• No results found

De culturele context van beleid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De culturele context van beleid "

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

IN DIT NUMMER

106 taEOERLAN \JEN

Column: Volwassen ontwikkelingshulp? PARi door mr. J.J.A.M. van Gennip

I OR Een alternatieve verdediging: noodzaak en mogelijkheid door J. Grin

Het NA VO-veiligheidsbeleid is reeds langere tijd aan kritiek onderhevig.

De auteur laat een aantal minpunten de revue passeren en formuleert enkele criteria waaraan een alternatief defensiebeleid moet voldoen. Tevens geeft hij zijn visie op een aantal plannen voor een niet provocerend, strikt defensief veiligheidsbeleid voor Europa, welke de laatste jaren gelanceerd zijn.

115 De culturele context van beleid door prof. dr. mr. C. A. van Peursen

In het novembernummer van 1983 heeft prof. dr. A.G. Weiler aandacht besteed aan de verhouding van economic en samenleving, politick, cultuur en godsdienst in de post-industriele maatschappij. De verwevenheid van politick en cultuur is het onderwerp van dit artikcl.

124 Regionaal-electorale CDA-modellen door dr. J. G. F. Terwindt

De Statenverkiezingen in maart 1982 toonden hct voor CDA voor iedere regio een procentuee1 verlies. In het aprilnummer van 1982 is hiervan een analyse gegevcn, gebaseerd op de statenkieskringen. In dit artikel wordt met name het urbanisatiekarakter van de gemeenten op de voorgrond geplaatst. Ten

behoeve van een effectieve strategic bij de toekomstige Statenverkiezingen worden voor de regio ·s electorale CDA-modellen weergegeven.

133 De ommezwaai van Bruins Slot Door drs. L.A. Kaan

Bruins Slot (1906-1972) heeft een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling van de standpuntbepaling van de voormalige ARP ten aanzien van Nieuw- Guinea. Zijn pleidooi in 1961 voor een politieke koerswijziging die de weg zou openen voor een soevereiniteitsoverdracht aan lndonesie impliceerde het verlaten van een abstract deductief denken. Deze 'ommezwaai' heeft ook bctckenis gehad voor het huidige christen-democratische gedachtengoed.

145 Boekbespreking

P. G. Kroeger bcspreekt 'Wat is onderwijs ons waard?' van Jo Ritzen.

CHRISTEt-; DEMOCRA II SCI IE VERKENt-;INGEN 3/X4

(2)

Volwassen ontwikkelingshulp

Ruim 20 jaar geleden is de Nederlandse politick systematisch aandacht gaan ge- ven aan de problematiek van de mon- diale armoede. Oat is vertaald in daad- werkelijke bijdragen. De ontwikkelings- hulp is volwassen geworden.

Een moment om om te kijken. zeker wannecr die bijdrage onder druk komt te staan. uithollingsverschijnselen geconsta- teerd worden. een publieke opinie die vermoeid lijkt en de promotoren ervan.

die bij de wieg hebben gestaan. vroeg oud geworden lijken.

Er doen zich in de komende maanden twee belangrijke momenten voor: de be- handeling van de zgn. herijkingsnota in de Tweede Kamer. die een nieuwe rich- ting beoogt te geven aan de samenwer- king van de Nederlandse regering direct met een aantal regeringen van ontwikke- lingslanden. en vooral de Europese ver- kiezingen.

Twintig jaar ontwikkelingshulp vraagt om herziening van het woord ontwikke- ling. Zeker: het proces van dekolonisatie.

het moderniseringsgebeuren, het veran- deringsproces heeft in een aantallanden en voor groepen mensen ontwikkeling gebracht. Materiele verbetering. toegang tot scholing en gezondheidszorg (uitban- ning van in het verleden nog verwoesten- de epidemieen), soms ook in moeilijker meetbare zaken zoals het gevoel van eigenwaarde, culturele identiteit, onaf- hankelijkheid. Maar voor tenminste een veertigtallanden en een half miljard mensen heeft het mondiale veranderings- proces geleid tot verdieping van de ar- moede, toegenomen honger, sociale en morele chaos. verlies van identiteit. Ont-

CHRISTLN DEMOCRATISCHE VI:RKENN!NGEN 3S4

wikkelingshulp als aileen een investering in ontwikkeling, in vooruitgang. gaat voorbij aan deze realiteit.

In een groeiend aantal gevallcn gaat het allang niet meer om ontwikkeling, maar om afremming van nog verdere terugval.

is er de noodzaak van een begin van een mondiale sociale voorziening voor naties en honderden miljoenen mensen die- dat is ook de les van twintig jaar- dik- wijls buiten hun schuld niet mee komen met dat allesomvattend veranderingspro- ces. Een realistische benadering van ons hulpbeleid houdt rekening met beide processen: het echte ontwikkelingsge- beuren en de werkelijkheid van de terug- val en de daarmee verbonden nood- en opvangmaatregelen. De illusie van een snelle alomvattende opheffing van ar- moede is vals gebleken.

Vals is ook de gedachte gebleken dat bij ontwikkelingshulp geen fouten gemaakt mogen worden. Gebrek aan zorgvuldig- heid en uiteraard misbruik is laakbaar, maar welke norm van succes mag worden aangelegd vanuit ons eigen land dat in zijn binnenlandse ontwikkelings- en eco- nomisch stimuleringsbeleid de talloze- wellicht onvermijdelijke- fouten tach ook niet gebruikt als voorwendsel om dat beleid in z'n geheel af te schaffen. Welke norm mag men dan aanleggen ten aan- zien van regeringen die slechts over een fractie van onze economische en plan- ningsdeskundigheid beschikken?

Maar hiermce komen we aan een ander onontkoombaar ervaringsgegeven: de overbelasting van de staat, de overheid in de Derde Wereld. Meer dan 90o/c van onze zuiver.? ontwikkelingshulp gaat di-

(3)

)-

,_

'

~n

)-

at ce

r I in

COLUM:"'

rect of indirect naar overheden, terwijl tenminste onze eigen sociale geschiedenis en de recente geschiedenis van de Derde Wereld duidelijk maken, dat brede maat- schappelijke ontwikkeling slechts in be- perkte mate door overheden gegaran- deerd wordt en dikwijls daarop bevoch- ten moet worden.

Oat gehrek aan brede maatschappelijke ontwikkeling wreekt zich het scherpst in die andere verstoorde illusie, nl. dat het vraagstuk van de honger in de Derde Wereld een technisch prohleem was, zo- als de modernisering van de voedselpro- duktie hier en in Noord-Amerika. Tegen veler verwachting in is het vraagstuk arm- rijk in de wereld niet getild op het niveau van de een wat minder en de ander wat mecr, maar is het tot het naakte pro- hleem teruggebracht van toe gang tot voedsel of niet. Het krijgt daarmee ook zijn absolute morele dimensie. Aileen als de massa 's der kleine boeren in de Derde Wereld gemohiliseerd kunnen worden, is er kans de hongercurve om te buigen en niet te Iaten oplopen tot twee miljard mede-rechthehhenden op de Schepping.

De erkenning is niet te ontlopen, dat dat aileen kan door een combinatie van rechtstreekse steunmaatregelen, een na- tionaal beleid ginds dat boervriendelijk is, maar ook een landbouwheleid hier en in Noord-Amerika dat niet door protec- tie en dumping wordt bepaald, maar dat ook een plaats inruimt voor de kleine producent ginds.

De desillusie van twintig jaar is wei. dat deze inzichten van de verbanden en we- derzijdse afhankeli jkheid zo vertraagd of helemaal niet lijken te kunnen doorwer- ken in het eigen nationale en Europese beleid. Wie de oplossing van de eigen economische crisis wit vinden aileen in de cocon van de eigen markt, gaat voorbij aan de echte hehoeften in deze wereld en

C !IRIS II '-Ill· \!OlRA IISC!IE VE:RKf:NNINGE" 3 K.J

107

J.J.A.M. van Gennip

moet niet verhaasd zijn dat straks hij de ondanks alles toch zich industrialiserende Derde Wereld de oplossingen ook daar gezocht zullen worden in ondoordring- baarheid van de eigen markt en een japa- nisering van hun economieen.

Nu nog staat daar tegenover het besef in zoveel ontwikkelingslanden dat Europa op nog een terrein duidelijk macht heeft:

als economisch blok, maar zelfs als poli- tick geheel kan het de belangrijkste part- ner worden van die Derde Wereld en is het ook misschien in staat om de Noord- Zuid-agenda niet te Iaten dicteren door de Oost-West-agenda. Wij niet aileen zijn in die twintig jaren sadder and wiser geworden, dat zijn ook vele ontwikke- lingslanden, die uiteindelijk toch liever niet gekocht worden door vreemdc ideo- logische of cconomische stelsels.

Een volwassen ontwikkelingshulp ver- dient in de komende maanden een vol- wassen debat en volwassen aandacht.

Geen naief optimisme of frustratie over het nog niet opgelost zijn van het pro- bleem. Het gaat om deskundigheid, een gevoel toch ook van mogelijkheden. het gaat vooral om die combinatie van ethi- sche verantwoordelijkheid en toekomst- gerichtheid.

(4)

door J. Grin

J. Grin (1961) is student Natuurkunde aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.

Een alternatieve verdediging:

noodzaak en mogelijkheid

'Het bijbelwoord, dat de naties hun zwaarden omsmeden tot ploegscharcn, betekent een omvorming waaraan we dienen te werken. Maar in het lange proces van

inspanningen, die nodig zijn om deze verandering te bewerkstelligen, zouden dcze naties het nodig kunnen achten. om eerst hun zwaarden tot schilden om te smeden. In deze verre van volmaakte wereld zouden schilden wellicht beter dan zwaarden kunnen dienen om hen de bescherming te geven die ze behoeven en zo het vertrouwen op te bouwen, dat het mogelijk zal maken om deze schilden tot ploegscharen om te smeden.'

Dit citaat van de Amerikaanse weten- schapper Mark Sommer zal menig chris- ten-democraat uit het hart gegrepen zijn.

Het geeft precies de essen tie weer van het CD A-Program van Uitgangspunten.

wanneer dat spreekt over vrede, veilig- heid en gerechtigheid. Enerzijds 'wil het CDA niet berusten in de aanwezigheid van massale vernietigingsmiddelen die het voortbestaan van de Schepping als zodanig bedreigen' (art. 18); anderzijds kiest de partij in het Program van Uit- gangspunten niet voor totale ontwape- ning in deze gebroken wereld, maar voor 'het terugdringen van de wapenwedloop, met name in bondgenootschappelijk ver- band. in een beleid gericht op het voor- komen van oorlog en het behoud van vrede en veiligheid'. Voor wat betreft de

CIIRIS I FN DFMOCRAT\SCI!E VERKENNINGEN 3 H4

uitvoering van zo 'n beleid noemt datzelf- de Program (naast Nederlandse initia- tieven voor ontwapeningsovereenkom- sten) op pagina 21 het organiseren van een 'terughoudende. niet-agressieve, in- getoomde defensie', die tegelijk ook ef- fectief en geloofwaardig is (de schilden van Sommer!).

De laatste jaren zijn er verschillende plannen voor een dergelijk niet-provoce- rend, strikt defensief veiligheidsbeleid voor Europa uitgewerkt. In dit artikel wil ik een aantal daarvan bespreken. Eerst zal ik echter ingaan op een aantal min- punten van het huidige NA VO-veilig- heidsbeleid om zo de noodzaak van een alternatief nog eens te onderstrepen.

Deze punten vormen vervolgens mede de achtergrond van een aantal criteria,

(5)

VREDE E:'ll VEILIGHEID

waaraan cen alternatieve defensic mijns inziens zou moeten voldocn. Na het for- mulcren van dcze criteria wil ik ecn aan- tal ideccn voor zo ·n strategic nader be- spreken.

Het huidige beleid

De huidige N A YO-strategic is de 'strate- gic van het aangcpastc antwoord' (flexi- ble response in het jargon). Hoewel deze, op kcrnwapens gebaseerdc. strategic ze- ker ook vele verdiensten heeft, zijn in het kadcr van dit artikel vooral een aantal minpunten van belang.

'Flexible response' houdt in. dat men steeds zorgvuldig kiest, op welk niveau men de tegenstandcr antwoordt. Daar- voor is cen ruirne kcuze uit elk van de dric categorieen van de zogenaamde 'tri- adc ·van conventionele middelen. tacti- schc kernwapcns en strategische kernwa- pens noodzakclijk. De mogelijkheid om een ·aangepast antwoord· tc geven. ver- onderstclt binnen deze triade enerzijds duidclijk onderscheidbarc stappen. an- derzijds een logische continu.itcit. U iter- aard staan die twce vereisten op gespan- nen voet met elkaar. Met name de laatste jaren is het onderscheid tussen de drie categoriecn nogal vervaagd. Het onder- scheid conventioneel/tactisch nucleair is vrij ernstig ondergraven door de invoe- ring van "dual capable' wapens. die zowel comentioncel als nucleair kunnen schictcn (om deze reden zegt het CDA in artikel II.~ van haar verkiezingsprograrn

"nee· tcgen verdcre invoering van deze wapens). En het onderscheid tussen tacti- sche en strategische kernwapens is nogal kunstrnatig. en hceft nauwelijks te maken met de militair-tcchnische kwaliteitcn

1119

van een wapen. Dit wordt bijvoorbeeld ge"illustreerd door het geval van de LRTNF-wapens (zoals kruisraket. Pers- hing- II en SS-20). Am erika noemt dit tactische wapens. bedoeld voor het slag- veld in Europa; de Sovjet-Unie daarente- gen spreekt van Eurostrategische wa- pens. omdat ze het grondgebied van de Sovjet-Unie kunnen bereiken respec- tievelijk daar vandaan gelanceerd worden.

Een gevaarlijker ontwikkeling is dat.

vooral ten gevolge van de vooruitgang in de wapentechnologie 1), het karakter van kernwapens verandert. Oorspronkelijk bedoeld als dreigwapens worden ze steeds beter bruikbaar als vechtwapens.

Het tahoe op hun daadwerkelijke inzet verdwijnt steeds meer; het vechten en zelfs winnen van een kernoorlog wordt denkbaar. Steeds vaker vallen geluiden over cen 'beperkte kernoorlog' en 'first strike' uit de rnond van leidinggevende politici en militaircn op te tekenen. Deze ontwikkeling wordt door velen met zorg geconstatecrd, zie bij voorbeeld het ver- slag van de hoorzitting over kernbewape- ning die de Wereldraad van Kerken in november 1981 organiseerde 2") en een rapport211) van de Yercnigde Naties uit

19~0. Het is duidelijk. dat aan deze ont- wikkeling een halt moet worden toege- roepen.

In de derde plaats hebben steeds meer militairen moeite met het functioneren binnen een krijgsmacht. waarin kernwa- pens een belangrijke rol spelen. Niet ai- leen zien uiteraard ook zij zich voor grote ethische problemen geplaatst, en voelen ze zich steeds meer ge"isoleerd van de rest van de maatschappij: bovendien leeft bij

I 1 Zic \ oor ccn bcknopt en heldcr overZ!cht: Egbert Boeker . . \1{)(/eme 1mpcm. Amsterdam. VU- bockhandcluitgc\crij 1'1~3.

2a 1 lie/ore i(, roo /arc -riw challenge of nuclear disamwmenr onder redactic van Paul Abrccht en Nina Ko,hv. uitg. Wcrcldraad van Kerken. Geneve 1'11-:3. (met name de hoofdstukken 3 en 4).

hI ( ·umpreilC/1.\ll"<' Srwrr on .\'w/car Weapons. 12 september I 'JKO, VN-stuk nr. A/35/3'12. OoK Boeker I noot I) )!a atop deLe as pecten in.

C11RI' I I '\Ill \H l( RA I IS( Ill \TRKF'\i'\11'\(iEN .1 K4

(6)

hen het besef, dat zfj op de eerste rang zitten als kernwapens ooit daadwerkelijk worden ingezet.

Yerder stellen nucleaire slagveldwapens de bevelvoering in tijd van oorlog voor een groot dilemma. Ze direct gebruiken betckent een zeer vroegtijdige inzct van kernwapens: het gebruik uitstellen bete- kent terugtrekken, zodat ze later op eigcn grondgebied zullen explodcren, of overname door vijandelijke troepen. Ons verkiezingsprogram spreekt zich dan ook tegen verdere invoering van dit type wa- pcns uit ( zie artikel 11. R).

Tot slot kan het in cen bondgenootschap van democratieen niet te lang duren. dat brede lagen van de bevolking belangrijke elemcnten in het veiligheidsbeleid op tal van gronden niet aanvaardbaar vinden.

Yoor het CDA is het daarbij in het bij- zonder van belang. dat aile grote kerken kernwapens hoogstens als strikt tijdelijke oplossing aanvaardbaar vinden 3).

Het lijkt me a! met a! terecht, dat de CDA-partijraad in Hattem op 2R mei 19R2 om studies naar 'effectieve alterna- tieve vredes- en veiligheidsmodellen' vroeg.

Criteria

Hieronder wil ik een poging doen, een aantal criteria voor alternatieve modellen te formuleren. Daarbij wil ik vooraf drie opmerkingen maken. In de eerste plaats:

de ideale defensie bestaat niet. Een keu- ze voor een bepaalde opzet is altijd de resultante van een politieke afweging van een veeltal politieke, militair-strategi- sche, technische en ethische factoren. In de tweede plaats gaat het mij in dit arti- kel om een tussenoplossing op de weg naar een betere wereld, zoals ook het Program van Uitgangspunten bepleit. En tot slot: ik zal me beperken tot de verde- diging van Europa zonder overigens het belang van een goede samenwerking met

de Yercnigde Staten te ontkennen; die hoeft er ook niet minder om te worden.

Met deze puntcn in gedachten lijken mij de volgende criteria van belang:

1) de strategic moet effectief en geloo{

waardig zijn in het voorkomen van oor- log. Ideeen als sociale verdediging en bepaalde vormen van territoriale verde- diging zijn vooral bedoeld om het een bezettende macht lastig te maken en daarmee mijns inziens onvoldoende. Ze kunnen wei een goede, afschrikking ver- hogende aanvulling zijn (in dat kader pleit ook ons program voor studies hier- naar: artikel9.33);

2) het veiligheidsbeleid dient een niet- provocerend, strikt defensief karakter te hebben. Zoals we a! zagen sluit dit aan bij de benadering van het Program van Uitgangspunten. lk wil uiteraard niet suggereren, dat deNA YO aanvalsplan- nen heeft; ik pleit echter wei voor een veiligheidsbeleid, dat het een tegenstan- der uiterst moeilijk maakt, dit te den ken of vanwege propaganda-doeleinden te beweren;

3) in zo'n alternatieve verdediging moet geen plaats zijn voor kernwapens in die Europese Ianden die geen eigen kernwa- pens bezitten. De problemen, die slag- veldwapens met zich meebrengen heb ik hierboven a! beschreven. Mede om deze reden hebben deNA YO-ministers on- langs in Ottawa besloten tot een aan- zienlijke eenzijdige reductic van de aan- tallen ervan; effectiever is uiteraard een totale afschaffing. Wapens met een gra- ter bereik zijn niet in overeenstemming met het tweede criterium daar ze de Sov·

jet-Unie kunnen bereiken. Ze zijn ook niet nodig voor het afstoppen van een tankaanval;

3) Ecn go~d ov.:rzicht van de stand van de discussie over kcn,wapens in uegen Ncdcrlandsc kcrkcn vindt men in: Siebe Ricdstra. Negen kerken in de vuurlinie, Amsterdam, VU-boekhandel!uitgeverij 19R3.

CHRISTEN DL~!OCRATJSCJIE VERKEN:--JJNCiEN H4

(7)

YREDE Dl YEILIGHEID

-+) het beleid moet a an vaardbaar zijn mor militaircn en brede lagen van de hci'O!king. Dit pleit zowel v66r een ge- loofwaardige militaire verdediging als te- gen voortzetting van het huidige kernwa- penbeleid. Het moet ook aanvaardbaar zijn voor aile betrokken Ianden; hierbij is met name Duitsland van belang;

5) het alternaticf mag nict

meer

kosten dun de lwidige budgetten bedragen. In een wereld waarin elke minuut drie mil- joen gulden wordt uitgegeven aan militai- re zaken staat dit, zeker voor christen- democraten. buiten elke discussie;

6) de tussenoplossing dient een langere- tcrmijnperspectie{ van ontspanning en ontwapening eerder dichterbij dan ver- der weg te brengen.

De afgelopen jaren hebben vele denkers en groepen uit de wereld van krijgsmacht en wetenschap pogingen gedaan om mo- de lien te ontwerpen die aan deze of der- gelijke criteria voldoen. Hieronder wil ik een aantal ideeen bespreken.

Defensie in de diepte

Een aantal auteurs heeft het concept van 'dcfensie in de diepte · nader uitgewerkt.

lk zal hier de voorstellen van dr. Horst Afheldt. onderzoeker aan het Max Planck Instituut voor Sociale Weten- schappen in Starnberg (BRD). behan- delen.

In een bock uit 1976 4") bepleit Afheldt een schier eindeloos netwerk van anti- tank groepen. door het gehele land ver- spreid. die een tank-aanval moeten ab- sorberen. Elk van deze (vrij kleine) groe pen bestrijkt een bepaald gebied. bij voorbeeld enkele vierkante kilometers.

en hccft tot taak de daar passerende

111

tanks uit te schakelen. Dit he eft tot voor- deel. dat zo'n groep het gevechtsterrein zeer goed kent. Bovendien heeft de ge- ringe mobiliteit tot gevolg. dat er relatief weinig logistieke voorzieningen nodig zijn; daarnaast worden op deze manier geen aantrekkelijke doelen voor kernwa- pens geerecerd. doordat troepeneoneen- traties. eommunicatiecentra en bevoorra- dingsstations minimaal en zeer verspreid aanwezig zijn. Dit lijkt nogal op territori- ale verdediging, maar er is een belangrijk verschil: de anti-tank eenheden maken gebruik van technisch zeer geavanceerde wapens, zoals precisie-geleide, korte-af- standsraketten. Om te voorkomen. dat een tegenstander een doorbraak forceert door een massale aanval op een smal front. wil Afheldt ook artillerie voor pre- cisie-raketten met een bereik van 10-50 kilometer gebruiken. Hij ziet op de lange duur geen rol voor de luchtmacht: vol- gens hem kunnen de defensieve taken vamlf de grond uitgcvoerd worden.

Onlangs 411) heeft Afheldt een 'overgangs- model' geformuleerd, daarin bijgestaan door verschillende militaire deskundigen.

In deze versic beslaat het bovcngcnoem- dc netwerk slechts de cerstc 70-100 km langs de grens; daarachter zouden de hui- dige gemechaniseerde NA VO-strijd- krachten gelegerd blijven. Een voordeel ten opzichte van zijn eerdere model is, dat het nauwer aansluit bij de huidige situatie. Bovendien is het in dit

overgangsmodel mogclijk, om ergens in het netwerk tot stilstand gebrachte vijan- delijke eenheden op de traditionele ma- nicr terug te drijven.

Het is duidelijk, dat van een dergelijke opzct een grote afschrikkendc werking uitgaat; het is bovendien een strikt defen- sief. en niet-nucleair plan. Ook aan de meeste andere hierboven geformuleerde

4) Ikdocldc pub-llkatics zijn:

a) fl. Alhcldt. Verteidigung und Frieden, Politik mitmilitiirischen i'vtitteln, Munchcn. Carl !Jansen Verlag. 1'!76:

h) II. Afhddt. De/rlllit·e Verteidigung, Hamburg. Rowohlt. l'Jf\3.

CIIRIS II -.;Ill ~IOCR '-TISCJII \'I·RKLNNJ';(i!N J X-l

(8)

criteria is voldaan; aileen met het vierde zouden wellicht problemen ontstaan. Het is namelijk zeer de vraag, of een Duitse regering, van welke signatuur ook. een strategic zou aanvaarden waarbij het hele Duitse grondgebied strijdtoneel zou zijn.

Als reactie hierop noemt Afheldt naast bovengenoemde voordelen van kleine.

wcinig mobiele eenheden nog de moge- lijkheid. dat grote steden tot onverdedigd gebied verklaard zouden worden, dit in overeenstemming met het internationaal recht. lnwoners van kleinere steden zou- den hierheen, en naar andere neutrale zones geevacueerd kunnen worden. Het is echter de vraag, of dit argument na Dresden vee! indruk zal maken. (Overi- gens heeft Afheldt gelijk, als hij zegt dat de huidige NA YO-strategic op dit punt voor Duitsland even moeilijk te verteren is.)

Het voorstel van Afheldt bevat niettemin zoveel waardevolle elementen, dat het het verdient zeer serieus genomen te worden.

Voorwaartse defensie

In tegenstelling tot wat het geval is bij het zojuist besproken concept van de 'defen- sie in de diepte'ligt het accent bij de voorwaartse verdediging op het vcrdedi- gen van de grenzen. Ik zal de voorstellen van de VU-hoogleraren Boeker en Bar- naby 5) nader bespreken; zij hebben zich deels Iaten inspireren door de denkbeel- den van de Westduitse militair Hannig.

Barnaby en Boeker werken een strategic uit voor de verdediging van het grondge- bicd van West-Duitsland en de Benelux:

hun argument is, dat dan de Franse en

Britse kernmachten gehandhaafd blijven ( afschaffen zou met name in het eerste geval op grote weerstand stuiten) terwijl de aanvalsassen van de Sovjct-Unie val- gens de meeste strategen naar de Bonds- republiek en haar achterland zouden !o- pen. In hun plan staat het principe van de 'defensie zonder provocatie' centraal. Ze willen.dit realiseren door slechts die wa- pensystemen toe te Iaten, die slechts de- fensief optimaal gebruikt kunnen wor- den. Zij stellen, dat het defensief talrijke voordelen biedt: de opstelling, bijvoor- beeld van het communicatie- en verken- ningssysteem 6). kan in vredestijd voor- bereid worden, anti-tank wapens zijn vee! goedkoper dan de tanks die ze uit- schakelcn, en de moderne technologic (precies-geleide raketten, geavanccerde verkennings- en communicatietech- nieken enz.) werkt in het voordeel van de verdediger.

Hun defensieopzet ziet er als volgt uit.

Dicht bij de Oost-West grens bevindt zich een zone van ongeveer vier kilome- ter breed, die constant onder vuur wordt gehouden. zodat vijandelijke eenheden nict kunnen passeren. Deze worden on- der vuur gehouden door geschut en ra- ketwerpers die gedeeltelijk zo ver achter het front staan ( 40-150 km) dat ze onbe- reikbaar zijn voor Sovjet-artillerie.

Voor de verkenning willen Barnaby en Boeker gebruik maken van uiterst mo- derne technologieen. Langs de grens, nog v66r de vuurzone, ligt een groot scala sensoren, die informatie verzamelen over de bewegingen van de vijand. Ook wordt gebruik gemaakt van reeds bestaande

!deine, onbemande vliegtuigjes met een

) ) Prot. dr. E. Boeker IS hooglcraar theorcttschc natuurkundc en voorzttter van de wcrkgrocp polemologtc aan de Vrije Universiteit. Prof. dr. C. F. Barnaby i' ex-directeur van hct gezaghebbcndc intcrnationale instituut voor vredcsonderzoek SIPRI en ere-doctor van de Vrijc Univcrsiteit. Momcntccl is hij tcven' als bijzondcr hoogleraar polemologic aan de VU wcrkzaam. Hun voorstcl vindt men o.m. in: Frank Barnaby en Egbert Boeker. Defensie zonder kermvapens. Meulcnhoff-Informatief. I <JI\2. Ecn samcnvat- ting treft men aan in Alternatieven voor aj~·chrikking in Europa: moge/ijk of onmogelijk. uitgegeven door hct (voormalig) defensie-studiecentrum.

6) Hicrmce bedoeltk het systccm dat in de literatuur mecstal met Cl (Command. ControL Communicati- ons and Intelligence) wordt aangeduid.

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 3'H4

(9)

VREDE EN VEILIGHEID

klein bereik. Aile gegevens worden door een computersysteem verwerkt enter be- schikking van de bevelvoering gesteld.

Boeker en Barnaby benadrukken daarbij wei, dat de uiteindelijke beslissing in mensenhanden moet blijven, en waar- schuwen ook tegen een te sterk gecentra- liseerd bevelvoeringssysteem.

Vanwege deze uiterst geavanceerde elek- tronische verkenning, en omdat in dit plan een hoge mobiliteit van de troepen geeist wordt is een uitgebreid communi- catienetwerk van belang. De auteurs den ken dat te kunnen realiseren met be- hulp van eveneens moderne elektroni- sche technieken; ook stellen ze voor, om voor de verbindingen relatief onkwetsba- re glasfiberkabels te gebruiken (dergelij- ke kabels zullen over enkele jaren a! voor civiele telefoonverbindingen gebruikt worden).

De hoge mobiliteit, waarvan Boeker en Barnaby uitgaan, vereist ook goede logis- tieke voorzieningen. Het is daarom jam- mer. dat zij dit punt wei noemen, maar nauwelijks uitwerken; op dit punt is het plan van Afheldt sterker. Anderzijds is een voorwaartse defensie voor Duitsland waarschijnlijk beter te aanvaarden dan een dcfensie in de diepte, waarbij het hele Duitse grondgebied slagveld wordt.

Voor wat betreft de technische vereisten is hun plan tamelijk gedetailleerd; ze re- kenen daarnaast voor' dat het niet meer hoeft te kosten dan het huidige beleid.

Het is naar mijn mening dan ook terecht, dat de TH-Delft onlangs een promo- tieplaats geschapen heeft voor het ont- wikkelen van een model, waarmee het voorstel van Boeker en Barnaby op zijn technische. militaire en economische me- rites beoordeeld kan worden.7)

Een Engels geluid

We hebben ons tot nu toe beperkt tot het

113

Europese vasteland. In december 1982 is er echter in Engeland een rapport 8) ver- schenen, waarin de mogelijkheden voor een niet-nucleaire verdediging van Groat-Britannic en de rest van West- Europa onderzocht worden.

Hoewel de commissie die het rapport heeft uitgegeven zich in het algemeen radicaler opstelt dan Afheldt en Barnaby en Boeker, is het een zeer eerlijke en grondige bespreking van een groat aantal militaire en niet-militaire optics gewor- den. Tevens komen een aantal funda- mentele vragen aan de orde: wei of geen kernwapens, aan welke dreigingen kan en moet een defensiebeleid tegemoet ko- men, enzovoort. Het is zeker waard, ge- lezen te worden door een ieder, die wil meedenken over vredes- en veiligheids- beleid.

Enkele aanbevelingen uit het rapport wil ik hier noemen. De commissie kiest in het algemeen voor een 'defensieve af- schrikking'. Ze pleit ervoor, dat Enge- land lid blijft van deNA YO, tenzij de NA YO niet bereid zou zijn om van haar kernwapens af te zien ( een minderheid pleitte ervoor, om het NA VO-lidmaat- schap in elk geval op te zeggen, om zo het blokdenken te doorbreken). Bij voort- zetting van het NA VO-Iidmaatschap zou Engeland moeten blijven bijdragen aan de grondstrijdkrachten in West-Duits- land. Voor Engeland bepleit men een 'hoge-entree-prijs strategic' door een sterke Iucht- en kustverdediging. Oat vereist een uiterst mobielleger, en verder een marine met vee! onderzeeers en mid- delgrote schepen, die in de buurt van Groot-Brittannie opereren; daarnaast luchtstrijdkrachten met een zwaar accent op gevechtsvliegtuigen. De commissie pleit voor geweldloze weerbaarheid als een strategic om bij een bezetting op terug te vallen. Ook zij streeft naar een

7) Zic hct Interview met TH-medewerker drs. Leo F-retz in 'l rouw van 13 oktober l'JX3.

~) Het rapport is gcschrevcn door de British Alternative Defence Commission, en uitgegcvcn onder de titcl [)e/('nce without the Bomb. Taylor & Francis, New York, 19X3.

CIIRISTLN IlLMOCRATISCHE VERKENNINGEN J,K4

(10)

tussenoplossing op weg naar een betere we reid.

Kernchantage en aanvoerlijnen De kritiek die vaak gegeven wordt op strategieen, die niet berusten op kernwa- pens, is dat zo'n strategie ons bloot zou stellen aan de mogelijkheid van kern- chantage: door te dreigen met een (be- perkte) kernaanval zou een kernmacht als de Sovjet-Unie Europa kunnen chan- teren. De vraag is echter. zoals ook in bet Engelse rapport wordt opgemerkt, of we in dit opzicht met de huidige strategie beter af zijn: als zo'n chantage nu zou plaatsvinden, zouden we dan toegeven of zelfvernietiging riskeren? Hier kan men tegen in brengen, dat een kernwapen- macht niet een land zou chanteren, dat zelf kernwapens heeft. Aan de andere kant zou een reactie op zo'n dreiging kunnen zijn, om niet toe te geven. Het zou kunnen, dat bet dreigement dan wordt uitgevoerd; tegen een dergelijk ge- drag is echter met geen enkele strategie een verdediging mogelijk. Ook op dit moment zijn er Ianden, die hun verdedi- ging niet op kernwapens baseren! Daar- naast heeft elk veiligheidsbeleid niet ai- leen een militaire, maar bij voorbeeld ook een economische en een politieke component. Het taboe op bet gebruik van kernwapens zou versterkt en uitge- buit moeten worden. Op dit probleem is uiteindelijk geen afdoende antwoord.

Het punt zal moeten meewegen bij de uiteindelijke afweging. Daarbij leidt de huidige strategie mijns inziens tot grotere risico's.

Overigens zij opgemerkt, dat zowel Af- heldt als Barnaby en Boeker deNA VO- kernwapens buiten West-Duitsland en de Benelux willen handhaven. De gevallen, waarin die ingezet zouden kunnen wor- den, zouden dan van te voren zorgvuldig vastgesteld moeten worden (hiermee is onder meer bet probleem van de kern-

chantage van de baan). Het is jammer, dat de defensienota 1984 9) bet doet voor- komen, alsof alternatieven alle kernwa- pens in een keer willen verwijderen.

Daarmee doet de nota geen recht aan de genuanceerde beschouwingen van ge- noemde auteurs.

Een·tweede vee! gehoorde opmerking is, dat een strategie die voldoet aan de eer- dergenoemde criteria niet de mogelijk- heid biedt, om de aanvoerlijnen van grondstoffen veilig te stellen. Die opmer- king is juist. Een blik op de globe leert naar mijn mening echter, dat Europa een te klein en ondiep werelddeel is, om zich de pretentie, dat zij die aanvoerlijnen ooit zou kunnen veiligstellen, te kunnen veroorloven. Ook bier geldt. dat een goed economisch beleid en een verstandi- ge politiek een noodzakelijke aanvulling vormen. Een goed argument voor de bij uitstek christen-democratische gedachte van de Europese eenwording, en ook voor de gedachte van de interdependen- tie, die bovendien een waardevol langere-termijnperspectief biedt.

Conclusies

Over de precieze vorm van een alterna- tief veiligheidsbeleid bestaan nog vele vraagtekens. Ik heb in dit artikel echter geprobeerd aan teton en, dat zo 'n alter- natief noodzakelijk en ook mogelijk is.

De mogelijkheden zouden verder gecon- cretiseerd moeten worden, bij voorbeeld door een daartoe in te stellen staatscom- missie. Het CDA, dat zich meer dan an- dere partijen in bet spanningsveld tussen ideaal en werkelijkheid bevindt, zou hier- bij een voortrekkersrol kunnen spelen.

9) Continui'teit en Vernieuwing, Dejensiebeleid in de jaren 1984-1993, Den Haag. Staatsuitgeverii llJl-\4.

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 3•84

(11)

SOCIAAL-CUL TUREEL 115 door prof. dr. mr. C. A. van Peursen

Prof. dr. mr. C.A. van Peursen (1920), hoogleraar wijsbegeerte in Groningen van 1953-1960, in Leiden van 1960-1982 en aan de Vrije Universiteit van1963 tot heden. Hi} publiceerde o.a. 'Cultuur in

Stroomversnelling', 4e druk, Amsterdam, 1982.

De culturele context van beleid

Cultuur als leerproces

Ten aanzien van beleid, zowel van de overheid als van een onderneming of een maatschappelijke instelling, is er een verschuiving opgetreden: het besef dat be1eid nict bijvoorbceld !outer economisch, bedrijfsorganisatorisch of politiek is. Beleid vindt plaats binnen een ruimere context, die van de cultuur. Het gaat om iets anders dan een cultureel belang, want dan blijft de cultuur aan de rand fungeren totdat zij als overbodige luxe ervaren wordt. Neen, het gaat om een verbreding van

belcidsoverwegingen, omdat er kennelijk factoren in het geding zijn, die niet los gcmaakt kunncn worden van de cultuur waarin dat beleid gesitueerd is.

De vcrschuiving is dan dat 'cultuur' meer en andcrs blijkt dan een verzamelnaam voor afzonderlijke beleidsvelden: kunst, ondcrwijs, wetenschap, ruimtelijke orde- ning, rccreatie enz. Deze zaken kunnen zelfs. onder drang der omstandigheden, naar de rand gedrongen worden, maar zij 'kercn met vernieuwd accent terug als

exponcnten van de culturele context die elk bclcid blijkt te hebben. Deze context is steeds mcer zichtbaar geworden, niet binncn de cultuurgebieden in engere zin, maar juist binnen beleidsvelden, die aan- vankelijk niets met cultuur te maken le- ken tc hebben. Hct zijn dus de verschui- vingen op deze gebieden die de culturele context van beleid profiel geven.

Ecn eerste voorbeeld van dergelijke ver- schuivingen is het gebruik van de term

( I IRIS II '-'Ill \IOCRATISCHE VERKENNINGEN 3/R-l

'leerproces' als decodering, ontcijfering, van veranderingen die thans aan de gang zijn. In de engste zin van het woord kwam dit naar voren in de bezinning op, en het praktisch vormgeven aan, het menselijk leren. Vroeger hield die fase van onderwijs-ontvangen op bij het in- gaan van de adolescentie, of later van de volwassenheid. Daar liep een visie op de mens mee parallel die stelde dat dieren slechts een korte leerperiode nodig bad- den- een chimpansee bijvoorbeeld hoog- uit een jaar- terwijl dat bij de mens een langere, en daardoor vee! flexibelere pe- riode van opvoeding en onderwijs in- hield: wei veertien tot twintig jaar. Thans zal men veeleer zeggen dat heel het men- senleven een proces van leren (informa- tie ontvangen, verwerken; ervaringen

(12)

systematisch opdoen; bijscholing; curs us- sen voor bejaarden; enz.) inhoudt. Het mens-zijn, zowel binnen de visie van wijs- begeerte en psychologic als binnen prak- tisch beleid, blijkt uniek doordat heel het Ieven een leerproces betekent.

Aan deze gedachte van 'leerproces' is een verdergaande uitbreiding gegeven. Ka- dervorming, management, sociale en psy- chiatrische therapieen, zij aile benutten de term 'leerproces' als karakterisering van hun vormend effect. De doorwerking werd merkbaar op vele gebieden. Urba- nisme ging rekening houden met de leer- mogelijkheden die in de ruimtelijke or- dening besloten liggen: kan men, om slechts een voorbeeld te vermelden. wo- ningen voor bejaarden zo situeren dat hun directe omgeving voldoende stimule- rende informatie biedt (bijv. aanwezig- heid van scholen, buurtcentra) om de geest nog open en nieuwsgierig te hou- den? Zelfs in sommige uitzonderlijke vakken, onderwezen binnen deze consu- mentenmaatschappij, treft men leerpro- ces-aspecten aan. Zo is er de 'buyologie', de studie van de koopgewoonten van het publiek. Daar komen vragen aan de orde als: op welke manier moeten de goederen in een warenhuis uitgestald worden opdat deze de belangstelling dusdanig gaan prikkelen dat zij tot een zigzag, in plaats van een rechtlijnige doortocht door de beschikbare ruimte stimuleren!

Het is van dit alles maar een stap om ook de democratic als zodanig op te vatten als een leerproces. Oat lijkt ietwat gewild, maar behelst tach een waardevol inzicht:

democratic is niet als een verworven goed op te vatten, maar als een proces dat nog niet voltooid is. Bovendien moet dan dus erkend worden dat de democra- tic minstens zozeer een taakstelling als een verworvenheid is. Ook komt er ruim- te voor de erkenning van gelijksoortige, maar anders verlopende leerprocessen:

men hoeft niet over de hele wereld pre- cies dezelfde soort W esterse democratic

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 3/K.j

aan te treffen om ervan overtuigd te zijn toch met een democratic te maken te hebben. Het leidt dan tot een volgende stap: welke methodologie kan men voor zulk een leerproces aangeven? Een der antwoorden zou kunnen zijn. dat men binnen een opvoeding tot democratic moet leren 'nee' te zeggen, waarbij dan dit 'nee· een positieve inhoud moet ver- krijgen en nog weer genuanceerd dient te worden naargelang de culturele context- er zijn culturen waarin het nec-zeggen als ongepast en onhoffelijk wordt ervaren.

Daarmede komen andere leermodellen als palaver en musyawara in het zicht.

In weer ruimer cirkel wordt ook de cul- tuur als zodanig wei een leerproces ge- noemd. Waar het dier veeleer binnen de natuur gedijt en slechts, bij hogere diersoorten dan nog, een korte leerperio- de kent, is de menselijke samenleving opgenomen binnen een 'symboolvor- mend' proces- oersymbolen, riten. ver- wantschapsstructuren, sociale rangorde- ning. collectieve en individuele expressie, onderkennen, vernieuwen en scheppen van waarden en normen. Zulk een proces blijft aan de gang. soms met verrassende vernieuwingen. ook met ontsporingen, zolang de mensengeschiedenis duurt.

Men kan dan zelfs van een 'strategic' van de cultuur spreken. omdat elk leerproces toch bewust. expliciet, tracht te maken al hetgeen impliciet als verlangen. doelstel- ling. aanvankelijk vanzelfsprekend beleid aanwezig is. Zoals een schaker allerend zijn beleid uitstippelt ten overstaan van obstakels en tegenzetten, zo zoekt de menselijke cultuur een strategic in con- frontatie met de materieel-geestelijke uitdagingen van milieu. samenleving, Iced. conflict en dood.

Misschien ligt het in dezelfde lijn als juist ook de religie thans meer dan vroeger als een nog niet afgesloten leerproces wordt ervaren. Het accent ligt dan minder op de overgeleverde zekerheden en meer op de verrassende ontdekkingstocht die men

(13)

d

s le e

SOClAAL-CUL TUREEL

zelf moet maken. In hct Oude Testament ligt het accent niet meer op het gesettelde bestaan van Israel maar op het nomaden- volk en in het Nieuwe minder op de leer en meer op de 'weg'. Hct leerstellig ka- rakter gaat dan wijken voor het verhaal- karakter van de bijbelse geschriften en het catechisatielokaal maakt plaats voor het leerhuis.

Misschien is het goed een nog ruimere cirkel aan te geven. die bij sommige mo- derne filosofen wordt aangetroffen. Om slechts twee onderling zeer tegengestelde denkers te noemen: K. Popper en M.

Polanyi. Onderlingc tegenstanders die toch heiden de wetenschappen als een lcerproces zien. Polanyi spreekt van de 'crcativiteif als onmisbaar voor de voort- gang der wetenschappen en Popper van hct 'trial and error' karakter. waarbij men juist van fouten moct leren. Merk- waardig is dan dat beiden metterdaad dit alles situcren in een buitenste cirkel: de helc kosmos. Want. zo betogen alweer beidc denkers in heel verschillende toon- aardcn. het universum is opgenomen in een lange ontwikkelingsgang. Deze gaat van de fysische tot de biologische en uit- cindclijk menselijke evolutie. Kenmer- kend voor deze evolutie is dat het als het ware via vallen en opstaan verloopt: een groot leerproces.

Het is mogelijk dat de lezer allengs het gevoel krijgt dat hier de zakcn overtrok- ken worden en dat beeldspraak voor wer- kelijkheid wordt gehouden. Maar zelfs als dit het geval zou zijn, dan nog is het typerend dat slimme figuren als 'buyolo- gen· of ook zeer modern-wetenschappe- lijke denkers oog hebben voor een leer- proces dat heel wat verdcr reikt dan het leren op school en in huis. Maar er is meer aan de hand. Het gaat in al deze voorbeelden om een verschuiving waarin zecr heterogenc gebieden, door hen op hun leerproces-karakter te doorlichten, binnen een culturele context geplaatst worden.

CIIRJS I J·N DJ·MOCRATISCHE YFRKEN!\IJNGEN 3/H4

117

Beneden- en bovenbouw

De laatste conclusie moet nader toege- licht worden: waarom gaat het met name om een culturele context? Nemen wij slechts een enkel aspect van de verschui- vingen die onze maatschappij ondergaat:

de overgang tot de informatiemaatschap- pi j. Hier- evenals trouwens in andere aspecten, hierboven binnen het 'Ieerpro- ces' aangeduid- vindt een merkwaardige verstrengeling plaats van stoffelijke en geestelijke bindingen. In engere zin zijn binnen de informatietechniek beide reeds onverbrekelijk aan elkaar gekoppeld:

hard-ware en soft-ware, zuiver en toege- past onderzock, technologic en opvoe- ding. solide investering en beweeglijke inventiviteit. Het begrip 'informatie' zelf is reeds een onontwarbaar geheel van materiele as pecten (de dragers van infor- matie: materie, energie) en van geestelij- ke (de symbolische waarde, de betekenis, het boodschapkarakter).

Zodra men echter een ruimer perspectief van een informatiemaatschappij onder- zoekt gaat het helemaal om een eenheid van materiele en geestelijke factoren. De homecomputers, databanken, teletekst, communicatiesatellieten hangen direct samen met vormen van onderwijs, op- voeding, recreatie, economisch verkeer, sociale interactie. Zo tekent 'De Derde Golf' van Toffler de informatiemaat- schappij ineen met een geestelijk pers- pectief, dat zeer dubbelzinnig is omdat het door de schrijver kennelijk als zeer positief. door vele lezers wellicht als ui- terst negatief beoordeeld zal worden. Hij schrijft van de toekomstige mensen: 'Ze nemen met kleine slokjes- negentig mi- nuten nieuws, dertig seconden reclame, een fragment van een song, een krante- kop, een cartoon, een collage, een stuk verslaggeving. een computeruitdraai, een pocketboek en een gespecialiseerd tijd- schrift, ongelooflijke hoeveelheden infor- matie in zich op en 'Met de komst van de Derde Golf dienen we razendsnel te zor-

(14)

gen voor nieuwe integrerende wereldbe- schouwingen ... die de dingen met el- kaar in verband brengen'. Commentaar is overbodig, aileen kan er op gewezen worden hoe een beschrijving van de in- formatiemaatschappij niet s!echts een be- oordeling ervan, maar ook een cultureel en verstrekkend beleidsavies inhoudt.

Dit kort geschetste voorbeeld kan illus- treren hoe de scheiding tussen beneden- en bovenbouw doorbroken wordt. De scheiding berustte overigens op een ty- pisch W esterse traditie waarin stof en geest, economie en cultuur, techniek en ethiek sterk van elkaar gescheiden wer- den. Zulk een dualisme is in verschillen- de andere culturen ondenkbaar. Is een dansmasker stoffelijk of geestelijk? Is een bepaalde vorm van economie bepa- lend voor de ideologie of juist omgekeerd (Weber contra Marx), of is heel dit dua- lisme a! een abstractie? Is een lijk !outer stoffelijk (in een der voorschriften in Le- viticus wordt een lijk een 'ziel' ge- noemd)?

In de voorgaande paragraaf over 'leer- processen' werden een aantal gebieden vermeld waar zich verschuivingen voor- doen. Op aile genoemde gebieden is er zulk een onmerkbare overgang van mate- riele naar geestelijke aspecten en omge- keerd, dat het dualisme van onder- en bovenbouw niet meer praktisch bruik- baar lijkt. Men kan constateren dat het dualisme plaats gemaakt heeft voor het- geen we! 'holisme' genoemd wordt.

Daarbij benadert men de verschillende samenstellende elementen vanuit het ge- heel. Elk element is, op zichzelf gesteld, eigenlijk een abstractie en kan niet los van het geheel bestaan. Ook dualismen als van ziel en lichaam, materiele wel- vaart en geestelijk welzijn, de ontwikke- ling van het eigen ik en de sociale interac- tie, technologie en zedelijke normen blij- ven abstracties als men het geheel, of het totale systeem van regels niet onderkent waardoor zij pas concreet kunnen wor-

CHRISTEN DEMOC:RAT!SC:HE VERKENN!NGEN 31R4

den. Men kan dit, iets moderner, een contextuele benadering noemen. Woor- den hebben eerst betekenis binnen een zin, een context. Voorhanden goederen kunnen pas economisch fungeren binnen de betekenis die zij, tegelijk stoffelijk en geestelijk, hebben. 'Context' wil zeggen dat de betekenis boven de zaak uitgaat, ja, daf de betekenis van iets voor ons concreter is dan de op zichzelf staande zaak.

Het zou te ver voeren om de vernieuwin- gen op wijsgerig gebied te vermelden, dikwijls in directe samenhang met die binnen de wetenschappen (bijv. de sys- teemtheorie; het paradigmabegrip; de notie van structuur), die tenderen naar zulk een contextuele benadering ('leef- wereld"; 'levensvormen'; 'regels').

Slechts dient opgemerkt te worden dat de term 'holisme' dikwijls een iets te stati- sche betekenis heeft gehad. Thans echter wordt deze, of andere termen ('open sys- teem', 'context'), echter in dynamische zin gebruikt. Dat werd reeds duidelijk toen op het leerproceskarakter van vele menselijke activiteiten gewezen werd.

Erkenning van de culturele context van elk beleid maakt ons ervan bewust dat in cultuur eigenlijk niets vast ligt. Wanneer men, vanuit de beneden/bovenbouw-ge- dachte spreekt over basisbehoeften- in o.a. de ontwikkelingssamenwerking: 'ba- sic needs'- dan blijken basisbehoeften naar cultuur en situatie bepaald te zijn.

In een gesloten stamverband kan de hon- ger in mindere mate een basisbehoefte zijn- men blijkt in staat vele dagen zon- der voedsel te kunnen overleven- dan het opgenomen zijn binnen de stam: uit- stoting leidt onherroepelijk. zelfs bij goe- de materiele verzorging, tot de dood.

Ook regels om trent wat zedelijk geoor- loofd of verplicht is, kunnen uitermate varieren. In de Oudheid schreef men a!

dat waar de verbranding van overledenen bij het ene volk voorschrift was, dat bij een ander volk als de grootste misdaad

(15)

SOClAAL-CUL TUREEL

heschouwd werd. Oat wil niet zeggen dat er geen universaliteit te omdekken valt, maar dat kan aileen als men oog heeft voor het dynamisch karakter van de cul- turele context. Als een eerste voorheeld kan misschien het eerder gegeven korte hetoog over de democratic als leerproces gelden.

Gerardus van der Leeuw, die a is eerste PvdA-minister voor onderwijs, kunsten en wetenschappen na de oorlog, zich be- zig gehouden heeft met een omvattend cultuurheleid, was ook een der eersten die zich op de dynamiek van de cultuur in haar spanning tot de natuur hezonnen heeft. We geven een uitvoerig citaat uit de herziene druk van zijn 'Inleiding tot de Theologie' (uit 1948): 'De natuur ... Eeuwig hrengt zij de wezens voort uit haar schoot; eeuwig vergadert zij ze weder. Zij kent drift, maar geen wil;

gehoorte. maar geen schepping; groei, maar geen geschiedenis ... . I .. : .. . De mens is een stuk natuur. Maar hi j is meer: hij stelt zich tegenover de natuur en zegt: Gij zo, maar ik anders. Hij he- houwt het wilde land en brengt het in cultuur. Hij stelt iets, hij zet iets in. Hij schept zich een eigen or de ... ./ ... Zo ontstaat de strijd, die duurt, van die eer- ste wet in Genesis af tot he den. En de natuur verzet zich. Want de cultuur is veranderlijk ... ./. ... Moe ten wij ons dan afkeren van de cultuur? van dena- tuur') Neen, wij zijn geboren, ingescha- keld in de levende keten van gehoren worden en sterven ... Wij will en niet hoogmoedig hoven onze vleselijke noch hoven onze geestelijke stand Ieven. Maar wij willen die stellen onder het oordeel van die andere en diepste bewustheid:

dat wij creaturen zijn, geschapen we- zens.

Het citaat van Van der Leeuw is van belang omdat hij een diepzinnige, op het eerste gezicht nogal filosofisch-theologi- sche visie op de cultuur geeft, die echter tegelijk de context was voor zijn cultuur-

CIIRISTI·N DE\10CRATISCHE VERKENNINGEN 3/84

119

heleid. Hij schrijft daarbij ook nog dat de natuur het veld van de vaste wetmatighe- den is. En men kan inderdaad zeggen dat elk beleid van overheid, of van andere instanties, wetmatigheden in beeld moet hrengen, oog moet hebben voor grenzen van groei, remming van welvaart, fatali- teiten, teneinde zo juist de vrijheidsmar- ge van beleid te kunnen hepalen. Welnu, zulk een marge is er aileen als deze uitge- zet wordt binnen de context van de cul- tuur. Het kan soms zijn dat men de finan- ciele kraan op bepaalde punten open- draait, maar ook dat men in een anders- gericht cultuurbeleid die kraan op be- paalde terreinen juist dichtdraait. Soms kan meer voedsel een eis zijn, soms ech- ter minder; soms meer arbeid, soms ook beperkter arbeid. Er is geen vaststaande uitspraak te doen, niets ligt zonder meer biologisch of economisch vast, maar het beleid zal met heel de context van de veranderende cultuur rekening moeten houden.

Wat houdt dan 'cultuur' hier eigenlijk in?

Oat is nu juist hetgeen niet in abstracto geformuleerd kan worden. Zeker, zede- lijke waarden, attitudes, expressie-moge- lijkheden, identiteitsbesef, dat alles hoort ertoe. Maar wat het in feite inhoudt kan pas beslist worden aan de hand van de concrete voorbeelden. In het voorgaande werden daarvan een aantal gegeven, o.a.

onderwijs, democratic, informatie, en in het volgende dee! zullen nog enkele an- dere actuele discussiepunten aangeroerd worden. Maar het gaat er vooral om dui- delijk te maken dat men 'cultuur' niet vast kan leggen op bijvoorbeeld de inzet van ethische norm en of het aandeel dat kunstzinnige expressie moet hebben. Het gaat om iets andersen wei om het 'ont- grenzen' van de concrete problemen op politick en ander gebied. Om te Iaten zien hoe dergelijke problemen van in- houd wisselen naargelang situatie en cul- tuur- als voorbeeld werden de 'basic needs' genoemd. Het gaat nooit om een

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het cijfer is alleen problematisch als er veel gelegenheidstewerkstelling is op piekmomenten die niet noodzakelijk samenvallen met de momentopnamen (de laatste dag

In de gesprekken die Awel voerde met de groep kinderen die weinig contact heeft met de ouder vertellen zij dat ze het gevoel hebben dat de ouder hen niet ‘kent’ en niet weet wat er

Zodra ik voel dat het niet lang meer kan duren, zodra ik voel dat mijn lever niet lang meer zal functioneren, kan ik terecht bij Wim Distelmans in het ziekenhuis van Jette.. Dat is

Indonesie heeft duidelijk verklaard, dat het in Nieuw Guinea n&lt;&gt;g liever Nederlanders ziet (die dan ook zeker zullen verdwijnen) dan Papoea's in een eigen

&#34;De regeringen ratificeren niet, omdat de conventies te ver gaan en de conventies gaan te ver omdat de regeringen er op rekenen, dat zij toch

tepagaan die ons politieke leveD, vooral op het platteland. nog te veel kenmerkt. van matelillila zekerheid. Het Itkt wel oe laat:atpnoemde bàiQ. ZUllen niet aneea

A microgrid is an electric power system consisting of distributed energy resources (DER), which may include control systems, distributed generation (DG) and/or distributed

Onverminderd het eerste lid en in afwijking van artikel 2.3 kan subsidie worden aangevraagd door gemeenten en samenwerkingsverbanden als bedoeld in de Wet