• No results found

zien

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "zien"

Copied!
55
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hoe maak ik een buurtagenda?

Zeven bouwstenen voor een vliegende start

(2)

Hoe maak ik een buurtagenda? / Inhoud

Inhoud

1. Inleiding: de buurt is terug 3 Beleid richt zich (weer) op de wijk 4 Het belang van de buurt 6

Naar een breed gedragen buurtagenda 7 Zeven bouwstenen voor een buurtagenda 8 Leeswijzer 8

2. Waar moet een buurtagenda aan voldoen? 9 Verbinden van perspectieven 10

Verbinden van partijen 10

Aandachtspunten en beperkingen 11 Randvoorwaarden 14

3. Zeven bouwstenen voor een buurtagenda 15 1. Zoek de urgentie 17

2. Maak een buurtscan 19

3. Breng relevante partijen samen 20 4. Haal verhalen op 22

5. Verbind tellen en vertellen 24

6. Verbind ideeënvorming met gemeentelijk beleid 26 7. Stel de buurtagenda op 28

Epiloog: Houd het simpel 30

Bijlage A: Buitenperspectief 32 Functies en kwaliteiten 32 Bestaande instrumenten 34

Overzicht instrumenten buitenperspectief 37

Bijlage B: Binnenperspectief 40 Functies en kwaliteiten 40 Bestaande instrumenten 41

Overzicht instrumenten binnenperspectief 45

(3)

Hoe maak ik een buurtagenda? / 1. Inleiding: de buurt is terug

1 Inleiding

(4)

Op 28 januari 2021 vond de eerste Dag van de Buurt plaats: een online congres met meer dan 1.200 deelnemers. Een nieuwe traditie, die samenvalt met de herontdekking van de buurt door haar bewoners, wijk- professionals, het Rijk en gemeenten. Hoe zorgen we ervoor dat dit plannen en maatregelen oplevert waar buurtbewoners beter, wijzer en gelukkiger van worden? Het maken van een buurtagenda helpt daarbij, omdat hierin de wensen en behoeften van alle betrokkenen bij een buurt bij elkaar worden gebracht. Het resultaat is een plan voor de buurt, en een startpunt voor gezamenlijke uitvoering daarvan.

Beleid richt zich (weer) op de wijk

Bijna tien jaar geleden kwam een periode van intensief wijkenbeleid, waarin miljoenen zijn geïnvesteerd in een fysieke en sociale opknapbeurt van naoor- logse wijken, ten einde (zie kader: ‘Golfbewegingen in de wijkaanpak: van top naar down en weer terug’). Het werken aan leefbare buurten belandde in een impasse. Weliswaar installeerden veel gemeenten sociale wijkteams, maar de verbindende rol van deze teams kwam moeizaam uit de verf. Want wijkteams beperkten zich – vaak ook tot hun eigen frustratie – tot individuele hulpverle- ning. Veel bewoners van kwetsbare wijken voelden zich het afgelopen decen- nium dan ook door de gemeente en andere instellingen in de steek gelaten.1 De laatste twee jaar zien we een kanteling: steeds meer gemeenten heront- dekken het wijkgericht werken en de aandacht voor leefbaarheid groeit weer.

Voor bewoners verwijst de term ‘buurt’ vaak naar hun eigen, directe woon- omgeving. De wijze waarop bewoners hun buurt afbakenen, stemt niet altijd overeen met de indeling van het CBS en de gemeente. Voor sommige bewoners eindigt de eigen buurt aan het eind van hun straat of aan de

overkant van het plein. Anderen rekenen het parkje waar men graag gaat wandelen of het nabijgelegen sportpark waar men elke week gaat tennissen ook tot ‘onze buurt’, terwijl het feitelijk in een andere CBS-wijk ligt.

Voor iedereen die zich bezighoudt met wijken en buurten is het belangrijk om in het achterhoofd te houden dat de grenzen van een wijk of buurt per persoon kunnen verschillen. Wat is dan het juiste schaalniveau voor een buur- tagenda? Waar voor gemeenten de wijk vaak het startpunt vormt, hebben bewoners en wijkprofessionals meestal juist oog voor het schaalniveau van de buurt of zelfs de straat. In deze handreiking spreken we daarom (voorname- lijk) over buurten en buurtagenda’s, omdat dit schaalniveau het best aansluit bij waar bewoners zich meestal meer mee verbonden voelen.

De nieuwe beleidsaandacht voor wijken heeft te maken met de toenemende leefbaarheidsverschillen tussen wijken én met de vele beleidsopgaven die in wijken in stedelijk gebied landen.2 Denk aan de energietransitie (aardgasvrije wijken), de aanpak van criminaliteit en ondermijning en de verdichtings-

1. Inleiding: de buurt is terug

Wijk of buurt?

De termen ‘wijk’ en ‘buurt’ worden regelmatig door elkaar gebruikt.

In de hiërarchische indeling van het CBS geldt de buurt als de kleinste eenheid en de wijk als een cluster van buurten. Meerdere buurten vormen samen een wijk, een cluster van wijken wordt ook wel een stadsdeel genoemd. Vrijwel alle gemeenten hanteren in hun beleid de indeling in wijken en buurten van het CBS.

Hoe maak ik een buurtagenda? / 1. Inleiding: de buurt is terug

(5)

opgave (woningtekorten) waarvoor veel gemeenten staan. Ook wordt de leefbaarheid van onze wijken beïnvloed door een aantal ingrijpende maat- schappelijke ontwikkelingen. De groeiende verscheidenheid van onze bevol- king stelt nieuwe eisen aan het samenleven; zo ook de spectaculaire groei van het aantal alleenstaanden. Bovendien delen we onze wijken in toenemende mate met zorgbehoevenden. Deze trends werken op elkaar in en versterken elkaar. Problemen worden daardoor sneller complexer. Een negatieve spiraal tekent zich dan ook af in sommige wijken.

Deze negatieve spiraal is vooral te zien in wijken waar de leefbaarheid al onder druk staat, in het bijzonder in wijken waar corporaties veel bezit hebben.3 Dit zijn vaak wijken met relatief veel sociale huurwoningen, mensen met schulden en weinig baankansen, eenzaamheid en laaggeletterdheid. Er wonen ook rela- tief veel mensen met psychische problemen, een verstandelijke beperking of dementie. Een groot aantal van hen woont noodgedwongen zelfstandig. Vaak zijn het ook superdiverse wijken, wat het samenleven moeilijker kan maken wanneer bewoners zich minder met elkaar verbonden voelen.4

Golfbewegingen in de wijkaanpak: van top naar down en weer terug

Het afgelopen decennium is in het werken aan leefbare wijken in Nederland veel veranderd. Vanaf de jaren negentig werkten Rijk en gemeenten – in het kader van het Grotestedenbeleid (GSB) en het Investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV) – bijna twintig jaar lang op planmatige wijze aan wijkvernieuwing. Maar onder druk van economische crisis en een andere politieke wind kwam de wijkver- nieuwing vanaf 2012 tot stilstand. Terwijl het Rijk zich terugtrok uit de wijkaanpak, legden gemeenten zich toe op de aanpak van sociale problemen achter de voordeur. De aandacht voor de leefbaarheid van wijken verslapte. Sociale (wijk)teams werden ingezet om kortdurende

passende individuele zorg en ondersteuning te bieden aan kwetsbare bewoners. De hoge werkdruk die complexe individuele hulpvragen met zich meebrengen, verhinderde serieuze aandacht en investeringen in meer opbouwwerk-achtige activiteiten.5 Woningcorporaties richtten zich, ingegeven door de herziening van de Woningwet (2015), vooral nog op vastgoedbeheer.

Bij gebrek aan mogelijkheden bij overheden, corporaties en andere partijen hoopte men op de inzet van bewoners. De wijkaanpak moest vorm krijgen met, voor en door bewoners. Om bewonersinitiatieven mogelijk te maken was ‘uitnodigingsplanologie’ nodig: gemeenten konden de situatie zo maken (faciliteren) dat initiatieven konden ontstaan en verder ontwikkelen, maar vervolgens moesten ze vooral

‘op hun handen gaan zitten’.6 Van professionals in het sociaal domein vroeg dit om een andere manier van werken: ze moesten minder dienstverlenend en meer dienstbaar zijn.7 Met wisselend succes is geëx- perimenteerd met nieuwe vormen van samenwerken en samen finan- cieren. Allerlei bewonersinitiatieven kwamen tot bloei, maar een brede verbetering van de leefbaarheid in met name de kwetsbare wijken bleef uit. Want juist in kwetsbare wijken zijn bewonersinitiatieven vaak fragiel en is ondersteuning van sociale professionals nodig.8 Voor gemeenten bleek het niet altijd makkelijk om een balans te vinden tussen de initi- atieven van bewoners en de aanpak van opgaven die institutionele partijen in een wijk zien.9

Het Rijk richt zich nu weer op kwetsbare wijken en gebieden. In regio- nale Woondeals en Regio Deals die het kabinet het afgelopen jaar sloot, zijn gebieden aangewezen met opgaven in de sfeer van de leefbaar- heid. Met het Interbestuurlijk Programma Leefbaarheid en Veiligheid is in 2020 gestart met een gezamenlijke aanpak in zestien ‘stedelijke

Hoe maak ik een buurtagenda? / 1. Inleiding: de buurt is terug

(6)

vernieuwingsgebieden’. Ook wil het Rijk “integrale ontwikkelingsmoge- lijkheden verkennen en beproeven om de leefbaarheid te verbeteren in gebieden met een combinatie en cumulatie van opgaven”. Kennis en informatie over een gebiedsgerichte aanpak van leefbaarheid en veilig- heid wordt samengebracht op het kennisplatform WijkWijzer. Hier is ook informatie te vinden over het Leernetwerk Leefbaarheid en Veiligheid, dat wordt opgezet om gezamenlijk te leren over onderwerpen binnen dit bredere thema.

Het belang van de buurt

Hoewel de buurt belangrijk is in het leven van bewoners, moet ze niet over- schat worden bij het aanpakken van maatschappelijke problemen.10 Socio- logen wijzen er al lange tijd op dat er in buurten maatschappelijke problemen spelen, maar dat de oplossingen hiervoor deels buiten de buurt liggen. Een voorbeeld hiervan is werkloosheid. Dit concentreert zich soms in bepaalde buurten, maar het oplossen hiervan – het vinden van werk – ligt vaak buiten de buurt.

Ook is het de vraag hoe belangrijk de buurt precies is voor bewoners. De socioloog Van Doorn schreef in 1955 al dat er geen reden is om te denken dat een wijk (of buurt) een gemeenschap zou vormen, zich als gemeenschap zou laten plannen of een gemeenschap zou moeten zijn. Anno 2021 is de wereld nog veel verder open komen te liggen, zowel offline als online. Mensen verhuizen meer dan vroeger, in veel buurten wordt vooral gewoond, ouders en kinderen wonen verder uit elkaar, evenals vrienden en kennissen. Toch is de leefwereld van veel bewoners van kwetsbare wijken nog steeds klein.

Mensen met een laag inkomen kampen met ‘vervoersarmoede’: ze hebben een beperkte actieradius en komen zelden buiten hun buurt. Voor hen is de woonomgeving ook de leefomgeving.

De buurt- of wijkcomponent wordt in de aanpak van maatschappelijke vraagstukken dan ook nog steeds zo belangrijk gevonden dat het in over- heidsbeleid vaak een belangrijke plaats krijgt. Een voorbeeld is het Heel de Buurt-project van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ruim twintig jaar geleden. Onder de noemer ‘lokaal sociaal beleid’ moesten gemeenten taaie maatschappelijke vraagstukken als armoede, leefbaar- heid, opvoeding, gezondheidsverschillen, marginalisering en sociale cohesie aanpakken. Het leidde onder andere tot de publicatie In de ban van de buurt (1998) van het toenmalige Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW), een van de voorgangers van Movisie.11 Meer recent startte het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het Programma Aardgasvrije Wijken, waarbij de opgave om van het aardgas af te gaan wijkgericht aange- pakt wordt, omdat dit technisch en sociaal gezien een passend schaalniveau lijkt.12 Ook het Aanjaagteam Ondermijning richt zijn vizier op buurten en wijken, omdat juist in kwetsbare buurten jongeren vaak op jonge leeftijd in de criminaliteit belanden.13

Nu zijn we opnieuw in de ban van de buurt. Dit wordt versterkt door de coronapandemie en de maatregelen om deze te bestrijden, die veel van de problemen in met name kwetsbare buurten heeft blootgelegd en versterkt, zoals eenzaamheid en werkloosheid.14 Daarnaast heeft deze crisis de buurt verder op de kaart gezet doordat de directe woonomgeving voor iedereen belangrijk werd omdat er minder gereisd kon worden en veel mensen thuis- werkten. Heel veel bewoners hebben in deze crisis het belang leren kennen van voor elkaar klaar staan en aandacht hebben voor elkaar. We zien de buurt- component opnieuw opduiken bij het verhogen van de vaccinatiegraad in kwetsbare wijken. Wie de bewoners daarvan met goede gerichte informatie wil bereiken, kan niet om de formele en informele sociale infrastructuur van de buurt heen.

Hoe maak ik een buurtagenda? / 1. Inleiding: de buurt is terug

(7)

Naar een breed gedragen buurtagenda

Maar ook voor de coronapandemie waren bewoners al volop betrokken bij hun woonomgeving en ontplooiden ze activiteiten om hun buurt te verbe- teren – al zijn er grote verschillen tussen buurten in betrokkenheid en de mate waarin bewoners zelf dingen kunnen organiseren (zelforganiserend vermogen). Naast aandacht voor basale aspecten van ‘heel, schoon en veilig’

is er aandacht voor onderlinge steun en het delen van lief en leed. En voor de vraag of de buurt een aangename, veilige en stimulerende plek is om op te groeien en oud te worden. Buurtbewoners hebben ook duurzaamheid en klimaatadaptatie op hun netvlies gekregen. Sinds jaar en dag is bovendien zichtbaar dat bewoners op veel plaatsen niet op de overheid wachten, maar zélf het voortouw nemen om hun eigen woonomgeving te verbeteren en te verfraaien en zelf opdrachtgever worden van wijkbeleid.15 Belangrijke zaken betreffende de woonomgeving accepteren bewoners al lang niet meer op politiek bevel. Bewoners willen vanaf de start bij plannen betrokken worden en organiseren zich om zich daarover uit te spreken.

Na een periode van relatieve afwezigheid gaan veel gemeenten, woningcor- poraties en andere partijen weer aan de slag in wijk en buurt. Maar hoe zorgen we dat de ideeën en lopende initiatieven van bewoners deel worden van de plannen en maatregelen van gemeenten en maatschappelijke organisaties?

Immers, overheden maken plannen op basis van cijfers en beleidsstukken, terwijl bewoners ook veel ideeën hebben over wat er goed en minder goed is aan hun buurt en al met hun eigen initiatieven bezig zijn. Deze ideeën zijn bovendien gebaseerd op de lokale ervaring en kennis van het gebied van bewoners. Zij zijn de ultieme buurtgebruiker, veel meer dan de wijkprofes- sional.

Het opstellen van een buurtagenda is bij uitstek een geschikte methode om te waarborgen dat de wensen en behoeften van zowel bewoners als de gemeente en andere betrokkenen bij de buurt bij elkaar worden gebracht.

Een buurtagenda zorgt voor een visie op de gewenste ontwikkeling van een

gebied die door alle belanghebbende partijen wordt herkend en erkend.

Zo’n visie is essentieel om met een lange adem met alle betrokken partijen te werken aan leefbaarheids- en veiligheidsvraagstukken. Een gedeelde visie zorgt bovendien voor samenhang tussen projecten en interventies. Tot slot dient het een procesmatig doel: het in samenhang en gezamenlijkheid werken aan een toekomstbestendige buurt. Daarmee wordt versnippering en langs elkaar heen werken voorkomen.

Een buurtagenda brengt de beleving van een buurt door bewoners (de leef- wereld, wij noemen dit het ‘binnenperspectief’ of ‘vertellen’) en de beelden die gemeenten en andere partijen (vanuit de systeemwereld, wij noemen dit het ‘buitenperspectief’ of ‘tellen’) samen. Uit recent onderzoek van Plat- form31 blijkt namelijk dat er vaak een kloof bestaat tussen deze perspec- tieven.16 Daardoor kan er weerstand, spanning en zelfs conflict ontstaan tussen bewoners en de gemeente en andere partijen. Een door alle betrokken partijen (breed) gedragen buurtagenda brengt leef- en systeemwereld dichter bij elkaar, ontdekt nieuwe vraagstukken in de buurt en komt met concrete plannen om wijk- en buurtopgaven in samenwerking aan te pakken.

Wat is een buurtagenda?

In deze publicatie zien we een buurtagenda als:

– een set concrete, haalbare afspraken en plannen om de buurt te verbeteren;

– ontwikkeld in co-creatie tussen bewoners, gemeente en andere partijen in de buurt;

– gebaseerd op relevante, up-to-date kennis en informatie, zowel uit als over de buurt.

Hoe maak ik een buurtagenda? / 1. Inleiding: de buurt is terug

(8)

Zeven bouwstenen voor een buurtagenda

Om bewoners, wijkprofessionals en beleidsmakers te helpen bij het opstellen van buurtagenda’s, zijn Platform31 en Movisie samen met LSA bewoners en het LPB in 2020 een leertraject gestart. Dit vond plaats in het kader van het Interbestuurlijk Programma Leefbaarheid en Veiligheid. In drie online bijeen- komsten werden instrumenten toegelicht die gebruikt kunnen worden bij het maken van een buurtagenda en gingen we met elkaar in gesprek over de toepassing hiervan in de praktijk. We merkten dat er los van de instrumenten ook behoefte was aan breder inzicht in hoe je aan de gang kunt gaan met het maken van een buurtagenda. Daarom hebben we hier zeven bouwstenen voor ontwikkeld. Deze bouwstenen, die verderop in deze handreiking verder worden toegelicht, zijn:

Hoe maak ik een buurtagenda? / 1. Inleiding: de buurt is terug

Leeswijzer

In deze handreiking wordt eerst meer uitleg gegeven over waaraan een buur- tagenda moet voldoen om voldoende kwaliteit te hebben (hoofdstuk 2). In hoofdstuk 3 volgt een praktische beschrijving van de zeven bouwstenen en hoe deze kunnen worden toegepast. Dit wordt geïllustreerd met voorbeelden van praktijkcases waarin de bouwstenen inspirerend zijn toegepast. In de bijlagen worden het buitenperspectief en binnenperspectief toegelicht, met daarbij de meest relevante instrumenten die daarvoor gebruikt kunnen worden. Tot slot worden in de epiloog conclusies getrokken over het maken van een buurtagenda en wat daarbij komt kijken.

1. Zoek de urgentie 2. Maak een buurtscan

3. Breng relevante partijen samen 4. Haal verhalen op

5. Verbind tellen en vertellen

6. Verbind ideeënvorming met gemeentelijk beleid 7. Stel de buurtagenda op

(9)

2 Voorwaarden

Hoe maak ik een buurtagenda? / 2. Waar moet een buurtagenda aan voldoen?

(10)

Welke perspectieven moeten in ieder geval worden meegenomen in een buurtagenda? Aan welke randvoorwaarden moet een buurtagenda voldoen om voldoende kwaliteit te hebben? En met wie stel je de agenda samen op?

Verbinden van perspectieven

Een buurtagenda is altijd een combinatie van cijfers (over de buurt, vanuit het buitenperspectief) en verhalen (uit de buurt, vanuit het binnenper- spectief). Het is een methode om deze twee perspectieven met elkaar te verbinden. Namen die hieraan worden gegeven zijn buurt-, wijk- of gebiedsa- genda’s, buurtkaarten of wijkontwikkelings- of gebiedsplannen. Hoewel deze methoden van elkaar verschillen wat betreft opzet en vorm, vertonen ze ook grote overeenkomsten. Wat ze met elkaar gemeen hebben is dat ze erop gericht zijn om gezamenlijk tussen de betrokken partijen (zowel bewoners als gemeente en wijkprofessionals) plannen en afspraken te maken voor de toekomst van een buurt. In deze handreiking gebruiken we daarom voor dit soort methoden de generieke term ‘buurtagenda’. In de bijlagen wordt nader ingegaan op het buitenperspectief en binnenperspectief, en worden instru- menten beschreven die gebruikt kunnen worden om hier zicht op te krijgen.

In de dagelijkse praktijk van gemeentelijke organisaties wordt het belang van cijfers regelmatig overgewaardeerd. Cijfers vertellen nooit het hele verhaal.

Ze beschrijven ontwikkelingen, maar bieden geen inzicht in onderliggende processen of verklaringen. Soms onderschatten cijfers een ontwikkeling, zoals wanneer er sprake is van onderrapportage doordat zaken als een misdrijf vaak niet worden gemeld. Daarom moeten verschillende gegevens altijd in onderlinge samenhang worden bekeken en gewogen. De Britse Young

Foundation laat met haar Community Strength Index bijvoorbeeld zien dat er gebieden zijn die qua cijfers slecht scoren, maar wel een sterke gemeenschap blijken te hebben.17

Daartegenover staat dat verhalen alleen ook geen volledig beeld verschaffen.

Cijfers kunnen verhalen onderbouwen of een bepaalde ernst meegeven, wat nodig kan zijn om een vraagstuk te agenderen. Denk bijvoorbeeld aan bewo- ners die aangeven steeds meer overlast te ervaren van verwarde personen op straat. Cijfers van de politie of (bijvoorbeeld) de WoonZorgwijzer18 kunnen deze verhalen bevestigen. Daarom is het van belang om ook verhalen op te halen van bewoners en wijkprofessionals, vanuit het binnenperspectief.

Een buurtagenda gaat, kortom, niet alleen over tellen, maar evengoed over

‘vertellen’.

Verbinden van partijen

Wie zijn er vervolgens nodig om een buurtagenda op te stellen? We onder- scheiden drie groepen partijen die verbonden moeten worden om tot een breed gedragen buurtagenda te komen. Doorgaans zijn gemeenten daarbij de initiatiefnemer voor een buurtagenda, maar ook andere organisaties, zoals een woningcorporatie of bewoners, kunnen het initiatief nemen.

2. Waar moet een buurtagenda aan voldoen?

Hoe maak ik een buurtagenda? / 2. Waar moet een buurtagenda aan voldoen?

(11)

Betrokken partijen bij een buurtagenda

Vertegenwoordigers van het binnenperspectief

De bewoners en ondernemers, over wiens buurt beleid wordt gemaakt en in wiens woon- en werkomgeving maatregelen zullen plaatsvinden.

Dit kunnen ook bewonersinitiatieven zijn die al bezig zijn met eigen initiatieven om opgaven aan te pakken.

Vertegenwoordigers van het buitenperspectief

De gemeente en andere maatschappelijke partners (zoals woningcor- poraties en zorgorganisaties) die beleid maken en besluiten nemen in het collectief belang over gebiedsgerichte maatregelen en interventies.

Verbindende wijkprofessionals

Om aansluiting te zoeken bij wat er speelt in de buurt en in te spelen op de behoeften van de bewoners, moeten wijkprofessionals ‘speelruimte’

krijgen bij het ontwerp en uitvoering van een buurtagenda.19

Alle drie de partijen verbinden zich door hun betrokkenheid aan de buur- tagenda. Voor de gemeente (en andere beleidsmakende instanties) in het bijzonder geldt dat zij zich ook committeert aan de buurtagenda die het resul- taat is van het proces. Dat betekent niet dat alle wensen en ideeën hoeven te worden opgenomen, maar ze moeten wel worden erkend. Als deze partijen er niet uit komen, kan een onafhankelijke procesmanager of projectleider van toegevoegde waarde zijn. Ook kan een advies- of kennisinstelling aanvullende ideeën en kennis inbrengen. Binnen de groepen van drie partijen is het tot slot van belang dat er een diverse vertegenwoordiging is in wie betrokken zijn bij het opstellen van een buurtagenda. Dit om te voorkomen dat een beperkte

groep een te grote stem heeft in de buurtagenda. Bij bewoners kan dit gaan om meer en minder actieve bewoners, bij wijkprofessionals om het betrekken van collega’s uit verschillende domeinen of sectoren.

Aandachtspunten en beperkingen

Met welke aandachtspunten en beperkingen moet je rekening houden bij het werken aan een buurtagenda? Het is belangrijk om te realiseren dat er beper- kingen zijn aan wat data-instrumenten ons kunnen vertellen over een buurt.

Waar kwantitatieve bronnen op het laagste schaalniveau tekortschieten, bieden kwalitatieve methoden soelaas.

Schaalniveaus van informatie

Om beleidsprogramma’s op landelijk of stedelijk niveau in te richten, worden vaak statistische informatiesystemen gebruikt die jaarlijks of tweejaarlijks geactualiseerd worden. Denk aan landelijke monitoren als de Leefbaarometer (BZK) of de jaarlijkse corporatiemonitor van Aedes. Ook op gemeentelijk niveau wordt bepaalde informatie jaarlijks of tweejaarlijks verzameld, zie bijvoorbeeld de lokale gezondheidsmonitoren van GGD’s.20 Dalen we af naar het niveau van de buurt, het dorp, delen van buurten of nog zelfs de straat, dan is relevante statistische informatie meestal slechts beperkt beschikbaar.

Dat kan liggen aan privacywetgeving of bijvoorbeeld aan een te kleine steek- proef in een buurt om een waarheidsgetrouw gemiddelde te weerspiegelen.

Mocht er geen buurtinformatie beschikbaar zijn op bepaalde thema’s, dan kan met enige voorzichtigheid toch informatie op het hogere schaalniveau (bijvoorbeeld van de wijk) worden benut. Onontkoombaar is dat op de lagere schaal niveaus de afhankelijkheid van kwalitatieve informatiesystemen toeneemt. Denk aan een maandelijkse periodieke buurtschouw door wijkpro- fessionals en actieve wijkbewoners die snel kunnen reageren op plotselinge veranderingen.

Hoe maak ik een buurtagenda? / 2. Waar moet een buurtagenda aan voldoen?

(12)

Actuele, beleidsrelevante informatie

Een adequate buurtagenda bevat informatie die up-to-date is; verouderde informatie hindert immers de effectiviteit van beleid. Idealiter bevat een wijkprofiel of buurtagenda informatie waar via gebiedsgericht beleid actie op kan worden ondernomen. Het verzamelen van informatie dient nooit een doel in zichzelf te zijn. Wees je ervan bewust dat sommige statistieken snel kunnen verouderen, zeker op lagere schaalniveaus. Bovendien kan de actua- liteit binnen een data-instrument sterk kan verschillen. De ene indicator kan in 2021 zijn bijgewerkt, terwijl de laatste update van een andere indicator uit 2016 kan komen. Voorzichtigheid is daarom geboden.

Een passend referentiekader

Bij het interpreteren en beoordelen van gegevens over een gebied wordt altijd gebruikgemaakt van een bepaalde ‘bril’ of referentie. Vaak worden buurtscores vergeleken met het stedelijk gemiddelde, met de historische ontwikkeling van het gebied of met de situatie in andere, vergelijkbare buurten. Het is belangrijk dat gemeenten en andere partijen met zorg op zoek gaan naar een passend referentiekader: ze moeten ‘een gevoel voor getallen’ ontwikkelen.21 Of zoals Johan Cruijff zei: “Je gaat het pas zien als je het doorhebt.”22 Wie zich blindstaart op getallen alleen, of uitsluitend kijkt naar het landelijke of stedelijke gemid- delde, dreigt de ogen te sluiten voor wat er werkelijk speelt in een buurt.

Aandacht voor wat moeilijk kwantitatief in kaart brengen is

Beleidsinstrumenten leunen vaak op geijkte indicatoren, zoals inkomen, oplei- dingsniveau en gegevens over de bevolkingssamenstelling en de woningvoor- raad. Deze cijfers zijn nuttig om trends te signaleren en daardoor een vinger aan de pols te houden. Niet alle vraagstukken laten zich echter gemakkelijk met vragenlijsten en statistische bestanden in kaart brengen. Denk aan zaken als ondermijnende criminaliteit of onderhuidse spanningen tussen verschil- lende groepen buurtbewoners, die een stempel kunnen drukken op het leef- klimaat van (delen van) een buurt. Kortom: er zijn grenzen aan hoeveel cijfers ons kunnen vertellen over een buurt.

Over het algemeen bestaat de neiging om aspecten die gemakkelijk meet- baar zijn te bevoordelen boven minder grijpbare en kwantificeerbare, maar wél wezenlijke aspecten van de leefbaarheid van wijken. Dat betreft ook positieve zaken als voor elkaar klaar staan, elkaar een beetje helpen of vrien- delijk groeten. Het is waardevol om verder te kijken dan conventionele, veelal statistische indicatoren en oog te ontwikkelen voor aspecten die van belang zijn voor de kwaliteit van leven in een buurt. Buurtwerkers, corporatiemede- werkers en wijkagenten laten zich in hun dagelijkse werk niet zozeer leiden door beleidsmatige statistische indicatoren als ‘achterstandsscores’, maar door allerhande ‘alternatieve indicatoren’ zoals we die in overstaande lijst op een rijtje hebben gezet (niet uitputtend). Ze letten op permanent gesloten gordijnen, verwaarloosde voortuinen, ontbrekende naambordjes, hang- plekken, het onderhoud van voor – en geveltuintjes, het onderhoud en de aan- of afwezigheid van straatmeubilair, het gebruik van trapveldjes en voet- balkooien, et cetera. Wijkprofessionals zien heel veel. Het is belangrijk dat hun waarnemingen ook in een buurtagenda een plek krijgen.23

– Afvalcontainers – Buiten zitten – Fietsbeugels – Geluiden/lawaai – Gordijnen – Groeten – Hangplekken – Hazenpaadjes – Leegstand – Naambordjes – Na tienen

– Oogcontacten

– Oranje-straatversiering (bij EK of WK)

– Rollators en scootmobielen – Schuttingen

– Spelende kinderen – Straatmeubilair – Straat- en zwerfvuil – Tuintjes

– Trap- en sportveldjes – Verkeersdrempels Alternatieve indicatoren

Zie o.a. Engbersen, R., Eggermont, J., Sprinkhuizen, A., & Gabriels, R. (Reds.). (1998). Indicatoren van A tot Z. Van achterstandsscores tot zwerfkatten. Utrecht: NIZW.

Hoe maak ik een buurtagenda? / 2. Waar moet een buurtagenda aan voldoen?

(13)

Verwachtingsmanagement en transparantie

Het is van belang om als initiatiefnemer of begeleider van het maken van een buurtagenda transparant te zijn richting de andere deelnemende partijen.

Bijvoorbeeld over welke capaciteit en middelen er zijn om vraagstukken in de buurt aan te pakken. Door dit verwachtingsmanagement worden teleurstel- lingen bij betrokken partijen voorkomen. Dan is het bovendien meteen duide- lijk als bepaalde vraagstukken mogelijk niet door de gemeente of een andere organisatie uitgevoerd kunnen worden, en bewoners en ondernemers dit zelf kunnen oppakken als zij dit belangrijk vinden. Andersom kunnen bewoners en ondernemers ook aangeven hoeveel zij wel en niet kunnen doen.

Tijdsinvestering door betrokken partijen

Een buurtagenda opstellen kost tijd. Hoeveel precies, hangt af van de diep- gang, hoeveelheid thema’s, ambities en doelstellingen die je nodig acht voor de buurtagenda. Je kunt ook kiezen hoe uitgebreid je de verschillende bouwstenen voor het maken van een buurtagenda wilt invullen. Ook met een enkele gerichte actie per bouwsteen kan een buurtagenda worden gemaakt. Gemiddeld genomen zit de meeste tijd in het overleggen met andere betrokken partijen, het doen van een buurtscan en het verzamelen van verhalen.

Verbinding met beleid en uitvoering

Om te voorkomen dat de ambities en afspraken uit de buurtagenda niet worden nageleefd, is het belangrijk om aansluiting te zoeken bij bestaand beleid. Door te weten waar de verschillende sectoren op het gemeentehuis en andere betrokken organisaties in de wijk mee bezig zijn, kunnen verbindingen worden gelegd tussen beleidsagenda’s en de buurtagenda. Andersom helpt het om beleidsmakers en uitvoerders mee te nemen in het proces van de buurtagenda, zodat zij ook gevoel krijgen voor wat er speelt in de buurt. Zo wint de buurtagenda aan belang en wordt het geen ‘papieren tijger’.

Hoe maak ik een buurtagenda? / 2. Waar moet een buurtagenda aan voldoen?

(14)

Randvoorwaarden

Bij de keuze van de instrumenten die inzicht geven in (aspecten van) de leef- en woonkwaliteit van buurten en wijken is het belangrijk bij de start te kijken of ze aan een aantal randvoorwaarden voldoen. Niet alle instrumenten zijn geschikt. Dit geldt zowel voor de instrumenten die ingezet worden bij het invullen van het buiten- als het binnenperspectief. In het ideale geval beschikken ze over de volgende kernkwaliteiten:

Begrijpelijk en gebruiksvriendelijk voor beoogde doelgroepen Niet alleen data-analisten, ook de wijkprofessional en de geïnteresseerde bewoner moet overweg kunnen met het instrument en de uitkomsten (gebiedsanalyse, factsheet, et cetera) van het instrument. Het instrument moet dus snel eigen gemaakt kunnen worden en data op een begrijpelijke wijze presenteren.

Adequate professionele ondersteuning

De praktijk wijst uit dat de ondersteuning van een professional nodig is. Van tevoren moet goed worden bezien welke expertise nodig is. Gaat het om procesondersteuning, ondersteuning bij het verzamelen van informatie (bijvoorbeeld hoe te interviewen of observeren) of technische praktische hulp bij het invoeren van gegevens, het maken van analyses, trekken van conclu- sies en het schrijven van eindrapportages? Wat kunnen bewoners zelf doen en waarbij hebben ze ondersteuning nodig?

In korte tijd uit te voeren

Het is belangrijk te benadrukken de tijd te nemen voor het maken van een buurtagenda. Zorgvuldigheid is belangrijk. Toch zijn we van mening dat het mogelijk is om met een combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve instru- menten de klus in relatief korte tijd te klaren. We wijzen op het aspect van snelheid omdat het belangrijk is energie en urgentie van bewoners vast te houden. Het is daarom goed die instrumenten te kiezen die in een beperkte tijdspanne uitgevoerd kunnen worden.

Mix van ‘harde’ en ‘zachte’ cijfers

Om zicht te krijgen op wat er leeft in gebieden kunnen instrumenten gebruik- maken van ‘harde’ en ‘zachte’ cijfers. Harde cijfers, zoals data over de demo- grafie, criminaliteit en woningmarkt, zijn er in overvloed. Maar belevingsdata is minstens zo belangrijk om te weten wat er speelt in een gebied. Gemeenten moeten vaak zelf aan de slag om dit soort zachte cijfers te verkrijgen, bijvoor- beeld door een tweejaarlijkse vragenlijst uit te zetten. Een combinatie van beide soorten data in één instrument geeft een kwaliteitsimpuls.

Inclusief

Het is een randvoorwaarde die anno 2021 steeds prominenter opduikt. De buurtagenda wint aan autoriteit als men erin slaagt niet alleen de vaste kring van actieve bewoners erbij te betrekken, maar zoveel mogelijk groepen die in de buurt wonen. Juist ook de groepen met een migratieachtergrond, de bewoners met beperkingen, ouderen én jongeren, hoger én lager opge- leiden, LHBTI’s. Vooral ook de groepen die zich niet altijd even gemakkelijk laten bereiken en aanspreken. Instrumenten die juist hún inbreng naar boven weten te halen, geven een belangrijke meerwaarde aan de resultaten van een buurtagenda.

Hoe maak ik een buurtagenda? / 2. Waar moet een buurtagenda aan voldoen?

(15)

3 Zeven bouwstenen

Hoe maak ik een buurtagenda? / 3. Zeven bouwstenen voor een buurtagenda

(16)

Om bewoners, wijkprofessionals, beleidsmakers en anderen die een buurtagenda willen maken op weg te helpen, hebben we zeven bouw- stenen ontwikkeld. Door het doorlopen van de zeven bouwstenen op een manier die past bij de buurt, kom je tot een samenhangende, door alle betrokken partijen gedragen buurtagenda.

Er bestaat geen vast stappenplan voor het opstellen van een buurtagenda.

Vaak is er een gestructureerde (gezamenlijke) werkwijze, gebaseerd op een combinatie van cijfers, gemeentelijke beleidsambities, ‘warme duiding’ van statistische gegevens op basis van gesprekken in de buurt en aanvullende informatie van bewoners, ondernemers en professionals uit de buurt.24 Soms wordt er vooral improviserend te werk gegaan. Wel zijn er drie fasen te onder- scheiden in het maken van een buurtagenda (zie tabel 1).

Tabel 1: De drie fasen van de buurtagenda Fase Subdoelstelling

Analyse 1. Samen kansen en problemen in een buurt identificeren

2. Samen (strijdige) belangen, wensen en ambities in beeld brengen Visie 3. Consensus bereiken over urgentie en aard van de opgaven

4. Consensus bereiken over kansen, oplossingen en maatregelen Agenda 5. Maatregelen, afspraken en resultaten vastleggen in een buurt-

agenda

Het ligt voor de hand om de drie fasen in deze volgorde te doorlopen. Tegelij- kertijd is het een iteratief proces waarin je regelmatig terugkeert om stappen

opnieuw uit te voeren of aan te vullen. De kracht van een buurtagenda zit in de actualiteit en de relevantie. Daarom is het wenselijk om periodiek (bijvoor- beeld elke drie jaar) na te gaan of de buurtagenda een nieuwe versie nodig heeft en welke fasen daarvoor opnieuw moeten worden doorlopen. De zeven bouwstenen zijn een verdere uitwerking van deze fasen, en leggen het accent meer op de analysefase en de instrumenten die kunnen worden gebruikt om informatie te verzamelen.

De bouwstenen worden in dit hoofdstuk stuk voor stuk verder toegelicht. Aan het eind van iedere bouwsteen staan vragen voor het zetten van de juiste stappen om te komen tot de buurtagenda.

1. Zoek de urgentie 2. Maak een buurtscan

3. Breng relevante partijen samen 4. Haal verhalen op

5. Verbind tellen en vertellen

6. Verbind ideeënvorming met gemeentelijk beleid 7. Stel de buurtagenda op

3. Zeven bouwstenen voor een buurtagenda

Hoe maak ik een buurtagenda? / 3. Zeven bouwstenen voor een buurtagenda

(17)

1. Zoek de urgentie

Een goed startpunt voor het maken van een buurtagenda is een gevoel van urgentie dat ervaren wordt door meerdere partijen. Bewoners die aan de bel trekken vanwege overlast of onveiligheid, een gemeenteraad die zich roert of een schokkend incident zijn voorbeelden van ontwikkelingen die de noodzaak van een buurtagenda kunnen onderstrepen. Urgentie kan ook een positieve oorsprong hebben, zoals een bewonersinitiatief om de wijk te verduurzamen of de openbare ruimte op te knappen. Wanneer er weinig aan de hand is in een buurt, bewoners overwegend tevreden zijn en de gemeente geen ingrijpende plannen heeft, is het de vraag of een buurtagenda als methode nodig is. Dan is het ook mogelijk om voor een minder uitgebreide methode te kiezen. Dat kan van alles zijn, zoals een reeks buurtbijeenkom- sten organiseren of door het wijkteam verhalen van bewoners en wijkprofes- sionals op laten halen.

Zodra een collectief gevoel van urgentie is geconstateerd, kan de stand van de buurt op worden gemaakt. De gemeente kan, als hoeder van het collectief belang, een centrale rol spelen in het signaleren en verbinden. Een andere partij kan dit ook doen, maar moet dan wat voorzichtiger te werk gaan aange- zien zij niet per definitie het collectief belang behartigen. Het gevoel van urgentie moet bevestigd worden, door het te staven met harde cijfers (statis- tieken) en te duiden met zachte gegevens (verhalen van bewoners en profes- sionals). Onderstaande voorbeelden laten zien hoe een gemeenschappelijk gevoel van urgentie het startpunt vormde van een wijkaanpak.

Het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ) komt voort uit het advies van de commissie Deetman/Mans, die begin 2011 vaststelde dat de sociaaleconomische problemen op Zuid in omvang en intensiteit ongekend waren voor Nederland. Door te spreken van on-Nederlandse problematiek benadrukte de commissie de urgentie van een twintig- jarig programma. Voor alle partijen op Zuid was acuut duidelijk dat er actie nodig was.

In 2016 kwam de Zaanse wijk Poelenburg in het nieuws vanwege een

‘treitervlogger’. De leefbaarheid in Poelenburg kwam door de landelijke aandacht onder een vergrootglas te liggen. Dit was de opmaat voor het Pact Poelenburg Peldersveld: een brede langetermijnaanpak waarvoor de gemeente actief in gesprek ging met bewoners en partijen in de twee wijken.

Van 2015 tot 2018 maakte Bospolder-Tussendijken (BoTu) in Rotterdam deel uit van een focusaanpak: een aanpak in opdracht van het college van B en W waarbij extra werd geïnvesteerd in dit gebied. In diezelfde periode lieten bewoners, ondernemers en wijkorganisaties allerlei initiatieven zien, onder meer om de wijk duurzamer te maken. In het programma Veerkrachtig BoTu 2018-2028 ligt de nadruk op het benutten van deze positieve energie. De energietransitie is een verbin- dende factor: de aanpak wil bewoners veerkrachtiger maken en de wijk voorbereiden op veranderingen als gevolg van de klimaatcrisis.

Hoe maak ik een buurtagenda? / 3. Zeven bouwstenen voor een buurtagenda

(18)

Aan de slag met deze bouwsteen

Neem een buurt in gedachten waarvoor je een buurtagenda wilt maken. Beantwoord de volgende vragen om na te gaan waar de urgentie ligt in deze buurt:

– Op welk onderwerp (zoals overlast, eenzaamheid, veiligheid) wordt veel urgentie gevoeld door bewoners, wijkprofessionals en/of beleid- smakers?

– Welke onderwerpen spelen er vooral volgens jou? Is er bijvoorbeeld recent iets in het nieuws geweest? Is er een incident geweest? Is er een urgent probleem? Of is er juist een positieve ontwikkeling geweest?

– Als je dit niet weet, hoe kom je hier dan achter? Kun je informatie opzoeken of met bepaalde organisaties of personen in gesprek gaan hierover?

Hoe maak ik een buurtagenda? / 3. Zeven bouwstenen voor een buurtagenda

(19)

2. Maak een buurtscan

Gegevens als ‘In 2018 leefde 23% van de huishoudens in de buurt onder de armoedegrens’ of ‘De afgelopen tien jaar daalde het percentage bewoners dat de eigen gezondheid als ‘goed’ beoordeelt van 63% naar 59%’ bieden een aanknopingspunt om met partijen in de buurt in gesprek te gaan. Dit soort gegevens bepaalt voor een deel waar buurtbeleid en buurtagenda’s het beste op gericht kunnen worden.

Het verzamelen van basisgegevens is dus een logische bouwsteen om te komen tot een buurtagenda. Maar hoe ga je om met cijfers? Waar zijn kwali- tatief goede cijfers te vinden? Hoe kun je er betekenis uit halen? Dit is in de praktijk niet altijd eenvoudig. Bovendien zijn cijfers niet neutraal, er kunnen vooroordelen in verscholen zitten of fouten in gemaakt worden. In deze bouwsteen lichten we toe hoe je een snelle buurtscan kunt maken met behulp van bestaande kwantitatieve instrumenten. In het hoofdstuk ‘Buiten- perspectief’ zijn de functies van deze instrumenten beschreven en meer voorbeelden te vinden.

Buurtscan in twee stappen

Voor het maken van een buurtscan kun je starten met een globale scan, waarna je over specifieke onderwerpen meer gegevens kunt verzamelen.

Beide stappen kun je meer of minder uitgebreid doen, en daarmee bepalen hoeveel tijd je erin steekt.

Stap 1 Globale scan: Krijg met openbare bronnen snel algemeen beeld van leefbaarheid

Om een algemeen beeld te krijgen van de leefbaarheid in een buurt zoek je naar actuele informatie over kernstatistieken op buurtniveau in betrouwbare

bronnen. Raadpleeg eerst de Leefbaarometer om een algemeen beeld van de leefbaarheid te vormen. Bekijk daarna kernstatistieken op buurtniveau bij CBS in uw Buurt (demografie, wonen, inkomen en sociale zekerheid, opleiding en voorzieningen) en in de Wijkmonitor (demografie, onderwijs, arbeid en inkomen, wonen en woonomgeving, zorg en welzijn en criminaliteit).

Stap 2 Verdiepingsslag: Verken zorgwekkende indicatoren en mogelijke kansen

Na de globale scan kun je een verdiepingsslag maken door via CBS in uw Buurt in te zoomen op specifieke gegevens over de volgens jou meest belangrijke onderwerpen. Dit kunnen onderwerpen zijn waar veel urgentie op wordt gevoeld in positieve of negatieve zin, of die opvallend scoren qua cijfers.

Kijk indien relevant ook naar aanvullende databronnen over specifieke thema’s zoals veiligheid, gezondheid en welzijn, politieke voorkeur, wijkeco- nomie, groen, energielabels, energiegebruik, enzovoort. Meer informatie hier- over is te vinden in de bijlage over het buitenperspectief.

Nadat je deze buurtscan hebt gemaakt, kun je later indien gewenst extra cijfers opzoeken. Bijvoorbeeld als in gesprek met bewoners vragen opkomen over een onderwerp, of wanneer een partij waarmee je samen aan de buur- tagenda werkt vragen stelt of aanvullende bronnen kent. Zo verrijk je steeds je beeld van de buurt.

Aan de slag met deze bouwsteen – Welk cijfermateriaal heb je al?

– Over welk (urgent) onderwerp zou je meer cijfermateriaal willen verzamelen?

– Zijn er andere onderwerpen waarover je meer cijfers wilt verza- melen?

– Welk data-instrument wil je daarvoor als eerst raadplegen?

Hoe maak ik een buurtagenda? / 3. Zeven bouwstenen voor een buurtagenda

(20)

3. Breng relevante partijen samen

Voor het maken van een buurtagenda gaat het er níet om zoveel mogelijk partijen bij elkaar te brengen, maar juist om de meest relevante en gedreven sleutelpersonen om de tafel te krijgen. Als partijen zich er uitsluitend plicht- matig aan verbinden, heeft het maken van een buurtagenda weinig bestaans- recht. In de afbeelding hieronder zitten drie personen aan een ronde tafel.

De ronde tafel is het symbool van een niet-hiërarchische situatie – geen van de aangeschoven partijen heeft een machtspositie. De ronde tafel staat tegenover de vergadertafel; daar is hiërarchie bijna altijd aanwezig. De ronde tafel geeft de ideale situatie weer, die zich niet altijd voor zal doen. Vaak heeft de gemeente of een corporatie toch het laatste woord. Niettemin, als een gemeente succesvol iets gedaan wil krijgen met de uitkomsten van een opgestelde buurtagenda, dan is het in haar belang de inbreng van bewoners heel serieus te nemen en mogelijk leidend te laten zijn. Belangrijk is dat de gemeente voornemens is, en dat ook uitspreekt, zich te committeren aan de plannen en afspraken van de buurtagenda.

De drie personen in de afbeelding staan voor drie onmisbare partijen bij het maken van een buurtagenda: (1) de buurtbewoners en hun informele netwerken, (2) de gemeente en (3) professio- nals van relevante maatschappelijke organisaties. Niet altijd is een partij tot één van de drie onderscheiden partijen te herleiden. Je kunt een winkeliersvereniging of een Bedrijfsinvesteringszone (BIZ) tot het informele netwerk van bewoners rekenen (1), maar ook als een relevante maatschappelijke organisatie beschouwen (3). Ga dus prag- matisch om met het invullen van de drie categorieën.

Beperk het contact niet tot één moment

Het contact met deze relevante en gedreven partijen of personen hoeft zich hierbij niet te beperken tot één contactmoment (liever niet, zelfs). Zoals eerder aangegeven, is het maken van een buurtagenda een iteratief proces waarbij je soms een stap vooruit doet en dan weer een paar stappen terug, om bijvoorbeeld nieuw opgekomen informatie op te halen. Daarom kan het goed zijn om op verschillende momenten contact te hebben. Hier bestaat geen vaste vorm voor en hangt af van de betrokken partijen en het onderwerp. Zo kan een woningcorporatie die cijfers in huis heeft over een buurt bijvoorbeeld bij de buurtscan betrokken zijn, maar ook bij het ophalen van verhalen bij buurtbewoners actief zijn en meehelpen met het opstellen van de buurt- agenda.

Kijk verder dan de vaste harde kern – werf inclusief

Bij het maken van een buurtagenda zijn in het ideale geval buurtbewoners betrokken die verbonden zijn met verschillende netwerken in de buurt.

Buurtbewoners identificeren zich met initiatiefnemers met een vergelijkbare achtergrond – waar ze letterlijk en figuurlijk eenzelfde taal mee delen. Denk inclusief – zie de ouderen, de jongeren, de bewoners met een migratieachter- grond, de lager- en hogeropgeleiden, de homostellen, de hondenbezitters, de

pleintjesvoetballers et cetera.

Afhankelijk van thema bepaal je wie relevante deelnemers zijn

Breng en benader per thema waar de buurtagenda zich op richt relevante deelnemers. In onderstaande tabel hebben we een aantal mogelijke thema’s voor een buurt opgesomd (niet uitputtend). Bij ieder thema horen andere relevante partijen. Het is de kunst die relevante partijen steeds te vinden en vervolgens rond de tafel te krijgen.

Hoe maak ik een buurtagenda? / 3. Zeven bouwstenen voor een buurtagenda

(21)

Mogelijke thema’s voor een buurtagenda

– Opgroeien en opvoeden in de buurt – jeugd en jongeren – Oud worden in de buurt

– Een groene, klimaatadaptieve, duurzame buurt – Een veilige, verkeersvriendelijke buurt

– Een gezonde, beweegvriendelijke buurt – Een dementievriendelijke buurt – Een attente, zorgvriendelijke buurt

Het is daarnaast belangrijk oog te hebben voor de dynamiek in de sociale basis of infrastructuur van buurten. Betrek wijkprofessionals van maatschap- pelijke organisaties die daar zicht op hebben.

De traditionele buurthuizen en algemene voorzieningen zijn veelal wegge- vallen door bezuinigingen. Maar daar staat de inbreng van andere nieuwe partijen tegenover, bijvoorbeeld kringloopwinkels met een sociale buurt- functie, en ook religieuze organisaties. In veel superdiverse buurten spelen ze een belangrijke rol.

Elke partij brengt in het proces van het maken van een buurtagenda zijn eigen belangen en ambities in, heeft een eigen agenda. Het afstemmen van die belangen en ambities is de opgave, ook al zijn ze soms tegenstrijdig. Weeg de verschillende belangen en probeer tot een compromis te komen. Betrokken partijen reiken hun expertise en ervaringsdeskundigheid aan (‘brengen’), maar proberen ook in het compromis zoveel mogelijk eigen ambities een plek te geven (‘halen’). Een afgewogen buurtagenda vraagt om de inbreng van de drie centrale partijen. Wil je verschil maken in de buurt, dan moet je het echt samen doen.

Aan de slag met deze bouwsteen – Welke partijen zijn actief in de buurt?

– Met welke van deze organisaties of personen zou je graag samen- werken aan de buurtagenda?

– Waar kun je nieuwe verbindingen leggen tussen partijen die nog niet samenwerken?

Hoe maak ik een buurtagenda? / 3. Zeven bouwstenen voor een buurtagenda

(22)

4. Haal verhalen op

Een buurtagenda is ook via narratief onderzoek in te vullen. Dat wil zeggen door middel van ervaringen uitgedrukt in verhalen van individuele partijen in de buurt. In de eerste plaats verhalen van buurtbewoners, maar mogelijk ook verhalen van lokale ondernemers, de wijkagent, schooldirecteur, buurtpastor, wijkbeheerder van de woningcorporatie, professionals van het wijkteam of de coördinator van de voedselbank. De uitdaging is om ook bewoners aan het woord te laten die niet snel gehoord worden en zeker niet snel in raden of commissies zitting nemen. Het is belangrijk hen te laten vertellen, omdat onderzoek er terugkerend op wijst dat veel goedbedoeld beleid niet terecht- komt bij de personen die dat het hardst nodig hebben. Hun verhalen kunnen de trefzekerheid van lokaal sociaal beleid verbeteren.

In het geval van narratief onderzoek is het onmogelijk iedereen aan het woord laten. Het gaat immers om gedetailleerde individuele verhalen. Het is daarom van belang om vooraf een gemotiveerde keuze te maken van wie je het verhaal wilt optekenen – rekening houdend met de meerstemmigheid in de wijk en door ook een stem te geven aan gemarginaliseerde groepen in de wijk.

De verhalen kunnen worden geconstrueerd aan de hand van uiteenlopende gegevens, zoals interviews, foto’s, observaties, indicatoren en andere vormen van kwalitatieve data. Narratief onderzoek vraagt deskundigheid in het afnemen van interviews om verhalende aspecten naar voren te halen, voor het leggen van verbanden (causaliteit) en om betekenis te geven aan de ervaringen (benoemen van helpers en tegenstanders, positieve krachten en negatieve krachten).25 Verhalen worden meestal achteraf chronologisch geor- dend (eerst dit, toen dat) op een manier die kan afwijken van het letterlijke verhaal.26

De opgave van narratief onderzoek is een groter buurtverhaal te maken, dat recht doet aan alle opgetekende individuele verhalen. Wat zijn gedeelde thema’s? Welk streven wordt door alle geïnterviewden gedeeld? Of zijn er verschillende doelen aan te wijzen? Wie zijn de hoofdpersonen in het verhaal?

Krijgen sommige personen een te grote hoofdrol toebedeeld of juist te klein?

Waar liggen kansen, waar aanknopingspunten? Hoe worden tegenkrachten overwonnen? Op dit type vragen kan een narratieve analyse antwoord geven.

Vervolgens is het belangrijk om dit meer algemene buurtverhaal te delen met de buurtbewoners en andere relevante personen die aan het woord zijn gekomen, om te toetsen of het verhaal recht doet aan hun inbreng.

Narratief onderzoek kan ook uitmonden in een theatervoorstelling. Een interesse methodiek om tot een theatervoorstelling te komen is Participa- tief Drama. Deze theatervorm beoogt de positie van kwetsbare mensen in de samenleving te verbeteren. Denk daarbij aan mensen met psychosociale problemen, bewoners van een probleemwijk, mensen met een verstandelijke beperking, en mensen die tegen de armoedegrens aan leven. Met een faci- litator verkent de groep gezamenlijk welke thema’s voor hen belangrijk zijn.

Thema’s worden uitgediept door er scènes van te maken en uiteindelijk een zogenaamde Forumtheater-voorstelling. In een dergelijke voorstelling wordt het publiek – stakeholders, familieleden, buurtbewoners – actief betrokken.

Publiek en spelers gaan de confrontatie aan, juist om de maatschappelijke positie van de spelers te verbeteren.27

Storytellingmethode Zoetermeer

In de Zoetermeerse wijk Meerzicht startte de gemeente met een wijkverkenning. Om in gesprek te komen met bewoners werd gebruik- gemaakt van een storytellingmethodiek. De methode helpt om laag- drempelig en open met bewoners in gesprek te gaan. De ‘storyteller’

verzamelt eerst bouwstenen voor het verhaal door in gesprek te gaan

Hoe maak ik een buurtagenda? / 3. Zeven bouwstenen voor een buurtagenda

(23)

met de betrokkenen. De verzamelde verhalen geven een unieke inkijk in hoe bewoners betekenis geven aan hun directe woon- en leefomge- ving. De rode draden uit deze verhalen helpen de gemeente om kansen en knelpunten te destilleren.

Meer informatie is te vinden op de website van Platform31.

Aan de slag met deze bouwsteen

– Welke narratieve methoden spreken je aan om verhalen op te halen in deze buurt en waarom?

– Via de storytellingmethode (narratief onderzoek) of liever middels een theatervorm?

Hoe maak ik een buurtagenda? / 3. Zeven bouwstenen voor een buurtagenda

(24)

5. Verbind tellen en vertellen

Een buurtagenda verbindt het buitenperspectief (statistieken) met het binnenperspectief (interviews, observaties, beelden en verhalen uit de buurt).

Cijfers en verhalen hebben elkaar nodig. Ze corrigeren elkaar en vullen elkaar aan. Bovendien: niet alles is in statistieken te vangen, zoals de reputatie van een wijk, het voor elkaar klaar staan of onderhuidse spanningen tussen groepen in de wijk. Over het algemeen bestaat de neiging om kwantificeer- bare aspecten te bevoordelen boven minder grijpbare aspecten. Deze laatste zijn echter wezenlijke aspecten die van belang zijn voor de leefbaarheid van een wijk. Statistieken geven inzicht in een feitelijke stand van zaken en brengen maatschappelijke ontwikkelingen in beeld, maar geven geen verkla- ringen of inzicht in oorzaken. Warme duiding van statistische gegevens is daarom noodzakelijk. Wonen in een buurt met een veiligheidsscore van -3,8 zegt niet zoveel. Het vertelt niets over de leefomstandigheden in een buurt of hoe de mensen die er wonen de buurt ervaren. Verhalen zorgen voor uitwer- king en detaillering. Bijvoorbeeld: “Jongeren zorgen hier in de buurt voor veel overlast. Er lijkt soms een guerrilla gaande tussen politie en jeugd. Er is geen respect voor anderen.” Of: “Ik woon in een levendige, gezellige multiculturele buurt.” Beide citaten kunnen over een buurt gaan met dezelfde veiligheids- score, maar de duiding en problematiek is anders. Bij alleen baseren op cijfers mis je belangrijke inzichten en nuanceringen.

Verder is het goed te realiseren dat statistieken altijd afgezet worden tegen een gemiddelde norm. De buurt die onder dat gemiddelde uitkomt, krijgt vervolgens het etiket ‘probleembuurt’ of ‘aanpakbuurt’ opgeplakt. Terwijl de bewoners hun eigen buurt minder problematiseren, omdat er sprake is van een buurtcultuur waarin enige lawaaierigheid, buiten sleutelen aan auto’s, sociaal contact in voortuintjes en een rommelig aanzien getolereerd en

gewaardeerd worden. Buurtverhalen kunnen die eigen verhalen naar boven halen en leefbaarheidsstatistieken nuanceren of onderbouwen.

Tot slot zijn statistieken niet beschikbaar op straat- of portiekniveau. Gerust- stellende statistieken op buurt- of postcodeniveau verbloemen soms dat juist op de laagste schaalniveaus de leefbaarheid ernstig onder druk staat.

Buurtverhalen brengen dat in beeld. Een overlastgevend gezin, een pand waar gedeald en gebruikt wordt of andere tekenen van wanorde zullen dan naar voren komen.

Kom Loosduinen

In de Haagse wijk Kom Loosduinen heeft projectleider van de wijk- agenda eerst gegevens over de wijk onderzocht. Vervolgens zijn verhalen uit de wijk opgehaald bij wijkbewoners met een groot netwerk in de wijk, is er met hen een filmpje gemaakt en zijn er wijktafels gehouden met alle stakeholders in de wijkagenda. Tot slot werden er een bewonersavond en een feest georganiseerd. Op deze manier werden tellen en vertellen verbonden in de totstandkoming van de wijkagenda. Lees meer over deze aanpak in het kader ‘Wijkagenda’s Den Haag’.

Aan de slag met deze bouwsteen

– Wat wil je doen om tellen en vertellen met elkaar te verbinden?

– Welke aspecten uit de voorbeelden vind je interessant om toe te passen in jouw buurt?

Hoe maak ik een buurtagenda? / 3. Zeven bouwstenen voor een buurtagenda

(25)

Hoe maak ik een buurtagenda? / 3. Zeven bouwstenen voor een buurtagenda

Dorpsspiegel

Met een dorpsspiegel maken dorpsbewoners de stand van zaken in hun dorp op. Het dorp houdt zichzelf letterlijk een spiegel voor. Wat gaat goed, wat gaat niet goed? Welke ontwikkelingen zijn positief, welke negatief? Aan de hand van cijfers, woorden en foto’s wordt het verhaal van het dorp verteld. Daarmee worden ‘tellen’ en ‘vertellen’

met elkaar verbonden. In deze combinatie van kennisbronnen onder- scheidt de dorpsspiegel zich van andere monitoren. Door een brede enquête in de dorpen te houden en die aan te vullen met onder meer groepsgesprekken, foto’s en interviews, kunnen dorpen, gemeenten en instellingen op een onderbouwde manier met elkaar in gesprek gaan en belangrijke onderwerpen bij elkaar op de agenda zetten. De dorps- spiegel is gemaakt om dorpsbewoners een instrument in handen te geven dat hen kan helpen bij het verbeteren van hun dorp. In de dorps- spiegel kunnen de verschillende partijen lezen wat voor dorpsbewoners zwaar weegt en telt. Wat vinden zíj waardevol, waar ergeren zij zich aan?

De dorpsspiegel is ook een geschikt instrument voor dorpen om perio- diek te bekijken in hoeverre het gevoerde beleid vruchten afwerpt. De dorpsspiegel is ontwikkeld door het NIZW (tegenwoordig Movisie) en gemeente Opsterland.

Raadpleeg voor meer informatie:

– De website dorpsspiegels.nl

– Van der Veen, J. (2018). Dorpsanalyses. Dorpsspiegels Opsterland 2017-2018. Gemeente Opsterland.

– Engbersen, R., Uyterlinde, M., Van Arum, S., & Van der Kooij, A. (2005).

Dorpsbewoners maken het dorp. Toolkit bewonersparticipatie platteland. Onder redactie van R. Engbersen. Utrecht: NIZW.

(26)

6. Verbind ideeënvorming met gemeentelijk beleid

De kans van slagen van de ideeën in een buurtagenda wordt groter wanneer deze ideeën aansluiten op de beleidsagenda van de relevante sectoren binnen de gemeente. De gemeente doet immers al van alles in een buurt:

van groenbeheer en het onderhoud aan wegen tot het aanbieden van zorg-, onderwijs- en winkelvoorzieningen. Bovendien bestaat anders het risico dat de agenda een stuk papier met wensen blijft, dat moeilijk uit te voeren is.

Daarom is het slim om de plannen en ideeën voor de buurt zoveel mogelijk te verbinden met het gemeentelijke beleid – dat maakt de kans dat het wordt uitgevoerd groter.

Een mooi voorbeeld van hoe dit kan worden georganiseerd, vinden we in Loenen aan de Vecht (zie kader: ‘Dorpsagenda Loenen aan de Vecht:

ideeën verbinden met gemeentelijk beleid’). In dit dorp is op initiatief van de bewoners een dorpsagenda opgesteld, waarvan de ideeën vervolgens zijn verbonden met het gemeentelijk beleid. In dit geval lag het initiatief dus bij de bewoners, maar ook wijkprofessionals of andere partijen kunnen initia- tiefnemer zijn. Een andere manier van het verbinden van plannen en ideeën voor de buurt aan gemeentelijk beleid is om ambtenaren vanuit verschillende relevante sectoren te laten aansluiten bij gesprekken die met bewoners plaatsvinden voor de uitwerking van een buurtagenda. In de Haagse Bomen- en Bloemenbuurt sloten ambtenaren bijvoorbeeld aan bij het op haalbaarheid beoordelen van ingediende ideeën van bewoners (zie kader bij bouwsteen 7).

Daardoor verkenden zij meteen welke ideeën er waren. Het is goed om gericht ambtenaren te betrekken die actief zijn op de (verwachte) pijnpunten in een buurt. Als dit het thema veiligheid is, dan is het verstandig iemand te laten aansluiten die op dat terrein actief is.

Dorpsagenda Loenen aan de Vecht: ideeën verbinden met gemeentelijk beleid

In Loenen aan de Vecht, een dorp in de gemeente Stichtse Vecht, hebben bewoners op eigen initiatief een dorpsagenda opgesteld. De dorpsraad28 heeft hierin de visie van het dorp geschetst, in samenwerking met de gemeente, ondernemers, sportclubs, culturele instellingen, welzijn en de corporatie. Daaruit kwam een overkoepelende agenda die diende als kompas voor een meerjarige samenwerking met de gemeente en andere organisaties. De agenda is besproken met de wijkwethouder, die het vervolgens heeft gepresenteerd aan het college van B en W. Samen met collega-wethouders heeft de wijkwethouder een tegenbod geformuleerd dat uit drie delen bestond. Allereerst heeft de gemeente gekeken waar de dorpsagenda goed aansluit bij de plannen van de gemeente en waarop zij direct kon inspelen. Ten tweede heeft ze aangegeven op welke vraag- stukken zij kansen zag om samen te werken met de dorpsraad en andere actieve partijen. Als laatste werden de vraagstukken gemarkeerd waar de gemeente niet veel kon betekenen voor de dorpsraad. Met deze vraag- stukken zijn de dorpsraad en de andere partijen zelf aan de slag gegaan.

Lees meer over dit voorbeeld (en met name de rol van wijkwethouder) in ‘Gebiedsbestuurders bij decentrale overheden’ van Platform31.

Hoe maak ik een buurtagenda? / 3. Zeven bouwstenen voor een buurtagenda

(27)

Aan de slag met deze bouwsteen

– Wat doet de gemeente al op het vlak van de ideeën voor de buurtagenda?

– Vind je het belangrijk dat de ideeën voor de buurtagenda aansluiten op de beleidsagenda van de gemeente? Waarom wel of niet?

– Zo ja, hoe wil je zorgen voor aansluiting tussen ideeën voor de buur- tagenda en de beleidsagenda van de gemeente?

– Als de gemeente al bezig is met een onderwerp, wat zou de

gemeente daarin in de toekomst anders of beter kunnen oppakken?

Hoe maak ik een buurtagenda? / 3. Zeven bouwstenen voor een buurtagenda

(28)

7. Stel de buurtagenda op

Na het besteden van aandacht aan bouwstenen 1 tot en met 6 – of een gedeelte daarvan – liggen er voldoende ideeën op tafel om samen met de betrokken partijen de buurtagenda op te stellen. De bewoners, gemeente, woningcorporaties, scholen, zorgorganisaties, ondernemers, sportvereni- gingen: iedereen die actief is in de buurt dient hierbij betrokken te zijn. Dan weet je zeker dat de agenda ook gedragen wordt door deze partijen. Een buur- tagenda kan veel verschillende vormen kennen, afhankelijk van de buurt zelf, het doel waarvoor deze is opgesteld en de wensen van betrokken partijen.

Het is daarbij belangrijk dat de buurtagenda zo concreet mogelijke afspraken bevat voor het uitvoeren van plannen, maatregelen, interventies of acti- viteiten in de buurt. Ook bredere ambities kunnen een plek krijgen in de agenda. Nog belangrijker is dat alle partijen overeenstemming hebben bereikt over het nut en de noodzaak van deze afspraken. En dat ze zich zullen inzetten om te zorgen dat de agenda wordt uitgevoerd. Tot slot kan bij het opstellen van de buurtagenda alvast worden nagedacht over de toekomst:

wanneer gaan partijen om tafel om de buurtagenda te actualiseren? De ople- vering van de buurtagenda is een belangrijk moment dat gevierd mag worden.

Om te voorkomen dat de buurtagenda na oplevering in een bureaula belandt, is het belangrijk heldere afspraken met elkaar te maken over de uitvoering.

Zorg er daarom ook voor dat deze agenda samen wordt uitgevoerd door gemeente, bewoners, wijkprofessionals en andere partijen. Houd hierbij reke- ning met mogelijkheden om te monitoren welke resultaten worden bereikt en mogelijkheden om bij te sturen.

Wijkagenda’s Den Haag

In Den Haag wordt voor alle 44 wijken een wijkagenda opgesteld. Hier is voor gekozen om meer samenhang te krijgen in de opgaven die per wijk worden aangepakt en beter te kunnen bepalen waar prioriteit ligt. Het proces om te komen tot de agenda wordt aangepast aan de behoeften van wijkbewoners en is dus maatwerk. De eerste pilotwijken waarin een wijkagenda werd opgesteld zijn Kom Loosduinen en de Bomen- en Bloemenbuurt. De projectleiders hiervan, Wouter de Hoog (Kom Loosduinen) en Hakim Ahbarouch (Bomen- en Bloemenbuurt) lichtten het proces dat zij hebben doorlopen toe tijdens een bijeenkomst die Platform31 en Movisie op 21 januari 2021 organiseerden: ‘Tellen en vertellen; samen aan de slag’.

Kom Loosduinen

Voormalig tuindersdorp Loosduinen is een stadsdeel binnen de gemeente Den Haag. Kom Loosduinen is het oude centrum. De project- leider van de wijkagenda geeft aan dat eerst gegevens over de wijk zijn onderzocht: “Er zijn heel veel data waar je jezelf helemaal in kunt verliezen. We wilden bewoners hier niet mee overladen en hebben gekeken naar wat ons opviel in de data. Wat scoort anders ten opzichte van het gemiddelde in Den Haag? Zijn er bespreekpunten met de bewoners?” Vervolgens gaf de projectleider opdracht aan Onzichtbaar Den Haag om verhalen uit de wijk op te halen bij wijkbewoners die een groot netwerk in de wijk hebben, maar niet vaak met de gemeente in aanraking komen, zoals de kapper, de eigenaar van de kringloopwinkel of de fysiotherapeut. Er is onder andere een filmpje gemaakt waarin deze bewoners aan het woord komen. Daarnaast zijn er drie wijktafels gehouden met alle stakeholders in de wijkagenda (waaronder mede- werkers vanuit verschillende diensten van de gemeente, bewoners, welzijnsorganisaties, politie, coöperaties en winkeliers). Daarin werd

Hoe maak ik een buurtagenda? / 3. Zeven bouwstenen voor een buurtagenda

(29)

onder andere besproken hoe de wijk ervoor staat, wat de deelnemers graag anders zouden zien, welke thema’s het meest belangrijk zijn en welke acties nodig zijn. Door de cijfers over en verhalen uit de buurt te combineren, kreeg de projectleider een beeld van hoe de wijk ervoor stond. Vervolgens werd gekeken wat prioriteit heeft in de wijk. Wat vinden mensen belangrijk? Er werd vervolgens een bewonersavond georganiseerd. Deze methode sloot goed aan op de behoefte van de voornamelijk oudere mensen in de wijk. Nieuwe Loosduiners waren echter ondervertegenwoordigd op de bewonersavond. Daarom zijn er persona’s gemaakt met fictieve portretjes van nieuwe Loosduiners waarbij de aanwezigen werd gevraagd zich in hen te verplaatsen. De bewoners gingen hierdoor anders nadenken over de prioriteiten. De uitkomsten zijn ten slotte vertaald in een overzichtsplaat van de wijk- agenda, waarop de belangrijkste agendapunten zijn verzameld. Deze is hier te vinden. Om het geheel af te sluiten, werd een feest georganiseerd en konden bewoners plannen indienen voor uitvoering van de agenda.

Bomen- en Bloemenbuurt

De Bomen- en Bloemenbuurt is een wijk met veel hoogopgeleide bewo- ners, hoge inkomens en veel tweeverdieners. De bewoners hebben aangegeven weinig tijd te hebben om naar bewonersbijeenkomsten te gaan. De vraag voor de projectleider was: hoe kom ik er toch achter wat er speelt in de wijk? Hij koos voor een online participatietraject, zodat de bewoners op een moment dat hen uitkwam mee konden doen.

Hiervoor werd deze website opgezet. Het traject kende drie stappen:

ophalen, reageren en prioriteren. Om ideeën op te halen werd aan de bewoners gevraagd wat hun idee was om de wijk leefbaarder te maken.

Andere bewoners konden op de online ingediende ideeën reageren en een like achterlaten of een argument tegen een idee opvoeren. Maar liefst 152 bewoners hebben een idee ingediend. Hier werd veel op gere-

ageerd. Vervolgens werden de ideeën op haalbaarheid getoetst door de projectleider en collega’s van andere afdelingen binnen de gemeente.

Deze collega’s kregen daardoor ook een beter beeld van wat er speelde in de wijk. De haalbare ideeën werden groen gekleurd en gecombineerd tot acht agendapunten. De bedoeling was om deze agendapunten te bespreken tijdens een bijeenkomst waar 100 bewoners zich voor hadden aangemeld, maar corona verhinderde dit. In plaats daarvan zijn de acht agendapunten op de website geplaatst, zodat de buurtbewoners hier weer op konden reageren. Tegelijkertijd werd er een enquête verstuurd met een aantal vragen en dilemma’s die spelen bij de gemeente. Dit heeft interessante resultaten opgeleverd. Het bleek bijvoorbeeld dat de bewoners ‘groen’ belangrijker vonden dan parkeren, terwijl in bewo- nersbijeenkomsten vaak het tegenovergestelde naar voren kwam. De agendapunten zijn met de resultaten van de enquête concreter gemaakt en uitgewerkt in ‘wat we willen bereiken’ en ‘wat we gaan doen’. De ingediende ideeën vormden de basis voor het uitvoerende deel. Iedere bewoner van twaalf jaar en ouder kreeg vervolgens een stemcode thuis- gestuurd waarmee hij of zij vijf van de acht agendapunten kon priori- teren. Uiteindelijk hebben 2.500 bewoners hun stem uitgebracht (20%

van de wijk). De uitslag is hier te bekijken. Dit leidde tot deze wijkagenda.

Aan de slag met deze bouwsteen

– Welke vorm vind je passend voor de buurtagenda voor deze buurt?

– Waar hebben de bewoners zelf behoefte aan en hoe kom je daarachter?

– Hoe kun je ervoor zorgen dat er een gedragen keuze komt voor welke punten prioriteit hebben en op de agenda moeten komen?

– Hoe zorg je ervoor dat de agenda wordt gemaakt?

Hoe maak ik een buurtagenda? / 3. Zeven bouwstenen voor een buurtagenda

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Inwoners die hulp/ondersteuning nodig hebben, weten waar zij hulp kunnen krijgen of ondersteuning kunnen vragen.. • Inwoners die ondersteuning nodig hebben ontvangen die

Daarom is er voor gekozen om alleen binnen de rollen te kijken naar welke partijen belangrijk zijn, om een onderscheid te maken tussen ‘de hoed en de rand’.. Voor elke rol is

De eerste vergadering vond plaats op 8 juli 2014 en er zijn toen goede afspraken gemaakt over de verspreiding van de informatie naar omwonenden.. Van elke vergadering zijn

In deze paragraaf wordt de volgende onderzoeksvraag behandeld: Zijn de deskundigenberichten in overeenstemming met de verwachtingen van de betrokken partijen en

Doen we de bewoners, bestuurders, architecten en alle betrokken partijen niet tekort wanneer we de mogelijkheid tot realisatie van het oorspronkelijke plan niet met beide handen

Na eerst een interne inventarisatie te hebben uitgevoerd, worden nu ook externe partijen betrokken bij het proces om ambities te bepalen en samen te bespreken op welke wijze

Toelichting financieel 22-1-2013 Bij realisatie van de plannen zal de benodigde besparing voor het jaar 2013 nog niet helemaal gerealiseerd worden. Medewerkers -

Een door VECOZO afgewezen Declaratie wordt beschouwd als niet ingediend bij de gemeente en dient na correctie door de zorgaan- bieder zo spoedig mogelijk via VECOZO alsnog bij