• No results found

KWANTITATIEVE GEGEVENS OPBRENGSTBEVRAGING 2012

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "KWANTITATIEVE GEGEVENS OPBRENGSTBEVRAGING 2012"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

KWANTITATIEVE GEGEVENS OPBRENGSTBEVRAGING 2012

SPECIAAL ONDERWIJS EN VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

Utrecht, juni 2013

(2)

Inhoud

1 Kort verblijf 4

2 Deel I - Speciaal onderwijs 5

2.1 Uitstroom 5

2.2 IQ van de uitstroomde leerlingen 5 2.3 Bestendiging 6

3 Deel II - Voortgezet speciaal onderwijs 7

3.1 Uitstroom 7

3.2 IQ van de uitgestroomde leerlingen 7 3.3 Bestendiging 8

(3)

Inleiding

Eind 2012 vroeg de Inspectie van Onderwijs voor de tweede maal naar opbrengsten in het

(voortgezet) speciaal onderwijs. Bijna alle scholen hebben de vragenlijsten ingevuld. Deze tweede bevraging spitst zich in hoofdlijnen toe op dezelfde aspecten als de eerste, namelijk:

uitstroombestemming, IQ en bestendiging.

In dit rapport leest u de eerste kwantitatieve gegevens van de opbrengstbevraging 2012 voor het speciaal onderwijs (so) en het voortgezet speciaal onderwijs (vso).

Dit document is opgebouwd uit twee delen: de kwantitatieve gegevens voor so (deel I) en voor vso (deel II). De tellingen zijn gebaseerd op de onderwijskundige eenheden (oke’s) die voldoende data hebben aangeleverd. Enkele oke’s hebben niet alle vragen beantwoord of kunnen beantwoorden.

Hierdoor kan het aantal oke’s per figuur of tabel verschillen.

(4)

1 Kort verblijf

Om een beter beeld te krijgen van de populaties op onderwijskundige eenheden heeft de inspectie naar het aandeel kort verblijvende leerlingen1 op de locaties gevraagd. Ongeveer driekwart van de oke’s in het speciaal onderwijs geeft aan geen kort verblijvende leerlingen te hebben. In het voortgezet speciaal onderwijs is dit percentage met 71 procent iets lager.

Bij overige oke’s bestaat hun populatie enkel of deels uit kort verblijvende leerlingen (zie tabel 1).

Tabel 1. Percentage oke’s naar kort verblijf

Speciaal onderwijs (n = 344)

Voortgezet speciaal onderwijs (n = 300)

Alleen kort verblijf 9,6 10,7

Kort verblijf en niet-kort verblijf 15,1 18,0

Geen kort verblijf 75,3 71,3

Totaal 100,0 100,0

1 Onder een kort verblijvende leerling wordt hier verstaan: een leerling die korter dan twee jaar is ingeschreven bij de betreffende onderwijskundige eenheid (oke). Hierbij is de intentie van het begin af aan dat de duur van het verblijf op de oke beperkt blijft.

(5)

2 Deel I - Speciaal onderwijs

2.1 Uitstroom

Vanuit het speciaal onderwijs stroomt het grootste deel van de leerlingen uit naar het voortgezet speciaal onderwijs (zie figuur 1). Daarnaast zijn er verschillen te zien tussen de clusters. Vanuit cluster 2 stromen relatief de minste leerlingen uit naar het vso. Vanuit dit cluster stromen weer relatief meer leerlingen uit naar het regulier basisonderwijs en de kader- en beroepsgerichte leerwegen in het vmbo.

Figuur 1 percentage leerlingen per uitstroombestemming, naar cluster (so)

2.2 IQ van de uitgestroomde leerlingen

De verdeling van de leerlingen over de IQ-categorieën verschilt per cluster (zie figuur 2). Met uitzondering van cluster 3, is het aandeel leerlingen met een IQ tussen de 90 en 119 het grootst.

In cluster 3 is dit de IQ-categorie ’36-55’. Dat de hoogte van het IQ in laatstgenoemde cluster gemiddeld minder hoog is dan de overige clusters is ook te zien in het totaal aandeel leerlingen met een IQ van 80 of meer: in cluster 3 is dit 13 procent, terwijl dit in cluster 1 de helft van de leerlingen betreft. In cluster 2 en 4 is dit aandeel van de leerlingen respectievelijk 74 en 79 procent.

0 10 20 30 40 50 60 70

Cluster 1 Cluster 2 Cluster 3 Cluster 4

Basisonderwijs Speciaal basisonderwijs Speciaal onderwijs Voortgezet speciaal onderwijs Praktijkonderwijs Vmbo BK

Vmbo GT Havo/vwo

Brugklas (vmbo-vwo) Onbekend/anders

(6)

Figuur 2. Percentage leerlingen per IQ categorie, naar cluster (so)

2.3 Bestendiging

Als leerlingen in het schooljaar 2010/2011 zijn uitgestroomd en op 1 oktober 2012 nog op hetzelfde type uitstroombestemming aanwezig waren, noemen we dit ‘bestendiging’ . In het speciaal onderwijs is meer dan 80 procent van de leerlingen bestendigd. Ruim 6 procent is van type uitstroombestemming gewijzigd. Van de overige leerlingen is de bestendiging onbekend (zie tabel 2).

Tabel 2. Percentage leerlingen naar bestendiging (aantal oke’s = 290; aantal leerlingen = 5784) Percentage leerlingen

Bestendigd 80,9

Niet bestendigd 6,2

Bestendiging onbekend 12,9

Totaal 100,00

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50

Cluster 1 Cluster 2 Cluster 3 Cluster 4

≤35 36-55 56-69 70-79 80-89 90-119

≥ 120

(7)

3 Deel II - Voortgezet speciaal onderwijs

3.1 Uitstroom

Ook in het voortgezet speciaal onderwijs zijn er bij de uitstroom verschillen tussen clusters te zien (zie figuur 3). Vanuit cluster 1 stroomt het grootste deel van de leerlingen uit naar dagbesteding of het middelbaar beroepsonderwijs. Relatief weinig leerlingen uit cluster 1 stromen uit naar arbeid.

Vanuit cluster 2 stroomt meer dan de helft van de leerlingen uit naar het mbo. Vanuit cluster 3 is de grootste uitstroomcategorie ‘dagbesteding’ (meer dan de helft van de leerlingen), gevolgd door

‘arbeid’ (17 procent). Vanuit cluster 4 stromen relatief minder leerlingen uit naar dagbesteding.

Wel stromen deze leerlingen, in vergelijking met de andere clusters, relatief vaker uit naar een andere onderwijskundige eenheid binnen het vso.

Figuur 3 percentage leerlingen per uitstroombestemming, naar cluster (vso)

3.2 IQ van de uitgestroomde leerlingen

Uit figuur 4 komt naar voren dat de leerlingen die uitstroomden vanuit cluster 1 het meest verschillen in de hoogte van het IQ. 40 procent van de leerlingen heeft een IQ lager dan 55 en ongeveer 40 procent heeft een IQ van 80 of meer. Opgemerkt dient te worden dat het aantal onderzochte leerlingen in dit cluster slechts 66 bedraagt.

NB: Het gaat hier in totaal om 66 uitgestroomde leerlingen. Dit is een klein aantal, waardoor de percentages snel kunnen veranderen.

Cluster 3 heeft relatief meer leerlingen in de lagere IQ-categorieën. Cluster 2 en 4 zijn het meest vergelijkbaar. Hierbij heeft ruim twee derde van de leerlingen een IQ van 80 of meer.

0 10 20 30 40 50 60

Cluster 1 Cluster 2 Cluster 3 Cluster 4

Vso Pro

Vmbo BK Vmbo GT

Havo/vwo Brugklas (vmbo-vwo)

Mbo Ho/wo

Arbeid Dagbesteding

Onbekend/anders

(8)

Figuur 4. Percentage leerlingen per IQ categorie, naar cluster (vso)

3.3 Bestendiging

Ook bij het voortgezet speciaal onderwijs is gevraagd naar de bestendiging van de leerlingen die in het schooljaar 2010/2011 zijn uitgestroomd en op 1 oktober 2012 nog op hetzelfde type

uitstroombestemming aanwezig waren (‘bestendigd’).

De cijfers verschillen van die in het speciaal onderwijs . Minder dan twee derde van de leerlingen is bestendigd. De overige leerlingen zijn niet bestendigd of hun bestendiging is onbekend (zie tabel 3).

Tabel 3. Percentage leerlingen naar bestendiging (aantal oke’s = 244; aantal leerlingen = 5222) Percentage leerlingen

Bestendigd 64,7

Niet bestendigd 12,8

Bestendiging onbekend 22,5

Totaal 100,0

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45

Cluster 1 Cluster 2 Cluster 3 Cluster 4

≤35 36-55 56-69 70-79 80-89 90-119

≥ 120

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vooral plekken in de zorg (dagbesteding) zijn vaak lastig te vinden, en hiervoor zijn we veelal afhankelijk van particuliere initiatieven. • In het ZMLK-onderwijs is het lastig om

Een aantal van onze scholen is gekoppeld aan een behandelafdeling van Yulius of een andere zorginstelling, waardoor deze leerlingen tijdens hun behandeling onderwijs passend bij

Schoolverlaters kwetsbaar  In de afgelopen jaren hebben de scholen voor voortgezet speciaal onderwijs zich sterk ingezet voor betere uitstroommogelijkheden voor

Voor alle andere leerlingen die niet onder categorie A, B of C vallen en die zijn ingeschreven op een school voor speciaal onderwijs, een basisschool of een school voor

In 2012 maakt de inspectie de inhaalslag naar meer risicogericht toezicht voor het (voortgezet) speciaal

Volgens de meeste schoolleiders uit de monitor konden de so-scholen hun leerlingen in schooljaar 2019/2020 door de corona-omstandigheden minder goed voorbereiden op de overstap

In welke mate hebben volgens het bestuur de gevolgen van de coronacrisis invloed op het welbevinden van docenten en welke effecten heeft dat op hun werk?.3. 4

Als de ouders aannemelijk maken dat hun kind op een andere school is ingeschreven (in Nederland of daarbuiten) en als de school hiervan overtuigd is (d.w.z. de school weet waar en