Lang daarna ontving ik nog een bericht.
Ik bezette jouw huis, schreef de ongenode gast, kreeg geen stoel aangeboden,
maar nestelde mij toch naast jou, in jou, tussen je oren, in je hele lijf.
Ik legde jou woorden in de mond en jij noemde mijn naam,
ongewild, oneindig vaak.
Jouw doen en laten werd mijn doen en laten.
Jouw wereld werd mijn wereld.
Ik sliep in je bed, en kaapte je dromen.
Ik hoorde jouw radeloze zucht naar de ommekeer.
Ik proefde jouw verlangen naar de ander en kroop onder je huid met
een duivels verlangen de vijand pijn te doen.
Ik vrat jouw toekomst weg met een niet te stillen honger
naar vervlogen hoop.
en toen, bijna even onverwacht als mijn komst, stond jij op,
liet je iemand binnen.
Je raakte de ander aan,
dronk op het nieuwe vooruitzicht.
Jullie dansten, Tom Petty zong
en jullie zongen luidkeels mee, Well, I won’t back down,
no, I won’t back down,
you can stand me up at the gates of hell but I won’t back down.
Achtervolgd door jouw zorgeloze lach vluchtte ik door het raam
dat jij had opengezet, zocht schichtig mijn weg
door de drukke straat,
angstig voor de onbevangenheid die de nieuwe lente met zich mee droeg.
~Jacques van Gerven