• No results found

Heeft de liberalisering van de gasmarkt een prijsdaling teweeggebracht in Engeland, Duitsland en Nederland?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Heeft de liberalisering van de gasmarkt een prijsdaling teweeggebracht in Engeland, Duitsland en Nederland?"

Copied!
65
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Heeft de liberalisering van de

gasmarkt een prijsdaling

teweeggebracht in Engeland,

Duitsland en Nederland?

Willeke

Brand

(2)

Heeft de liberalisering van de gasmarkt een

prijsdaling teweeggebracht in Engeland,

Duitsland en Nederland?

Willeke Brand

Student nummer: 1366076

Rijksuniversiteit Groningen

Economie

Afstudeerrichting

bedrijfseconomie, management en organisatie

Groningen, 5 februari 2007

(3)

VOORWOORD

In het kader van mijn studie Economie heb ik onderzoek verricht naar de ontwikkeling van de gasprijs op de gasmarkten van Engeland, Nederland en Duitsland. Dit onderzoek leek mij erg interessant omdat volgens de Europese Unie concurrentie op de gasmarkt zou leiden tot een lagere prijs. Maar ik vroeg me af of dit inderdaad ook het geval was. Voor u ligt dan ook het resultaat van dit onderzoek.

Tot slot wil ik in het bijzonder mijn vader, moeder, zus en mijn vriend bedanken. Zij hebben me aangemoedigd en soms even geholpen om deze scriptie tot een goed einde te brengen!

(4)

SAMENVATTING

In het kader van de interne markt is in 1997 is het vrijgeven van de energiemarkt opgenomen als doelstelling van de EU. De basisfilosofie achter de EU-richtlijnen voor de energiemarkt is dat de ordening via de markt de beste garantie biedt voor een zekere en betaalbare energievoorziening. De energiemarkt in Europa is inmiddels op belangrijke delen vrijgegeven en is geliberaliseerd. Maar heeft de liberalisering geleid tot een concurrerende gasmarkt? En heeft de liberalisering van de gasmarkt geleid tot verlaging van de gasprijzen voor huishoudens en industrie in Nederland, Engeland en Duitsland? De doelstelling en de vraagstelling van dit onderzoek zijn als volgt. De doelstelling van het onderzoek is om inzicht te krijgen in de invloed van de liberalisering van de gasmarkt op de gasprijzen in Engeland, Duitsland en Nederland. De vraagstelling is tweeledig. Heeft de liberalisering van de gasmarkt geleid tot verlaging van de gasprijzen voor huishoudens en industrie in Engeland, Duitsland en Nederland? Zo ja, wat zijn de oorzaken in de marktstructuur waardoor de prijsverlaging tot stand is gekomen? Zo nee, wat zijn de oorzaken in de marktstructuur waardoor prijsverlaging niet tot stand is gekomen?

Het eerste deel van de vraagstelling is, heeft de liberalisering van de gasmarkt geleid tot verlaging van de gasprijzen in de landen Nederland, Engeland en Duitsland voor de markten huishoudens en industrie? Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de gasprijs gestegen is voor huishoudens en industrie in Nederland, Engeland en Duitsland. De gasprijs voor de huishoudelijke klant is de afgelopen 16 jaren het meest gestegen in Duitsland en het minst in Engeland. Voor de industriële klant is ook de gasprijs de afgelopen 16 jaren het meest gestegen in Duitsland en het minst in Engeland.

Het antwoord op het tweede deel van de vraagstelling 'zo nee, wat zijn de oorzaken waardoor prijsverlaging niet tot stand is gekomen?' is veelzijdig. Er zijn algemene oorzaken van de gasmarkt waardoor de prijsverlaging niet tot stand is gekomen, maar ook specifieke kenmerken per land. De gasmarkt is op dit moment dus niet de open zeer liquide markt geworden die velen zich bij de aanvang van de liberalisering hadden voorgesteld. Maar gezien de aard van de gasmarkt is het logisch dat er niet genoeg concurrentie is gekomen op de gasmarkt. Ook ziet het er niet naar uit dat de gasmarkt zich op langere termijn zal ontwikkelen tot een concurrerende gasmarkt. De belangrijkste reden is dat gas een fossiele brandstof is en dus eindig is. Eveneens de grote afhankelijkheid van Europa van gas is een probleem. Op dit moment is zijn er in Europa nog gasvoorraden, maar dit raakt op korte termijn uitgeput. Europa zal dan afhankelijk worden van producenten van buiten de EU. De voornaamste producenten van gas bevinden zich in politieke onstabiele omgevingen. Hierdoor zal de gasprijs stijgen. Ook zijn er weinig producenten van gas en dat worden er steeds minder. De producenten zullen steeds meer macht krijgen waardoor de prijzen zullen stijgen.

De landspecifieke kenmerken van de gasmarkten zijn ook van invloed waarom de gasprijs niet gedaald is in de drie landen. In Duitsland is de markt in theorie geopend, maar in de praktijk nog niet. Hierdoor is er helemaal geen concurrentie gekomen op de Duitse markt en is de prijs niet gedaald. De oorzaak van dit is dat het gasnetwerk niet in handen is van de overheid maar in handen is van private partijen. Er zijn meerdere redenen waarom de gasprijs in Engeland niet gedaald is. Ten eerste dreigen de gasvelden in Engeland uitgeput te raken. Sinds eind 2005 importeert Engeland 50 % van het gas. Ten tweede is de in 1998 geopende gasleiding tussen Engeland en België van invloed geweest op de prijsstijging. Door deze interconnector werd de Engelse gasmarkt verbonden met Europa. De hogere prijzen in Europa hadden een opwaartse druk op de Engelse prijzen. In Nederland is de gasprijs ook niet gedaald. Hier is concurrentie nog niet volledig tot zijn recht gekomen. Een van de redenen is dat de consument niet de neiging heeft om

(5)

INHOUDSOPGAVE

SAMENVATTING... 4

1

INLEIDING... 7

2

ONDERZOEKSOPZET... 8

2.1 Probleemstelling ...8 2.2 Achtergrond probleemstelling ...8

2.3 Definiëring van begrippen...10

2.4 Onderzoeksontwerp...10

2.5 Deelvragen ...11

3

LIBERALISERING EUROPESE GASMARKT ... 13

3.1 Ontstaan liberalisering Europese gasmarkt ...13

3.2 Beschrijving Europese Gasrichtlijn ...14

3.2.1 Doel Europese Gasrichtlijn ...14

3.2.2 Inhoud Gasrichtlijn ...14

3.3 Liberalisering drie landen...16

3.3.1 Duitsland...16 3.3.2 Engeland ...16 3.3.3 Nederland ...17

4

PRIJZEN... 18

4.1 Prijsformule gas ...18 4.1.1 Onderdelen gasprijs...18 4.1.2 Oliekoppeling en spotmarkten ...18 4.2 Beoordeling cijfers ...19 4.2.1 Bron ...19 4.2.2 Methodiek ...19

5

HOOFDSTUK MARKTSTRUCTUUR ... 25

5.1 Marktvormen...25 5.1.1 Theorie marktvormen...25

5.1.2 Meest ideale marktvorm ...26

5.1.3 Werkelijke marktvorm ...27

5.2 Marktvormen voor liberalisering...28

5.2.1 Duitsland...28

5.2.2 Engeland ...28

5.2.3 Nederland ...28

5.3 Marktvormen na liberalisering...28

5.3.1 Marktvorm in Noord West Europa op handelaarniveau ...28

5.3.2 Marktvorm per land...29

6

HET VIJF KRACHTENMODEL ... 31

6.1 Het vijf krachtenmodel ...31

6.2 Duitsland...31

6.2.1 Bedreiging van toetreding ...31

6.2.2 De intensiteit van mededinging onder bestaande concurrenten ...34

6.2.3 De druk van de substituten ...35

6.2.4 De onderhandelingsmacht van de consument...36

6.2.5 De onderhandelingsmacht van de leveranciers ...36

6.2.6 De onderhandelingsmacht van de producent ...36

6.2.7 Olieprijskoppeling ...37

6.3 Engeland ...38

(6)

6.3.2 De intensiteit van mededinging onder bestaande concurrenten ...41

6.3.3 De druk van de substituten ...42

6.3.4 De onderhandelingsmacht van de consument...42

6.3.5 De onderhandelingsmacht van de leveranciers ...42

6.3.6 Onderhandelingsmacht van de producent ...42

6.3.7 Olieprijskoppeling ...42

6.4 Nederland ...44

6.4.1 Bedreiging van sectortoetreding ...44

6.4.2 De intensiteit van mededinging onder bestaande concurrenten ...46

6.4.3 De druk van de substituten ...47

6.4.4 De onderhandelingsmacht van de kopers ...47

6.4.5 De onderhandelingsmacht van de leveranciers ...48

6.4.6 Onderhandelingsmacht van de producent ...48

6.4.7 Olieprijskoppeling ...48

7

CONCLUSIE ... 50

8

BRONNENLIJST ... 53

BIJLAGE I GASPRIJZEN HUISHOUDENS... 57

BIJLAGE II GASPRIJZEN INDUSTRIE ... 58

BIJLAGE III ALGEMEEN HET VIJFKRACHTENMODEL ... 59

1 De bedreiging van toetreding van nieuwe bedrijven ...59

2 De intensiteit van mededinging onder bestaande concurrenten ...61

3 De druk van de substituten ...62

4 De onderhandelingsmacht van de kopers ...62

5 De onderhandelingsmacht van de leveranciers ...62

BIJLAGE IV R-KWADRAAT ... 63

(7)

1 INLEIDING

In 1998 heeft de Europese Unie (EU) het vrijgeven van de energiemarkten opgenomen als richtlijn. De basisfilosofie achter deze richtlijn is dat een vrije markt de beste garantie biedt voor een zekere en betaalbare energievoorziening. De markt die men voor ogen had, had als kenmerk een vrije keuze voor alle consumenten. Deze consumenten kunnen daardoor een prijs-/kwaliteit afweging maken. Als voordeel werd vooral gezien het ontstaan van concurrentie op de energiemarkt waardoor een lagere prijs voor energie betaald zou gaan worden. De energiemarkt in Europa is inmiddels op belangrijke delen vrijgegeven en geliberaliseerd.

Doelstelling van deze scriptie is om inzicht te krijgen in de invloed van de liberalisering op de gasprijzen. Om dit doel te bereiken zullen de volgende twee vragen worden beantwoord voor Engeland, Duitsland en Nederland:

1. Heeft de liberalisering geleid tot verlaging van de gasprijzen?

2. Wat zijn de oorzaken in de marktstructuur voor de stijging of daling van de gasprijzen?

De eerste vraag wordt beantwoord door een prijsvergelijking van de gasprijzen voor de grootverbruikers en de huishoudens. De tweede vraag beantwoord ik middels een marktanalyse met het vijf krachten model van Porter, zodat ik inzicht krijg in de oorzaken van de prijsstijging of –daling.

In het volgende hoofdstuk zal de opzet van onderzoek behandeld worden. Hierin wordt duidelijk wat de probleemstelling is, wat de achtergrond van de probleemstelling is en op welke manier de probleemstelling zal worden beantwoord.

In het derde hoofdstuk zal het ontstaan van de liberalisering van de Europese gasmarkt aan de orde komen en zal in het kort per land het liberaliseringsproces worden beschreven.

(8)

2 ONDERZOEKSOPZET

In dit hoofdstuk staat de opzet van het onderzoek centraal. Het belangrijkste onderdeel is de probleemstelling van dit onderzoek. Daarnaast komt de achtergrond van de probleemstelling aan de orde en zal ik uiteenzetten hoe ik de probleemstelling zal beantwoorden.

2.1 Probleemstelling

Onderwerp van dit onderzoek is de invloed van de liberalisering van de gasmarkt op de gasprijs. De gasmarkten van Nederland, Duitsland en Engeland zullen vergeleken worden, omdat deze landen op verschillende tijdstippen zijn begonnen met het liberaliseren van de gasmarkt.

Doelstelling

Doelstelling van het onderzoek is om inzicht te krijgen in de invloed van de liberalisering van de gasmarkt op de gasprijzen in Engeland, Duitsland en Nederland.

Vraagstelling

1. Heeft de liberalisering van de gasmarkt geleid tot verlaging van de gasprijzen voor huishoudens en industrie in Engeland, Duitsland en Nederland?

2. Zo ja, wat zijn de oorzaken in de marktstructuur waardoor de prijsverlaging tot stand is

gekomen?

Zo nee, wat zijn de oorzaken in de marktstructuur waardoor prijsverlaging niet tot stand is gekomen?

De gasmarkten van drie landen zijn onderwerp van dit onderzoek, omdat men in deze landen op verschillende tijdstippen is begonnen met liberaliseren:

• Engeland heeft de gasmarkt als eerste geliberaliseerd. Alle Engelse consumenten hebben volledige keuzevrijheid in gasleverancier vanaf 1996.

• In Duitsland is de gasmarkt in 1998 in één keer opengegaan.

• De Nederlandse overheid is begonnen met liberaliseren in 1998. In 2004 werd de liberalisering voltooid en de volledige markt vrijgegeven.

Drie landen worden vergeleken om de betrouwbaarheid te verhogen. Door drie landen te vergelijken kan eveneens gekeken worden of de fase in het liberaliseringsproces invloed heeft op de gasprijs.

2.2 Achtergrond

probleemstelling

Het ontstaan van een vrije energiemarkt is een idee van de Europese Unie en maakt deel uit van de uitgangspunten van de Europese ontwikkeling. Het EG-verdrag noemt in artikel 2 de instelling van een gemeenschappelijke markt als één van de middelen om haar doelstellingen te bereiken. Binnen de gehele Gemeenschap moet er één markt komen waarin hindernissen voor vrij verkeer niet langer mogen bestaan1. Ook voor de gasmarkt wilde de EU tot één Europese markt komen. Hindernissen voor vrije handel in gas moesten verdwijnen, waardoor de Europese gasmarkten geliberaliseerd moesten worden.

Op de gasmarkt wordt de vrije prijsvorming to-gas competition genoemd. De EU wil deze gas-to-gas competition graag tot stand brengen. Bij gas-gas-to-gas competition komt een zelfstandige gasprijs tot stand door vraag en aanbod van marktpartijen, zonder dat er een directe olieprijskoppeling is. Een voorwaarde is dat dit alleen tot stand kan komen indien er een markt ontstaat waar volledige concurrentie aanwezig is. Ook een voorwaarde voor gas-to-gas competition

(9)

is dat er meerdere onafhankelijke vragers en aanbieders zijn die elkaar op een marktplaats kunnen ontmoeten. 2

De EU wilde dat de monopolieposities van de huidige energiebedrijven verdwenen. Men wilde dit voor elkaar krijgen door de gasmarkt open te stellen voor andere spelers, waardoor er meer concurrentie zou kunnen komen. De EU dacht dat de liberalisering invloed zou hebben op de marktstructuur en dat de marktpartijen zouden gaan concurreren, zodat een markt met volledige concurrentie zou ontstaan. Deze concurrentie zou een verlagende invloed hebben op de gasprijzen. Gas is namelijk een homogeen product en heeft weinig mogelijkheid tot productdifferentiatie. Er zullen meer aanbieders op de markt komen, terwijl het aantal vragers gelijk zal blijven.3 Volgens de theorie van prijsvorming van Adam Smith zullen de gasprijzen via het marktmechanisme gaan dalen. Onderstaande figuur toont deze gedachtegang.

Figuur 2.1 Gedachte EU over de invloed van de liberalisering op de prijzen

Liberalisering Marktstructuur Gedrag marktpartij Hoogte prijzen

De grondlegger van de theorie over marktmechanisme is Adam Smith (1723 - 1790). Volgens zijn theorie worden alle handelingen in de maatschappij op elkaar afgestemd door 'The Invisible Hand'. Deze onzichtbare hand is een synoniem voor het prijsmechanisme of marktmechanisme. Het prijsmechanisme is een werking, die de prijs van goederen en diensten bepaalt. De prijs is sterk afhankelijk van het vraag en aanbod. Als het aanbod groot is en de vraag laag, zal de prijs laag zijn. Is het aanbod klein en de vraag groot, dan is de prijs hoog.

In het onderstaande figuur wordt de prijsvorming aangegeven. De prijs ontstaat daar waar het aanbod gelijk is aan de vraag.

Prijsvorming Aanbod stijgt 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 hoeveelheid pri js Q aanbod Q vraag Q aanbod stijgt

figuur 2.2 vraag en aanbod model

Het prijsmechanisme speelt in een marktgeordend systeem een beslissende rol bij het sturen van vraag en aanbod. De markt is in evenwicht indien de vraag overeenkomt met het aanbod. Hieruit komt dan een prijs, de evenwichtsprijs. Indien de markt niet in evenwicht is, zal de markt er zelf voor gaan zorgen dat er een nieuw evenwicht ontstaat. Als bijvoorbeeld het aanbod daalt en de

(10)

vraag gelijk blijft dan zal de prijs stijgen. Dit is in bovenstaand figuur 2.2 goed te zijn. Dus bij een vrije prijsvorming zal die prijs dan ook de neiging hebben te veranderen. Uiteindelijk is de vrije prijs de beste garantie voor de hoogst mogelijke efficiëntie om de markt te bedienen.

Naast een verlaging van de gasprijzen waren er volgens de EU meer argumenten voor het liberaliseren van de Europese gasmarkt. Door de introductie van concurrentieprikkels wordt de innovatie bevorderd, de productiviteit van bedrijfsprocessen wordt verhoogd, de burgers krijgen meer keuzevrijheid en er ontstaat ruimte voor ondernemerschap. Dit zal de samenleving naar alle waarschijnlijk 'value for money' opleveren.4

In 1998 is een Europese Gaswet aangenomen, waarin richtlijnen staan aangegeven binnen welke termijn de gasmarkt moet worden vrijgegeven. De landen van de EU hebben deze richtlijnen in de nationale wetten opgenomen. De overheden in Nederland, Engeland en Duitsland hebben acties ondernomen om de liberalisering op de gasmarkt tot stand te brengen. In dit onderzoek zal gekeken worden of de liberalisering op deze markten geleid heeft tot prijsverlagingen en welke oorzaken aan te wijzen zijn voor de wel /niet tot stand gebrachte prijsverlagingen.

2.3 Definiëring van begrippen

Liberalisering betekent het invoeren van concurrentie en keuzevrijheid op een markt.5

Behalve over liberalisering wordt er ook vaak gesproken over privatisering van energiebedrijven. Deze twee begrippen worden nogal eens door elkaar gehaald. Liberaliseren is het geven van keuzevrijheid aan klanten. Privatiseren daarentegen is het verkopen van overheidseigendom aan private partijen, zoals commerciële bedrijven. De aandeelhouders van gas- en elektriciteitsbedrij-ven zijn gemeenten en provincies. Als zij hun aandelen in deze bedrijelektriciteitsbedrij-ven verkopen aan private partijen, spreekt men van privatisering van gas- en elektriciteitsbedrijven.6

Op de gasmarkt wordt het gas verhandeld. Een aanbieder verkoopt gas aan een afnemer en krijgt een prijs voor het geleverde gas. Het gas kan verhandeld worden op twee verschillende manieren. Allereerst kan het gas verhandeld worden via spotmarkten, zoals het Nederlandse Title Transfer Facility (TTF) en het Engelse National Balance Point (NBP). Op deze markt wordt het gas verhandeld met tussenkomst van een broker. Deze markten werken net als een valutamarkt. Het grootste gedeelte van het gas wordt echter verhandeld via de conventionele contracten tussen een aanbieder en een afnemer.

Met de gasprijs wordt hier de gasprijs bedoeld voor kleinverbruikers en grootverbruikers. Klein-verbruikers verbruiken per jaar minder dan 170.000 m3. Grootverbruikers verbruiken per jaar meer dan 170.000 m3. Voor kleinverbruikers wordt de gasprijs voor huishoudens vergeleken. Bij de grootverbruikers is de prijs voor industrie gekozen ter vergelijking.

2.4 Onderzoeksontwerp

Dit onderzoek bestaat uit een kwantitatief en een kwalitatief deel.

In het kwantitatieve onderzoek zal het eerste deel van de probleemstelling worden beantwoord, namelijk de vraag of de gasprijs sinds de liberalisering is gedaald in Nederland, Engeland en Duitsland. De gemiddelde prijzen per halfjaar voor huishoudens en voor industrie per land zullen vanaf 1991 tot en met 2005 vergeleken worden.

Voor de drie landen zijn gasprijzen gebruikt die bij Eurostat beschikbaar zijn voor huishoudens en

4 Ministerie van Economische zaken, Publieke belangen en marktordening, Liberalisering en privatisering in netwerksectoren, 2004, p. 9

(11)

industrie. Ik gebruik deze bron, omdat de Europese Commissie deze cijfers ook gebruikt voor het doen naar prijsonderzoek op de gasmarkt.

De prijzen in de dataset zijn op vaste dagen bepaald, 1 januari en 1 juli voor elk jaar en zijn exclusief belastingen.

Voor de categorie huishoudens is de prijs gebaseerd op een jaarverbruik van 83,7 GJ. Voor de industrie zijn de cijfers gebaseerd die horen bij een jaarverbruik van 41860 GJ en met een loadfactor van 200 dagen. Deze jaarverbruiken zijn gekozen omdat de dataset voor deze landen het meest volledig was. De reden voor de gekozen periode is dat vanaf 1991 de dataset halfjaarlijks werd weergegeven. Er is voor deze lange periode gekozen omdat men in Engeland al eerder begonnen was met het vrijgegeven van de gasmarkt. De eerste daadwerkelijke vrije gasverkoop in Engeland vond rond 1990 plaats.

De prijzen zijn inclusief de kosten voor transport en meterkosten. Wijzigingen in de transport- en meetkosten kunnen nu invloed uitoefenen op de prijsvergelijking. De transportkosten werden voor 2001 niet bekend gemaakt. Dit was verwerkt in de prijs. Vanaf 2001 zijn deze kosten bekend en zijn sindsdien gedaald. Aangezien deze cijfers voor de andere landen niet bekend zijn, neem ik aan dat deze in Engeland en Duitsland ook zijn gedaald. 7

De landen hebben zelf de data aangeleverd voor deze dataset. Eurostat heeft na het verkrijgen van de gegevens wel onderzoek gedaan naar de juistheid van de gegevens.

In het tweede deel van dit rapport wordt middels een kwalitatief onderzoek worden de vragen beantwoord wat de nieuwe marktstructuur is en wat oorzaken zijn voor de ontwikkeling van de gasprijzen. Door een analyse van de marktstructuur wordt gekeken of de gasmarkt zich ontwikkeld heeft tot een markt met volledige concurrentie. De gasmarkten van Engeland, Nederland en Duitsland zullen worden beschreven volgens het vijf krachtenmodel van Porter. Hieruit zal naar voren komen wat de oorzaken van de ontwikkeling van gasprijzen. Porter’s model is een model waarmee ik kan beoordelen of de marktstructuur kan leiden tot een intense concurrentie.

2.5 Deelvragen

Deze deelvragen zijn afgeleid van de probleemstelling. Door deze vragen te stellen zal een antwoord gegeven kunnen worden op de probleemstelling.

Algemeen/achtergrondinformatie (hoofdstuk 2) 1) Waarom is de gasmarkt geliberaliseerd?

2) Hoe is het liberaliseringsproces per land verlopen?

Deel 1: ontwikkeling gasprijzen sinds liberalisering (hoofdstuk 3)

3) Zijn de gasprijzen voor huishoudens in Nederland, Engeland en Duitsland gedaald sinds de liberalisering?

4) Zijn de gasprijzen voor industrie in Nederland, Engeland en Duitsland gedaald sinds de liberalisering?

Deel 2: verklaring voor prijsontwikkeling sinds liberalisering (hoofdstuk 4/5) 5) Welke marktvormen zijn er mogelijk?

6) Welke marktvorm leidt tot de meest lage gasprijzen?

7) Tot wat voor marktstructuur heeft de gasmarkt zich ontwikkeld?

8) Heeft de prijsbepaling op de gasmarkt zich ontwikkeld tot Cournot of Bertrand?

9) Hoe ziet het vijf krachtenmodel8 van Porter eruit in de gasmarkten in Nederland, Engeland en Duitsland? Verder uitwerken voor de vijf krachten, dus:

7 www.dte.nl

(12)

• De bedreiging van toetreding van nieuwe bedrijven;

• De intensiteit van mededinging onder bestaande concurrenten; • De druk van substituten;

• De onderhandelingsmacht van de kopers; • De onderhandelingsmacht van de leveranciers.

(13)

3 LIBERALISERING EUROPESE GASMARKT

Dit hoofdstuk zal verder ingaan op het ontstaan van de liberalisering van de gasmarkt in Europa, zodat duidelijk wordt waarom de EU gekozen heeft voor een vrije Europese gasmarkt. Vervolgens behandelt dit hoofdstuk de Europese gasrichtlijn. Hierin staat omschreven welke richtlijnen de Europese Unie heeft opgesteld voor het openstellen van de gasmarkt. Als laatste wordt de uitwerking van de Europese gasrichtlijn in de landen Duitsland, Engeland en Nederland beschreven. Hieruit blijkt dat deze landen op verschillende momenten zijn begonnen met liberaliseren. Ook blijkt dat ze een verschillend stappenplan hebben gehanteerd bij het vrijgeven van de markt.

3.1 Ontstaan liberalisering Europese gasmarkt

9

Het ontstaan van een vrije energiemarkt is een idee van de Europese Unie (EU) en maakt deel uit van de uitgangspunten van de Europese ontwikkeling. De eerste stappen naar een Europees verbond werden gezet in 1951 door het oprichten van het verbond voor de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS). De vorming van de Europese Unie vindt zijn oorsprong in 1958. In dat jaar werd het verdrag van Rome van kracht waarmee de Europese Economische Gemeenschap (EEG) werd opgericht. Het achterliggende idee van het liberaliseren van markten is hiermee ontstaan. Uit artikel 2 van het Verdrag van Rome kan is dit duidelijk terug te vinden, de doelstelling van de EEG wordt als volgt geformuleerd “het bevorderen van de harmonische

ontwikkeling van de economische activiteit binnen de gehele Gemeenschap, een gestadige en evenwichtige expansie, een grotere stabiliteit, een toenemende verbetering van de levensstandaard en nauwere betrekkingen tussen de in de Gemeenschap verenigde staten”.

Het Europese Gemeenschap (EG) verdrag van Rome noemt de instelling van een gemeenschappelijke markt als één van de middelen om haar doelstelling te bereiken. Hieruit valt op te maken dat het EG-verdrag het bovenstaande idee van het liberaliseren van markten verder heeft uitgewerkt. Er moest binnen de gehele Gemeenschap één binnenmarkt komen, waarin hindernissen voor vrij verkeer niet langer mochten bestaan. De gemeenschappelijke markt wordt in het EG-verdrag gekenmerkt door de volgende ‘vier vrijheden’10:

• Vrij verkeer van goederen; • Vrij verkeer van personen; • Vrij verkeer van diensten; • Vrij verkeer van kapitaal.

De algemene doelstellingen van de EU zijn integratie van de markt, deregulering en beperking van overheidsinterventie. Hiermee wil de EU de welvaart laten groeien. Bedrijven worden hierdoor in staat gesteld om verder te groeien dan de nationale grenzen. Het afzetgebied van deze bedrijven is in potentie groter, waardoor schaalvoordelen makkelijker kunnen worden gerealiseerd. Aan de andere kant zal ook op de nationale markt toetreding van buitenlandse concurrenten plaats vinden. Het gevolg hiervan is dat de algehele concurrentiedruk, zowel nationaal als internationaal, zal toenemen. De EU-landen omvatten een steeds kleiner deel van de wereldbevolking. Ze moeten hun krachten blijven bundelen om hun economische groei veilig te stellen en met andere economische grootmachten te kunnen concurreren. Geen enkel EU-land staat in zijn eentje sterk genoeg als speler in de wereldhandel.

Door onder andere de wereldwijde recessie en de oliecrisis kwam het liberaliseren van de handelsbetrekkingen in het gedrang. In 1985 werd het idee van ‘de interne markt’ van Europa nieuw leven ingeblazen. In 1991 is voor de energiemarkten een eerste aanzet gedaan. In dat jaar is een richtlijn aangenomen, waarin omschreven werd hoe de gasdoorvoer in Europa geregeld

9 http://europa.eu

(14)

moest worden. Rond 1995 werd door het Europese Parlement besloten dat de energiemarkten vrijgegeven moesten worden. Dit hebben ze verwerkt in het witboek, een energiebeleid voor de EU. Het Europese energiebeleid kent drie pijlers:

• Voorzieningszekerheid;

• Duurzame energievoorziening; • Marktwerking/ concurrentiekracht.

Om de lange termijn ontwikkeling van en het investeringsklimaat op de elektriciteits- en gasmarkt te bevorderen is het noodzakelijk dat het Europese energiebeleid voorspelbaar is en de verschillende pijlers coherent met elkaar zijn.

Het heeft het nog enkele jaren geduurd, voordat de lidstaten van Europa ook inzagen dat de energiemarkten geliberaliseerd moesten worden. Uiteindelijk is in 1997 ook het vrijgeven van de energiemarkt opgenomen als doelstelling in het verdrag van Amsterdam. De basisfilosofie achter de EU-richtlijnen voor de gasmarkt is dat de ordening via de markt de beste garantie biedt voor een zekere en betaalbare gasvoorziening. De markt die men voor ogen had, had als kenmerk een vrije keuze voor alle consumenten. Deze consumenten kunnen daardoor een prijs-/kwaliteit afweging maken.

3.2 Beschrijving Europese Gasrichtlijn

De lidstaten van Europa hebben in 1998 een Gasrichtlijn11 aangenomen, waaraan de interne markt voor aardgas moest voldoen. In 2003 is deze Gasrichtlijn aangepast. Op basis van deze Gasrichtlijn zijn inmiddels belangrijke delen van de gasmarkt geliberaliseerd. De regels uit de Gasrichtlijn vormen een kader waaraan de lidstaten van de EU zich moeten houden. In deze richtlijn zijn algemene regels opgesteld omtrent de organisatie van de aardgassector. Alle lidstaten van Europa moeten de principes van de Gasrichtlijn opnemen in hun wetgeving.

3.2.1 Doel Europese Gasrichtlijn

De Europese Gasrichtlijn heeft de volgende doelen:12

• Verzekeren van de veiligheid van de energievoorziening;

• Vergemakkelijken van een dichtere integratie van de Communautaire energiemarkten;

• Verbeteren van het concurrentievermogen van de Europese industrie zonder de veiligheid, de kwaliteit en de duurzaamheid van energiemateriaal of de openbare dienstdoelstellingen in het geding te laten komen;

• Uitvoeren van een energiebeleid dat overeenkomt met de duurzame ontwikkelingsdoelstellin-gen, in het bijzonder door rationeler gebruik van energie en de ontwikkeling van hernieuwbare bronnen;

• Het bevorderen van betere kwaliteit van de dienstverlening, het stimuleren van innovatie en het bevorderen van economische efficiëntie oftewel lagere prijzen voor de eindgebruiker; 13 • Het bevorderen van onderzoek en technologische ontwikkeling in de energiesector.

De einddoelstelling van de richtlijn is het tot stand brengen van een interne markt voor energie. Deze interne markt moet een daadwerkelijk geïntegreerde interne markt voor energie zijn die de Europese Unie een concurrerende markt moet geven en de continuïteit van de energievoorziening kan waarborgen.

3.2.2 Inhoud Gasrichtlijn14

In de Gasrichtlijn staan onder andere regels omschreven over hoe bedrijven in de lidstaten om

11 Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad, betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt

voor aardgas, 26 juni 2003

12 http://europa.eu/scadplus/leg/nl/lvb/l27039.htm

13 Algemene Energieraad, Energiemarkten op de weegschaal, een signaleringsadvies van de Algemene Energieraad over de

liberalisering van de Europese Elektriciteitsmarkt, Den Haag, april 2003

14 Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad, betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt

(15)

moeten gaan met de transmissie15, opslag en Liquid Natural Gas (LNG)16 van aardgas. Onderstaande punten zijn de belangrijkste onderdelen van de Gasrichtlijn gezien het onderwerp van dit onderzoek:

Verplichting tot openbare dienstverlening en bescherming van de consument

De aardgasmaatschappijen moeten commerciële bedrijven worden. Deze bedrijven mogen de consumenten niet discrimineren wat rechten en verplichtingen betreft.

De lidstaten mogen de aardgasbedrijven wel openbare dienstverplichtingen opleggen. Deze verplichtingen kunnen gaan over veiligheid, regelmaat, kwaliteit, prijs van de levering en bescher-ming van het milieu.

Toegang tot het netwerk

Een belangrijke spelregel op de Europese gasmarkt is dat spelers toegang moeten krijgen tot het netwerk. Voor een goed werkende concurrentie is vereist dat de toegang tot het netwerk niet-discriminerend, transparant en tegen redelijke prijzen is. Voor de organisatie van de toegang tot het systeem kunnen de lidstaten één van de twee onderstaande of beide procedures kiezen:

• “Negotiated third party access” (nTPA)

De gastransportmaatschappijen krijgen de verplichting om objectief en eerlijk te onderhandelen met een ieder die serieus te kennen geeft van hun transportnetten gebruik te willen maken.

• “Regulated third party access” (rTPA)

De overheidsvoorschriften stellen precies vast hoe, wanneer en tegen welke voorwaarden andere partijen gebruik mogen maken van het netwerk.

Ontvlechting handel en transport (transmissie en distributie17)

Indien er bedrijven zijn die de functie handel en transport beide uitvoeren, zullen deze bedrijven gesplitst moeten worden. Er dient dan een scheiding gemaakt te worden tussen handel en transport.

Monitoren van de leverings- en voorzieningszekerheid

Ieder land moet een regulator aanstellen (artikel 25 lid 1 van de Richtlijn 2003/55/eg). De toezichthouder houdt toezicht op een evenwichtig ontstaan van vraag en aanbod op de nationale markt.

De toezichthouder heeft de volgende functies:18 • Het uitvoeren van toezicht op het netbeheer;

• Het uitvoeren van toezicht op de levering aan beschermde afnemers; • Het houden van toezicht op het gastransport, gasopslag en LNG;

• Het houden van toezicht op de boekhouding, op de informatieverstrekking en op de geheimhouding.

Deze regelgevende instanties zijn onafhankelijk van de gassector. Zij zijn verantwoordelijk voor het garanderen van non-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en doeltreffende marktwerking.

Tijdspad

De EU heeft een tijdpad aangegeven waarin staat wanneer de lidstaten de gasmarkt opengesteld moeten hebben. Het tijdpad is als volgt:

• Voor 1 juli 2004 moeten alle afnemers geliberaliseerd zijn die jaarlijks meer gas verbruiken dan 25 miljoen m3 aardgas. Ook alle gasgestookte elektriciteitscentrales moeten een vrije keuze

15 „transmissie”: transport van aardgas door een hogedrukpijpleidingnet anders dan een upstreampijpleidingnet, met het oog op levering aan afnemers.

16 Het vloeibaar maken van aardgas zodat het gas via een schip getransporteerd kan worden.

17 „distributie”: transport van aardgas via lokale of regionale pijpleidingnetten met het oog op de levering aan afnemers.

(16)

hebben voor een gasleverancier. Daarnaast geldt als eis dat de marktopening mimimaal 20% moet zijn van de jaarlijkse binnenlandse gasconsumptie.

• Uiterlijk vanaf 1 juli 2004 moeten ook alle niet-huishoudelijke afnemers hun eigen gasleverancier kunnen kiezen.

• Vanaf 1 juli 2007 moeten alle afnemers een eigen gasleverancier kunnen kiezen. 19

3.3 Liberalisering drie landen

In deze paragraaf wordt het tijdspad van de liberalisering in Duitsland, Engeland en Nederland weergegeven.

3.3.1 Duitsland

In 1998 is in Duitsland de 'Energiewirtschaftgesetz' oftewel de Duitse gaswet aangenomen. In dat jaar zijn de grootverbruikers- en de huishoudelijke markten in één keer geliberaliseerd. Deze wet heeft in beginsel grote delen van de Europese Gasrichtlijn overgenomen.

In de Duitse gaseconomie heeft de Duitse overheid geen eigendom, omdat alles privaatrechtelijk is georganiseerd. Voordat de markt in Duitsland geliberaliseerd werd, werd de markt door meerdere grote spelers beheerst.

Duitsland heeft in 2005 een onafhankelijke toezichthouder aangesteld, de Bundesnetzagentur. Deze toezichthouder is sinds juli 2005 actief. Op deelstaatniveau is er ook een toezichthoudend orgaan. Dit orgaan is verantwoordelijk voor toezicht op de gasbedrijven in de desbetreffende deelstaat. 20

3.3.2 Engeland

De eerste aanzet tot een gaswet was de 'Oil and Gas Enterprise Act', die in 1982 is aangenomen. In 1986 werd er een nieuwe wet aangenomen, de 'Gas Act', waarmee de grootverbruikersmarkt vrijgegeven werd. Deze wet bevatte procedures voor het ter beschikking stellen van het Britse gaspijpennetwerk aan derden die gas verkochten aan grote industrieën en bedrijven. De daadwerkelijke gasverkoop door een onafhankelijk gasbedrijf vond pas plaats in februari 1990. In het begin van 1996 is eveneens de huishoudelijke markt voor gas opengesteld. De Britse consument had vanaf toen de keus om een gasleverancier te kiezen. 21

Engeland is als één van de eerste landen van Europa gestart met het liberaliseren van de gasmarkt. Voordat men met de liberalisering begonnen is, werd de gasmarkt beheerd door de monopolist British Gas die in het bezit was van de overheid. In 1986 is British Gas geprivatiseerd en heeft de overheid de aandelen van British Gas verkocht. In 1997 is het bedrijf opgesplitst in twee onafhankelijke bedrijven. Het transportnetwerk kwam in handen van Transco en de handelstak kwam in handen van Centrica.

In 1986 werd er een regulator aan gesteld, Office of Gas Supply (OFgas). In 1998 moest de regulator ook toezien op de elektriciteitsmarkten en werd Office of Gas and Electricity Markets (Ofgem) de onafhankelijke regulator. Deze regulator is actief sinds 1998. De doelstellingen van Ofgem zijn het bevorderen van de concurrentie en het reguleren van de delen van de markt waar de concurrentie niet goed tot stand komt. 22

19 http://europa.eu/scadplus/leg/nl/lvb/l27006.htm 20 http://www.bundesnetzagentur.de

21 OECD, Reviews of regulatory reform, Energy Policies of IEA Countries. Regulatory reform in the United Kingdom, vol. 2002, no. 23, Paris, p. 1-157

(17)

3.3.3 Nederland

Het Nederlandse gasbeleid is in overeenstemming gebracht met Europese regelgeving. In 1998 mochten de grootverbruikers hun eigen gasleverancier kiezen. Nederland heeft de eisen van de Europese Richtlijnen verwerkt in de Gaswet die in 2000 van kracht is geworden. Sinds 1 januari 2002 zijn aardgasverbruikers met een afname van 1 miljoen m³ of meer per jaar vrij om een gasleverancier te kiezen. Per 1 juli 2004 is de volledige markt vrijgegeven. Vanaf deze datum konden ook huishoudens en kleine bedrijven zelf kiezen van wie ze gas gingen kopen.23

Het gasaanbod werd beheerd door een monopolist, de Gasunie.24 De Gasunie was voor 50% in handen van de overheid en voor 50% in handen van Shell en Exxon Mobil. Op dit moment is de Gasunie gesplitst in twee bedrijven: de N.V. Nederlandse Gasunie en GasTerra B.V. De Gasunie is nu voor 100% in eigendom van de staat en is verantwoordelijk voor het transport en het netwerk. GasTerra is nog steeds in eigendom van de staat, Shell en Exxon Mobil. GasTerra verhandelt het gas en heeft sinds het openstellen van de markt concurrentie gekregen van andere partijen.

Om erop toe te zien dat er eerlijke concurrentie plaatsvindt, is er een regulator aangesteld genaamd Dienst Uitvoering en Toezicht Energie (DTe). Deze ziet erop toe dat de nieuwe spelregels door de marktspelers worden nageleefd. 25 DTE is sinds 1 januari 1998 actief.

In dit hoofdstuk is uiteengezet hoe de liberalisering van de gasmarkt in Europa en specifiek in Duitsland, Engeland en Nederland is verlopen. In het volgende hoofdstuk zullen de gasprijzen geanalyseerd worden.

23 www.EZ.nl

24 Algemene Energieraad, Gas voor morgen; advies van de energieraad over de Nederlandse beleidsopties in een veranderende mondiale en Europese gasmarkt, Den Haag, 2005

(18)

4 PRIJZEN

In dit hoofdstuk zal een antwoord worden gegeven op het eerste deel van de probleemstelling, namelijk hoe hebben de prijzen zich ontwikkeld in Nederland, Duitsland en Engeland sinds de liberalisering. Voordat deze vraag wordt beantwoord, worden eerst de onderdelen van de gasprijs behandeld, oliekoppeling en spotmarkten behandeld. In de laatste paragraaf worden de gasprijzen voor de industrie en de huishoudens beoordeeld.

4.1 Prijsformule

gas

In deze paragraaf wordt de onderdelen van de gasprijs behandeld. In de laatste subparagraaf wordt de oliekoppeling behandeld en eveneens worden de spotmarkten besproken.

4.1.1 Onderdelen gasprijs

De gasprijs die door eindverbruikers betaald wordt, is opgebouwd uit vier onderdelen: • De prijs van de commodity. Dit is de prijs die betaald wordt voor het gas zelf; • De prijs van transport over het netwerk;

• De prijs van flexibiliteit. Flexibiliteit is benodigd om de piekvraag te kunnen beleveren; • Belastingen.

4.1.2 Oliekoppeling en spotmarkten

De prijsontwikkeling van aardgas is sinds de jaren zestig gekoppeld aan de prijsontwikkeling van aardolie. Deze manier van prijsbepaling is ontstaan in Nederland. Na de vondst van aardgas in Nederland werd besloten de prijs te baseren op alternatieve brandstof(fen), zoals huisbrandolie en stookolie. De olieprijskoppeling is door de meeste landen in Europa overgenomen. De koppeling is gebaseerd op het marktwaarde concept. Dit houdt in dat de gasprijs direct wordt gekoppeld aan de olieprijs. De prijs van gas wordt dan blijvend iets lager vastgesteld dan de concurrerende brandstoffen. Dit maakt het voor de verbruiker niet aantrekkelijk om over te stappen van gas op een olieproduct. De gasprijs van huishoudens is gebaseerd op huisbrandolie en de gasprijs voor de industrie is gebaseerd op stookolie26.

De gasmarkt kenmerkt zich door lange termijn contracten. Voor de te korten of overschotten van gas is een spotmarkt ontwikkeld. Handelaren gebruiken de spotmarkt om op korte termijn tekorten aan te vullen of overschotten kwijt te raken. De termijn van deze contracten op de spotmarkt gaan over dezelfde dag of een day-ahead. Op de spotmarkt wordt onder andere gehandeld in commodity-gas, maar ook in opslag, balancering en kwaliteitsconversie. Oftewel op een spotmarkt wordt alles verhandeld wat relevant is voor de spelers op de gasmarkt.27

De gasprijs op de spotmarkt wordt bepaald door vraag en aanbod. De prijs wordt niet direct beïnvloed door de olieprijs. Een goed werkende spotmarkt moet voldoende volume en voldoende spelers hebben zodat een afzonderlijke speler de (spot)prijs niet kan manipuleren. Een liquide en transparante spotmarkt is een belangrijke voorwaarde voor onafhankelijke handelaren en leveranciers om fluctuaties in afzet zonder grote financiële risico’s te kunnen opvangen. Voor velen is een volwassen termijnmarkt een essentieel onderdeel van de open gasmarkt.

In Engeland is er een redelijk liquide spotmarkt, namelijk het National Balancing Point (NBP).28 De hoogte van de gasprijs wordt in Engeland voornamelijk bepaald door de hoogte van de prijs op de spotmarkten. Op het Europese continent zijn spotmarkten echter nog in ontwikkeling en worden de prijzen voor het grootste deel gebaseerd op de ontwikkeling van de olieprijs. Dit geldt ook voor

26 www.gasunie.nl

27 Algemene Energieraad, Gas voor morgen; advies van de energieraad over de Nederlandse beleidsopties in een veranderende mondiale en Europese gasmarkt, Den Haag, 2005

(19)

Nederland en Duitsland. In Nederland is het TTF in opkomst en de belangrijkste spotmarkt. In Duitsland is in september de spotmarkt, EuroHub, opgeheven. Op dit moment zijn er Duitsland een paar kleine handelsplaatsen, maar deze kunnen niet gezien worden als volwaardige spotmarkten.

4.2 Beoordeling

cijfers

In deze paragraaf zullen de prijzen van gas beoordeeld worden. Als eerst zullen de gasprijzen voor de huishoudelijke klant beoordeeld worden. Vervolgens zullen gasprijzen van de grootverbruikers/industrie beoordeeld worden.

4.2.1 Bron

Voor de drie landen zijn de gasprijzen gebruikt die bij Eurostat beschikbaar waren. De redenen voor het gebruik maken van deze dataset waren de volgende:

• De Europese Commissie maakt bij het doen van onderzoek naar de liberalisering van gasmarkt gebruik van de prijsgegevens van Eurostat.

• De gasprijzen op Eurostat zijn openbaar en kosteloos verkrijgbaar.

De landen hebben zelf via hun statistische organisaties de data aangeleverd voor deze dataset. Eurostat heeft na het verkrijgen van de gegevens onderzoek gedaan naar de juistheid van de gegevens. De prijzen zijn geanalyseerd vanaf 1991 tot en met 2005. Dit betreft een periode van 16 jaren. De prijzen in de dataset zijn op vaste dagen bepaald namelijk op 1 januari en op 1 juli. Hierdoor zijn de prijzen niet aangepast aan de seizoensinvloeden. Deze prijzen zijn inclusief de kosten voor transport en meterkosten maar exclusief belastingen en BTW.29

Voor de gasprijzen zijn geen prijsgegevens gebruikt van de spotmarkten. Deze gegevens zijn namelijk niet kosteloos verkrijgbaar.

Voor de categorie huishoudens is de prijs gebaseerd op een gemiddeld jaarverbruik van 83.7 Giga Joule (GJ). Voor de industrie zijn de cijfers gebaseerd die horen bij een gemiddeld jaarverbruik van 41860 GJ. Deze jaarverbruiken zijn gekozen omdat deze dataset voor de landen het meest volledig waren. De reden voor de gekozen periode is dat de eerste stappen van het liberaliseringsproces in Engeland rond 1990 in werking gezet zijn.

De cijfers van de gasprijzen voor de Nederlandse industrie waren niet volledig. Vanaf het eerste halfjaar 2002 tot en met het eerste half jaar van 2004 ontbraken deze gegevens bij Eurostat. Voor de ontbrekende jaren zijn voor de industrie cijfers gebruikt van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

4.2.2 Methodiek

De cijfers zijn verwerkt in het programma Excel. Eerst worden de prijzen van gas voor de huishoudens vergeleken en vervolgens de prijzen voor de industrie. In de tweede grafiek is per land een trendlijn toegevoegd. De trendlijn is een rechte lijn die de belangrijke punten van een grafiek met elkaar verbindt. Hieruit zal blijken of de gasprijs over een langere termijn gestegen of gedaald is. In de bijlage I zijn de gasprijzen van de huishoudens te vinden en in bijlage II staan de gasprijzen van de industrie. Deze cijfers hebben als basis gediend waarop onderstaande analyses zijn uitgevoerd.

4.2.2.1 Beoordeling gasprijzen huishoudens afgelopen 16 jaren

De eerste grafiek laat zien dat de gasprijzen voor de huishoudens in de afgelopen 16 jaren zijn gestegen. Zoals in figuur 4.1 goed te zien is betalen de huishoudelijke gebruikers in Duitsland het meest voor gas. Het minst betalen de huishoudelijke gebruikers in Engeland.

(20)

onderstaande grafiek zijn trendlijnen te zien, die de lineaire vergelijkingen weergegeven. De Gasprijzen huishoudens 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1991s01 1992s01 1993s01 1994s01 1995s01 1996s01 1997s01 1998s01 1999s01 2000s01 2001s01 2002s01 2003s01 2004s01 2005s01 Jaren Bedrag in euro's

Duitsland (incl. ex-GDR vanaf 1991)

Nederland Engeland

Fig. 4.1

In

trendlijn is een rechte lijn die de belangrijke punten van een grafiek met elkaar verbindt. De prijs van gas is de afgelopen jaren het snelst gestegen in Duitsland met een richtingscoëfficiënt van 0,132. Het minst snel is de gasprijs in Engeland gestegen. Hier was de stijging de afgelopen 16 jaren 0,0216. Nederland zit ertussenin met een richtingscoëfficiënt van 0,1036.

Gasprijzen lineaire vergelijkingen huishoudens y = 0,132x + 5,6605 y = 0,1036x + 4,9805 y = 0,0216x + 6,0491 4 5 6 7 8 9 10 11 12

Lineair (Duitsland (incl. ex-GDR vanaf 1991)) Lineair (Nederland) Lineair (Engeland)

J a re n

(21)

4.2.2.2 Beoordeling effect liberalisering op gasprijzen huishoudens

De gasprijzen zijn in de drie verschillende landen op verschillende tijdstippen vrijgegeven. Het effect van liberalisering wordt in deze subparagraaf onderzocht.

In Duitsland is de gasmarkt sinds 1998 vrijgegeven. De gasprijs voor huishoudens is het eerste anderhalf jaar gedaald tot en met het tweede halfjaar van 1999. Vanaf het eerste halfjaar van 2000 is de gasprijs explosief gestegen. Uit deze grafiek blijkt dat de gasprijs na de liberalisering gestegen is. Dit is duidelijk te zien aan de trendlijn, de gestreepte blauwe lijn die een richtingscoëfficiënt heeft van 0,2536.

Effect liberalisering op gasprijzen Duitsland huishoudens y = 0,2536x + 6,4028 5 6 7 8 9 10 11 1998s01 1998s02 1999s01 1999s02 2000s01 2000s02 2001s01 2001s02 2002s01 2002s02 2003s01 2003s02 2004s01 2004s02 2005s01 2005s02 Jaren

Bedrag in euro's Duitsland (incl.

ex-GDR vanaf 1991) Lineair (Duitsland (incl ex-GDR vanaf

Fig. 4.3

In Engeland is de prijs voor huishoudens in 1996 vrijgegeven. Hier is na het vrijgeven van de markt de prijs op de huishoudelijke markt licht gestegen. Dit is af te lezen uit de onderstaande grafiek. Hier is de richtingscoëfficiënt 0,046.

Effect liberalisering op gasprijzen Engeland huishoudens y = 0,046x + 5,9967 2 3 4 5 6 7 8 1996s01 1997s01 1998s01 1999s01 2000s01 2001s01 2002s01 2003s01 2004s01 2005s01 Jaren B e drag in euro's Engeland Lineair (Engeland) Fig. 4.4

(22)

nog te kort vrijgegeven om het effect op langere termijn te bekijken.

Fig. 4.5

4.2.2.3 Beoordeling gasprijzen industrie afgelopen 16 jaren

ind aren gestegen. In Engeland zijn de

Fig. 4.6

et als bij de huishoudens is de gasprijs voor de industrie in Duitsland het hoogst. Ook stijgt de

Effect liberalisering op gasprijzen Nederland huishoudens y = 0,785x + 7,6333 6,00 7,00 8,00 9,00 10,00 11,00 12,00 13,00 2004s 02 2005s 01 2005s 02 Jaren Bedr ag in eur o 's Nederland Lineair (Nederland)

Voor de ustriële verbruiker is de gasprijs in de afgelopen 16 j

gasprijzen tot en met het tweede half jaar van 1996 gedaald. Na deze daling is de gasprijs in Engeland, net zoals in Nederland en Duitsland, gestegen.

Gasprijzen Industrie 2 3 4 5 6 7 8 1991s01 1992s01 1993s01 1994s01 1995s01 1996s01 1997s01 1998s01 1999s01 2000s01 2001s01 2002s01 2003s01 2004s01 2005s01 Jaren Bedr ag in eur o 's

Duitsland (incl. ex-GDR vanaf 1991)

Nederland Engeland

N

(23)

Gasprijzen lineaire vergelijkingen Industrie y = 0,0995x + 4,0358 y = 0,0757x + 2,7056 y = 0,0548x + 3,1098 2 3 4 5 6 7 8 1991s01 1992s01 1993s01 1994s01 1995s01 1996s01 1997s01 1998s01 1999s01 2000s01 2001s01 2002s01 2003s01 2004s01 2005s01 Jaren Bedr ag in eur o 's Lineair (Duitsland ) Lineair (Nederland) Lineair (Engeland) Fig. 4.7

4.2.2.4 Beoordeling effect liberalisering op gasprijzen industrie

rijz e tijdstippen vrijgegeven. Het

Duitsland is de markt in 1998 in één keer vrijgegeven. De gasprijs voor de huishoudens is daar

Engeland is de prijs voor grootverbruiker al in 1986 vrijgegeven. Maar pas van 1991 zijn cijfers e tijdstippen vrijgegeven. Het

Duitsland is de markt in 1998 in één keer vrijgegeven. De gasprijs voor de huishoudens is daar

Fig. 4.8

Engeland is de prijs voor grootverbruiker al in 1986 vrijgegeven. Maar pas van 1991 zijn cijfers De gasp en zijn in de drie verschillende landen op verschillend op verschillend

effect van liberalisering wordt in deze subparagraaf onderzocht. effect van liberalisering wordt in deze subparagraaf onderzocht.

In In

de eerste anderhalf jaar gedaald waarna de prijs explosief gestegen is. De richtingscoëfficiënt is 0,2162.

de eerste anderhalf jaar gedaald waarna de prijs explosief gestegen is. De richtingscoëfficiënt is 0,2162.

Effect liberalisering op gasprijzen Duitsland industrie y = 0,2162x + 4,3336 2 3 4 5 6 7 8 1997s 02 1998s 01 1998s 02 1999s 01 1999s 02 2000s 01 2000s 02 2001s 01 2001s 02 2002s 01 2002s 02 2003s 01 2003s 02 2004s 01 2004s 02 2005s 01 2005s 02 Jaren Bedr ag in eur o 's

Duitsland (incl ex-GDR vanaf 1991) Lineair (Duitsland (incl ex-GDR vanaf

Fig. 4.8

In In

beschikbaar. De daadwerkelijke vrije verkoop van gas is in 1990 gestart. De prijs van gas is gedaald vanaf het eerste beschikbare jaar 1991 tot en met 1996 tweede kwartaal. Daarna is de prijs van gas gestegen. De richtingscoëfficiënt vanaf 1991 is 0,0548.

beschikbaar. De daadwerkelijke vrije verkoop van gas is in 1990 gestart. De prijs van gas is gedaald vanaf het eerste beschikbare jaar 1991 tot en met 1996 tweede kwartaal. Daarna is de prijs van gas gestegen. De richtingscoëfficiënt vanaf 1991 is 0,0548.

(24)

Effect liberalisering op gasprijzen Engeland industrie y = 0,0548x + 3,1098 2 3 4 5 6 7 8 1991s01 1992s01 1993s01 1994s01 1995s01 1996s01 1997s01 1998s01 1999s01 2000s01 2001s01 2002s01 2003s01 2004s01 2005s01 Jaren B e drag in euro's Engeland Lineair (Engeland) Fig. 4.9

In Nederland is de prijs voor de grootverbruikers in 1998 vrijgegeven. De prijs is hier, net zoals in Duitsland, tot de tweede helft van 1999 gedaald. Daarna is de prijs enkele jaren explosief gestegen, maar wel minder dan in Duitsland. De richtingscoëfficiënt is 0,0965. In de laatste grafiek van de derde bijlage is dit alles af te lezen.

Effect liberalisering op gasprijzen Nederland industrie y = 0,0965x + 3,5836 2 3 4 5 6 7 8 1998s 01 1998s 02 1999s 01 1999s 02 2000s 01 2000s 02 2001s 01 2001s 02 2002s 01 2002s 02 2003s 01 2003s 02 2004s 01 2004s 02 2005s 01 2005s 02 Jaren Bedr ag in eur o 's Nederland Lineair (Nederland) Fig. 4.10

In dit hoofdstuk is gebleken dat de gasprijzen voor de huishoudelijke en de industriële klanten voor alle drie landen na het moment van liberaliseren zijn gestegen. De gasprijzen voor industrie zijn hierbij minder gestegen dan de prijzen voor de huishoudens. Dit is een opmerkelijke bevinding in het licht van de verwachtingen de Europese Unie, één van de hoofddoelen van liberalisering was immers het drukken van de gasprijzen (zie paragraaf 2.2).

(25)

5 HOOFDSTUK MARKTSTRUCTUUR

In dit hoofdstuk wordt de volgende deelvraag beantwoord: wat is de ideale marktvorm teneinde om te komen tot een optimale prijsvorming?

5.1 Marktvormen

In de eerste paragraaf wordt de theorie van marktvormen besproken. In de tweede paragraaf wordt uiteengezet wat de voorwaarden zijn om te komen tot een optimale marktvorm voor de gasmarkt.

5.1.1 Theorie marktvormen

De prijs van een goed wordt bepaald op een markt. De definitie van Cournot van een markt is als volgt: “het volledige grondgebied waarvan de delen zo door de relaties van onbeperkte handel worden verenigd dat de prijzen met gemak en snelheid convergeren tot hetzelfde niveau’’ 30. Een andere definitie geeft aan dat met een markt wordt bedoeld een context waarin aanbieders en afnemers onderhandelen met de intentie een product of dienst uit te wisselen.31 De omvang van een markt wordt bepaald door zijn geografische- en productgrenzen. Sommige producten worden alleen op de lokale markt verhandeld, terwijl andere producten wereldwijd verhandeld worden.

Er zijn vier marktvormen, monopolie, volledige concurrentie, monopolistische concurrentie en oligopolie. Deze vier marktvormen hebben elk verschillende kenmerken en als gevolg van deze verschillende kenmerken wordt de prijs op andere manieren bepaald.

Bij de eerste marktvorm, een monopolie, bestaat de markt uit één verkoper en meerdere kopers. De monopolist als de enige verkoper kan de prijs zelf bepalen. De hoogte van de prijs wordt vaak vastgesteld op het punt waar de winst het hoogst is, de prijs is hoger dan het geval zou zijn op een markt met volledige concurrentie. Om de consument te beschermen tegen woekerprijzen, houdt de overheid vaak toezicht op de hoogte van de prijs. Op de gasmarkt werd de maximale prijs bepaald door de overheid.

Ten tweede is er een markt met volledige concurrentie. Deze markt wordt gekenmerkt door het feit dat er een marktprijs is die alle kopers betalen en alle verkopers ontvangen. Geen speler in de markt kan de prijs beïnvloeden. Elke koper of verkoper is te klein om invloed uit te oefenen op de marktprijs. De prijs bij deze marktvorm wordt bepaald door vraag en aanbod. Er zijn nog twee voorwaarden die van belang zijn voor het ontstaan van een markt met volledige concurrentie. De producten die verkocht worden zijn homogeen en toetreding of uittreding tot de markt is eenvoudig. In vergelijking tot de andere drie marktvormen, is dit de meest efficiënte uitkomst en is de prijs op deze markt het laagst. Deze marktvorm wordt gezien als de meest ideale uitkomst als gevolg van de liberalisering van de gasmarkt.

De derde marktvorm is een markt waar monopolistische concurrentie is. Van monopolistische concurrentie is sprake wanneer er op een markt veel aanbieders zijn die heterogene producten aanbieden. De andere producenten bieden sterk verwante producten aan. Daarnaast geldt voor monopolistische concurrentie dat de toegang tot markt eenvoudig is. Elke producent creëert een markt voor zijn eigen product. De prijs voor dit product kan ook niet vrij bepaald worden. Indien de prijs te hoog wordt, zal de consument uitwijken naar de concurrent. Monopolistische concurrentie houdt het midden tussen monopolie en volledige concurrentie, zo is dit ook het geval met de hoogte van de prijs.

(26)

Als laatste de marktvorm waar een paar bedrijven een product aanbieden en waarbij er veel vragers zijn van het product. Deze marktvorm is een oligopolie. Deze marktvorm ontstaat omdat het voor nieuwe bedrijven moeilijk is om de markt te betreden, er zijn toetredingsbarrières. Het is een marktvorm die erg veel in de werkelijkheid voorkomt. Bij een oligopolie weet elke aanbieder dat zijn handelingen, bijvoorbeeld een prijsverlaging of een productverandering, een merkbare invloed hebben op de afzet van zijn concurrenten. Indien er sprake is van een markt met volledige concurrentie heeft een individueel bedrijf geen invloed op de marktprijs. Op een markt waar sprake is van oligopolie, is dat wel het geval. De acties van een individueel bedrijf zijn van invloed op de hoogte van de marktprijs. Bij een oligopolie weet elke aanbieder dat zijn handelingen, bijvoorbeeld een prijsverlaging of een productverandering, een merkbare invloed heeft op de afzet van zijn concurrenten. 32 Er zijn twee soorten oligopolistische modellen, het Cournot model en het Bertrand model.

Bij het Cournot model kiezen de bedrijven eerst hoeveel producten ze willen aanbieden en dan volgt daar de prijs uit voor de totale hoeveelheid die op de markt wordt aangeboden. Deze manier van prijszetting is dus passieve manier van prijszetten. Bij het nemen van deze hoeveelheidsbeslissing houden de bedrijven rekening met de hoeveelheid die de concurrent aan zal gaan bieden. Ze gaan er hierbij vanuit dat de concurrent zich houdt aan deze beslissing. Het is bij dit model niet mogelijk om klanten weg te kapen bij je concurrent door middel van prijsverlaging. De reden is dat je geen verandering meer kunt maken in je aan te bieden hoeveelheid. Daarom is het dus niet mogelijk om meer producten te gaan verkopen. Het constant verlagen van je prijs heeft dan geen zin omdat dit voor het bedrijf zelf nadelig is. De marktprijs is die prijs waarbij alle bedrijven op de markt hun output kunnen verkopen.

Indien bedrijven volgens het Bertrand model concurreren dan is de prijszetting actief. De bedrijven bepalen elk eerst de prijs waarmee ze hun eigen winst maximaliseren. Hieruit volgt de hoeveelheid producten die ze willen gaan aanbieden. Hierbij houden ze rekening met wat voor prijs ze denken dat de concurrent gaat vragen. De hoeveelheid producten kan het bedrijf makkelijk aanpassen, zodat er bij een prijsverlaging meer producten verkocht kunnen worden. Dus doormiddel van Bertrand concurrentie kun je klanten bij de concurrent weg halen. Indien de bedrijven producten aanbieden die perfecte substituten zijn, zal er agressief op prijs geconcurreerd worden. Als de bedrijven door gaan met het constant verlagen van de prijs, zullen ze uiteindelijk geen winst meer gaan behalen. Indien geconcurreerd zal worden via Cournot in plaats van Bertrand, dan zal de marktprijs hoger zijn zodat er nog winst behaald wordt.

5.1.2 Optimale marktvorm

Voordat de liberalisering van de gasmarkt in gang gezet werd, waren de meeste nationale gasmarkten monopoliemarkten. De EU dacht dat de marktliberalisering invloed zou hebben op de marktstructuur, zodat volledige concurrentie zou ontstaan. Deze marktvorm zou een verlagende invloed hebben op de gasprijzen. Een optimale marktvorm vanuit EU oogpunt is één Europese gasmarkt waar volledige concurrentie bestaat zonder toetredingsbarrières. Een geijkte marktvorm om deze doelstellingen te behalen is de marktvorm van volledige vrije mededinging. Voordat deze marktvorm kan ontstaan dient te worden voldaan aan twee voorwaarden, er moet sprake zijn van een homogeen product en toetreding tot de markt moet niet worden gehinderd door toetredingsbarrières. Aan de eerste voorwaarde wordt voldaan, gas is namelijk een homogeen product. Maar aan de tweede voorwaarde kan minder goed voldaan worden, dit belemmert het ontstaan van volledig vrije mededinging.

Gas wordt getransporteerd via een netwerk en om toegang te krijgen tot dit netwerk en de markt moet voldaan worden aan een meerdere voorwaarden. In Nederland en Engeland is het netwerk in het bezit van de overheid en liggen de tarieven voor toegang tot het net vast. Een toekomstig leverancier van gas zal een leveringsvergunning moet aanvragen. Duitsland daarentegen is toetreden tot de markt moeilijker, omdat het netwerk daar in handen is van 19 partijen en geen

(27)

vast tarief is vastgesteld voor het gebruik van het netwerk. Om toegang tot de Duitse markt te krijgen dient er met een groot aantal partijen te worden onderhandeld, dit maakt toegang moeilijker. Als gevolg van bovengenoemde toegangsbarrières zijn er nog steeds nationale gasmarkten. Bij vermindering van deze toetredingsbarrières zou de totstandkoming van één internationale gasmarkt makkelijker kunnen worden verwezenlijkt, er zou dan één internationale gasmarkt kunnen ontstaan in de vorm van volledige vrije mededinging en volledige concurrentie. De consumenten zullen dan een lagere prijs betalen in vergelijking tot de nationale markt met volledige concurrentie, omdat de concurrentie op een vrijgegeven internationale markt naar verwachting heviger zal zijn. Een Nederlandse consument kan dan bijvoorbeeld gas kopen van een gasleverancier in Duitsland. Deze gasleverancier heeft dan geen toetredingsbarrières en kan eenvoudig dit gas vanuit Duitsland leveren aan de Nederlandse consument.33

5.1.3 Werkelijke marktvorm

Op dit moment ziet het er naar uit dat de gasmarkt zich ontwikkelt tot nationale oligopolie markten. Dit geeft Kingma34 in zijn artikel ook aan. Dit is het gevolg van het geringe aantal aanbieders van gas. Hierdoor zal de gasmarkt zich niet ontwikkelen tot een markt met volledige concurrentie.35 Er zijn op dit moment nog maar een beperkt aantal marktspelers waardoor er nog lang geen sprake is van volledige concurrentie. Of er echte concurrentie tot stand komt, zal nog moeten blijken.

Boots36 geeft aan dat het Cournot model op de gasmarkt van toepassing is. Op de gasmarkt is het gebruikelijk dat er eerst hoeveelheidsbeslissingen worden genomen, waarna hierop volgend de prijs bepaald wordt. Het gas wordt op basis van lange termijn take-or-pay contracten gekocht en de bedrijven moeten daarom van tevoren productiebeslissingen maken. Ook zijn de kosten van het opslaan van gas hoog, waardoor er moeilijk met de hoeveelheid gespeculeerd kan worden. Bij het concurreren à la Cournot is het mogelijk om winst te behalen, omdat er niet fel op de prijs geconcurreerd wordt. Het Cournot model is in vergelijking met Bertrand minder prijs agressief en resulteert in winst en een prijs die hoger is dan de marginale en gemiddelde kosten.

Eveneens beschrijft het GASTALE model de gasmarkt als een oligopoliemarkt. De onderzochte resultaten worden vergeleken met een benchmark. Bij deze benchmark gaat men uit van de meest concurrerende marktsituatie, op de markten van producenten en handelaren is dan sprake van volledige concurrentie en er wordt geen prijsdiscriminatie toegepast. Het model heeft een structuur op twee niveaus, waarin de producenten (upstream) elkaar beconcurreren a la Cournot37. Elke producent gedraagt zich als een Stackelbergleider38 met betrekking tot handelaren die Cournot oligopolisten of perfecte concurrenten kunnen zijn. Het resultaat van het onderzoek is dat het verschil in het gedrag van de handelaren van grote invloed is op de prijs. Indien de handelaren zich gedragen als oligopolisten dan is de prijs 7% tot 89 % hoger dan de benchmark. In het geval waar de handelaren zich gedragen als perfecte concurrentie dan is de prijs 3 tot 36 % hoger dan de benchmark. In dit laatste geval zullen de handelaren geen winst maken, die winst komt dan alleen toe aan de producenten. Hieruit kan geconcludeerd worden dat gasprijs op een oligopoliemarkt hoger is dan op een markt met volledige concurrentie.

De liberalisering van de gasmarkt heeft dus niet het gewenste resultaat opgeleverd wat de EU voor ogen had. Er is een markt ontstaan waar enige concurrentie is, maar van een markt met volledige concurrentie is geen sprake. Voorheen kon de overheid nog invloed uitoefenen op de marktprijs en dus was de gasprijs niet hoog of werd er voor bepaalde bedrijfstakken een speciaal tarief

33 Martin, S, Industrial organization, a European Perspective, 2001, New York

34 Kingma, D. e.a, 'Concurrentie op de energiemarkt;Liberalisering van de energiemarkten heeft een geringe invloed op de eindverbruikersprijzen en het energieverbruik', monitor energiemarkt, 2002, p 156-158

35 Suslow, V. Y. en Hamilton, J., Microeconomics, studyguide, 2001, New Jersey

36 Boots, M.G., F. Rijkers en B. Hobbs (2003): GASTALE: An oligopolistic model of production and trade in the European gas market. ECN-R-03-001. Petten, augustus 2003

37 Cournot: elk bedrijf kiest de hoeveelheid die geproduceerd gaat, rekening houdend met de hoeveelheid die het andere bedrijf aanbiedt

(28)

berekend. Nu is dat niet meer mogelijk is en is de gasprijs gestegen. Dit heeft grote gevolgen gehad voor bedrijven die sterk afhankelijk zijn van gas en veel bedrijven zijn failliet gegaan. De gasprijs zal in de toekomst alleen maar hoger worden omdat het gas steeds schaarser wordt. Dus was een monopoliemarkt eigenlijk voor de gasmarkt niet slecht omdat er dan nog enige invloed uitgeoefend kon worden op de gasprijs. In de volgende paragraaf zal per land beoordeeld worden hoe de concurrentie per land gestructureerd is.

5.2 Marktvormen voor liberalisering

De marktvormen van de drie landen die onderwerp zijn van dit onderzoek zullen in deze paragraaf behandeld worden. Dit gebeurt per land omdat dit per land verschilde.

5.2.1 Duitsland

De markt in Duitsland is van oorsprong privaatrechtelijk georganiseerd. Het gasnetwerk in Duitsland is in handen van 19 marktpartijen. De overheid had hier geen aandeel in. Deze marktpartijen hadden de markt onderling verdeeld en elk bedrijf had een eigen verzorgingsgebied. In Duitsland was dus sprake van lokale monopolies.

5.2.2 Engeland

De gasmarkt in Engeland was voor de liberalisering in handen van British Gas, wat een overheidsbedrijf was. British Gas was een verticaal geïntegreerd bedrijf dat zowel de distributie als de transmissie voor haar rekening nam. Bovendien was British Gas degene die het gas verkocht aan de groot- en kleinverbruikers. Hier was dus ook sprake van een monopolie situatie, de overheid kon hier invloed uitoefenen op de prijs.

5.2.3 Nederland

In Nederland was de gasmarkt voor liberalisering een monopoliemarkt. De gasmarkt was in twee delen verdeeld. De Gasunie bezat het hoofdtransportnetwerk en leverde aan grootverbruikers en aan de kleinere distributiebedrijven. Vervolgens leverden deze distributiebedrijven gas aan de kleinverbruiken. Deze bedrijven hadden ieder een eigen verzorgingsgebied. De markt en de prijs werden gecontroleerd door de overheid.

Conclusie: uitgangssituatie monopolie met behoorlijke mogelijkheid voor de overheid om prijs te beïnvloeden voor (specifieke) segmenten.

5.3 Marktvormen na liberalisering

In de paragraaf wordt eerst de marktvorm in Noord West Europa besproken en vervolgens wordt de marktvorm per land na de liberalisering besproken.

5.3.1 Marktvorm in Noord West Europa op handelaarniveau

Sinds de liberalisering is de gasmarkt internationaler geworden. Na het openstellen van de gasmarkt zijn er wel degelijk nieuwe partijen op de markt gekomen. Maar deze nieuwe partijen waren al actief op een gasmarkt van een ander land in Noord Europa. Deze partijen gingen elkaars markt betreden. Voorbeelden zijn bijvoorbeeld Ruhrgas die actief zijn geworden op de Nederlands markt. In Engeland zijn bijvoorbeeld een Eni (Italiaans), Ruhrgas (Duits), Gdf (Frans) en Statoil (Noors) toegetreden. Er is dus wel nieuwe concurrentie op de Engelse gasmarkt gekomen, maar dit zijn geen nieuwe partijen op de Europese gasmarkt.

Daarnaast zijn er ook veel international fusies en overnames. Bijvoorbeeld Centrica (Engeland) heeft Oxxio in Nederland overgenomen om toegang te krijgen tot de Nederlandse markt.

(29)

actief te zijn. De Russische gasproducent Gazprom is bijvoorbeeld bezig om ook als gasleverancier actief te worden op de markt. Ook zijn er in de afgelopen jaren internationale, nationale fusies en overnames geweest, wat de concentratiegraad heeft verhoogd. Bijvoorbeeld Suez heeft Electrabel in 2005 overgenomen.39 In de toekomst willen nog veel meer partijen fuseren, wat de concentratiegraad nog verder zal verhogen. Eon (Duitsland) wil bijvoorbeeld graag fuseren met het Spaanse Endesa.

Ook op nationaal niveau is er de trend van fuseren en overnames. Eon is gefuseerd met Ruhrgas en in 2005 heeft Eon Ruhrgas ook NRE Energie overgenomen.40 In Nederland willen Essent en Nuon41 graag fuseren en het Schiedamse ONS is overgenomen door Eneco42. In Frankrijk wil Gas de France graag met Suez fuseren. Deze fusiegolf heeft zich met name voorgedaan in Noord West Europa. Als gevolg van deze fusiegolf en de verticale integratie in Noord West Europa daalt het aantal spelers op de markt en is de concentratiegraad groter geworden. Het ziet er ook niet naar uit dat de gasmarkt zich alsnog gaat ontwikkelen tot een markt waar volledige concurrentie is. De gasmarkt zal waarschijnlijk de marktstructuur behouden die op dit moment aanwezig is op de gasmarkt namelijk een Cournot oligopolie.

5.3.2 Marktvorm per land

In de volgende paragraaf wordt kort de marktvorm na liberalisering per land beschreven.

5.3.2.1 Nederland

De gasmarkt in Nederland is een oligopolie geworden. In de grootverbruikersmarkt heeft GasTerra een groot marktaandeel, 80 %. GasTerra heeft als enige partij in Nederland toegang tot een grote hoeveelheid gas, hierdoor zal het marktaandeel van GasTerra niet veel veranderen. 43 Verder is de kleinverbruikersmarkt in handen van de drie grote energiebedrijven: Nuon, Essent en Eneco. Deze drie bedrijven bezitten samen 83 % van de markt.44

5.3.2.2 Duitsland

In Duitsland is de gasmarkt nog niet veel veranderd. Er is ongeveer een jaar geleden een toezichthouder actief, maar die heeft weinig invloed uit kunnen oefenen. De toegang tot het netwerk is nog steeds moeilijk. Het transportnetwerk is in handen van meerdere bedrijven, van E.on Ruhrgas, Thyssengas, Wingas, VNG en BEB. Sinds 1998 is Ruhrgas de meest dominante marktpartij. Dit bedrijf bezit 50 % van de grootverbruikers markt en bezit meer dan een derde van het transmissienetwerk. Op de Duitse markt zijn dus veel bedrijven actief op de markt, maar er is weinig tot geen concurrentie.45/ 46 Daarom kan de markt nog steeds gezien worden als een markt met regionale monopolies.

5.3.2.3 Engeland

De gasmarkt in Engeland heeft zich het beste ontwikkeld. Vooral op de gasmarkt voor de grootverbruikers zijn veel nieuwe concurrenten gekomen en die hebben vergelijkbare marktaandelen. Op deze markt zijn ongeveer 13 partijen aanwezig. Maar veel van deze nieuwe

39 http://www.suez.fr 40 http://www.ruhrgas.de 41 http://www.essent.nl 42 http://www.eneco.nl

43 DTE, onderzoek marktwerking groothandelsmarkt gas, Den Haag, 2005

44 Commissie van de Europese gemeenschappen, Mededeling van de commissie aan de raad en het Europees Parlement, Verslag over de vorderingen die worden gemaakt bij de totstandbrenging van de interne markt voor gas en elektriciteit, Brussel, 2005

45 Algemene Energieraad, Gas voor morgen; advies van de energieraad over de Nederlandse beleidsopties in een veranderende mondiale en Europese gasmarkt, Den Haag, 2005, 2005

46 Commissie van de Europese gemeenschappen, Mededeling van de commissie aan de raad en het Europees Parlement, Verslag over de vorderingen die worden gemaakt bij de totstandbrenging van de interne markt voor gas en elektriciteit, Brussel, 2005

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De instrumenten die worden ingezet om de vier publieke belangen te borgen, hebben veelal een ver plicht karakter en zijn vooral gebaseerd op goed georganiseerd toezicht.. De

Voor wie in de gaten heeft dat fundamentele kwesties rond de verhouding tussen wetgever, bestuur en rechter (trias politica, checks and balances; beoordelingsruimte versus

Er zijn verschillende redenen waarom een overheid aan aanbieders een universele dienstverleningsplicht kan opleggen, de belangrijkste is die van sociaal-economische aard:

Bij vrij zwevende wisselkcersen is de groei van de bitmenlandse geldhceveelheid in principe beheersbaar door de monetaire autoriteiten. In de praktijk is de interne beleidsautonomie

Aldus wordt een beeld verkregen van waarschijnlijk twee, misschien zelfs drie al dan niet gelijktijdige late ijzertijd erven die gelegen zijn binnen een door verschillende

Dat gaat wel gepaard met een grote inzet van alle be- langrijke duurzame energiebronnen (zon, wind, biomassa en omgevingswarmte), ook al wordt daarnaast ook op grote schaal

Een Beweisthemaverbot kan bijvoorbeeld bepalen dat een getuige met betreldcing tot een bepaald onderwerp geen uitspraken mag doen, zoals staatsgeheimen." Een

De door de regering voorgestelde zelfreguleringsaanpak, waarbij filesharing vooral door ISP’s en rechthebbenden zou worden bestreden, vond geen steun in het veld, omdat niet