• No results found

in de mondzorg

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "in de mondzorg "

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Tandheelkunde

(2)

Verschillende vormen van besluitvorming binnen een samenwerkingsverband

in de mondzorg

Mareike Bron

Studentnummer: 1181246 Afstudeerscriptie

Groningen, januari 2005

Rijksuniversiteit Groningen: Faculteit Bedrijfskunde Begeleiders Rijksuniversiteit Groningen

Professor Dr. E. Molleman

(3)

Voorwoord

Deze scriptie is geschreven in het kader van de opleiding Bedrijfskunde, richting Human Resources Management, aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Deze scriptie heb ik mogen schrijven bij de Faculteit Tandheelkunde van de Rijksuniversiteit

Groningen. Mijn begeleider, Professor Dr. R. M. H. Schaub, vanuit de faculteit Tandheelkunde wil ik bedanken voor zijn inzet waarmee hij mij tijdens mijn afstuderen mee heeft begeleid. De tandartsen en mondhygienisten die meegewerkt aan het onderzoek wil ik bedanken voor de medewerking aan de interviews en de tijd die zij daarvoor hebben vrijgemaakt.

Het afstuderen is een leerzame periode geweest. In het begin kwam ik om in de hoeveelheid aan informatie die ik kreeg. Langzaam is er een lijn gekomen in deze berg aan informatie en heeft alles een plaats gekregen. Dit heeft uiteindelijk geleid tot deze scriptie.

Mijn ouders wil ik bedanken voor de mogelijkheid die zij mij hebben geboden om te kunnen studeren en de ondersteuning die zij daarbij hebben gegeven.

Mijn begeleiders van de Universiteit, Professor Dr. E. Molleman en Professor Dr. Ir. A. J. C. de Leeuw wil ik hartelijk bedanken voor de tijd en moeite die ze erin hebben gestoken om mij te begeleiden bij het schrijven van mijn scriptie.

Groningen, januari 2005 Mareike Bron

(4)

Samenvatting

Op dit moment zijn er verschillende ontwikkelingen gaande in de mondzorg. Aan de ene kant zijn er ontwikkelingen die ervoor zorgen dat er een groter beroep wordt gedaan op de capaciteit van de mondzorg. Aan de andere kant zijn er een aantal ontwikkelingen gaande die tot doel hebben om de capaciteit in de mondzorg te vergroten. Om tot een betere afstemming te komen tussen zorgvraag en zorgaanbod in kwantitatieve en kwalitatieve zin zien we onder andere steeds meer nieuwe

samenwerkingsvormen binnen de mondzorg ontstaan. Deze studie gaat over de samenwerking tussen tandarts en mondhygiënist en meer specifiek over de besluitvorming in die samenwerking rondom de directe patiëntenzorg. Het uitgangspunt van de samenwerking tussen de tandarts en de mondhygiënist is het elkaar aanvullend/overlappend takenpakket en het juridische kader waarbinnen de tandarts en de mondhygiënist moeten werken. Het model van Deetman (1994) wordt in dit onderzoek gebruikt om de samenwerkingsrelatie tussen de tandarts en de mondhygiënist in het kader van besluitvorming te onderzoeken. Het doel van het onderzoek is na te gaan welke vormen van besluitvorming in de genoemde samenwerking onderscheiden kunnen worden, welke factoren mede bepalen welke vorm er in de praktijk ontstaat en wat de invloed is van de gebruikte besluitvormingswijze op de prestaties van het samenwerkingsverband.

Voor dit onderzoek zijn er bij zeven praktijken interviews afgenomen bij tandartsen en mondhygiënistes. Er zijn in totaal een drietal verschillende samenwerkingsvormen te onderscheiden.

Figuur 1 Vormen van samenwerking in de mondzorg

De praktijken die onder samenwerking 1 en 2 vallen worden bijna alle beslissingen ad-hoc en impliciet genomen. Er is wel onderling overleg, maar veel dingen gaan zoals ze gaan. Dit is gegroeid

Samenwerking 1 Weinig complex takenpakket Lage bewerkings- onzekerheid Sequentiële afhankelijkheid Weinig overleg Alleen informatie- uitwisseling via de patiëntenkaart

Matig efficiënt gewerkt De kwaliteit van de arbeid is redelijk

Samenwerking 2 Matig complex takenpakket Matige bewerkings- onzekerheid Matige wederzijdse afhankelijkheid Regelmatig overleg Veel informatie-

uitwisseling via een kaart plaats

Gezamenlijk opstellen van een behandelplan zorgt voor vergroting van de efficiency

De kwaliteit van de arbeid is goed te noemen

Samenwerking 3 Complex takenpakket Grote bewerkings- onzekerheid Grote wederzijdse afhankelijkheid Informatie-uitwisseling d.m.v. onderling overleg Er is continu overleg over het vervolg van de behandeling.

De kwaliteit van de arbeid is goed te noemen.

(5)

gezamenlijke besluitvorming vindt plaats door middel van onderling overleg en standaardisatie van werkprocessen, output en vaardigheden.

In de derde samenwerkingsvorm is er sprake van veel meer onderling overleg tussen de tandarts en de mondhygiëniste. Hierdoor zijn beide beter geïnformeerd over de verschillende werkzaamheden die er worden uitgevoerd.

(6)

Inhoudsopgave

Voorwoord... 3

Samenvatting ... 4

Inleiding... 8

Hoofdstuk 1 Bijschrijving van de mondzorg………9

§ 1.1 Inleiding ... 9

§ 1.2 Historie van de mondzorg ... 9

§ 1.3.1. Huidige ontwikkelingen in de mondzorg ... 9

§ 1.3.2. Ontwikkelingen die een groter beroep doen op de capaciteit... 10

§ 1.3.3. Ontwikkelingen die zorgen voor een grotere capaciteit ... 11

§ 1.4. Afstudeeronderzoek... 12

Hoofdstuk 2 Theoretisch kader... 13

§ 2.1 Samenwerken ... 13

§ 2.2. Het takenpakket van de tandarts en mondhygieniste ... 14

§ 2.2.1. Het takenpakket van de tandarts ... 14

§ 2.2.2.Het takenpakket van de mondhygiëniste ... 14

§ 2.3. Juridisch kader... 15

§ 2.3.1.De tandarts en de mondhygiëniste ... 15

§ 2.3.2. De wet BIG (wet Beroepen in de individuele Gezondheidszorg) ... 15

§ 2.3.3.Tuchtrecht ... 16

§ 2.3.4. Stafrechtelijke aansprakelijkheid ... 16

§ 2.4. Het model van Deetman ... 17

§2.4.1 Achtergrond van het model... 17

§ 2.4.2. Taak- en omgevingskenmerken ... 19

§ 2.4.3. Structuurkenmerken ... 21

§ 2.4.4. Ondersteunende systemen... 22

§ 2.4.5. De prestatiecriteria ... 23

§ 2.4.6.De ontwerpregels ... 23

§ 2.5 Deelvragen ... 24

Hoofdstuk 3 Onderzoeksopzet... 26

§ 3.1. Randvoorwaarde: ... 26

§ 3.2.Vergelijkende gevalstudie ... 26

§ 3.3. Steekproef... 26

§ 3.4. Generaliseerbaarheid ... 26

§ 3.5. Interviews ... 26

(7)

Hoofdstuk 4 Resultaten ... 28

§ 4.1. Samenwerkingsverbanden... 28

§4.1.1. Complexiteit van het takenpakket... 28

§ 4.1.2.Bewerkingonzekerheid... 28

§ 4.1.3.Afhankelijkheidsrelaties... 29

§ 4.1.4.Conclusie... 30

§ 4.2. Organisatiestructuur ... 31

§4.2.1. Beslissingstructuur ... 31

§ 4.2.2.Allocatiebeslissingen ... 32

§ 4.2.3. Coördinatiebeslissingen ... 32

§ 4.3. De ondersteunende systemen ... 32

§ 4.3.1 Samenwerking 1... 32

§ 4.3.2 Samenwerking 2... 33

§ 4.3.3. Samenwerking 3... 33

§ 4.3.4. Conclusie... 33

§ 4.4 Prestatiecriteria... 34

§ 4.4.1. Samenwerking 1... 34

§ 4.4.2. Samenwerking 2... 34

§ 4.4.3. Samenwerking 3... 35

Hoofdstuk 5 Conclusies & Aanbevelingen... 36

§ 5.1. Conclusies ... 36

§ 5.2. Aanbevelingen... 37

§ 5.2.1. Complexiteit van het takenpakket... 38

§ 5.2.2. Bewerkingsonzekerheid ... 38

§ 5.2.3.Afhankelijkheidsrelaties... 38

§ 5.2.4. Beslissingsstructuur ... 38

§ 5.2.5. Ondersteunende systemen... 38

§ 5.3. Evaluatie studie en aanbevelingen voor verder onderzoek ... 39

Literatuurlijst ... 40

Bijlage……….42 Bijlage 1: Regels van Deetman

Bijlage 2: Interviews

(8)

Inleiding

Op dit moment zijn er een tweetal ontwikkelingen gaande in de mondzorg. Aan de ene kant wordt er een steeds groter beroep gedaan op de capaciteit van de mondzorg. Aan de andere kant zijn er een aantal ontwikkelingen gaande om de capaciteit in de mondzorg te vergroten. Om de capaciteit in de mondzorg te vergroten zal er het nodige gevraagd worden van tandartsen en

mondhygiënisten. Besluitvorming speelt hierin een belangrijke rol. Een goede en efficiënte besluitvorming heeft positieve effecten op de capaciteit in een tandartsenpraktijk.

In dit afstudeeronderzoek zal nader worden ingegaan op hoe besluitvorming in een samenwerkingsverband in de mondzorg plaatsvindt. De focus zal hierbij liggen op de

samenwerkingsrelatie tussen de tandarts en de mondhygiënist die samen werkzaam zijn in één praktijk. Er worden in de tandartsenpraktijk op vele gebieden besluiten genomen. De aandacht in dit onderzoek zal zich richten op besluitvorming betreffende de patiënt.

In het eerste hoofdstuk zal een uiteenzetting worden gegeven van de ontwikkelingen die er op dit moment in de mondzorg gaande zijn. Vervolgens komt de focus van het afstudeeronderzoek aan de orde. In het tweede hoofdstuk zal verder worden ingegaan op de samenwerking in de mondzorg.

Aan de hand van de theorie wordt in dit hoofdstuk een aantal deelvragen opgesteld. In hoofdstuk 3 wordt de onderzoeksopzet besproken. In hoofdstuk 4 zal er antwoord worden gegeven op de deelvragen die in hoofdstuk 2 zijn opgesteld. In hoofdstuk 5 zullen conclusies en aanbevelingen worden gegeven.

(9)

Hoofdstuk 1 Bijschrijving van de mondzorg

§ 1.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal een uiteenzetting gegeven worden van de ontwikkelingen die er op dit moment in de mondzorg gaande zijn. Vervolgens komt de focus van het afstudeeronderzoek aan de orde en aan de hand daarvan wordt verder gegaan met de onderzoeksopzet.

§ 1.2 Historie van de mondzorg

Van oudsher wordt in verschillende culturen al aandacht besteed aan mondhygiëne en een mooi gebit.

In oude geschriften van Egyptische geschiedschrijvers en Griekse artsen van voor het begin van onze jaartelling, komen hier al teksten over voor. Om tandzweren te bestrijden en tandvlees te laten groeien worden in het oude Egypte onder andere de volgende middelen gebruikt: rundermelk, dadels, harsen, oker venkel, anijs en honing (De Maar, 1993). Een grote vooruitgang in de mondhygiëne is de

opkomst van de tandenborstel. De eerste tandenborstel zijn gebruikt in China tijdens de Tang Dynastie (618-907). Pas in 1650 is de tandenborstel doorgedrongen in Parijs. Begin twintigste eeuw wordt dit ook in Nederland bekend en hebben veel gezinnen een gezinstandenborstel (De Maar, 1993).

In de 19e eeuw vindt er erkenning plaats van het beroep tandmeester door de wet. In die eeuw wordt er vastgesteld dat er een opleiding moet worden gevolgd voor het verrichten van medische handelingen.

In het jaar 1913 wordt de titel van tandmeester vervangen door de titel tandarts en werd omschreven dat een tandarts de bevoegdheid had tot ‘de plaatselijke behandeling van ziekten der tanden,

tandkassen en tandvlees en het plaatsen van tandprothesen’.Het zou nog een aantal jaren duren voordat een universitaire opleiding voordat de eerste faculteit der Tandheelkunde zou worden geopend, dit gebeurde pas in 1947.

In de twintigste eeuw krijgt de preventieve tandheelkunde gestalte. In de Verenigde Staten van Amerika wordt 1906 de eerste opleiding tot mondhygiëniste gestart. Het zou nog jaren gaan duren voordat er in Nederland een opleiding tot mondhygiëniste zou worden gestart. In 1931 vindt er een eenmalige opleiding tot mondverzorgster plaats (Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten, 1999). In 1963 verkregen mondhygiënistes op basis van de Wet op de Paramedische Beroepen (WPB) wettelijk omschreven bevoegdheden. Naar aanleiding hiervan werd in 1968 gestart met de opleiding tot mondhygiëniste in Utrecht. Op 25 juni 1970 werd aan de eerste studentes van de opleiding het diploma uitgereikt. De eerste jaren na de start van de opleiding werd het aantal toegelatenen steeds verdubbeld. De mondhygiëne studenten volgden voor een deel de voor tandheelkundige studenten ingestelde practica en colleges. Door ruimte gebrek werd er voor de eerste jaren een voorziening getroffen in de vorm van een keetwagen op de parkeerplaats. Toen er 1971 een nieuw gebouw kwam voor de opleiding kon er worden overgaan tot het veel beter inrichten van het complex.

§ 1.3.1. Huidige ontwikkelingen in de mondzorg

Op dit moment zijn er in Nederland ruim 7100 tandartsen werkzaam en 1600 mondhygienisten. Het grootste deel van de tandartsen is werkzaam als algemeen practicus, 69% voert een solopraktijk. Ruim 2/3 van de mondhygiënisten werkt part-time. Het overgrote deel van de mondhygiënisten werkt in een

(10)

algemene tandartsenpraktijk, in praktijken voor orthodontie en voor parodontologie, in poliklinieken voor mondziekten en kaakchirurgie, en in instellingen voor bijzondere tandheelkunde. Het aantal vrijgevestigde mondhygiënisten neemt langzaam toe. Uit het Eindrapport van de Adviesgroep capaciteit mondzorg uit 2000 komt naar voren dat er op dit moment verschillende ontwikkelingen in de mondzorg zijn. Aan de ene kant zijn er ontwikkelingen die ervoor zorgen dat er een groter beroep wordt gedaan op de capaciteit van de mondzorg. Aan de andere kant zijn er een aantal ontwikkelingen gaande die tot doel hebben om de capaciteit in de mondzorg te vergroten.

§ 1.3.2. Ontwikkelingen die een groter beroep doen op de capaciteit

Mondgezondheid

In de laatste jaren is de mondgezondheid in Nederland sterk verbeterd. Uit onderzoek blijkt dat de cariësincidentie significant daalt en de verzorgingsgraad bij een groot deel van de populatie stijgt. In grote steden stijgt in sommige achterstandswijken de behandelingsbehoefte onder de jeugd. Hierdoor wordt de gehele daling van de cariësincidentie gedempt. Op het gebied van parodontale aandoeningen is de individuele mondhygiëne over het algemeen verbeterd. Dit blijkt echter weinig verandering in de ernstiger parodontale aandoeningen (botafbraak) gebracht te hebben waardoor de

behandelingsbehoefte hoog blijft. De belangrijkste invloed op de capaciteitsbepaling is dat de bevolking tot op hogere leeftijd het natuurlijke gebit behoudt. Bovendien zal door het beschikbaar komen van nieuwe technieken, de vraag naar geavanceerde tandheelkunde toenemen (Eindrapport van de Adviesgroep capaciteit mondzorg, 2000).

Patiënten

In de toekomst zal de patiënt zich steeds meer als een kritische consument gaan gedragen. Deze heeft duidelijke wensen en verwachtingen en zal van de tandarts niet zomaar alles meer aannemen. De tandarts/mondhygiënist zal erop worden aangesproken wanneer de patiënt niet tevreden is over het resultaat. Als gevolg hiervan zal de tandarts/mondhygiënist meer tijd in moeten gaan ruimen voor communicatie en uitleg van het behandelplan.

Arbeidstijden

In overeenstemming met de algemene ontwikkeling op de arbeidsmarkt maken tandartsen kortere werkweken dan tien jaar geleden. Met het groeiende aantal tandartsen is het aannemelijk dat deze tendens zich versterkt zal voortzetten. In de toekomst zal rekening moeten worden gehouden met een groeiend aantal tandartsen/mondhygiënisten die in deeltijd werkzaam zijn. Een logisch gevolg hiervan is dat de beschikbare capaciteit hierdoor afneemt.

Vestigingsvoorkeur

Het huidige menskrachttekort doet zich voornamelijk voor in Friesland, Zeeland, het oosten van het land en in achterstandswijken. Dit wijst erop dat bepaalde gebieden een minder en andere een meer aantrekkelijk vestigingklimaat bieden.

(11)

Door deze verschillende ontwikkelingen die op dit moment in de mondzorg plaatsvinden is het aannemelijk dat er in de toekomst een tekort aan tandartsen en mondhygiënisten zal gaan voordoen.

Waardoor een deel van de bevolking verstoken blijft van de professionele mondzorg (Bronkhorst, et al, 2001). Tegenover deze ontwikkelingen die een groter beroep doen op de mondzorg staan een aantal ontwikkelingen die ervoor zorgen dat meer capaciteit ontstaat.

§ 1.3.3. Ontwikkelingen die zorgen voor een grotere capaciteit

Opleidingen

De ontwikkelingen binnen het opleidingstelsel moeten worden benut om een beroepenstructuur te vormen, waarbij het opleidingsniveau optimaal correspondeert met het uit te oefenen beroep. Volgend jaar zal gestart worden met de opleiding tot mondzorgkundige. Dit wordt een uitbreiding van de opleiding tot mondhygiëniste. De opleiding tot mondzorgkundige zal 4 jaar gaan duren. Naast de handelingen van de mondhygiëniste mag de mondzorgkundige eenvoudige restauratieve en tandprothetisch werk gaan verrichten. Dit heeft tot doel om de kwaliteit en de capaciteit in de mondzorg te vergroten.

De verschillende beroepen

Doordat er meer verschillende beroepskrachten in de mondzorg komen te werken. Is het van belang dat er meer samenhang in het systeem van samenwerking tussen de verschillende beroepsbeoefenaren ontstaat. In de ideale situatie wordt een behandeling verricht door de beroepsbeoefenaar die daarvoor het meest geschikt is. Dit maakt het noodzakelijk dat er onderlinge afspraken worden gemaakt tussen de verschillende beroepsbeoefenaren.

Buitenlandse tandartsen

Er is een toenemend aanbod van buitenlandse tandartsen uit de Europese lidstaten die zich in Nederland willen vestigen. Dit biedt een mogelijkheid om voor de nabije toekomst tekorten in bepaalde regio’s op te vullen. Hiervoor is dan een structuur nodig om buitenlanders te helpen sneller als BIG-geregistreerde tandarts in Nederland aan de slag te kunnen.

Praktijkvoering

Op dit moment voert een groot deel van de tandartsen een solo-praktijk. Bij de jongere generatie bestaat een groeiende belangstelling voor het werken binnen een samenwerkingspraktijk.

Samenwerking biedt schaalvoordelen en kwaliteitsverhoging, zeker wanneer er onder één dak gewerkt wordt. Dit bevordert de collegiale deskundigheids- en ervaringsuitwisseling. Een

samenwerkingspraktijk biedt een goede omgeving voor gedifferentieerde mondzorg, omdat teamgenoten met specifieke kennis tijdens het behandelproces geconsulteerd kunnen worden. De huidige ontwikkelingen van informatie- en communicatietechnologie zal dit positief beïnvloeden.

(12)

Technologie

Er zijn tal van innovaties op het gebied van behandelingstechniek, communicatie en

praktijk/kantoorautomatisering. In combinatie met de samenwerkingspraktijken mag verwacht worden dat deze ontwikkelingen een capaciteitsverhogend effect zullen hebben.

Deze laatste genoemde ontwikkelingen moeten ervoor zorgen dat de capaciteit van de aangeboden zorg groter wordt. Door het laten overnemen van taken van tandartsen door andere

beroepsbeoefenaren, zoals assistenten en mondhygiënistes en het ontstaan van meer

samenwerkingpraktijken wordt er in de mondzorg het teamconcept geïntroduceerd ( Werkgroep Opleiding Tandartsen, 1985). Met het begrip wordt geduid op de samenwerking van tandartsen en andere beroepsbeoefenaren in de mondzorg. De invulling van het begrip is tot op heden onduidelijk.

Het is van belang om te weten welke omstandigheden en voorwaarden bij de invoering van het teamconcept een rol spelen.

§ 1.4. Afstudeeronderzoek

In de meest ruime zin kan een menselijk samenwerkingsverband worden gezien als een organisatie (Paul et al, 1994). De samenwerking tussen tandartsen en mondhygiënistes is een organisatievorm. Bij de samenwerking in de mondzorg gaat het om gezamenlijk en in onderlinge afstemming uitvoeren van tandheelkundige taken. In een organisatie wordt veel beslist. Organisaties kunnen dan ook als

besluitvormende systemen worden gezien (De Leeuw, 1990). Er wordt in de mondzorg samengewerkt tussen veel verschillende functies op verschillende niveau’s. In dit afstudeeronderzoek zal nader worden ingegaan op hoe besluitvorming in een samenwerkingsverband in de mondzorg plaatsvindt.

De focus zal hierbij liggen op de samenwerkingsrelatie tussen de tandarts en de mondhygiënist. In de

Figuur 2 Samenwerkingsrelatie tussen de tandarts en de mondhygiëniste

tandartsenpraktijk worden op veel verschillende gebieden besluiten genomen. In dit onderzoek zal aandacht worden besteed aan de besluitvorming binnen de directe patiëntenzorg. Bij het onderzoek naar de besluitvorming zal eerst een indeling worden gemaakt naar de verschillende soorten samenwerkingsverbanden die er tussen tandartsen en mondhygiёnisten zijn. Deze verschillende soorten samenwerkingsverbanden zullen gedefinieerd worden in termen van besluitvorming.

Tandarts

Mond- hygiënis te

(13)

Hoofdstuk 2 Theoretisch kader

In dit hoofdstuk zal nader worden ingegaan op de samenwerking in de mondzorg. Aan de hand van theorie wordt een aantal deelvragen opgesteld. In de literatuur is weinig tot geen theorieën te vinden over besluitvorming in kleine samenwerkingsverbanden. De bestaande theorieën over besluitvorming richten zich op voornamelijk organisatiebesluitvorming in grotere verbanden. Om deze reden wordt een meer praktijk gerichte vorm van theorie gebruikt in dit onderzoek.

§ 2.1 Samenwerken

Binnen het teamconcept worden in de mondzorg drie verschillende functies onderscheiden op respectievelijk WO-, HBO- en MBO-niveau, te weten de mondarts (tandartsalgemeen practicus, gedifferentieerde tandarts, kaakchirurg, orthodontist), de mondverzorgende (mondhygiëniste, curatief medewerker, kindertandverzorgende, collectief preventief medewerker, tandprotheticus) en de mondzorgassistent (mondarts-assistent, preventiemedewerker) (Eindrapport van de Adviesgroep capaciteit mondzorg, 2000). Samenwerking in de mondzorg is te omschrijven als het door twee of meer tandheelkundige zorgaanbieders, mono- of multidisciplinair, gezamenlijk en in onderlinge afstemming uitvoeren van tandheelkundige taken, op basis van wederzijds vertrouwen in elkaars professionele kennis en vaardigheden en op basis van organisatorische en beleidsmatige afspraken, met als doel het bereiken van een gemeenschappelijke (behandel)resultaat (Nederlands Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde, 2002). Wanneer er sprake is van samenwerking dan zit er een zekere mate van continuïteit in de relatie.

Bij samenwerken in de mondzorg is het noodzakelijk dat een aantal activiteiten op elkaar worden afgestemd. Elke partij moet weten wat zijn/haar taak is. Hierover moeten afspraken gemaakt worden.

In figuur 3 staat aangegeven met wie de tandarts in de huidige opzet veel samenwerkt. Binnen de basisgroepen zijn een aantal differentiaties ontstaan, die blijven hier buiten beschouwing. Tijdens dit onderzoek zal alleen aandacht worden besteed aan de relatie tussen de tandarts en de mondhygiëniste, de overige relaties worden buiten beschouwing gelaten.

Figuur 3 Samenwerkingrelaties van de tandarts(Eindrapport van de deelprojectgroep “Van zorgvraag naar een beroeps- en opleidingsstructuur tandheelkunde, 2002)

Orthodontist Kaakchirurg

Tandprotheticus Mondhygiënist

Tandartsassistent Tandtechnicus Tandarts

(14)

§ 2.2. Het takenpakket van de tandarts en mondhygieniste

Om inzicht te krijgen in het takenpakket van de tandarts en de mondhygiëniste zal in het volgende paragrafen een uiteenzetting worden gegeven van het takenpakket van de tandarts en de

mondhygiëniste. Aan de hand hiervan zal er een beter inzicht worden verkregen wat de verschillen tussen de twee beroepen zijn.

§ 2.2.1. Het takenpakket van de tandarts

Op dit moment zijn er drie tandheelkundefaculteiten in Nederland, aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA), en het Universitair Medisch Centrum St. Radboud. De opleiding van de tandarts is gericht op het verwerven van kennis, het inzicht en

vaardigheid krijgen in de volgende aspecten van de tandheelkundige beroepsuitoefening: de

professionele tandheelkundige vorming, communicatie en voorlichting, onderzoek en diagnose van tandheelkundige problemen en het op basis daarvan opstellen van een

behandelingsplan, het instellen en handhaven van een optimale mondgezondheid, de beginselen van de tandheelkundige gezondheidszorg, medische noodsituaties en de praktijkvoering ( Adviesgroep capaciteit mondzorg). Aan het einde van de

opleiding moet de tandarts kennis hebben van al Figuur 4

deze gebieden en over de vaardigheden beschikken die bij de in figuur 4 genoemde kennisgebieden horen.

§ 2.2.2.Het takenpakket van de mondhygiëniste

De opleiding van de mondhygiëniste duurt drie jaar. In deze drie jaren worden mondhygiënistes verschillende vaardigheden geleerd deze hebben tot doel: de mondhygiëniste zelfstandig onderzoek te laten doen naar aandoeningen aan het gebit en de het gebit omringende weefsels. De te verlenen zorg is te onderscheiden in curatieve mondhygiënische zorg en preventieve mondhygiënische zorg. Bij curatieve mondhygiënische zorg gaat het om het reinigen van het gebit van de patiënt. Het doel daarvan is de weefsels die het gebit ondersteunen te genezen van acute en chronische ziekten, of om de patiënt in een situatie te brengen die niet meer bedreigend is voor de (mond)gezondheid.

Preventieve mondhygiënische zorg betreft het geven van voorlichting op het gebied van de tandheelkunde, (waaronder het voorkomen van cariës) de mondhygiëne (poetsinstructie, instructie met diverse hulpmiddelen) en het uitwendig op het gebit aanbrengen van tandbederf

voorkomende middelen. Een voedingadvieskan worden verstrekt in relatie tot het bovenstaande( Nederlandse Vereniging vanMondhygiënisten). Tot het deskundigheids- gebied van de mondhygiëniste wordt gerekend:

1)het op verwijzing van de tandarts a) onderzoeken en beoordelen van de Kennisgebieden tandarts

Algemene diagnostiek en indicatiestelling

Endododntologie

Kroon- en brugwerk

Partiële prothetiek

Gnathologie

Dentoalveolaire chirurgie

Esthetische tandheelkunde

Parodontologie

Implantologie

Bijzondere zorggroepen

(15)

b) toepassen van mondhygiënische behandelingen

2) het in opdracht van de tandarts toepassen van

a) ioniserende straling in het kader van het onder 1a genoemde onderzoek b) locale anesthesie door het geven van injecties in het kader van de behandeling en het onderzoek, het geven van tandheelkundige gezondheids- voorlichting en –opvoeding

(Adviesgroep capaciteit mondzorg). Figuur 5

In figuur 5 staat uiteen gezet over welke vaardigheden de mondhygiëniste moet beschikken.

§ 2.3. Juridisch kader

§ 2.3.1.De tandarts en de mondhygiëniste

De mogelijkheden tussen de drie verschillende niveau’s van samenwerking zijn niet enkel afhankelijk van wat bedrijfsmatig de beste manier van en wat de wensen van de verschillende beroepsbeoefenaren zelf zijn. Een diversiteit van wet en regelgeving bepaald voor een deel de grenzen waarbinnen de taken verdeeld moeten worden. In de wet BIG staan een aantal richtlijnen waaronder de tandarts en de mondhygiëniste vallen. Daarnaast is er een verschil in de taken die voornamelijk door de tandarts en de mondhygiëniste worden verricht.

§ 2.3.2. De wet BIG (wet Beroepen in de individuele Gezondheidszorg)

In de wet BIG wordt de zorgverlening door beroepsbeoefenaren geregeld. Dit is een kaderwet, wat inhoud in dat alleen de grote lijnen worden aangegeven. In deze wet wordt er meer vrijheid gegeven aan het geneeskundig handelen. De belangrijkste doelstelling van de wet BIG is het scheppen van voorwaarden voor het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de beroepsuitoefening in de individuele gezondheidszorg en bescherming van de patiënt (Ministerie van VWS). Daarom staan er in de wet bepalingen over zaken als titelbescherming, registratie, voorbehouden handelingen en

tuchtrecht. De tandarts heeft titelbescherming, dit houdt in dat deze voldoet aan de wettelijke eisen die de wet hiervoor stelt (Ministerie van VWS). De overheid stelt hiervoor registers in. Alleen personen die hierin zijn geregistreerd mogen de titel voeren en vallen onder het tuchtrecht. Voor de

mondhygiëniste geldt dat ze onder een Algemene Maatregel van Bestuur valt. In deze AMvB wordt het deskundigheidsgebied omschreven en de opleiding geregeld. In tegenstelling tot tandartsen stelt de overheid hier geen registers voor op.

In beginsel mag iedereen volgens de wet BIG geneeskundige handelingen verrichten. Er zijn echter wel een paar beperkingen. Dit betreft voorbehouden handelingen. Dit zijn handelingen die

voorbehouden zijn aan beroepsbeoefenaren die de wet bevoegd verklaart (Ministerie van VWS).

Wanneer deze handeling wordt verricht door een onbevoegde is er sprake van een strafbaar feit. De wet BIG verleent rechtstreeks zelfstandige bevoegdheden aan tandartsen. Zij mogen op eigen gezag

Vaardigheden mondhygiëniste

Beoordelen en vastleggen van de staat van het gebit en omringende weefsels

Radiologisch onderzoek

Maken van gebitsafdrukken

Opnemen en evalueren van voedingsanamnese

Reinigen van het gebit

Verwijderen van tandsteen

Polijsten van tandoppervlakken en vullingen

Applicatie van middelen die tandbederf voorkomen (sealen, frisuurverzegeling)

(16)

voor behouden handelingen verrichten (Ministerie van VWS). Mondhygiënistes mogen deze voorbehouden handelingen alleen verrichten in opdracht van een tandarts. De belangrijkste

voorwaarde is dat beide partijen, de opdrachtgever en –nemer, de opdrachtnemer voldoende bekwaam achten om de handeling te verrichten (Ministerie van VWS). In de onderstaande tabel zijn de eisen aan de opdrachtgever en de opdrachtnemer duidelijk uiteen gezet.

Eisen aan de opdrachtgever Eisen aan de opdrachtnemer 1. de opdrachtgever moet deskundig en

bekwaam zijn om tot het stellen van een indicatie

2. de opdrachtgever moet redelijkerwijs kunnen aannemen dat de opdrachtnemer voldoende bekwaam is de handeling naar behoren te verrichten

3. de opdrachtgever moet indien nodig:

aanwijzingen geven, toezicht houden en bereikbaar zijn om eventueel te kunnen ingrijpen

1. de opdrachtnemer moet een opdracht hebben gekregen van een zelfstandig bevoegde

2. de opdrachtnemer moet bekwaam genoeg zijn om de handeling naar behoren te verrichten

3. de opdrachtnemer moet zich houden aan eventuele aanwijzingen van de

opdrachtgever Tabel 1 Eisen aan de opdrachtgever en eisen aan de opdrachtnemer

Naast de regeling over de voorbehouden handelingen is er bij Algemene Maatregel van Bestuur een uitzondering gemaakt voor het geven van injecties door mondhygiënisten. Dit wordt functionele zelfstandigheid genoemd. Dit houdt in dat deze handeling zelfstandig mag worden uitgevoerd en dat de eisen van toezicht en tussenkomst van de opdrachtgever komen te vervallen. Wel is daarvoor nog steeds een opdracht nodig van een zelfstandig bevoegde en geldt ook hier de eis van voldoende bekwaamheid.

§ 2.3.3.Tuchtrecht

Binnen het mondzorgteam bestaat alleen voor de tandarts een tuchtrechtelijke aansprakelijkheid. Het eerste doel van het tuchtrecht is en blijft het waarborgen van een behoorlijke beroepsuitoefening met het oog op de belangen van degenen aan wie zorg wordt verleend. De wet BIG heeft twee

tuchtnormen. De eerste is zorgvuldigheid niet alleen met betrekking tot de patiënt, maar ook tot diens naaste omgeving (familie, huisgenoten). De tweede norm geldt voor alle andere gedragingen die strijdig zijn met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg. Hieronder valt fraude tegenover een verzekeraar, maar ook het niet toelaten van een collega tot een

waarnemingsregeling. Tijdens de afwezigheid van de collega kan daardoor immers de continuïteit van de zorgverlening in gevaar komen.

§ 2.3.4. Stafrechtelijke aansprakelijkheid

Alle leden van het mondzorgteam zijn strafrechtelijk aansprakelijk wanneer zij een strafbaar feit begaan. Dit kan een strafbaar feit zijn zoals omschreven in het wetboek van strafrecht of in een van de strafbepalingen uit de wet BIG. De wet BIG stelt het onder andere het veroorzaken van schade aan

(17)

voorwaarden in acht te nemen, het zich niet houden aan een opgelegde beperking in de beroepsbeoefening strafbaar.

§ 2.4. Het model van Deetman

Het model van Deetman biedt de mogelijkheid om samenwerkingsrelaties in het kader van besluitvorming te onderzoeken. Het model is toepasbaar op allerlei verschillende

samenwerkingsvormen in verschillende branches. In het volgende deel zal het model van Deetman worden beschreven voor zover het relevant is voor dit onderzoek.

Deetman ontwikkelde een model waarin wordt gespecificeerd welke kenmerken van het takenpakket en de gebruikte technologie en welke kenmerken van de omgeving van belang zijn voor de keuze van de structuur van een groep, en welke ontwerpregels hierbij kunnen worden gebruikt (Deetman, 1994).

In het model wordt onder andere aandacht besteed aan besluitvormingsprocessen in een taakgroep.

Eerst zal de achtergrond van het model worden toegelicht. Vervolgens zal aandacht worden besteed aan de besluitvormingsprocessen in een taakgroep.

§2.4.1 Achtergrond van het model

De belangrijkste theorieën waarop het model gebaseerd is zijn de contingentiebenadering van organisatieontwerp en de sociotechnische systeemtheorie. Hieronder zal eerst enige aandacht worden besteed aan beide theorieën.

Het uitgangspunt van de contingentiebenadering is dat er niet één beste manier van organiseren is. De meest passende manier van organiseren hangt af van kenmerken van het takenpakket van de

organisatie en van de omgeving. Effectieve en succesvolle organisaties kiezen een organisatievorm die past bij de eisen van het takenpakket en de omgeving.

Figuur 6 Kernbegrippen uit de contingentiebenadering (Deetman, 1994)

Binnen de sociotechnische systeembenadering wordt een organisatie opgevat als een open

sociotechnisch systeem: een geheel van samenhangende delen, die met elkaar in wisselwerking staan (Deetman, 1994). Elk van die delen staat in wisselwerking met het geheel, en het geheel onderhoudt een wisselwerking met de omgeving.

Kenmerken van het takenpakket

Kenmerken van de omgeving

Effectiviteit Organisatie-

structuur

(18)

Figuur7 Een systeem A dat bestaat uit twee subsystemen (B1 en B2) en waarbij een subsysteem zelf weer onderverdeeld is (C1, C2 en C3) (Deetman, 1994)

Een groter systeem kan het doel bereiken wanneer de onderliggende subsystemen goed functioneren.

Om een bevredigende uitkomst te krijgen van besluiten die er in een team worden genomen zal er interactie moeten zijn tussen de verschillende teamleden. Het doel van het model is het scheppen van een kader waardoor het (her)ontwerp van organisatiestructuren op een systematischer, bewuster manier kan plaatsvinden (Deetman, 1994). Het uiteindelijke model omvat een aantal taak- en omgevingskenmerken; structuurkenmerken; ontwerpregels die de gewenste situatie tussen beide specificeren; een aantal ondersteunende systemen; een aantal ontwerpregels die de relatie tussen taak- en omgevingskenmerken, structuurkenmerken en de ondersteunende systemen specificeren en tenslotte prestatiecriteria (Deetman, 1994).

Taak- en omgevingskenmerken zijn vooral bepalend voor de organisatiestructuur. Een gekozen organisatiestructuur stelt eisen aan de vormgeving van de ondersteunende systemen, deze worden tevens beïnvloed door kenmerken van de taak en de omgeving. De prestatiecriteria van een organisatie dienen zo te zijn gestructureerd, dat het bereiken van die doelstellingen die bepalend zijn voor het succes van een organisatie op een natuurlijke wijze worden gestimuleerd.

Het ontwerpen van (delen van) een organisatie kan niet los gezien worden van de strategie van de onderneming. Door Deetman (1994) worden onder andere de volgende prestatiecriteria beschreven;

efficiency; kwaliteit van de geleverde dienst en kwaliteit van de arbeid. Voor het behalen van de Kenmerken van

het takenpakket

Prestatie- criteria Ondersteunende

systemen Organisatiestruct uur

Kenmerken van de omgeving

B2 C1

C3 C2

A B1

Omgeving

Figuur 8 Relaties tussen taak- en omgevingskenmerken, de organisatiestructuur de ondersteunende systemen en de prestatiecriteria (Deetman, 1994)

(19)

§ 2.4.2. Taak- en omgevingskenmerken

Van de in het model voorkomende taak- en omgevingskenmerken spelen de complexiteit van het takenpakket, bewerkingsonzekerheid en de afhankelijkheidsrelaties tussen de taken een rol bij de besluitvorming.

Complexiteit van het takenpakket

De complexiteit van het takenpakket is de mate waarin het takenpakket een beroep doet op uiteenlopende kennis en vaardigheden en de mate waarin deze taken bijdragen op verschillende niveau’s van deskundigheid vereisen (Deetman, p. 20, 1994). De complexiteit van het takenpakket heeft vooral invloed op de taakverdelingsstructuur (Deetman, 1994). Wanneer een takenpakket een beroep doet op uiteenlopende kennis en vaardigheden is er sprake van een horizontaal

gedifferentieerde structuur. Als deze taken bijdragen op verschillende niveaus van deskundigheid vereisen, moet er sprake zijn van verticale differentiatie. Hoe complexer een taak wordt des te geringer de kans dat deze door één persoon of door meerdere personen met gelijke kennis en ervaring op een acceptabel kwaliteitsniveau kan worden ingevuld.

Bewerkingsonzekerheid

Bewerkingsonzekerheid is de onzekerheid over de wijze waarop het bewerkingsproces plaats moet vinden: welke activiteiten uitgevoerd moeten worden en hoe de relaties tussen die activiteiten zijn gestructureerd (Deetman, p. 21, 1994). Er is bewerkingsonzekerheid wanneer tussentijds informatie moet worden verzameld die bepalend is voor de volgende stappen. De hoogte van de

bewerkingsonzekerheid heeft invloed op de mogelijkheid om regelbeslissingen af te splitsen van de uitvoerende activiteiten; op de wijze waarop coördinatie plaats moet vinden en op de mogelijkheden voor differentiatie in de taakverdeling (Deetman, 1994).

Afhankelijkheidsrelaties

Taken die binnen een organisatie worden uitgevoerd kunnen op verschillende manieren van elkaar afhankelijk zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen 3 verschillende afhankelijkheidstypen:

gepoolde, sequentiële en wederzijdse afhankelijkheid (Thompson, 1967). De afhankelijkheidsrelaties kunnen ontstaan door de verschillende werkzaamheden die moeten worden verricht.

Gepoolde afhankelijkheid

Er is sprake van gepoolde afhankelijkheid wanneer ieder groepslid een te onderscheiden en onafhankelijke bijdrage levert aan de totale groepsoutput. In de mondzorg is hier sprake van wanneer verschillende tandartsen in één praktijk allebei een eigen patiëntenbestand hebben en alleen hieruit patiënten behandelen. Of wanneer een tandarts en een mondhygiëniste

gezamenlijk patiënten behandelen. De prestaties van de ene tandarts zijn niet van invloed op de prestaties van de andere tandarts, er is alleen invloed op de groepsoutput.

(20)

Sequentiële afhankelijkheid

Bij sequentiële afhankelijkheid is er sprake van een keten van activiteiten die elkaar opvolgen.

Dit houdt in dat eerst de ene activiteit moet worden afgerond voordat de volgende activiteit van start kan gaan. Tussen de tandarts en de mondhygiëniste is sprake van sequentiële afhankelijk wanneer de tandarts een patiënt doorverwijst naar de mondhygiëniste voor behandeling en de patiënt vervolgens weer terug gestuurd wordt naar de tandarts door de mondhygiëniste.

Figuur 10 Sequentiële afhankelijkheid: A, B en C zijn de verschillende werkstations en de pijlen geven de werkstroom aan

Wederzijdse afhankelijkheid

Bij dit afhankelijkheidspatroon beïnvloeden de verschillende groepsleden de activiteiten van elkaar. Dit heeft tot gevolg dat wanneer het ene lid een actie onderneemt dit gevolgen heeft voor de ander. Tussen de tandarts en de mondhygiëniste is sprake van wederzijdse

afhankelijkheid in het geval dat een tandarts een patiënt doorstuurt naar de mondhygiëniste voor bijvoorbeeld tandsteenverwijdering, en de patiënt niet bij de tandarts terugkomt voor controle. Voordat de mondhygiëniste kan beginnen moet de tandarts eerst zijn taak hebben afgerond en vervolgens moet de mondhygiëniste eerst de taak afronden voordat de tandarts verder kan.

Tandarts Mondhy

-giëniste

Input Output

Tandarts Mondhy-

giëniste

Input Output Figuur 9 Een patroon van gepoolde afhankelijkheid. De tandartsen zitten in verschillende werkstations. De

pijlen geven de werkstroom aan Tandarts

Tandarts

Tandarts

Input Output

(21)

§ 2.4.3. Structuurkenmerken

In het model komen twee structuurkenmerken naar voren. Deze zijn gebaseerd op de verdeling van taken en de verdeling van beslissingen. De belangrijkste is de beslissingsstructuur. Daarnaast zal er worden ingegaan op de taakverdelingsstructuur.

Beslissingstructuur

De beslissingsstructuur geeft aan op welke wijze de regelende taken verdeeld zijn binnen de organisatie en binnen de verschillende afdelingen (Deetman, 1994). Hiermee wordt bedoeld dat beslissingen verschillende activiteiten met elkaar verbindt. Er is een onderscheid gemaakt tussen onder andere allocatiebeslissingen en coördinatiebeslissingen.

Allocatiebeslissingen richten zich op de verdeling van mensen en middelen. Het zijn beslissingen over de toewijzing van ruwe materialen en hulpmiddelen aan plaatsen evenals beslissing over de toewijzing van activiteiten aan individuen (Deetman, p. 29, 1994) Er wordt bepaald wie wat doet, met welke middelen en wanneer. Bij deze beslissingen wordt bijvoorbeeld bepaald wat de tandarts gaat doen en wat de mondhygiëniste.

Coördinatiebeslissingen hebben betrekking op hoe verschillende activiteiten het beste op elkaar kunnen worden afgestemd. Door Mintzberg worden een aantal coördinatiemechanismen weergegeven.

Dit zijn manieren waarop de afstemming van de werkzaamheden tot stand komt (Paul et al, 1994).

Tegelijkertijd kunnen verschillende vormen van afstemming gehanteerd worden.

1. Onderlinge afstemming

Er wordt afstemming bereikt doordat mensen met elkaar overleggen, informatie verzamelen en gezamenlijke besluiten nemen.

2. Directe supervisie

Afstemming wordt bereikt doordat iemand die daartoe over de formele bevoegdheden beschikt aanwijzingen geeft en besluiten neemt.

3. Standaardisatie van werkprocessen

Afstemming wordt bereikt doordat de werkzaamheden en deelhandelingen van organisatieleden van tevoren zijn vastgelegd (routine technologie).

4. Standaardisatie van output

Afstemming wordt bereikt doordat de te behalen resultaten van onderdelen of plannen die dienen te worden uitgevoerd, zijn vastgelegd

5. Standaardisatie van normen en waarden

Afstemming wordt bereikt doordat de organisatieleden er gemeenschappelijke opvattingen op nahouden waardoor de doeloriëntatie van de organisatieleden meer gemeenschappelijk is.

6. Standaardisatie van vaardigheden

Afstemming wordt bereikt doordat mensen (waar taken complex zijn) op basis van opleiding in staat zijn deze taak effectief te volvoeren (non routine technologie).

De volgende kenmerken van de beslissingsstructuur zijn voor het model van belang:

1. De wijze waarop de coördinatie plaatsvindt ( door standaardisatie, planning of vooral wederzijdse aanpassing)?

2. De mate waarin de twee genoemde typen regelbeslissing van elkaar gescheiden zijn ( zijn de verschillende beslissingen toegewezen aan verschillende groepen of personen die

onafhankelijk van elkaar een beslissing nemen)?

(22)

3. De mate waarin de twee genoemde typen regelbeslissingen afgesplitst zijn van de bewerkingsactiviteiten ( is een beslissing toegewezen aan personen of groepen die onafhankelijk van de uitvoering opereren)?

Wanneer er eenmaal een vorm is gekozen voor het besluitvormingsproces zal dit ondersteund moeten worden door onder ander een erbij passende vorm van informatie-uitwisseling en leiderschap. Voor het nemen van besluiten is het van belang dat er voldoende informatie beschikbaar is. Bij

besluitvorming over de behandeling van een patiënt is het van belang dat alle betrokken alle informatie ter beschikking hebben om een zo goed mogelijk besluit te kunnen nemen welke behandeling passend is voor deze patiënt.

Taakverdelingsstructuur

In het model van Deetman worden een viertal kenmerken genoemd die van invloed zijn op de

taakverdelingsstructuur. Een drietal van deze kenmerken is van invloed op de relatie tussen de tandarts en de mondhygiëniste. Deze kenmerken zijn: de mate van horizontale differentiatie, de mate van verticale differentiatie en de mate van inzetbaarheid van groepsleden.

Horizontale differentiatie geeft aan hoe het totale takenpakket dat een groep uitvoert verdeeld is over de verschillende leden. Door deze differentiatie hebben de verschillende leden een eigen specifiek taakgebied.

Verticale differentiatie heeft betrekking op het opleidingsniveau van de verschillende leden. De tandarts heeft een universitaire studie gedaan en de mondhygiëniste een HBO-studie. Door dit verschil in opleidingsniveau kan de tandarts voorbehouden handelingen verrichten die niet zelfstandig door de mondhygiëniste mogen worden verricht zonder dat de tandarts en mondhygiëniste zich er beiden van overtuigd hebben dat de mondhygiëniste bekwaam is.

De mate van inzetbaarheid heeft betrekking op de mate waarin teamleden inzetbaar zijn op meerdere taakgebieden. Hierbij kan gedacht worden aan of er een mogelijkheid bestaat dat de mondhygiëniste taken kan overnemen van de tandarts.

§ 2.4.4. Ondersteunende systemen

Wanneer de taakverdelingsstructuur en de beslissingsbevoegdheden zijn beschreven, zal er aandacht moeten worden besteed aan de ondersteunende systemen. De organisatiestructuur zal immers ondersteund en in stand moeten worden gehouden door erbij passende vormen van informatie- uitwisseling, opleiding en leiderschap. Hieronder zullen de ondersteunende systemen afzonderlijk worden toegelicht.

Informatie-uitwisseling

Volgens Bakker en Theeuwes (1984) is een informatiesysteem gericht op het verzamelen en

verwerken van gegevens met als doel het leveren van informatie die relevant is voor het functioneren van de ontvanger. Personen of groepen in organisaties hebben informatie nodig over; de uitvoering van hun taken (bijvoorbeeld specificaties van de opdracht, tekeningen, taaktijden); de beheersing van de uitvoering van hun taken (bijvoorbeeld kwaliteitsgegevens, kosten); het ontwerpen van plannen van toekomstige activiteiten of het verbeteren van de huidige taakuitvoering (Deetman, 1994)

(23)

Het opleidingssysteem

Het doel van het opleidingssysteem is het verwerven en behouden van kennis en vaardigheden.

Verder wordt er aandacht besteed aan houding en wijze van aanpak die relevant is voor het goed uitvoeren van een bepaalde taak. Een opleidingssysteem kan gebruik maken van training,

ontwikkeling en indoctrinatie. Onder training wordt verstaan het verwerven van kennis die nodig is om een persoon operationeel inzetbaar te maken voor een bepaalde taak. Ontwikkeling is een breder begrip en verwijst naar een langere termijn programma van individuele groei en verbetering.

Indoctrinatie is het proces waarin de normen van de organisatie worden geïnternaliseerd, bijvoorbeeld socialisatie (Deetman,1994)

Leiderschap

Bij leiderschap gaat het om de wijze waarop de relaties tussen de door de organisatie aangewezen leider van een taakgroep en de andere groepsleden verlopen (Deetman, 1994). Welke activiteiten de leider verricht wordt sterk bepaald door de gekozen verdeling van taken en beslissingen in de organisatie.

§ 2.4.5. De prestatiecriteria

Deetman heeft verschillende prestatiecriteria gedefinieerd die tot de doelstellingen van een bedrijf kunnen horen. De prestatiecriteria die een rol spelen in de tandheelkundige praktijk in samenhang met de besluitvorming zijn: efficiency en de kwaliteit van de arbeid.

Efficiency

Efficiency in ruime zin wordt gedefinieerd als de mate waarin met zo min mogelijk capaciteit een maximaal resultaat verkregen wordt (Deetman, 1994). Voor de besluitvorming in de mondzorg houdt dit in dat er zoveel mogelijk duidelijke en concrete besluiten worden genomen die weinig tijd in beslag nemen.

Kwaliteit van de arbeid

Bij kwaliteit van de arbeid spelen onder andere een aantal factoren een rol: de mate van afwisseling van het werk, de vrijheid en zelfstandigheid in het werk en de mate waarin men zijn capaciteit kan gebruiken en het werk zelf leermogelijkheden biedt.

§ 2.4.6.De ontwerpregels

De ontwerpregels geven richtlijnen voor de optimale inrichting van de organisatie gegeven de genoemde kenmerken van de omgeving en de geleverde diensten (Deetman, 1994). De organisatie wordt doorgelicht aan de hand van de regels van het model. Daarbij wordt gekeken wanneer de feitelijke situatie afwijkt van de wenselijke situatie. Kennis van de relevante prestatiecriteria is van belang voor het bepalen van het relatieve gewicht van de ontwerpregel. In situaties waar de ontwerpregels tot tegenstrijdige adviezen over de organisatiestructuur leiden, zullen de relevantie prestatiecriteria uitsluitsel moeten bieden over het relatieve gewicht van de ontwerpregels (Deetman, 1994).

In totaal heeft Deetman drieëndertig ontwerpregels geformuleerd. De ontwerpregels gaan over de taak- en omgevingskenmerken, organisatiestructuur en de ondersteunende systemen. De ontwerpregels die

(24)

van belang zijn voor het opstellen van een goed besluitvormingssysteem zullen worden gebruikt voor het opstellen daarvan. In de bijlage zal een volledig overzicht worden gegeven van alle ontwerpregels van Deetman.

§ 2.5 Deelvragen

Het model van Deetman leidt voor dit onderzoek tot een probleemstelling, bestaande uit een doelstelling, vraagstelling en randvoorwaarden (De Leeuw, 1996). Hieruit kunnen verschillende deelvragen worden gehaald, waarop in dit onderzoek een antwoord zal worden gezocht.

Probleemstelling

Doelstelling: Inzicht geven in de relatie tussen factoren die van invloed zijn op de besluitvorming in de mondzorg en verschillende vormen van besluitvorming in een samenwerkingsverband. Inzicht geven in welke invloed de besluitvorming heeft op de prestatiecriteria in een samenwerkingsverband.

Vraagstelling: In hoeverre is er sprake van een relatie tussen factoren die van invloed zijn op de besluitvorming in de mondzorg en verschillende vormen van besluitvorming in een

samenwerkingsverband en welke invloed heeft de besluitvorming op de prestatiecriteria in een samenwerkingsverband?

Deelvragen

1. Hoe ziet een samenwerkingsverband eruit in termen van complexiteit van het takenpakket, bewerkingsonzekerheid en afhankelijkheid relaties?

2. Hoe ziet de organisatiestructuur eruit in termen van de besluitvorming en de taakverdelingsstructuur?

3. Welke eisen stelt de organisatiestructuur aan de ondersteunende systemen, mede onder invloed van de taak- en omgevingskenmerken?

4. Wat is de invloed van de organisatiestructuur en de ondersteunende systemen op de prestatiecriteria met het oog op de besluitvorming?

5. Hoe kan de besluitvorming beter verlopen?

(25)

1. Hoe ziet een samenwerkingsver- band eruit in termen van complexiteit van het takenpakket, bewerkingsonzeker- heid en

afhankelijkheid relaties?

2. Hoe ziet de organisatiestructuur eruit in termen van de

beslissingsstructuur en de taakverdelingsstructuur?

3. Welke eisen stelt de organisatiestructuur aan de ondersteunende systemen, mede onder invloed van de taak- en omgevingskenmerken?

4. Wat is de invloed van de

organisatiestructu ur en de

ondersteunende systemen op de prestatiecriteria met het oog op de besluitvorming?

5. Hoe kan de besluitvorming beter verlopen?

Figuur 12 De relaties die de verschillende deelvragen met elkaar hebben

(26)

Hoofdstuk 3 Onderzoeksopzet

§ 3.1. Randvoorwaarde:

‰ Het onderzoek moet zelfstandig worden verricht.

§ 3.2.Vergelijkende gevalstudie

Het onderzoek zal verricht worden door een aantal samenwerkingsverbanden in de mondzorg met elkaar te vergelijken. Dit is een vergelijkende gevalstudie. Een vergelijkende gevalstudie is een onderzoek dat op een beperkt aantal eenheden betrekking heeft zoals de vergelijking van aspecten van een of enkele bedrijven in de tijd of vergelijking van enkele bedrijven op hetzelfde moment (De Leeuw, 1996). Het doel van dit type onderzoek is om een vergelijking te maken tussen twee of meer verschillende situaties op hetzelfde moment. Er wordt in dit onderzoek gekeken naar verschillen in de besluitvorming in verschillende samenwerkingsverbanden tussen de tandarts en de mondhygiëniste.

§ 3.3. Steekproef

Afhankelijk van het aantal kenmerken dat er in het onderzoek betrokken wordt is het absolute minimum voor een steekproef 25 eenheden (Baarde en de Goede, 1997). Bij kleinere steekproeven is het namelijk niet meer mogelijk bepaalde statistische analysetechnieken te gebruiken. In dit onderzoek werd een klein aantal samenwerkingsverbanden benaderd, waardoor er geen statistische

analysetechnieken gebruikt kunnen worden. Er wordt select een aantal samenwerkingsverbanden tussen tandartsen en mondhygiënisten benaderd. Deze selectie zal ontstaan door de gelegenheid die verschillende praktijken bieden om mee te werken aan het onderzoek. In het onderzoek werd een zevental praktijken bezocht.

§ 3.4. Generaliseerbaarheid

Het theoretisch kader heeft in dit geval betrekking op alle samenwerkingsverbanden tussen tandartsen en mondhygiënistes in de mondzorg, waarbij de tandarts en de mondhygiëniste in één praktijk werken.

De selectie van de praktijken is ontstaan door willekeurige praktijken te benaderen, met de vraag of ze voldoen aan de eisen voor het onderzoek en de gelegenheid willen bieden voor het afnemen van een interview. Doordat het een kleine steekproef betreft is de kans op afwijkingen reëel.

§ 3.5. Interviews

Interviewen is de aangewezen methode als het om kennis, houdingen, attitudes en opinies gaat (Baarde en de Goede, p. 143, 1997). Bij een ongestructureerd interview ligt niet precies van tevoren vast wat voor informatie er verkregen zal worden(Baarde en de Goede, p. 144, 1997). Om inzicht te krijgen in welke factoren een rol spelen in de besluitvorming en op welke wijze, zullen veel openvragen gesteld worden. De vragen die gesteld zullen worden liggen van tevoren vast daarom is hier sprake van een gestructureerd interview. Dit is de reden dat er is gekozen voor een open gestructureerd mondeling interview.

§ 3.6. Methode van onderzoek

(27)

antwoord gegeven moest worden. Daarnaast werd een drietal patiëntencases in het interview opgenomen, om concrete praktijksituaties in het onderzoek te betrekken.

Tandartsen en mondhygiënisten en hun individuele ervaringen en meningen stonden centraal. De tandartsen en mondhygiënisten werden apart geïnterviewd.

Er zijn in totaal 68 praktijken benaderd voor deelname aan het onderzoek. Deze praktijken waren verspreid over heel Nederland. Aangezien het zeer moeilijk bleek een tandartspraktijk bereid te vinden om mee te werken aan het onderzoek (veelal werd tijdgebrek als reden opgegeven), werden er

uiteindelijk 14 personen (7 tandartsen en 7 mondhygiënisten) uit 7 verschillende praktijken geïnterviewd.

De praktijken zijn geselecteerd op grond van de volgende inclusiecriteria:

- Er moet minstens één tandarts en één mondhygiënist werkzaam zijn binnen de praktijk.

- Er moet sprake zijn van samenwerking tussen tandarts en mondhygiënist.

Adressen zouden oorspronkelijk geselecteerd worden uit het adressenbestand van de bij de NMT ingeschreven tandartsen. Deze lijst bleek echter lang niet volledig te zijn en in verband met het geringe aantal bevestigingen van deelname door de tandartspraktijken, is besloten via de gouden gids verder praktijken te benaderen.

Om na te gaan of de opgestelde vragenlijst bruikbare resultaten zou opleveren, is er eerst een pilot- interview afgenomen bij een tandartspraktijk in Drachten.

De interviews zijn opgenomen op een bandrecorder. De interviews met de tandartsen en mondhygiënisten zijn anoniem afgenomen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 andere erkend laten voelen in eigen levensbeschouwing, vaak enige manier om visie van de andere te verruimen...  andere het gevoel geven van

Deze ambitieniveaus bieden een terugvaloptie Het verdient aanbeveling om het ambitieniveau naar beneden bij te stellen als onvoldoende voldaan kan worden aan de voorwaarden voor

2) Enkele grondwetsbepalingen staan delegatie niet toe; dan is dus experimenteren bij lager voorschrift niet toegestaan. 3) Is delegatie in concreto mogelijk, dan is, als niet aan

5) In de Reisproef heeft het inleveren van de parkeervergunning voor twee jaar tegengewerkt bij een aantal mensen om hun auto via de bonusregeling in te leveren. Als deze regeling

De dichter Paul Haimon droeg Oote onder veel hilariteit voor, begeleid door een jazzbandje, en was waarschijnlijk zo onder de indruk van zijn eigen succes dat hij het

Daarmee strekken die hande- lingen van de aannemer immers nog niet tot nako- ming van zijn tweede verbintenis tot (op)levering van het tot stand gebrachte werk: zij hebben enkel

Op welke manier heeft de politie in loop der tijd het voorspellen van criminaliteit steeds verder omarmd en welke knelpunten kunnen bij de implementatie van predictive

De deadline van 8 juli 2013 is niet geëerbiedigd; 1 januari 2014 wordt naar voor geschoven als ultieme datum.. Dat is te laat en de vraag blijft: wordt die datum