Isaäc da Costa, Kompleete dichtwerken. Deel 1 · dbnl
Hele tekst
GERELATEERDE DOCUMENTEN
Wel onuitrukbaer diep moest de koortstige drift, dien door Vertiko liefde genoemd werd, wortels in zyne borst hebben geschoten; want, toen hy zag, dat zyn lage list om Cesars
Meer weet ik niet: mijn laatste droom Was, dunkt mij, van een lieve ster, Die mij in de oogen scheen van verr', En of en aan heur zwervend licht Deed weemlen voor mijn dof gezicht ;
Die, waar hij slechts 't vizier naar keert, In 't hart van 's vijands benden, De slachting, met den schrik voor uit,.. Schijnt voor zich heen
Men heeft althands onzen Dichter, wanneer hy in gevorderden leeftijd zich, niet zonder zelfbeschuldiging, over de groote heftigheid van zijn gestel beklaagde, wel eens hooren
Zijn eerste onderricht ontvangt de jongen van Hollandsche schoolmeesters, die, ook na de Omwenteling, te Brugge zijn gebleven: meteen ontstaat hier de eerste hapering tusschen
en eindlijk zien wy hen tot onze kielen spoeien. Nu raakt men handgemeen: de menigte der schepen heeft reeds van wederzij elkander aangegrepen. Wy hooren het
Zoo was ook Adam, die geene oogen langer heeft, Geen hart, geen leven, dan voor Abel; en zijn broeder Vergeet!. De tederheid der meer bedaarde moeder, Noch Abels kusjens, wiens
Wiens naam van eeuw tot eeuw Raad en Ontfermer is, - Die Hanna hoorde, toen zy, leed- en levensmoede, Geloften uitgoot, die geen Heli zelf bevroedde, En straks in de eigen tent te