeer en Waterstaat een rapport ontvangen van de com- missie-pleisterplaatsen, waarin nadere plannen zijn uitgewerkt, doch tot een werkelijke inspi- ratie om tot daden over te gaan schijnt dit rapport niet te hebben geleid.

Dit is ~derdaad lVel een heel vreemde gang van zaken en als men de toestand hier te lande b.v. vergelijkt met die in Duitsland, dan slaan wij maar een droevig figuur.

Wie de autobanen in Duitsland heeft bereden weet uit ervaring hoe praktisch en nuttig de auto-pleisterplaatsen zijn ingericht en in welk een behoefte zij voorzien. Een behoefte waar- mee vooral de verkeersveiligheid is gemoeid.

Maar er zit nog een andere kant aan het vraagstuk n.l. die bezien vanuit het gezichts- punt van het internationale toerisme. De bui- tenlander, die op onze autowegen vertoeft moet van ons, wat de afwez.igheid van de pleister- plaatsen betreft, toch niet bepaald een voor- uitstrevende en moderne indruk krijgen.

Waarom is het bij ons niet mogelijk b.v. bij een benzinestation op de grote autowegen een klein restaurant te stichten? Er zijn waarlijk genoeg particulieren, die zitten te springea om voor eigen rekening deze pleisterplaatsen te bouwen en te exploiteren.

Waarom moet ee!'l dergelijk op zich zelf een- voudig vraagstuk worden vertraagd door een overdreven zin voor ordening met als resultaat ck.t de ordenaars niets, maar dan ook werke-

lijk nietS tot stand brengen? Ziedaar een· be- langrijke vraag, die toch waarliJ"k wel om een duidelijk antwoord vraagt.

Te veel f{ezapip;heid een !{evaar (I)

Het is te doen gebruikelijk, dat aan de vooravond van iedere Jaarbeurs te Utrecht. zowel door de voorzitter als door de directeu1 van de Koninklijke Nederlandse Jaar- beurs een belangrijk~ rede wordt gehouden voor binnen- en buitenlandse journalisten.

Ook dezer dagen is dit weer geschi~ en heb- ben zowel de voorzitter mr. W. H. Fockema Andreae, als de directeur mr. H.A. R. Schuit behartigenswaardige opmerking gemaakt, die zeker de moeite lonen er de nodige aandacht aan te schenken.

Immers, hier zijn mensen aan het woord, die volop in het economische leven staan en met gezag kunnen beoordelen hoe het met dat eco- nomische leven gesteld is.

Als zij het ogenblik nabij gekomen achten in verband met de economische ontwikkeling van onze natie een waarschuwend geluid te laten boren, is het zeker gewenst daaraan niet on- verschillig voorbij te gaan. Integendeel!

Het is veeleer zaak, dergelijke waarschuwin- gen 4iepgaand te bestuderen .en er in ernstige mate rek!'fli'}g inee te houden.

llr. l'ockema Andreae heeft het zo kernach- tig gezegd met de navolgende woorden:

"Onder uiterlijke nl8t kan zich mu.r al te gemakkelijk een gebrek aan stootkracht of veerkracht verbergen". ·

De voorzitter van de Jaarbeurs had hierbij niet alleen de economische ontwikkeling yan ons land op het oog, maar ook de mentaliteit van een belangrijk deel van ons volk.

Wordt de vraag opgeworpen, aldus spr., of Nederland op het gebied der koopvaardij niet achterop komt, dan wordt met een zeker ge- mak het historische register van Nederland als zee'V!Ll'ende natie opengetrokken en fier gesteld, dat wij onze .rechtmatige plaats in de vaart ter zee niet zullen opgeven.

Maar, zo vroeg spr. zich af, is Nederland vandaag werkelijk een zeevarend volk? Hoe diep leeft bij 1ie jeugd het "navigare neeesse

est"? Wat heeft men er werkelijk voor over?

Zijn er voldoende mannen bereid om het zee- gat uit te gaan en zijn er voldoende vrouwen van deze mannen bereid om voor het gezin thuis, meestal dus zonder de man te waken te

zorgen en te werken? '

En staat de rest van Nederland achter deze mannen en vrouwen, omdat het beseft, dat wij zonder een sterke koopvaardij onze plaats in de wereld niet zullen kunnen behouden 1

Er is bepaald meer opwinding, aldus mr.

Fockema Andreae, over het betaald voetbal dan over de Nederlandse zeevaart .

Tot zover de voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Jaarbeurs. Mr. Fockema Andreae wijst hier op een ernstig ~evaar, dat velen on- zer zeker bekend is. -

Doch hij schudt ons door zijn kernachtige analyse als het ware wakker. Er dreigt gevaar.

Een gevaar van een te grote gezapigheid. Een gevaar, dat wij ons zo snel neerleggen bij de gedachte, dat "het toch zo goed gaat".

Tegen dit gevaar hebben wij ons te weer te stellen niet alleen in de persoonliJ"ke sfeer alleen, maar vooral ook in politiek verband.

Te veel gezapigheid een gevaar (11)

Onze politieke overtuiging legt ons op, on- ze landgenoten ervan te overtuigen, dat het waarlijk niet zo goed gaat; politiek niet ( ! ) en ook economisch niet. Wij willen geen pessi- misme zaaien, doch de waarschuwingen, die economen van gezag de laatste tijd hebben doen horen, wij denken hierbij o.m. aan het laatste jaarverslag van de Herstelbank, stem-

men tot nadenken.

Wij zullen er voor moeten zorgen niet te gaan potverteren. Het zal ons volk o.m. duidelijk moeten worden gemaakt, dat de sociale ver- worvenheden van thans, ook in de toekomst gehandhaafd moeten blijven. Doch dit kan slechts, indien wij in onze economie en in de .overheidspolitiek met verst.,and en beleid te werk gaan en niet met kwistige hand alles op- maken, zodat er voor moeilijker tijden geen ap- peltje meer voor de dorst i&.

Dit is de taak van de liberale politiek. Thans meer dan oo~t, nu zowel de P.v.d.A. als de K V.P. blijkbaar ook al aan een gevoel van ge- zapigheid ten offer vallen. "Het gaat immers in Nederland goed?"

Men ziet in de onderlinge politieke strijd de noden van ons volk niet in zijn juiste propor- ties en men meent zich de weelde te kunnen veroorloven een onderling gekrakeel aan té heffen, dat de belangen van ons volk alleen maar kan schaden.

Dit is het beeld van het ogenblik: Engharti- ge politieke strijd in een tijd van economische hoogconjunctuur weliswaar, maar een ·hoog- conjunctuur, die inmiddels hier en daar zwakke plekken vertoont.

Er is in ons land een gevaarlijke mentaliteit ontstaan, waartegenover - wij schreven het reeds eerder, maar het kan niet vaak genoeg worden herhaald - een militant liberalisme stelling moet nemen. Het gaat hier om een liberale levenshouding en een liberale bezieling.

Wij moeten vooral werken van onderen op.

Vandaar, dat wij op deze plaats nogmaals een ernstig beroep doen op onze afdelingsbesturen, · zijnde de kernen waaruit onze Partij is opge- bouwd, om een laaiende activiteit te ontwikke- len, op een uitgebreid terrein, dat zeer positief voor ons braak ligt. ·

lndU&trie - Volksbestaan

Wij zouden gaarne nog even terugkomen . op de rede van mr. Fockema Andreae.

Hij zeide tijdens zijn belangrijke rede o.m. over de Nederlandse industrialisatie het navolgen-

de: ·

In luttele jaren zij~ wij gegroeid tot een land, waarin de nijverheid tot een veel belangrijker bron van bestaan is uitgegroeid dan voorheen voor mogelijk gehouden werd; de stabiliteit immers van deze bestaansbron is zo essentieel voor de toekomst van · N ederlend, dat onder , geen voorwaarde het risico gelopen zal mogen worden, dat ons industriële potentieel te eni- ger tijd onvoldoende vuurvast zou blijken te zijn en de hitte van de internationale èoncur- rentie, de vonken van conjuncturele spannin-

U 8I:P.l'&lllmR 1111 - PAG. • gen of de gloed van de broederliefde der West- europese in~egratie niet ~u kunnen weerstaan •

. De vooi'Zltter van de Jaarbeurs wees er iJi

dit ':erband op, dat heel wat industriële onder-

~~mmgen heden ten dage voor grote en moei- liJke vraagst~kk~n staan betreffende.financie-

~g, moderrusenng, concentratie en organisa- tie, welke zeker niet met optimisme alleen zul- len worden opgelost.

Sprekend over onze nationale produktie m~r~te ~e heer Andreae op, dat de jaarlij~

stJJgmg m de laatste drie jaren langzaam maar g~stadig afneemt; er blijft dus nog wel een stij- gmg, maar de . procentuele betekenis daarvan

~~t. GeliJ~ig n~mt de consumptie toe en stJJgen de mvestermgen in de private sector zeer aanmerkelijk.

De heer Andreae noemde hier niet met na- me het .begrip "industrieel klimaat", doch zijn opmerkmgen raakten dit begrip wel degelijk.

M.a.w. dit industriële klimaat is niet zo heer- lijk, gelijk velen geloven. Bet .181 dan ook VOOl'l-

~rst ~n belangrijke taak van een nieuwe ~

~g ~ er voor te zorgen een gunstig indus- tneel khmaat te scheppen. Niet voor de onder- nemers alleen, zoals vaak van socialistische zij- de smalend wordt opgemerkt, maar voor de ge- hele arbeidende bevolking. Want onze industrie is ons volksbestaan.

Dit volksbestaan is in zekere zin in gevaar.

Gelukkig is de toestand weliswaar nog niet verontrustend, maar als dat ook zo was, dan konden maatregelen alleen maar te laat komen.

Ons bedrijfsleven dient in de gelegenheid te worden gesteld zich in vrijheid te ontplooien, opdat de ondernemer e n arbeider gezamenliJ"k voor de zo nodige productieverhoging kunnen zorgdragen.

Het is niet meer zo, gelijk de socialisten ons nog steeds willen doen geloven, dat er eea scherpe tegenstelling tussen ondernemers ea arbeiders zou bestaan of behoeven te bestaan.

De synthese tussen kapitaal en arbeid kan ons slechts uit de impasse redden.

Pleidooi voor de kleine onderneming

De directeur van de Koninklijke Neder- landse Jaarbeurs, mr. H. A. R. Schuit heeft· in zijn rede in het bijzonder een pleidooi gehouden voor de kleine onderneming.

Volgens spr. is vooral het probleem der ka- pitaalvoorziening voor het kleine en midden- grote bedrijf een bron van grote zorgen. Niet alleen met betrekking tot de nodige invest~

ringen, doch vooral ook met het oog op de in de toekomst te verwachten eisen van vernieu- wing en uitbreiding der produktiecapaciteit.

De kleinere onderneming staat op de markt van het risico-dragend kapitaal in een relatief minder gunstige positie dan het grote bedrijf.

Daarom is volgens mr. Schuit speciale aan- dacht voor de financieringsproblemen van de kleinere onderneming zeer gewettigd.

Welnu, ziedaar weer een waarschuwend woord, waarop wij reeds in de aanvang doel- den. Een waarschuwend woord, dat niet "zo maar" werd uitgesproken, doch dat een reële weerslag vormt van de moeilijkheden, waar- mee vooral de kleine ondernemer op dit ogen- blik heeft te kampen.

Nogmaals, mogen dergelijke waarSchuwin- gen niet worden misverstaan in het belang van onze volksgemeenschap in zijn geheel!

. Leve_nsgang van ons volk

Mogen wij tenslotte zonder enig commen- taar onzerzijds nog een klein deel van de voortreffelijke rede van mr. Fockema An- dreae aanhalen:

"Existance is economie, life is not". Boven de materiële belangen van Nederland gaan in de laatste maanden zorgen uit, welke betrek- king hebben op de levensgang van ons volk, zoals deze is beproefd, bepaald en bekroond.

Dan breekt de behoefte door om de toekomst met vertrouwen tegemoet te kunnen zien. ·

Maar daarvan zal alleen dan sprake kunnen zijn, wanneer aan zulk een vertrouwen ten grÖndslag liggen het zelfonderzoek, de wil om te handhaven in de dingen waar het in het le- ven - ook in het leven van een volk - wer- kelijk om gaat, en de bereidheid om een offer te brengen als het algemeen belang dat eist.

Dat is: dat wij vrucht willen dragen, liever dan alleen maar vruchten te verorberen. Ne- derland is deze rustige, maar kritische blik op zijn toekomst waard!"

(4)

SEPTEMBER ltA - P.AG, ~

Vrijheid en democratie op Malta (I)

EEN BEWOGEN HISTORIE LEIDDE TENSLOTTE TOT EEN GROTE MATE -VAN ZELFSTANDIGHElD

Waarom destijds Engelse hulp werd lngeroepen

&lies in dit leven is betrekkelijk, ook de vrijheid, ook democratie. Ze zien er beide beel anders nit op de rotBen onder een subtropische zon middenin een azuren Middel·

landse Zee, dan enige meters onder de zeespiegel in OJIS onbewoonbaar klimaat.

Ja, ik geloof wel, dat vrijheid en democratie het een en ander met ligging en kli·

maat te maken hebben en dat dit één van de redenen is waarom men een in één land gegroeide beetuursvorm niet zonder meer plotseling In een ander land, in een ander

klimaat, kan overbrengep. · .

Toen er bij ons nog niets anders was dan vrijwel onbewoonde rivierendelta's, wad·

den en moera.seen, wat schaarsbewoonde llalldgronden en een paar heuveils van mer- gel, bad Maltà al veertig eeuwen beschavingsgeschiedenis achter de rug. Het is eens rijk bebost geweest, er hebben eens ten minste twee riviren gestroomd - op het, nu ondergrondse, kruispunt liggen beenderen van ongetelde olifanten, blsons, tijgers en afldere dieren.

De onbekende bewoners uit het stenen tijdperk, die er fantastisch knap gebouw- de ondergrondse tempels en enige zeer modern aandoende afgodsbeeldjes hebben nagelaten en de circa duizend jaar later aanwezige bewoners van wie even prach- tige en prachtig versierde tempels en t8J van stenen, benen, hoornen en bronzen voorwerpen zijn gevonden, zijn opgevolgd door de Phoeniciers.

Deze gebruikten het strategisch zo be- langrijke eiland als marine-basis en als

uitgangspunt voor hun vele en verre rei- zen. Er schijnen bewijzen te zijn, dat Hannibal op Malta is geboren. Zeker is, dat Malta in die dagen een van de centra van de toenmalige beschaving was.

Toen de Romeinen de Phoeniciërs had- den verslagen, hebben zij zich ook op Malta gevestigd. Uit die periode zijn slechts enkele overblijfselen te vfnden:

een ~lla en ·catacomben. Op hun beurt werderi de Romeinen er verdreven door de Moren, die er enige eeuwen zijn geble- ven. Ze zijn er tot het Christendom be- kèerd en hebben (misschien juist daar- 4oor'?) een bijzonder grote invloed uitge- riefend op dé. Maltezer bevolking, veel minder op de heersende klasse, die waar- schijnlijk onder elk bewind een andere was.

De overwegend arme bevolking van Malta woont in huizen met een typisch Arabisch karakter, die men ook nu nog zo bouwt.

De kleine groep welgestelden bewoont in de stad - Valletta - enorme paleizen die, met hun ·vele gesloten erkers, ook

~en Moorse invloed verraden; buiten, op de 's zor:ters koelere heuvels, prachtige Jrlndhuizen in Italiaanse stijl. Het is op- vallllnd;' ·dat men in deze welgestelde en beter ontwikkelde kringen bijzonder veel nadruk legt op de afstamming van de Phoeniciërs en b.v. uit dien hoofde ver- 'o/antschap met de Engelsen pretendeert, die afstammelingen van de. Phoenicische zeevaarders zouden zijn, die zich aan En- gelands Zuidkust gevestigd zouden heb- ben.

ltalia·ans niet meer de officiële taal

Het is nog niet zo heel lang geleden, dat het Italiaans op Malta de officiële taal was - nu is d~;tt het Maltees, waar- van mij is verteld, dat het ongeveer 60%

. Arabisch bevat, 30% Italiaans, 5% Engels en 5% Phoenicisch. Ik heb dit natuurlijk niet kunnen controleren, wèl, dat men van het gesproken Maltees niets verstaat of begrijpt, en dat het geschreven Mal- tees, met uitzondering van enkele veren- gelste technische uitdrukkingen, volko- men onbegrijpelijk is. De grootste krant, The Times of Malta, verschijnt in het En- gels.

De namen zijn ofwel Italiaans, ofwel Spaans, ofwel Arabisch, soms ook Turks.

· De sterke Arabische invloed is ook merk- baar in de houding van en ten opzichte van de vrouwen: ze zijn op Malta nooit gesluierd geweest en nooit opgesloten zo heeft men mij verzekerd, maar de erkers aan alle huizen, met meest gesloten gor- dijnen of jaloezieën, en het bijna niet deelnemen van vrouwen aan enig open- baar leven, is, meen ik, eerder te verkla- ren uit de sterke Moorse traditie dan uit die van de R.K. kerk.

In uiterlijk vertoont de bevolking Moor- se, zowel als Spaanse en ttaliaanse typen en alle tussenvormen daarvan, hetgeen

"L'Auberge de Castille", een van de prachtige paleizen door de Mal~

tezer Ridders op Malta gebouwd.

Dit was het paleis van een van de Spaanse grootmeesters, het is, als alle gebouwen op Malta, van goud~

gele kalksteen. Luiken, deuren en alk andere houtwerk zijn turkoois geschilderd. Dit paleis is nu · het hoofdkwaFtier van de R.A.F.

voor de hand ligt, aangezien Malta na de Moorse periode bij het koninkrijk Sicilië kwam - waartoe het geografisch ook be- hoort - dat op zijn beurt aan Aragon kwam en Spaans gebied bleef tot Karel V het in 1530 schonk aan de Souvereine Or- de van Sint Jan van Jeruzalem. Maar tel- kens en telkens weer wordt die Arabische afstamming ontkend en wordt de Phoe- nicische oorsprong met klem en met trots genoemd.

Van de grote, om niet te zeggen de grootste, zeevarende traditie van de Phoeniciërs was al gauw niet veel meer over dan wat armetierige visserij met heel kleine bootjes vlak onder de kust.

Zelfs het verkeer met Sicilië, dat maar enkele uren varen verwijderd is,-wordt al sinds vele eeuwen alleen door de Sicilia- nen onderhouden.

Eigenlijk een grote rots

Toen de ridders op Malta kwamen was er nog, zo heeft men mij verteld, aardig wat bos. Toen was het klimaat er nog niet zo droog, toen had de erosie nog niet op zo grote schaal plaats gevonden. Ook nu, nu Malta weinig anders is dan een grote rots met enkele decimeters koBt- bare teelaarde (soms zelfs per schip g~

importeerd), zorgvuldig gespreid over kleine, ommuurde akkèrs; ook nu, nu de irrigatie een van de grote problemen is op dit eiland van circa 300 km2, zonder één enkel riviertje, met een ontoereikend aquaduct en ontoereikende ondergrolWse reservoirs; ook nu is er in het voorjaar en in de voorzomer, overal waar maar een beetje aarde aanwezig is, overal waar maar een beetje w::J,ter gebracht kan wor- den, een rijke, subtropische vegetatie.

Langs de wegen bloeien de oleanders en de bougainvillea; in de tuinen en plantsoenen gloeien de bloemen en hibis- cus en granaatappels; sinaasappels, man- darijnen en citroenen willen er best, mits ze maar juist voldoende water krijgen;

vijgen en cacteeën geven er volop vrucht;

met voldoende irrigatie leveren de kleine akkers drie aardappeloogsten per sei- zoen; in de diepten, waar nieuwe teel- aarde is aangebracht op de bodem van uitgeputte steengroeven, vindt men wijn·

gaarden, akkers met tomaten, aardbeien en groenten bedden ... ; in de tuinen van de grote landhuizen is het een weelde van rozen en lelies, van geraniums en pelar- goniuli en van ontelbare rijk bloeiende subtropische beesters en bomen. Tussen de goudgele akkermuurtjes oogst men het even goudgele liloren en de wat bleke- re gerst. Cypressen en schermpijnen doen het er even goed als tal van bomen, waar- van men mij alleen de inheemse namen kon noemen.

Maar er staan veel te weinig bomen - de prachtige "paardenboonbomen", met grote peulvruchten, die vroeger de paar- den aten - heeft men omgehakt toen het paard plaats maakte voor de auto- mobiel. Het zijn niet alleen de paarden en de bomen, die er verdwenen zijn: de enige vogels die ik er heb ontdekt zijn meeuwen en duiven; op het land ziet men kudden langharige geiten en hoogpotige schapen; op de plattedakeRvan de Moor.

se boerenhuizen ligt hier en daar een in- heemse Arabische hond; de uit Neder- land geïmporteerde koeien ziet men ner- gens: ze staan op stal of op hoog-om- muurde binnenplaatsen. De boerenbevol- king gebruikt ezels en muildieren voor het vervoer. Landbouw en veeteelt zijn bijna overal zeer primitief.

In de vroege middelee~wen In de vroege middeleeuwen, toen bij ons de steden een wezenlijke macht wa- ren, kende Malta alleen de enorme ver- sterkingen, die de Moren er hadden ge·

bouwd en die een geschikte basis bleken te zijn voor de. nog veel re1.1sachtiger ver- sterkingen, die de _ridders er later lieten verrijzen. Later, dat is, na 1530 ... toen bij ons de strijd om de vrijheid en de zelf- standigheid fel was· opgelaaid, aanvaard- de Malta, blijkbaar vanzelfsprekend, de souvereiniteit van de Ridders van Sint Jan, die, na hun verdrijving uit Rhodes, dit strategis~h gunstig gelegen eiland kregen als bolwerk tegen de. Turken.

• Van 1530 tot aan de Napoleontische tijd toe hebben de Maltezer Ridders er hun geweldige forten en havens en steden ge- bouwd, hun prachtige paleizen en rijke kerken. Italiaanse, Spaanse en Franse bouwmeesters zijn er aan het werk ge- weest; Italiaanse, Spaanse en Franse schilders, beeldhouwers, zilver- en goud-

smeden hebben er ongetelde schatten achtergelaten, waarvan, zelfs na de plun- . dering door de Napoleontische troepen, zelfs nà de ontstellende verwoestingen door de Duitse bombardementen in de tweede wereldoorlog, nog zo ongelofelijk veel over is.

Toen de ridders door Napoleon waren ·' verdreven en de _bevolking al gauw schoon genoeg had van de "bevrijding"

brengende rovende ll'raD.se troepen, heb- ben de Maltezers voor éénmaal zelf iets gedaan: zij hebben de hulp van Engeland ingeroepen. U begrijpt, dat Engeland niet lang op zich heeft laten wachten en de Fransen van het eiland heeft verjaagd.

Toen hebben de dankbare Maltezers Engeland gevraagd de souvereiniteit te aanvaarden en alsjeblieft een Engelse ko- lonie te mogen worden. In de anderhalve eeuw die sindsdien is verstreken, hebben de Engelse er gebouwd: havens en ves- tingen, kazerfles en hospitalen en wonin- gen voor de daar gestatlooneerde troepen en officieren.

Bij de stalenkaart van bouwstijlen is · · dus ook de Engelse gekomen, helaas niet uit hun architectonisch gelukkigste pe- riode: men vindt er Victoriaanse villa's en huizen, nu enkele moderne gebouwen.

Om de eigenlijke Maltezer bevolking heb- ben de Engelsen zich blijkbaar even wei·

nig bekommerd als de Ridders, de Spaan.

sen, de Sicilianen, de Moren, de Romei-.

,nen en de Phoeniciers vóór hen.

Is het dan te verwonderen, dat er van enige inheemse Maltezer cultuur of kunst · geen spoor is te vinden? Het enige mooie, dat nog op het eiland wordt gemaakt is de kant, van Siciliaanse oorsprong, onder Engelse leiding. Het weinige dat op eigen initiatief nog wordt geklost, is slecht van kwaliteit en nog slechter van -deBBin: er- gerlijke kitsch.

Zwaar te verduren

- Ih de laatste oorlog· héeft •attä'het·

heel zwaar te verduren gehad en het is een wonder, dat er nog iets, dat er nog zóveel gespaard is gebleven. Als beloning voor de betoonde heldhaftigheid kreeg Malta na de oorlog een grote mate van zelfstandigheid: het bleef Engels gebied, waar Engeland de verantwoordelijkheid heeft behouden voor verdediging en bui- tenlandse politiek, maar het heeft een eigen constitutie gekregen, met een eigEln Parlement en een eigen Regering: Vrij- heid en Democratie. Over de basis waar..; · op die democratische regeringsvorm is · geplaatst, kunt U in het volgende artikel.

lezen. ELKA SCHRIJVER.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De NKw verlangt van een partij die zich voor verkiezingen wil laten registreren niet alléén een nette naam. Het registratieverzoek moet schrif- telijk worden

de onderhandelingen over de grondsla- gen der nieuw te vormen partij stond zij, begrijpelijk, allereerst op de bres voor erkenning der specifieke vrouwenbelan-

Wij hebben met hen en een vertegenwoordiging van onze achterban verkend wie er aan de lat staat voor het geschikt maken van de woningvoorraad en de woonomgeving voor ouderen die

‘pauzewoningen’ voor gescheiden va- ders of moeders, appartementen voor tienermoeders, ouderen met een islami- tische achtergrond, en er zijn etages met werkplekken voor

In de laatste twee paragrafen wordt speciale aandacht besteed aan de bijzondere verwantschap tussen het paleis in Breda en de paleizen in Granada 1527-1533 en Landshut

Eindelijk vroeg een dapper konijntje: ‘Wat kom je hier doen, ruitjespaard?’ ‘Ik ben op avontuur uit,’ zei Trui en stak haar neus in de wind!. ‘Dan moet je de Prinses

De aanwezigen geven allen aan erg tevreden te zijn en dat zij naast de dagopvang nog voldoende activiteiten ondernemen die zij nog kunnen en leuk vinden.. Voorbeelden van

Een deel van de afvoer die verzameld wordt in Salland stroomt in deze situatie dus niet meer door de Weteringen naar het Zwarte Water maar het achterliggende gebied in.. De hoogte van