• No results found

Recreatiegebied Oortjespad

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Recreatiegebied Oortjespad"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Recreatiegebied Oortjespad

- verkeersonderzoek-

Kameryck en Recreatieschap Stichtse

Groenlanden

(2)

Recreatiegebied Oortjespad - verkeersonderzoek -

Kameryck en Recreatieschap Stichtse Groen- landen

projectnummer: wrn-004

(3)

Inhoudsopgave

1.  Inleiding 1 

1.1.  Algemeen 1 

1.2.  Leeswijzer 1 

2.  Verkeerplanologische aspecten 2 

2.1.  Verkeersgeneratie 2 

2.1.1.  Algemeen 2 

2.1.2.  Verkeersgeneratie 2  2.1.3.  Intensiteiten 6  2.1.4.  Parkeersituatie 7  2.1.5.  Ontsluiting plangebied 8  3.  Wettelijk kader 9 

3.1.  Wet geluidhinder 9 

3.1.1.  Algemeen 9 

3.1.2.  Geluidszone 9  3.1.3.  Nieuwe situaties 10  3.2.  Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012 11  3.2.1.  Algemeen 11  3.2.2.  Correctie op de berekende geluidsbelasting wegverkeerslawaai 11  3.2.3.  2 rekenmethodieken 11  3.3.  Wet Milieubeheer (Wet Luchtkwaliteit) 12  4.  Model 15 

4.1.  Akoestisch model 15 

4.2.  Luchtkwaliteitmodel 16 

5.  Resultaten 17 

5.1.  Akoestisch onderzoek 17 

5.2.  Resultaten variant 1 17 

5.3.  Resultaten variant 2 17 

5.4.  Vergelijking resultaten variant 1 – variant 2 18 

5.5.  Luchtkwaliteitonderzoek 19 

6.  Conclusies 20 

6.1.  Verkeersplanologische aspecten 20 

6.2.  Akoestisch- en luchtkwaliteitonderzoek 21 

Afbeeldingen

1. Verdeling extra verkeer na uitbreiding 2. Intensiteiten toekomstige situatie 3. Toekomstige ontsluiting plangebied

(4)

Bijlagen

1. Verkeersgegevens 2. Akoestisch model

3. Resultaten akoestisch onderzoek

(5)

1. Inleiding

1.1. Algemeen

In de gemeente Woerden bestaan plannen om het recreatieve knooppunt Oortjes- pad in het Groene Hart uit te breiden. Er zijn concrete uitbreidingsplannen voor de bestaande voorzieningen in het multifunctionele recreatiecentrum Kameryck.

Daarnaast is een uitbreiding gepland voor de kinderboerderij. Dit bestaat uit de realisatie van een pannenkoekenrestaurant, een midgetgolfbaan, enkele (gratis) speelvoorzieningen op en aan het water, een touwparcours in de bomen en een wandelpad rondom de plas met een vogelobservatie. Een overzicht van de be- staande en de toekomstige situatie is weergegeven in figuur 1 en figuur 2.

U heeft aangegeven graag inzicht te willen hebben in de (verkeerskundige) conse- quenties van deze ontwikkeling waarbij antwoord moet worden gegeven op de onderstaande vragen:

• Wat is de toekomstige verkeersgeneratie van het plangebied op een gemiddelde weekdag en op de piekdag?

• Hoe gaan de intensiteiten op de wegen in de directe omgeving van het plange- bied wijzigen als gevolg van de ruimtelijke ontwikkeling?

• In hoeverre past deze extra verkeersvraag binnen de (huidige) capaciteit van deze wegen (rekening houdend met de functie van de wegen)?

• Kan de toekomstige parkeerbehoefte worden opgevangen binnen de in het plan opgenomen parkeercapaciteit op eigen terrein?

• Hoe kan het plangebied op een zo optimaal mogelijke manier worden ontsloten?

• Wat zijn de akoestische consequenties van deze ontwikkeling op de gevels van geluidgevoelige objecten in de directe omgeving van het plangebied en wat zijn de gevolgen voor de luchtkwaliteit?

Stedenbouwkundig adviesbureau Amer heeft aan BVA Verkeersadviezen gevraagd om antwoord te geven op de bovenstaande vragen door het uitvoeren van diverse onderzoeken. De voorliggende rapportage is een weergave van de opzet en resul- taten van deze onderzoeken.

1.2. Leeswijzer

Hoofdstuk 2 van dit rapport geeft een beschrijving van de toekomstige verkeers- generatie, de parkeersituatie en de ontsluiting van het recreatiegebied. In hoofd- stuk 3 wordt ingegaan op het wettelijke kader, de Wet geluidhinder en de Wet mi- lieubeheer en de daarin opgenomen normen. In hoofdstuk 4 en 5 komen de ver- keersgegevens en de opbouw van het akoestisch- en luchtkwaliteitmodel aan de orde. De conclusies en de eventueel te nemen vervolgstappen worden ten slotte behandeld in hoofdstuk 6.

(6)

Figuur 1: bestaande situatie recreatiegebied Oortjespad

(7)

Figuur 2: toekomstige situatie recreatiegebied Oortjespad

(8)

2. Verkeerplanologische aspecten

2.1. Verkeersgeneratie

2.1.1. Algemeen

De voorgenomen ontwikkeling is van invloed op de verkeerssituatie in en in de di- recte omgeving van het plangebied. Het aantal ritten van en naar het plangebied zal, als gevolg van de uitbreiding, in de toekomstige situatie toe gaan nemen. Dit heeft niet alleen invloed op de verkeerssituatie op wegen in de directe omgeving, maar ook bijvoorbeeld op de parkeersituatie in het plangebied zelf.

De eerste stap om te achterhalen hoe de intensiteit op de wegen in de directe om- geving gaat veranderen is het bepalen van de toekomstige verkeersgeneratie.

Kortom er dient te worden bepaald hoeveel mensen die een herkomst en bestem- ming hebben in het plangebied gebruik maken van de auto. Aangezien het in deze situatie alleen gaat om uitbreiding van bestaande of het realiseren van nieuwe voorzieningen is het niet noodzakelijk de verkeersgeneratie in de huidige situatie per functie te bepalen. Wanneer er namelijk sprake zou zijn van vervanging van voorzieningen dan dient eerst het aantal motorvoertuigbewegingen, gegenereerd door de bestaande functies, op de totale intensiteit in mindering te worden ge- bracht alvorens de toekomstige intensiteit kan worden bepaald.

Voor het bepalen van de verkeersgeneratie van een recreatiegebied is niet direct één kencijfer voorhanden. Dit heeft te maken met de diversiteit (qua type en ge- bruik) van de in het plangebied aanwezige en geplande voorzieningen. Er zijn ech- ter wel richtlijnen voorhanden waarin de stappen worden beschreven om te komen tot een inschatting van de verkeersgeneratie voor het plangebied. Deze richtlijnen zijn opgenomen in CROW publicatie 305 "Verkeersgeneratie Leisure". In onze be- rekeningen maken wij gebruik van de informatie zoals opgenomen in deze publica- tie. In de publicatie wordt specifiek ingegaan op de verkeersaantrekkende werking van voorzieningen met enorme variëteit aan vormen en gebruik. Het gaat om de verkeersgeneratie van zogenoemde "leisurevoorzieningen". In de publicatie wordt onderscheid gemaakt tussen gangbare, bijzondere en unieke leisurevoorzieningen.

Conform de publicatie valt (een deel van) de voorzieningen in het recreatiegebied onder de noemer van een bijzondere leisurevoorziening.

2.1.2. Verkeersgeneratie

Het bepalen van de verkeersgeneratie voor de nieuwe voorzieningen vindt plaats op basis van de (te verwachten) bezoekersaantallen voor de kinderboerderij en Kameryck, zoals deze zijn opgenomen in de "Visie ontwikkeling recreatiegebied Oortjespad". Het totaal aantal verwachte bezoekers op jaarbasis bedraagt circa 250.000 voor het gehele recreatiegebied. Dit totaal aantal bezoekers is onder te

(9)

verdelen in het aantal bezoekers per type voorziening (zie tabel 1). De beschreven aantallen zijn enerzijds verkregen op basis van tellingen (onderzoek Grontmij 2007 en 2008) en anderzijds op basis van ervaringscijfers van Kameryck en het recrea- tieschap. Als objectief onderliggende data is gebruik gemaakt van de omzetcijfers van Kameryck.

Tabel 1: Verwachte aantal jaarbezoekers recreatiegebied Oortjespad per voorziening*

Arrangementen / bedrijfsuitjes

Groepsaccomodatie / overnachtingen Recreatiegebied / Plas

Recepties - Diners - Bruiloften

Pitch en Putt Golf

Congressen / bedrijfsevenementen

Vergaderen

Totaal 250.000

70.000 Kinderboerderij / speelvoorzieningen / midgetgolf /

pannenkoekenrestaurant

11.000 12.000 Aantal jaarbezoekers Type voorziening

12.500

3.500 100.000

15.000

26.000

BRON: Visie ontwikkeling recreatiegebied Oortjespad “Kameryck en Recreatieschap Stichtse Groenlanden”

(*) Ten behoeve van berekeningen aangaande de belasting van de omgeving op het gebied van verkeer,geluid en parkeren, is gere- kend met een aantalbezoekers van 250.000 op jaarbasis. Er is bewust een marge aangehouden in dit aantal. De aangehouden marge is als toets bedoeld om te kijken of de capaciteit van de wegen en de parkeerplaatsen (geluid) deze piekbelasting (altijd) zou aankun- nen op een piekdag (maatgevende dag). Dit betreft echter een hypothetisch (extreem hoog) scenario,waarbij men bewust op zoek gaat naar een mogelijke uiterste piekbelasting op een piekdag (maatgevende dag). De werkelijk te verwachten bezoekersaantallen liggen dus lager en zullen naar verwachting (maximaal) rond de 240.000 liggen. De aantallen zijn in alle categorieën van bezoekers verhoogd. De kans dat dit in de praktijk voorkomt is uiterst klein. Een toelichting op de berekening van de bezoekersaantallen is op- genomen in de toelichting van het bestemmingsplan.

De bezoekersaantallen voor bijna alle voorzieningen zijn sterk afhankelijk van het seizoen, de schoolvakantie en de weersomstandigheden. Tabel 2 geeft een weer- gave van de periode van het jaar waarin de verschillende voorzieningen “beschik- baar” zijn (geel gemarkeerd). De bezoekersaantallen zullen zich niet gelijkmatig verdelen over de beschikbare periode, maar sterk fluctueren. Om de maatgevende periode te bepalen is het daarom noodzakelijk om een inschatting te maken van de verdeling van de bezoekersaantallen over de aangegeven periode.

(10)

Tabel 2: Beschikbaarheid van de voorzieningen over het jaar

voorziening jan feb maa apr mei jun jul aug sep okt nov dec

Kinderboerderij / speelvoorzieningen / midgetgolf

Vergaderen

Congressen / bedrijfsevenementen Pitch en Putt Golf Recepties - Diners - Bruiloften Recreatiegebied / Plas Groepsaccomodatie / overnachtingen Arrangementen / bedrijfsuitjes

De vraag is nu wanneer zich de “echte” piek voordoet. Gezien tabel 5 zal de piek- dag zich ergens bevinden in de periode van april t/m oktober. Op basis van de om- zetcijfers van Kameryck kan worden geconcludeerd dat 75% van de jaaromzet wordt behaald in het hoogseizoen (22 weken). Op basis hiervan kan de aanname gedaan worden dat 75% van het aantal jaarbezoekers in deze periode naar het re- creatiegebied komt. Dit geldt echter niet voor de recepties, bruiloften en diners, omdat deze het hele jaar door plaatsvinden. Wij gaan er in de berekening vanuit dat circa 50% van deze activiteiten in het hoogseizoen plaatsvindt. Voor de con- gressen, bedrijfsevenementen en de vergaderingen die plaatsvinden bij Kameryck gaan wij uit van een bezoekersaandeel in het hoogseizoen van 40%. Deze stap re- sulteert in het aantal bezoekers voor het recreatiegebied in het hoogseizoen. Deze aantal bezoekers zijn terug gerekend naar het aantal bezoekers per week in het hoogseizoen.

Tabel 3: Verwachte aantal bezoekers per jaar en in het hoogseizoen

15.000 26.000 11.000 12.000 Arrangementen / bedrijfsuitjes

Groepsaccomodatie / overnachtingen Recreatiegebied / Plas

Recepties - Diner - Bruiloften Pitch en Putt Golf

Congressen / bedrijfsevenementen Vergaderen

52.500 175.700

200 218 2.386 7.986

Totaal 250.000

4.400

70.000 Kinderboerderij / speelvoorzieningen / midgetgolf /

pannenkoekenrestaurant

Aantal jaarbezoekers Aantal bezoekers hoogseizoen Aantal bezoekers hoogseizoen per week

426 119 3.409

341 886 9.375

2.625 75.000

7.500 19.500

4.800 Type voorziening

12.500 3.500 100.000

BRON: Visie ontwikkeling recreatiegebied Oortjespad “Kameryck en Recreatieschap Stichtse Groenlanden”

In CROW publicatie 305 wordt beschreven dat op de drukste dag van een recrea- tiegebied gemiddeld 43% van het aantal weekbezoekers (betreft een zaterdag,

(11)

zondag of feestdag) het recreatiegebied bezoekt. Uit de omzetcijfers van Kamery- ck blijkt echter dat in deze situatie op een drukke dag 1/3 van de weekomzet wordt behaald. Voor de bezoekersaantallen mag worden verwacht dat dit even- eens geldt. In het weekend vinden geen congressen, bedrijfsevenementen en ver- gaderingen plaats. Deze hebben daarmee geen aandeel in het aantal bezoekers op de piekdag. In tabel 4 zijn de bezoekersaantallen op een gemiddelde dag en op een piekdag weergegeven.

Tabel 4: Bezoekersaantallen gemiddelde dag en piekdag

71 295

Type voorziening Gemiddelde dag Piekdag

Arrangementen / bedrijfsuitjes 34 142

Groepsaccomodatie / overnachtingen 10 40

Kinderboerderij / speelvoorzieningen / midgetgolf /

pannenkoekenrestaurant 192 795

Totaal 685 2.523

Congressen / bedrijfsevenementen 30 0

Vergaderen 33 0

Recreatiegebied / Plas 274 1.136

Recepties - Diner - Bruiloften 41 114

Pitch en Putt Golf

Op een gemiddelde dag bedraagt het aantal bezoekers voor het totale recreatiege- bied 685 en op de piekdag betreft dit 2.523. Al deze bezoekers komen echter niet allemaal met de auto. In de CROW publicatie wordt beschreven dat gemiddeld 51% van de bezoekers aan een recreatiegebied met de auto komt. Veiligheidshal- ve gaan wij er in onze berekening van uit dat circa 75% van de bezoekers met de auto komt. Daarnaast geldt een autobezetting van gemiddeld 2,5 personen per au- to (bron: CROW publicatie 305). Dit resulteert op een gemiddelde dag in circa 206 auto’s en op de piekdag betreft dit circa 757 auto’s. De verkeersgeneratie van het recreatiegebied betreft op een gemiddelde werkdag circa 412 ritten van en naar het plangebied en op een piekdag betreft dit aantal circa 1.514.

Uit een onderzoek dat is verricht door de Grontmij (in opdracht van het Recreatie- schap) in 2008 is gebleken dat het aantal bezoekers in dat jaar circa 197.000 be- draagt. Daarnaast is met het onderzoek aangetoond dat het aantal auto’s dat op een gemiddelde dag aankomt bij het recreatiegebied circa 123 bedraagt, op een piekdag betreft dit circa 525 auto’s. Respectievelijk worden er 246 ritten op een gemiddelde dag en 1.050 ritten op een piekdag gegenereerd.

Door de uitbreiding van het Oortjespad zijn dus circa 53.000 bezoekers op jaarba- sis meer te verwachten in het plangebied. Deze “extra” bezoekers komen voor re- kening van de uitbreiding van Kameryck met circa 400 m2 en de uitbreiding van de

(12)

kinderboerderij. De verkeersgeneratie neemt ten gevolge van de uitbreiding van het recreatiegebied toe met circa 166 (412 – 246) ritten op een gemiddelde dag.

Op een piekdag bedraagt deze toename 464 ritten (1.514-1.050).

Tussen 2008 en 2012 heeft zich al een deel van de voorziene ontwikkelingen voorgedaan. De cijfers uit het onderzoek van de Grontmij hebben immers betrek- king op 2008. Om de ritten in de huidige situatie (2012) te bepalen wordt er van- uit gegaan dat circa 25% van de uitbreiding reeds is voltooid. Dit resulteert in een huidige verkeersgeneratie van 288 (246+(166*0,25)) ritten op een gemiddelde dag en circa 1.166 (1.050+(464*0,25)) ritten op de piekdag. De groei van het aantal ritten tussen 2012 en de toekomstige situatie bedraagt op een gemiddelde dag circa 124 (412-288) ritten en circa 348 (1.514-1.166) ritten op een piekdag.

2.1.3. Intensiteiten

Hoe de intensiteiten op de verschillende wegen gaan veranderen is afhankelijk van de oriëntatie van het verkeer van en naar het recreatiegebied. Om dit te bepalen is een aanname gedaan voor de herkomsten van het verkeer. Het onderstaande is als uitgangspunt gehanteerd (zie ook afbeelding 1):

• 5% van het personenautoverkeer komt vanaf Oortjespad;

• 5% van het personenautoverkeer komt vanaf Teckop;

• 40% van het personenautoverkeer komt vanaf de N212 uit zuidelijke richting;

• 50% van het personenautoverkeer komt vanaf de N212 uit noordelijke richting.

We gaan er vanuit dat de voertuigen in dezelfde richting vertrekken als dat zij zijn aangekomen. Op basis van de bovenstaande verdeling en de huidige intensiteiten zijn de intensiteiten voor de situatie met de uitbreiding van het recreatiegebied be- paald. Deze intensiteiten zijn weergegeven in tabel 5. De huidige intensiteiten hebben betrekking op een gemiddelde weekdag. De intensiteiten op de gemiddelde weekenddagen hebben wij niet voorhanden. Om die reden zijn wij uitgegaan van de gemiddelde werkdag. Dit heeft verder geen negatieve consequenties voor de resultaten, omdat mag worden verwacht dat op een gemiddelde weekenddag de intensiteit lager ligt dan op een gemiddelde werkdag. De nieuwe intensiteiten zijn tevens weergegeven op afbeelding 2.

Tabel 5: Huidige en toekomstige intensiteiten

N212 Oortjespad/Teckop - Spruitweg (N405) 9.168 139 9.307

N212 Provincialeweg (N401) - Oortjespad/Teckop 10.416 174 10.590

Oortjespad N212 - Recreatiegebied Oortjespad 950 331 1.281

Inclusief ontwikkeling Toename

Huidige situatie Wegvak

Wegnaam

Het Oortjespad heeft een functie als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom.

De nabijgelegen N212 betreft een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde

(13)

kom. De "maximale" etmaalintensiteit van een erftoegangsweg buiten de be- bouwde kom bedraagt circa 6.000 motorvoertuigen per etmaal. Het afwikkelen van circa 1.270 motorvoertuigen op een piekdag levert op wegvakniveau dan ook geen problemen op. Voor gebiedsontsluitingswegen buiten de bebouwde kom geldt dat zij maximaal 12.000-15.000 motorvoertuigen per etmaal op wegvak ni- veau kunnen verwerken. Op wegvakniveau zal de toename van de intensiteit ten gevolge van de ruimtelijke ontwikkeling geen problemen opleveren.

Veel belangrijker is de vraag of de rotonde N212 – Oortjespad – Teckop het aan- bod van het verkeer op de piekdag kan verwerken. Als vuistregel geldt dat een enkelstrooksrotonde een capaciteit heeft van circa 20.000 tot 25.000 motorvoer- tuigen per etmaal. De intensiteit op de rotonde zal gezien de intensiteiten op de toeleidende wegen niet hoger zijn dan de aangegeven maximale waarde. Ook voor de rotonde kan geconcludeerd worden dat de ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een sterke afname van de afwikkelkwaliteit van de rotonde.

2.1.4. Parkeersituatie

De verkeersgeneratie en de parkeersituatie zijn nauw met elkaar verbonden. Het aantal voertuigen dat ergens aankomt bepaald ook de parkeerbehoefte ter plaatse.

De vraag is echter of de toekomstige parkeerbehoefte kan worden opgevangen binnen de huidige parkeercapaciteit of dat er mogelijk extra parkeercapaciteit moet worden gerealiseerd. Mocht er onvoldoende capaciteit aanwezig zijn om de extra parkeervraag te kunnen opvangen, dan kan de bereikbaarheid ter plaatse niet wor- den gegarandeerd.

In de huidige situatie zijn er in totaal 315 parkeerplaatsen aanwezig op eigen ter- rein. In het ontwerp van het plangebied is rekening gehouden met 350 parkeer- plaatsen. Daarnaast zijn er 80 extra parkeerplaatsen die alleen incidenteel (bijvoor- beeld bij evenementen) worden gebruikt. De totaal beschikbare parkeercapaciteit bedraagt daarmee 430 parkeerplaatsen.

De grote diversiteit aan voorzieningen maakt dat er sprake zal zijn van een grote variatie in aankomst- en vertrekpatronen en verblijfsduur. Omdat deze informatie niet voorhanden is, moet een indicatie worden gegeven door een aanname te doen over de parkeercirculatie. Als we er vanuit gaan dat elke parkeerplaats 2 (circula- tiefactor = 2) keer op de piekdag gebruikt kan worden, dan is er een theoretische parkeercapaciteit van 860 parkeerplaatsen. Na uitbreiding is er op een piekdag sprake van een parkeerbehoefte van circa 757 personenauto’s (zie ook paragraaf 2.1.2). Als de beschreven situatie zich voordoet dan kan de parkeerbehoefte in de toekomstige situatie worden opgevangen.

(14)

2.1.5. Ontsluiting plangebied

In de huidige situatie wordt het plangebied op drie locaties ontsloten op het Oor- tjespad. Tussen de drie aansluitingen op het Oortjespad is een parallelweg aanwe- zig die een deel van de verschillende parkeerterreinen met elkaar verbindt. Het is nu mogelijk om een deel van de parallelweg alleen op drukke dagen open te stel- len.

De vraag is nu hoe het plangebied in de toekomstige situatie op drukke dagen het beste kan worden ontsloten? Een van de manieren om de circulatie in het plange- bied beter te reguleren is het instellen van éénrichtingsverkeer. Bij het instellen van éénrichtingsverkeer in het plangebied verdient het wel de aanbeveling om een verplichte rijrichting van oost naar west in te stellen. Alleen het verkeer richting het plangebied zal direct na de rotonde de parallelweg op worden geleidt. Bij de meest westelijke aansluiting wordt het terrein weer verlaten. Op afbeelding 3 is de mogelijke oplossing voor de toekomstige ontsluiting van het terrein gevisualiseerd.

Wij merken nadrukkelijk op dat het instellen van éénrichtingsverkeer op de ontslui- tingswegen van het terrein zelf alleen op piekdagen plaatsvindt.

(15)

3. Wettelijk kader

3.1. Wet geluidhinder

3.1.1. Algemeen

Ter bescherming van de burger in Nederland tegen overlast door geluid is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. In deze wet zijn normen opgenomen voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting op de gevels van geluidgevoelige bestem- mingen (woningen, ziekenhuizen, scholen e.d.). In de Wgh zijn ook normen opge- nomen voor de maximaal toelaatbare geluidsbelastingen in ruimten binnen gebou- wen.

Op basis van de Wgh beschikken veel wegen, spoorwegen en industrieterreinen over een geluidszone. Indien geluidgevoelige bestemmingen worden geprojecteerd binnen (één van) deze geluidszones is een akoestisch onderzoek noodzakelijk. Een akoestisch onderzoek is ook verplicht wanneer wegen, spoorwegen of industrie- terreinen die beschikken over een geluidszone worden gewijzigd (bijv. meer rijstro- ken op een weg, snellere treinen of verplaatsing van de spoorstaven of wijzigingen in bedrijfscategorieën), waardoor negatieve akoestische consequenties mogen worden verwacht.

In principe is het voor de uitbreiding van Kameryck en de kinderboerderij wettelijk gezien niet noodzakelijk om akoestisch onderzoek uit te voeren. In het plangebied worden immers geen geluidgevoelige objecten gerealiseerd en er is ook geen spra- ke van bijvoorbeeld een reconstructie van een weg. Voor een goede ruimtelijke onderbouwing is het in dit geval toch wenselijk om akoestisch onderzoek uit te voeren. Hierbij hebben wij de systematiek gevolgd zoals is opgenomen in de Wgh.

3.1.2. Geluidszone

In artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) hoofdstuk VI, afdeling 1 staat dat een weg aan beide zijden beschikt over een geluidszone. Als in deze zone geluidgevoe- lige bebouwing wordt geprojecteerd dan dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. De breedte van deze zone is afhankelijk van:

• de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied;

• het aantal rijstroken.

In stedelijk gebied worden twee typen wegen onderscheiden, met aan weerszijden van de weg de volgende zonebreedtes:

• wegen met één of twee rijstroken: 200 meter;

• wegen met drie of meer rijstroken: 350 meter.

(16)

In buitenstedelijk gebied worden drie typen wegen onderscheiden, met aan weers- zijden van de weg de volgende zonebreedtes:

• wegen met één of twee rijstroken: 250 meter;

• wegen met drie of vier rijstroken: 400 meter;

• wegen met vijf of meer rijstroken: 600 meter.

De volgende wegen hebben op grond van artikel 74 Wgh geen zone:

• wegen gelegen in een als woonerf aangeduid gebied;

• wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur.

Op de N212 bedraagt de wettelijke maximumsnelheid 80 km/uur. Vanwege de maximumsnelheid van 80 km/uur is de N212 zoneplichtig. Omdat de weg is gele- gen buiten stedelijk gebied beschikt deze over een geluidzone van 250 meter. Op het Oortjespad en Teckop is een wettelijk maximumsnelheid van 60 km/uur van toepassing. Conform de Wgh hebben deze wegen ook een wettelijke geluidzone van 250 meter. Omdat de bijdrage van het extra verkeer op Teckop en het Oor- tjespad (ten westen van het recreatiegebied) gering is, zijn deze wegen niet in het akoestisch model opgenomen.

3.1.3. Nieuwe situaties

Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat (deels) is gelegen binnen een zone zoals hiervoor omschreven, dient voldaan te worden aan het ge- stelde in de Wgh (artikel 76 Wgh afdeling 2). Hiertoe is bij de voorbereiding daar- van een akoestisch onderzoek noodzakelijk (artikel 77 Wgh). Het onderzoek moet inzicht geven in de geluidsbelasting op de gevels van woningen en andere geluid- gevoelige gebouwen binnen de zone en dient in eerste instantie betrekking te heb- ben op de geluidsbelasting op de gevels zonder maatregelen (bronmaatregelen en/of afscherming).

Bij de projectie van bebouwing (nieuwbouw) dient in principe te worden voldaan aan de in artikel 82 Wgh gestelde hoogst toelaatbare geluidsbelasting van Lden 48 dB (de voorkeursgrenswaarde). Als blijkt dat de geluidsbelasting op de gevel meer dan de voorkeursgrenswaarde bedraagt, dient het effect van bron- en/of geluids- beperkende maatregelen te worden onderzocht. Dit heeft als doel de geluidsbelas- ting te beperken tot de voorkeursgrenswaarde.

Indien uit het akoestisch onderzoek echter blijkt dat genoemde maatregelen om de geluidsbelasting te beperken tot Lden 48 dB onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan is het College van Bur- gemeester en Wethouders (B&W) binnen de grenzen van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde.

(17)

Voor nieuwbouwwoningen buiten stedelijk gebied bedraagt de maximale onthef- fingswaarde Lden 53 dB.

3.2. Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012

3.2.1. Algemeen

In artikel 110d van de Wgh is aangegeven dat regels gesteld worden aan de wijze waarop het gemiddelde geluidsniveau over de periode dag, avond en nacht Lden dient te worden berekend. Dit wetsartikel is uitgewerkt in het Reken- en meet- voorschrift geluid 2012.

Het Lden over een bepaalde periode wordt (vereenvoudigd) weergegeven door:

Lden = E + C - D

Waarin:

E emissiegetal (maat voor de bronsterkte en afhankelijk van maatgevende ver- keersintensiteiten, snelheden en wegdektype (=Cwegdek));

C correctietermen in verband met optrekkend verkeer en reflecties van geluid;

D termen die een verzwakking van de emissie in rekening brengen zoals afstand, luchtdemping, bodemeffect, meteorologische effecten en eventueel de scherm- werking.

3.2.2. Correctie op de berekende geluidsbelasting wegverkeerslawaai

In artikel 3.4 van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 is opgenomen dat in situaties langs wegen waarop de representatief te achten snelheid van lichte mo- torvoertuigen minder dan 70 km/uur bedraagt, de berekende geluidsbelasting op de gevel met 5 dB mag worden gecorrigeerd als gevolg van de verwachting dat het verkeer in de toekomst minder lawaai zal produceren door verdere technische ontwikkelingen en aanscherping van keuringseisen. Voor wegen waarop voor- noemde snelheid op 70 km/uur of hoger ligt, bedraagt de toe te passen correctie 2 dB. De resultaten zoals deze in hoofdstuk 4 zijn gepresenteerd zijn conform deze regeling gecorrigeerd.

3.2.3. 2 rekenmethodieken

De berekening van de geluidsbelasting op de gevels dient standaard te worden uitgevoerd conform Standaardrekenmethode II (SRM-II). In eenvoudige situaties en verkennende studies mag de geluidsbelasting worden berekend met behulp van SRM-I. Omdat met SRM-II wordt gerekend per octaafband is alleen deze methode geschikt voor de berekening van effecten die frequentieafhankelijk zijn, zoals af- scherming door geluidsschermen, dijklichamen en gebouwen of de geluidsreductie van ‘stille’ verhardingsmaterialen. De berekeningen in het kader van dit akoestisch

(18)

onderzoek zijn uitgevoerd conform SRM-II.

3.3. Wet Milieubeheer (Wet Luchtkwaliteit)

In de Wet milieubeheer (Wm), in bijlage 2 behorende bij hoofdstuk 5 titel 2, zijn voor diverse schadelijke stoffen grenswaarden opgenomen. Deze grenswaarden vinden hun oorsprong in Europese richtlijnen en zijn met de Wm verankerd in de Nederlandse wet- en regelgeving. De grenswaarden gelden voor de gehele buiten- lucht met uitzondering van de arbeidsplaats als bedoeld in artikel 1 van de Ar- beidsomstandighedenwet 1998 (artikel 5.6).

Schadelijke stoffen

In de Wm is opgenomen dat gemeenten bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit grenswaarden in acht dienen te nemen ten aanzien van onder andere stikstofdioxide NO2 en fijnstof (zwevende deeltjes) PM10. In Nederland zijn vooral die stoffen relevant. De concentraties van de overige (in de Wm genoemde) stoffen worden in Nederland bijna nergens over- schreden. Ten aanzien van stikstofdioxide NO2 en fijnstof PM10 gelden vanaf dero- gatie de volgende grenswaarden:

Tabel 6: Grenswaarden stikstofdioxide NO2

concentratie in microgram per m3

jaargemiddelde concentratie 40

uurgemiddelde concentratie* 200

* deze waarde mag maximaal 18x per jaar worden overschreden en geldt alleen voor wegen met een etmaalintensiteit van meer dan 40.000 motorvoertuigen.

Tabel 7: Grenswaarden fijnstof PM10

concentratie in microgram per m3

jaargemiddelde concentratie 40

24 uurgemiddelde concentratie* 50

* deze waarde mag maximaal 35x per jaar worden overschreden.

Ministeriële regeling niet in betekenende mate

Om niet voor alle (kleine) ontwikkelingen een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te hoeven voeren is de Ministeriële regeling ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) op- gesteld. Deze regeling heeft als doel om plannen met een beperkte omvang vrij te stellen van onderzoek, omdat deze ‘niet in betekenende mate bijdragen’ aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. De regeling is alleen van toepassing voor wo- ningbouw- en kantorenlocaties en enkele inrichtingen. Dit is voor onderhavig plan- gebied het geval, echter is het vanuit een goede ruimtelijke onderbouwing wel gewenst een luchtkwaliteitonderzoek uit te voeren.

(19)

Hierbij dient getoetst te worden aan de grenswaarden van de schadelijke stoffen geldend vanaf 2005 en 2010. Uiterlijk in 2010 diende in heel Nederland voldaan te worden aan alle gestelde grenswaarden. Echter na het vaststellen van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) heeft Nederland van de EU derogatie gekregen voor de grenswaarde voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Nederland moest nu in juni 2011 aan de norm voor fijnstof (PM10) voldoen en moet op 1 januari 2015 aan de norm voor stikstofdioxide (NO2) voldoen. In de tussentijd gelden hogere grenswaarden/normen. Uiteraard dient de luchtkwaliteit ook na deze data te voldoen. Om deze reden dient ook inzicht te worden gegeven in de situatie in het tiende kalenderjaar na het huidige jaar (vooralsnog 2020).

Indien blijkt dat de concentratie ten gevolge van het plan met 3% of meer van de grenswaarde toeneemt, en de grenswaarde wordt overschreden, dan kan het be- stemmingsplan niet zonder meer doorgang vinden. Er zijn in dat geval drie moge- lijkheden:

• Het plan kan worden ondergebracht in het NSL. Het NSL bundelt alle grote ruimtelijke ontwikkelingen en stelt een samenhangend totaalpakket aan maat- regelen op. Het Rijk coördineert dit.

• De lokale overheid treft lokale maatregelen die onlosmakelijk met het plan zijn verbonden om zo de verslechtering van de luchtkwaliteit tegen te gaan.

• De lokale overheid maakt gebruik van de salderingsregeling. Deze regeling biedt de mogelijkheid om een toename van een concentratie van een stof teniet te doen door elders een verbetering van de luchtkwaliteit te realiseren.

Mocht het niet mogelijk zijn om door maatregelen te voldoen aan de grenswaar- den, dan kan in het uiterste geval het bestemmingsplan in zijn beoogde vorm geen doorgang vinden.

Ministeriële regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007

Om onderzoek te kunnen uitvoeren met betrekking tot de luchtkwaliteit is de rege- ling beoordeling luchtkwaliteit 2007 opgesteld. In deze regeling is onder andere een correctie opgenomen ten aanzien van de concentraties zwevende deeltjes PM10 die zich van nature in de lucht bevinden en niet schadelijk zijn voor de mens:

de zogenaamde ‘zeezout-correctie’. Deze correctie is tweeledig en bevat enerzijds een correctie op de jaargemiddelde concentratie variërend van 5 microgram per m3 langs de kust tot 1 microgram per m3 in het zuiden en oosten van het land en an- derzijds een correctie op de etmaalgemiddelde waarde. Deze mag met 2 tot 4 ex- tra dagen worden overschreden. Dit betekent dat de berekende jaargemiddelde concentratie fijnstof met 2 microgram per m3 mag worden verminderd alvorens deze wordt getoetst aan de grenswaarde van 40 microgram per m3 en dat het be- rekende aantal overschrijdingen met 3 dagen mag worden verminderd alvorens dit aantal wordt getoetst aan het maximale aantal van 35 overschrijdingen.

(20)

In artikel 70 van de regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 wordt gesteld dat de berekende concentratie representatief moet zijn voor een gebied van ten minste 200 m2 en dat de concentratie stikstofdioxide NO2 en de concentratie fijnstof PM10

moeten worden berekend op 10 meter vanaf de rand van de weg. Omdat voldaan moet worden aan de representativiteitseis van 200 m2 mag, wanneer bijvoorbeeld wordt gerekend langs een weg met een geluidscherm, worden afgeweken van de genoemde rekenafstanden.

Twee rekenmethodieken

Voor de berekening van de luchtkwaliteit zijn twee rekenmethodieken ontwikkeld.

In artikel 67 wordt het gebruik van deze rekenmethodieken voorgeschreven: Stan- daardrekenmethode 1 en Standaardrekenmethode 2. Standaardrekenmethode 1 is bedoeld voor situaties met bebouwing langs de weg waarbij wordt gerekend op relatief korte afstanden tot maximaal 60 meter. Deze rekenmethode is dan ook van toepassing voor berekeningen in stedelijk gebied terwijl Standaardrekenme- thode 2 primair is opgezet voor berekeningen in buitenstedelijk gebied en over gro- tere afstanden. De berekeningen in het kader van dit luchtkwaliteitonderzoek zijn uitgevoerd conform Standaardrekenmethode 1 met CAR II 11.0 en hebben betrek- king op de situatie op 10 meter vanaf de rand van de weg conform de wijziging van 19 Juli 2008 van de Ministeriële regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.

(21)

4. Model

4.1. Akoestisch model

Het akoestisch model bevat alle relevante wegen, bebouwing en verharde opper- vlakken. In het model dient een keuze te worden gemaakt met betrekking tot de basisondergrond. Hierbij kan worden gekozen voor een harde ondergrond (reflecte- rend) of een zachte ondergrond (absorberend). In het akoestische model is geko- zen voor het standaard bodemtype zacht, dat wil zeggen akoestisch absorberend.

Dit betekent dat de basis van het model een geluidsabsorberende ondergrond is en dat de in bijlage 2 aangegeven bodemgebieden akoestisch reflecterend zijn. De zichthoek in het akoestische model bedraagt 180° en is onderverdeeld in sector- hoeken van 2°. Het maximum aantal reflecties waarmee is gerekend bedraagt 1.

De verkeersgegevens die zijn opgenomen in paragraaf 2.1.3 zijn tevens input voor het akoestisch- en luchtkwaliteitsonderzoek. De samenstelling van het verkeer in licht, middelzwaar en zwaar verkeer en de verdeling van het verkeer over de dag-, avond- en nachtperiode zijn tevens gebaseerd op deze cijfers. De maximumsnel- heid op de N212 bedraagt 80 km/uur en op het Oortjespad 60 km/uur. Een over- zicht van de verkeersgegevens is opgenomen in tabel 8. Een totaaloverzicht van de verkeersgegevens in het model is weergegeven in bijlage 1. Er zijn in het akoestisch model 2 varianten opgenomen. Variant 1 gaat uit van de huidige situa- tie, dus zonder uitbreiding en variant 2 betreft de situatie inclusief de uitbreiding.

Hoewel de verdeling van lichte, middelzware en zware voertuigen in werkelijkheid gaat veranderen naar de toekomst, zijn wij er vanuit gegaan dat deze verdeling ge- lijk blijft.

Tabel 8: Verkeersgegevens akoestisch onderzoek N212 (ten noorden

van rotonde)

N212 (ten zuiden van

rotonde) Oortjespad

etmaalintensiteit variant 1 (mvt)* 10.416 9.168 950

etmaalintensiteit variant 2 (mvt)* 10.590 9.307 1.281

daguurpercentage (%) 6,69 6,77 7,00

verdeling verkeer daguur (%)** 89,93 / 7,77 / 2,30 91,47 / 5,64 / 2,90 95,00 / 2,00 / 3,00

avonduurpercentage (%) 2,79 2,75 3,50

verdeling verkeer avonduur (%)** 94,84 / 4,47 / 0,69 91,63 / 5,58 / 2,79 97,00 / 2,00 / 1,00

nachtuurpercentage (%) 1,07 0,97 0,25

verdeling verkeer nachtuur (%)** 85,45 / 10,91 / 3,64 91,01 / 5,62 / 3,37 99,00 / 1,00 / 0,00

snelheid (km/uur) 80 80 60

Verhardingstype SMA SMA DAB

* motorvoertuigen

** licht, middelzwaar en zwaar verkeer

(22)

4.2. Luchtkwaliteitmodel

De luchtkwaliteitberekeningen dienen te worden uitgevoerd voor de jaren 2012, 2015 en 2020. In tabel 9 zijn de verkeersgegevens voor deze jaren verkort weer- gegeven. Anders dan bij het akoestisch onderzoek zijn de verdelingen gebaseerd op het gehele etmaal. Voor het bepalen van de lokale luchtkwaliteit is alleen voor de jaren 2015 en 2020 gerekend met de intensiteiten na uitbreiding van het recre- atiegebied Oortjespad. De intensiteiten voor 2012, 2015 en 2020 zijn bepaald door de huidige intensiteiten op te hogen met 1% groei per jaar.

Tabel 9: Verkeersgegevens luchtkwaliteitonderzoek Etmaalintensiteit

2012*

Etmaalintensiteit 2015*

etmaalintensiteit 2020*

N212 (ten noorden van rotonde) 10.520 11.020 11.582

verdeling** 90,32% / 6,45% / 3,23%

N212 (ten zuiden van rotonde) 9.260 9.685 10.179

verdeling** 88,98% / 8,37% / 2,65%

Oortjespad 960 1.333 1.401

Verdeling** 95,00% / 3,00% / 2,00%

* in aantal motorvoertuigen

** in licht/middelzwaar/zwaar

(23)

5. Resultaten

5.1. Akoestisch onderzoek

Zoals al vermeld zijn op alle geluidgevoelige bouwblokken rekenpunten ingebracht.

De geluidsbelasting voor deze ontvangerpunten is berekend voor een tweetal situ- aties, te weten de huidige situatie zonder de uitbreiding van het recreatiegebied (variant 1) en de situatie met de uitbreiding van het recreatiegebied (variant 2).

5.2. Resultaten variant 1

In tabel 10 zijn de resultaten van de varianten in de huidige situatie verkort weer- gegeven. Hierbij is alleen de hoogste waarde per ontvangerpunt weergegeven.

Daarnaast zijn alleen de ontvangerpunten opgenomen die het dichtst bij de ge- luidsbron liggen (zie bijlage 2). In bijlage 3 is een uitgebreid overzicht opgenomen van de resultaten per ontvangerpunt op een hoogte van 1,5, 4,5, en 7,5 meter (afhankelijk van het aantal bouwlagen).

Tabel 10: Resultaten variant 1 in Lden (in dB) inclusief correctie.

Toetspunt Oortjespad Toetspunt N212

005b 39,11 002d 62,43

006a 47,15 003b 58,68

005c 65,62

007c 59,92

008b 55,06

Uit tabel 10 blijkt dat de hoogst gemeten geluidsbelasting in de huidige situatie circa 66 dB bedraagt. Deze geluidsbelasting is gemeten op de N212 op toetspunt 5c. Over het algemeen ligt het geluidsniveau op de in tabel 2 gepresenteerde toetspunten voor de N212 hoog. Het geluidsniveau ligt voor deze punten overal (ruim) boven de voorkeursgrenswaarde. De geluidsbelastingen ten gevolge van het verkeer op het Oortjespad leiden niet tot een overschrijding van de voorkeurs- grenswaarde.

5.3. Resultaten variant 2

De resultaten voor de situatie met uitbreiding van het recreatiegebied zijn opge- nomen in tabel 11. De maximale geluidsbelasting in het planjaar wanneer de wijzi- gingen zijn doorgevoerd, bedraagt circa 66 dB (toetspunt 5c).

(24)

Tabel 11: Resultaten variant 2 in Lden (in dB) inclusief correctie.

Toetspunt Oortjespad Toetspunt N212

005b 40,41 002d 62,50

006a 48,45 003b 58,75

005c 65,69

007c 60,00

008b 55,13

5.4. Vergelijking resultaten variant 1 – variant 2

In deze paragraaf worden de resultaten vergeleken van de huidige situatie zonder uitbreiding en de situatie met uitbreiding. Tabel 12 geeft de resultaten voor de vergelijking.

Tabel 12: Vergelijking varianten in Lden (in dB)

Toetspunt Oortjespad Toetspunt N212

005b 1,30 002d 0,07

006a 1,30 003b 0,07

005c 0,07

007c 0,08

008b 0,07

Daarnaast merken wij op dat in de tabel alleen de hoogste waarde van de maatge- vende ontvangerpunten is opgenomen. Veelal zijn dit de hoger gelegen waar- neempunten. Op de gepresenteerde waarden is er niet altijd sprake van het groot- ste verschil tussen de huidige en toekomstige situatie per ontvangerpunt. In som- mige gevallen is er op de lager gelegen waarneempunten een groter verschil tus- sen beide waarden, ondanks dat de absolute geluidsbelastingen lager liggen. Dit beïnvloedt de conclusies zoals deze zijn opgenomen echter niet.

Uit de vergelijking tussen de situatie in variant 1 (zonder uitbreiding) met de situa- tie in variant 2 (met uitbreiding) blijkt dat het verschil in geluidsbelasting 1,30 dB bedraagt ten gevolge van het extra verkeer op het Oortjespad. De toename van de geluidbelasting ten gevolge van het extra verkeer op de N212 is zeer gering met circa 0,08 dB.

(25)

5.5. Luchtkwaliteitonderzoek

In tabel 13 zijn de resultaten van de berekening voor de concentraties stikstofdi- oxide NO2 weergegeven. De grenswaarde bedraagt 40 microgram per m3 en is ge- definieerd als jaargemiddelde concentratie. De achtergrondconcentratie stikstofdi- oxide voor de N212 ten noorden van de rotonde bedraagt 20,9 microgram per m³ in 2012, 19,2 microgram per m3 in 2015 en 15,6 microgram per m3 in 2020.

Tabel 13: Resultaten stikstofdioxide NO2 in microgram per m3 jaargemiddelde

concentratie 2012* jaargemiddelde

concentratie 2015* jaargemiddelde concentratie 2020*

N212 (ten noorden van rotonde) 21,6 19,8 16,0

N212 (ten zuiden van rotonde) 21,5 19,7 15,9

Oortjespad 21,0 19,3 15,7

* jaargemiddelde concentratie is de achtergrondconcentratie plus de verkeersbijdrage

Uit tabel 13 blijkt dat de grenswaarde voor stikstofdioxide NO2 niet wordt over- schreden. In tabel 14 zijn de resultaten van de berekening voor de concentraties fijnstof PM10 weergegeven. De grenswaarde bedraagt 40 microgram per m3 en is gedefinieerd als jaargemiddelde concentratie. De in de tabel getoonde concentra- ties zijn inclusief de zeezout-correctie van 2 microgram per m3.

Opgemerkt wordt nog dat de achtergrondconcentratie fijnstof inclusief zeezoutcor- rectie voor de N212 ten noorden van de rotonde 23,1 microgram per m³ in 2012, 21,8 microgram per m3in 2015 en 20,8 microgram per m3 in 2020 bedraagt.

Tabel 14: Resultaten fijnstof PM10 in microgram per m3 jaargemiddelde

concentratie 2012* jaargemiddelde

concentratie 2015* jaargemiddelde concentratie 2020*

N212 (ten noorden van rotonde) 20,2 18,9 17,9

N212 (ten zuiden van rotonde) 20,2 18,9 17,9

Oortjespad 20,1 18,8 17,8

* jaargemiddelde concentratie is de achtergrondconcentratie plus de verkeersbijdrage

Uit tabel 14 blijkt dat de grenswaarde voor fijnstof PM10 niet wordt overschreden.

(26)

6. Conclusies

Voor een goede ruimtelijke onderbouwing van de uitbreiding van het recreatiege- bied Oortjespad heeft stedenbouwkundig bureau Amer BVA Verkeersadviezen ge- vraagd om antwoord te geven op een aantal vragen. Om te komen tot de beant- woording van deze vragen is een aantal onderzoeken verricht, te weten een on- derzoek naar de verkeersplanologische aspecten en een akoestisch- en luchtkwali- teitonderzoek.

6.1. Verkeersplanologische aspecten

Allereerst is de extra verkeersgeneratie die de uitbreiding van het recreatiegebied tot gevolg heeft bepaald. Dit is in beeld gebracht voor de situatie op een gemid- delde dag en op de piekdag. Op een gemiddelde weekdag genereert het recreatie- gebied circa 124 extra ritten ten opzichte van de huidige situatie in 2012. Op de piekdag bedraagt dit circa 348 extra ritten.

Ten gevolge van deze extra ritten wijzigen de intensiteiten in de directe omgeving van het plangebied. Voor de verdeling van de extra ritten is op basis van de huidi- ge intensiteiten aangenomen dat het overgrote deel (90%) wordt afgewikkeld via de N212. De overige 10% verdeelt zich over het Oortjespad (ten westen van het recreatiegebied) en Teckop. De toename van het verkeer op de N212 is in verhou- ding met de huidige intensiteit gering. Op het gedeelte van het Oortjespad tussen de rotonde met de N212 en het recreatiegebied is de toename verhoudingsgewijs groter (35%). Het extra verkeer leidt op wegvakniveau echter niet tot een capaci- teitsprobleem. Dit geldt eveneens voor de rotonde N212-Oortjespad. Deze kan de toekomstige intensiteiten verwerken zonder dat er een afwikkelprobleem op het kruispunt ontstaat.

De toekomstige parkeerbehoefte op een piekdag kan worden opgevangen binnen de in de planvorming aanwezige parkeercapaciteit. Hierbij moeten wij echter wel opmerkingen dat de berekening van de toekomstige parkeerbehoefte sterk prag- matisch is bepaald. Er zijn meerdere aannames gedaan omdat precieze informatie over het gebruik van de parkeerplaatsen ontbreekt. Kameryck richt zich op ver- schillende doelgroepen. De grote diversiteit aan voorzieningen maakt dat er sprake zal zijn van een grote variatie in aankomst- en vertrekpatronen en verblijfsduur. Als gevolg van deze spreiding zal de aanwezige parkeercapaciteit in vrijwel alle geval- len toereikend zijn.

Ten aanzien van de ontsluiting van het terrein kan worden opgemerkt dat het in- stellen van eenrichtingsverkeer binnen het plangebied een middel kan zijn om de circulatie beter te regelen. Het verdient daarbij de voorkeur om de rijrichting van oost naar west te laten verlopen. Het huidige wegprofiel van het Oortjespad is vrij smal. De passeermogelijkheden op het Oortjespad zouden nog verder kunnen wor-

(27)

den verbeterd door het aanleggen van passeerhavens op het Oortjespad en deze door middel van bebording onder de aandacht van de weggebruikers te brengen.

6.2. Akoestisch- en luchtkwaliteitonderzoek

In principe bestaat er voor deze ontwikkeling vanuit de Wgh niet de plicht om een akoestisch onderzoek uit te voeren. Dit heeft te maken met het feit dat in het plangebied geen sprake is van geluidgevoelige objecten. Daarnaast is er ook geen sprake van een reconstructie van wegen in de directe omgeving van het plange- bied. Toch is er voor een goede ruimtelijke onderbouwing van de ontwikkeling zowel een akoestisch als een luchtkwaliteitonderzoek verricht.

Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat de toename van de geluidsbelastin- gen op de geluidgevoelige objecten in de omgeving van het plangebied ten gevol- ge van het extra verkeer gering is. Voor het Oortjespad geldt dat er voor de wo- ningen die het dichtst op de weg zijn gelegen een toename van 1,30 dB is voor- zien ten gevolge van het extra verkeer op het Oortjespad. Op de N212 bedraagt deze toename maximaal 0,08 dB.

Om toch een vergelijking te geven met de systematiek zoals die is opgenomen in de Wgh, zullen we wettelijke kaders bij een wijziging van een weg aangeven. Stel dat er onderzocht moet worden of er sprake is van een reconstructie van een weg, waardoor een negatief effect op de geluidsbelasting mag worden verwacht, dan zijn conform de Wgh maatregelen pas verplicht wanneer de toename van het geluidsniveau ten gevolge van de infrastructurele wijzigingen 2 dB of meer be- draagt. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat, omdat er geen sprake is van een reconstructie, er vanuit de Wgh geen beperkingen zijn. Ook uit het lucht- kwaliteitonderzoek blijkt dat er geen knelpunten zijn. De concentraties liggen be- neden de grenswaarden en de bijdrage van het verkeer op beide wegen op de concentraties is relatief beperkt.

(28)

Afbeeldingen

(29)

Afbeelding 1: Verdeling extra verkeer na uitbreiding (piekdag in mvt)

(30)

Afbeelding 2: Intensiteiten toekomstige situatie (piekdag in mvt)

(31)

Afbeelding 3: Toekomstige ontsluiting plangebied (alleen op piekdagen)

(32)

Bijlagen

(33)

Bijlage 1: Verkeersgegevens

(34)

Akoestisch onderzoek Oortjespad Verkeersgegevens - Variant 1 Model: Planjaar Variant 1 Groep: (hoofdgroep)

Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012

Naam Omschr. Wegdek V(LV(D)) V(MV(D)) V(ZV(D)) Totaal aantal %Int(D) %LV(D) %MV(D) %ZV(D) %Int(A) %LV(A) %MV(A) %ZV(A) %Int(N) %LV(N) %MV(N) %ZV(N)

001 Oortjespad W0 60 60 60 950,00 7,00 95,00 3,00 2,00 3,50 97,00 2,00 1,00 0,25 99,00 1,00 --

002 N212 - Oortjespad - Spruitweg N405 W0 80 80 80 9168,00 6,77 91,47 5,64 2,90 2,75 91,63 5,58 2,79 0,97 91,01 5,62 3,37 003 N212 - Oortjespad - Provincialeweg N401 W0 80 80 80 10416,00 6,69 89,93 7,77 2,30 2,79 94,84 4,47 0,69 1,07 85,45 10,91 3,64 004 Rotonde - N412 - Oortjespad W0 35 35 35 5371,00 6,44 90,86 6,54 2,60 2,68 93,56 4,81 1,63 0,94 88,05 1,63 3,48

16-1-2013 13:49:01 Geomilieu V2.11

(35)

Akoestisch onderzoek Oortjespad Verkeersgegevens - Variant 2 Model: Planjaar Variant 2 Groep: (hoofdgroep)

Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012

Naam Omschr. Wegdek V(LV(D)) V(MV(D)) V(ZV(D)) Totaal aantal %Int(D) %LV(D) %MV(D) %ZV(D) %Int(A) %LV(A) %MV(A) %ZV(A) %Int(N) %LV(N) %MV(N) %ZV(N)

001 Oortjespad W0 60 60 60 1281,00 7,00 95,00 3,00 2,00 3,50 97,00 2,00 1,00 0,25 99,00 1,00 --

002 N212 - Oortjespad - Spruitweg N405 W0 80 80 80 9307,00 6,77 91,47 5,64 2,90 2,75 91,63 5,58 2,79 0,97 91,01 5,62 3,37 003 N212 - Oortjespad - Provincialeweg N401 W0 80 80 80 10590,00 6,69 89,93 7,77 2,30 2,79 94,84 4,47 0,69 1,07 85,45 10,91 3,64 004 Rotonde - N412 - Oortjespad W0 35 35 35 5532,00 6,44 90,86 6,54 2,60 2,68 93,56 4,81 1,63 0,94 88,05 1,63 3,48

16-1-2013 13:50:05 Geomilieu V2.11

(36)

Bijlage 2: Akoestisch model

(37)
(38)

Bijlage 3: Resultaten akoestisch onderzoek

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deels kunnen de extra kosten in 2015 worden opgevangen binnen de BAR-organisatie, voor het overige deel wordt een bijdrage (op basis van de afgesproken verdeelsleutel) gevraagd aan de

Gemeenten staan in 2015 voor de moeilijke taak om voor het eerst zorg en ondersteuning te gaan regelen voor de in hoofdstuk 1 beschreven taken en groepen.6 In dit

Stap 3 : het bepalen van de trofie-indicatie van een BWK-hoofdeenheid Voor elke van de 147 BWK-hoofdeenheden werd door deskundigenoordeel de verwantschap bepaald tussen

We zullen onderzoeken hoe de inter- naatsvoorzieningen voor het buitengewoon onderwijs die nu door Welzijn worden gefi- nancierd, binnen Onderwijs geïntegreerd kun- nen worden met

Deze tabel geeft naast het gewicht en geslacht voor elke rat de opname in gram weer van voeder op dag 0 en de totale opname van pasta’s, granen en blokken over drie dagen (dag 1,

075-6289904, email: eddy.spijkerman@xs4all.nl Ik ben op dit moment bezig met een inventarisatie van de verschillende soorten fossielen uit het Ypresien (in het ver- leden werd ook

1 van beide groter territorium, vooral in herfst/winter Jaarrond op 2 meanders, op beide een burcht. Op Dijle enkel wissels, geen dagrustplaatsen

Het Zorginstituut berekent het gemiddeld marktresultaat door voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen het herbere- kende normatieve bedrag kosten van