• No results found

Studiegids minor Militair Recht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Studiegids minor Militair Recht"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verkorte Programma- en Studiegids

Bachelor Krijgswetenschappen minor Militair recht

2017-2018

Nederlandse Defensie Academie Faculteit Militaire Wetenschappen

Breda, 2017

(2)
(3)

Voorwoord

De Faculteit Militaire Wetenschappen verzorgt het wetenschappelijke deel van de officiersopleiding in de vorm van drie bacheloropleidingen. Eén van deze opleidingen is de Bachelor Krijgswetenschappen die beoogt de aanstaande officieren een academisch werk- en denkniveau in het domein van de krijgswetenschappen bij te brengen.

Binnen de Bachelor Krijgswetenschappen biedt de Faculteit Militaire Wetenschappen sinds het studiejaar 2007-2008 de minor Militair recht aan. Deze minor is primair bestemd voor militaire studenten van de Militair Wetenschappelijke Opleiding (van alle krijgsmachtdelen). Daarnaast staat de minor – in beperkte mate –open voor civiele studenten. De minor wordt verzorgd door docenten uit de vakgroep Krijgswetenschappen.

Militair recht is één van de kennisvelden die deel uitmaken van de multidisciplinaire opleiding krijgswetenschappen. Militair recht heeft een hybride karakter. Het is een op de militaire praktijk gerichte combinatie van rechtsgebieden, waaronder internationaal publiekrecht, staatsrecht, straf- en tuchtrecht en bestuursrecht. Het recht wordt, binnen de krijgsmacht, doorgaans door leken op juridisch gebied (commandanten) toegepast, daarbij ondersteund door juridisch geschoolde adviseurs (militair juristen). Deze ‘leken’ zijn overigens wel steeds eindverantwoordelijk voor de uitvoering van het militaire recht. Daarom volgen aanstaande commandanten tijdens hun (wetenschappelijke) militaire opleiding militair-juridisch onderwijs.

Militair recht biedt het juridische kader voor militairen en militaire inzet. Het bestaat ruwweg uit drie componenten:

• de rechtsbases (grondslagen) voor militaire inzet;

• de rechtsregimes (regels) die op militaire inzet en militairen van toepassing zijn;

• organisatorische delen die het functioneren van een krijgsmacht betreffen.

De minor Militair recht gaat in op deze drie componenten. De doelstelling van de minor Militair recht is aanstaande officieren een academisch werk- en denkniveau in het domein van het militaire recht bij te brengen. Aangezien militair recht wordt toegepast in een dynamische omgeving, passen wij het curriculum continu aan de recente praktijk aan.

Lezers – studenten en anderen – nodigen wij van harte uit suggesties ter verbetering aan te dragen.

Kol dr. Joop Voetelink UHD Militair Recht

(4)
(5)

Inhoudsopgave

Voorwoord 3

Inhoudsopgave 5

DEEL 1 ORGANISATIE & OPLEIDING 7

Hoofdstuk 1. Visie op en organisatie van de bachelor opleiding krijgswetenschappen 7 Hoofdstuk 2. Doelstelling en positie van de bachelor krijgswetenschappen 7 Hoofdstuk 3. Inrichting van het curriculum krijgswetenschappen 7 Hoofdstuk 4. Doelstelling, positie en inrichting van de minor Militair recht 9 4.1 De positie van de minor Militair recht binnen de bachelor Krijgswetenschappen 9

4.2 De positie van (de minor) Militair recht 9

4.3 De eindtermen van de minor Militair recht 10

4.4 De inhoud van de minor Militair recht 11

Hoofdstuk 5. Academische vaardigheden 13

5.1 Inleiding 13

5.2 Minor Militair recht 13

Hoofdstuk 6. Voorzieningen voor studenten van de studierichting krijgswetenschappen 13

DEEL 2 – CURSUSSEN IN DE MINOR MILITAIR RECHT 14

Hoofdstuk 7. Cursusbeschrijvingen minor Militair recht 14

7.1 Algemeen 14

7.1.1 Aanvangsniveau 14

7.1.2 Doelstelling en academische vaardigheden 14

7.1.3 Introductie vakken 14

7.2 Militair Straf- en Tuchtrecht (MST) 15

7.2.1 Korte cursusbeschrijving 15

7.2.2 Referentie aan de eindtermen 15

7.2.3 Cursusdoelstellingen 15

7.2.4 Literatuur 16

7.2.5 Didactische werkvormen, toetsing en programmaoverzicht 16

7.2.6 Totaaloverzicht aan studielasturen 16

7.3 Militair Bestuursrecht (MBR) 16

7.3.1 Korte cursusomschrijving 16

7.3.2 Referentie aan de eindtermen 17

7.3.3 Cursusdoelstellingen 17

7.3.4 Literatuur 17

7.3.5 Didactische werkvormen en toetsing 17

7.3.6 Programmaoverzicht 18

7.3.7 Totaaloverzicht aan studielasturen 18

7.4 Militair Operationeel Recht (MOR) 18

7.4.1 Korte cursusomschrijving 18

7.4.2 Referentie aan de eindtermen 18

7.4.3 Cursusdoelstellingen 19

7.4.4 Literatuur 19

7.4.5 Didactische werkvormen en toetsing 20

7.4.6 Programmaoverzicht 20

7.4.7 Totaaloverzicht aan studielasturen 21

7.5 Rechtsbases en -regimes Militaire Operaties (RMO) 21

7.5.1 Korte cursusomschrijving 21

7.5.2 Referentie aan de eindtermen 21

7.5.3 Cursusdoelstellingen 22

7.5.4 Literatuur 23

7.5.5 Didactische werkvormen en toetsing 23

7.5.6 Programmaoverzicht 23

7.5.7 Totaaloverzicht aan studielasturen 24

7.6 Miniscriptie Militair Recht (MSMR) 24

7.6.1 Korte cursusomschrijving 24

(6)

6

7.6.2 Referentie aan de eindtermen 24

7.6.3 Cursusdoelstellingen 25

7.6.4 Literatuur 25

7.6.5 Opbouw van de cursus en werkvormen 25

7.6.6 Beoordeling 26

7.6.7 Aanwijzing opmaak 26

7.6.8 Programmaoverzicht 26

7.6.9 Totaaloverzicht aan studielasturen 27

BIJLAGE 28

Bijlage – Doorstroom mogelijkheden Bachelor Krijgswetenschappen; minor Militair recht 28

(7)

DEEL 1 ORGANISATIE & OPLEIDING

Hoofdstuk 1. Visie op en organisatie van de bachelor opleiding krijgswetenschappen

Hoofdstuk 2. Doelstelling en positie van de bachelor krijgswetenschappen

Hoofdstuk 3. Inrichting van het curriculum krijgswetenschappen

Alle conform: Studiegids van de Bachelor Krijgswetenschappen

(8)
(9)

Hoofdstuk 4. Doelstelling, positie en inrichting van de minor Militair recht

4.1 De positie van de minor Militair recht binnen de bachelor Krijgswetenschappen

De bachelor Krijgswetenschappen is opgezet volgens het major-minor model, waarbij de major de hoofdstudierichting is en de minor een verbreding en/of verdieping van de wetenschappelijke vorming biedt. Hiermee wordt de academische vorming versterkt; ook buiten de comfortzone van de hoofdstudierichting. Deze minorruimte kan worden ingevuld door het volgen van een minor Militair recht. Omdat internationaal publiekrecht, w.o. het humanitair oorlogsrecht, een wezenlijk deel is van de major Krijgswetenschappen, is de minor Militair recht zowel een verdieping als een verbreding op militair-juridisch gebied.

De Minor Militair recht is geprogrammeerd in onderwijsperiode 7A en B van de bachelor KW.

CURSUS OMVANG BIJZONDERHEDEN

Minorruimte, waarbij een keuze bestaat uit de volgende institutionele minoren:

• Militair Recht

• Dynamiek van Mens en Militaire Organisatie

• Info@war

20 Het programma van deze

minoren is beschreven in de bijbehorende

programmaboeken.

TOTAAL 20

Binnen de bachelor Krijgswetenschappen biedt de Faculteit Militaire Wetenschappen van de Nederlandse Defensie Academie (NLDA) sinds het studiejaar 2007-2008 de minor Militair recht aan.

Deze minor is primair bestemd voor militaire studenten van de Militair Wetenschappelijke Opleiding van alle krijgsmachtdelen. Daarnaast staat de minor in beperkte mate open voor civiele studenten.

De eindtermen van de minor Militair recht zijn gebaseerd op de eindtermen van de bachelor KW. Een van de eindtermen van de bachelor KW luidt: “Een officier/student die afstudeert als bachelor krijgswetenschappen is in staat in een geheel ander vakgebied dan de krijgswetenschappen (lees: het militaire recht):

• zich te oriënteren en inzicht te krijgen in de meest relevante probleemstellingen;

• zich hierover een oordeel te vormen;

• dit inzicht en oordeel mondeling en schriftelijk te communiceren in de Nederlandse taal;

• met professionals uit dit vakgebied te discussiëren over de meest, actuele relevante vraagstukken.”

4.2 De positie van (de minor) Militair recht

Militair recht is één van de onderdelen van krijgswetenschappen. Daarnaast is het ook een specialisatie binnen de juridische opleidingen van de Universiteit van Amsterdam. Het is een op de praktijk gerichte combinatie van diverse rechtsgebieden: internationaal publiekrecht, staatsrecht, straf- en tuchtrecht en bestuursrecht.

Militair recht biedt het juridische kader voor militairen en militaire inzet. Het bestaat ruwweg uit drie componenten:

• de rechtsbases (grondslagen) voor militaire inzet;

• de rechtsregimes (regels) die op militaire inzet en militairen van toepassing zijn;

• organisatorische delen die het functioneren van een krijgsmacht betreffen.

Deze drie onderdelen zijn hieronder schematisch weergegeven in Figuur 1.

(10)

10 Figuur 1 Driedeling militair recht

Alle militairen – en met name commandanten – passen militair recht toe. Commandanten worden daarbij ondersteund door juridisch geschoolde adviseurs: militair juristen. De aspirant-officieren die aan de FMW het wetenschappelijke deel van hun officiersopleiding volgen, zijn de commandanten in- spé die na het behalen van het officiersdiploma dit militair recht zullen toepassen.

Het curriculum van de minor Militair recht bevat de essentiële nationale en internationale onderdelen van het militair recht die betrekking hebben op het functioneren en de inzet van de krijgsmacht, van commandanten en leidinggevenden en van militairen sec.

4.3 De eindtermen van de minor Militair recht

De eindtermen van de minor Militair recht zijn een afgeleide van de eindtermen van de bachelor Krijgswetenschappen:

1. Een officier/student die de minor Militair recht succesvol afrondt, heeft aantoonbare kennis en inzicht in de volgende onderwerpen, waarbij hij:

• nationaal juridische aspecten van de inzet van de krijgsmacht kan verklaren en toelichten, waaronder de nationale rechtsbases (grondslagen) voor binnenlandse militaire inzet van nationale operaties kan verklaren en toelichten;

• internationaal juridische aspecten van het verkeer tussen staten en van het gebruik van militaire macht in dit verkeer kan verklaren en toelichten, waaronder internationale en nationale rechtsbases (grondslagen) voor militaire inzet kan verklaren en toelichten;

• de nationale en internationale rechtsregimes (regels) die op (binnenlandse en buitenlandse) militaire inzet en militairen van toepassing zijn kan verklaren en toelichten;

• organisatorische delen die het functioneren van een krijgsmacht betreffen kan verklaren en toelichten;

• de besluitvormingsprocessen die hun toepassing vinden bij de uitvoering van militaire operaties, zowel in nationaal als in internationaal verband, vanuit juridisch perspectief kan uitleggen.

2. Een officier/student die de Minor Militair recht succesvol afrondt, is in staat zijn kennis en inzicht toe te passen door:

• gekozen strategieën en elk militair handelen te toetsen aan de regels van het militair recht en het (inter)nationale recht; met name de rechtsbases en rechtsregimes;

• operaties in verleden en heden te toetsen aan vigerende juridische kaders en conclusies te trekken over de validiteit van deze kaders en over de juridische implicaties daarvan.

Grondslagen

• Ius ad Bellum

• Mandaat

• ROE

• Grondwet

• Statuut

• Functionele wetten

• WIV 2002

• Politiewet

• Kustwacht

• Bewaking

Regime

• Oorlogsrecht

• Mensenrechten

• SOFA & MOU

• ROE

• Internationaal Strafrecht

• Wet Internat. Misdrijven

• Militair Strafrecht

• Strafrecht

• Tuchtrecht

• Functionele wetten

• Politiewet

• Kustwacht

• Bewaking

• Bestuursrecht

• Rechtspositierecht Organisatie Militair recht

(11)

3. Een officier/student die de minor Militair recht succesvol afrondt, is in staat het handelen van commandanten staven en officieren (en ondergeschikten), in operaties te toetsen aan juridische kaders en hierover een oordeel te vormen.

4. Een officier/student die de minor Militair recht succesvol afrondt, is in staat zijn kennis, inzicht, oordeel en visie over te brengen op een publiek bestaande uit vakgenoten en niet-vakgenoten, zowel mondeling als schriftelijk, in de vorm van presentaties, bijdrage in discussies, papers, werkstukken of referaten.

4.4 De inhoud van de minor Militair recht

De eindtermen van de minor Militair recht leiden tot een volgende opbouw van het curriculum die wordt verzorgd in onderwijsperiode BA7. Hierin zijn twee verdiepende nationaalrechtelijke vakken geprogrammeerd.

In Militair bestuursrecht (MBR) behandelen we onderwerpen die aan de organisatie van de krijgsmacht als overheidsinstrument zijn gerelateerd. Dit rechtsgebied bestaat uit een algemeen en een bijzonder deel. In het algemene deel gaat het om het (militaire) bestuursrecht in brede zin. Hierin behandelen we algemene begrippen uit het bestuursrecht die we op de militair toespitsen. Het bijzonder deel betreft de rechtspositie van de militair: het militaire ambtenarenrecht. Onderwerpen die, onder andere, behandeld zullen worden zijn:

aanstelling, schorsing, ontslag en drugsbeleid.

In Militair straf- en tuchtrecht (MST) gaan we uitgebreid in op twee rechtsregimes waarmee de krijgsmacht haar interne discipline handhaaft (tuchtrecht) en waarmee de maatschappij ongewenst en disfunctioneel gedrag corrigeert (strafrecht). We behandelen allereerst de beginselen van het gewone strafrecht, gevolgd door de bijzonderheden van het militaire straf- en tuchtrecht. Daarbij wordt ook de rol van de Koninklijke Marechaussee en het Openbaar Ministerie besproken. We behandelen eveneens de toepassing van het strafrecht in het buitenland, waaronder operatiegebieden. Daarnaast wordt de (strafrechtelijke) toetsing van functioneel geweldgebruik besproken. In dat verband wordt ook een aantal aspecten van het oorlogsstrafrecht besproken.

Verder zijn twee vakken geprogrammeerd die een directe samenhang hebben met de inzet van de krijgsmacht zowel nationaalrechtelijk als internationaalrechtelijk. Dat laatste betreft het internationaal- juridische raamwerk waarbinnen de krijgsmacht kan worden ingezet en de internationale rechtsregimes die van toepassing zijn op militaire operaties.

In Rechtsbases en -regimes Militaire Operaties (RMO) wordt allereerst bezien hoe de regering tot nationale of internationale inzet van de krijgsmacht komt. De parlementaire besluitvormingsprocedures voor verschillende soorten internationale inzet worden geanalyseerd, crisisbeheersingsoperaties, zelfverdedigingsoperaties en geheime operaties.

Vervolgens worden de drie grondslagen (rechtsbases) voor internationale militaire inzet bezien:

o collectieve actie met autorisatie van de VN-Veiligheidsraad.

o zelfverdediging;

o Instemming van een gaststaat (consent)

Daarnaast word kort aandacht besteed aan de mogelijke rechtsbases voor nationale inzet zoals de politiewet en wet veiligheidsregio’s waarbij ook de bijzondere positie van het Caribisch gebied aan de orde komt. Commandanten moeten de rechtsbasis voor hun bijdrage aan een operatie kunnen herleiden, beargumenteren en uitdragen.

Tevens behandelen we de rechtsregels die tijdens de uitvoering van een internationale missie van toepassing zijn of toegepast worden: oorlogsrecht en mensenrechten. Deze rechtsregimes bepalen (samen met ROE) hoe de commandant en zijn personeel uitvoering geven aan militaire operaties. Overschrijding of schending van deze rechtsregimes, oftewel disfunctioneel gedrag, kan leiden tot correcties via straf- en tuchtrecht.

(12)

12

In Militair operationeel recht (MOR) gaan we aan de slag met de verschillende instrumenten waarmee de krijgsmacht in staat is in het buitenland te opereren. Op de eerste plaats zijn dat de overeenkomsten die de ontplooiing of doorreis in andere landen mogelijk maken: Status of Forces Agreements (SOFA’s) en Memoranda of Understanding (MOU’s).

Tevens bespreken we Rules of Engagement (ROE). Deze onderdelen van het MOR worden toegepast op specifieke onderwerpen, zoals contractors. Commandanten dienen gebruik te kunnen maken van deze instrumenten en de beperkingen of grenzen daarvan te kunnen onderkennen.

Miniscriptie. Met ingang van studiejaar 2016-2017 is een nieuw element aan het curriculum toegevoegd. Teneinde studenten beter voor te bereiden op het schrijven van de afsluitende scriptie in het volgende studiejaar, is het schrijven van een miniscriptie ingevoegd in de minor Militair recht. De overige onderdelen van de minor Militair Recht zullen waar mogelijk inspelen op de miniscriptie. Zo wordt in het vak MOR binnen de kaders van de leerdoelen van het vak aandacht besteed aan het opzoeken, analyseren, toepassen en beoordelen van jurisprudentie, verdragen, wetten en andere rechtsbronnen.

Ook binnen de andere vakken uit de minor Militair recht zal, met name bij de aanvang van een vak, aandacht besteed worden aan de miniscriptie en de mogelijkheden die het specifieke vak kan bieden als inspiratiebron voor een onderwerp voor de miniscriptie. De methodieken voor opzoeken, analyseren en beoordelen van de diverse rechtsbronnen bij deze vakken vormen een herhaling en verbreding van de kennis en vaardigheden die nodig is bij het schrijven van de miniscriptie.

Het schrijven van de miniscriptie is gezien de plaats binnen de minor Militair recht gericht op juridisch onderzoek en verslaglegging daarvan. Dat neemt niet weg dat de opzet en uitgangspunten voldoende breed zijn om ook als adequate voorbereiding te dienen op het schrijven van een scriptie buiten het juridisch vakgebied. Voor de goede orde: deelnemers aan de minor Militair recht zijn niet verplicht tot het schrijven van een juridische scriptie ter afsluiting van de bachelor Krijgswetenschappen.

De vakken van de minor Militair recht worden op Leids niveau 300 verzorgd. De vakken uit de minor sluiten – met uitzondering van MBR – aan op het onderzoeksprogramma van de vakgroep Krijgswetenschappen (zie NLDA/FMW, Kennis- en Onderzoeksplan (KOP)). De toetsvormen en de weging van de toetsonderdelen zijn hieronder in tabelvorm vervat.

Cursus EC Niveau Toetsvorm

Militair Straf- en Tuchtrecht (MST) 4 300 Schriftelijk tentamen 1/1

Militair Bestuursrecht (MBR) 3 300 Schriftelijk tentamen 1/1

Rechtsbases en -regimes Militaire Operaties (RMO) 6 300 Schriftelijk tentamen 1/1

Militair Operationeel recht (MOR) 4 300 bronnenonderzoek 10%

verslaglegging contractors 15%

Schriftelijk tentamen 75%

Miniscriptie 3 300 Schriftelijk 1/1

Totaal 20

(13)

Hoofdstuk 5. Academische vaardigheden

5.1 Inleiding

Van officieren en andere beoefenaars van de krijgswetenschappen wordt een academisch werk- en denkniveau verwacht. Dit niveau wordt bereikt door het aanleren van kennis en het verwerven van inzicht in dit wetenschapsgebied en blijkt uit het vermogen deze kennis toe te passen en zich een oordeel te vormen over krijgswetenschappelijke vraagstukken. Hiertoe zijn competenties nodig die

‘academische vaardigheden’ worden genoemd.

Deze vaardigheden zijn in de eindtermen expliciet verwoord als:

• De student bezit de houding, interesse en leervaardigheden die nodig zijn om een vervolgstudie zelfstandig af te ronden. Hij is in staat zelfstandig de methoden en technieken van onderzoek te selecteren en toe te passen die nodig zijn voor de bestudering van historische casuïstiek, voor casestudies en voor de operationele analyse van besluitvormingsprocessen.

• De student is in staat zijn kennis, inzicht, oordeel en visie over te brengen op een publiek bestaande uit vakgenoten en niet-vakgenoten, zowel mondeling als schriftelijk, zowel in de Nederlandse als in de Engelse taal in de vorm van presentaties, bijdrage in discussies, papers, werkstukken, referaten en een scriptie.

Anders geformuleerd dient de student aan het eind van de major krijgswetenschappen in staat te zijn om theoretische en praktische vraagstukken te formuleren en op te lossen door het combineren van bestaande kennis. Tevens dient de student nieuwe kennis te verwerven door middel van wetenschappelijk onderzoek. De student dient een methodische probleemaanpak te hanteren en díe theorie of argumenten te kiezen die zich het best lenen voor het oplossen van een probleem in overeenstemming met de juiste onderzoeksstrategie en methodologie.

Daarnaast dient de student helder en effectief te kunnen communiceren in woord en geschrift, zowel in de Nederlandse als de Engelse taal.

(Voor de details wordt hier kortheidshalve verwezen naar de Studiegids van de Bacheloropleiding Krijgswetenschappen.)

5.2 Minor Militair recht

Zie Deel 2 voor specifieke vaardigheden gerelateerd aan de minor Militair recht. In algemene zin draagt de minor Militair recht bij aan de leerlijnen communicatieve vaardigheden in de Nederlandse taal (CVN) en methoden en technieken van onderzoek (MTO).

Hoofdstuk 6. Voorzieningen voor studenten van de studierichting krijgswetenschappen

(Conform: Studiegids van de Bachelor Krijgswetenschappen)

(14)

14

DEEL 2 – CURSUSSEN IN DE MINOR MILITAIR RECHT

Hoofdstuk 7. Cursusbeschrijvingen minor Militair recht

7.1 Algemeen

7.1.1 Aanvangsniveau

Studenten hebben in de Propedeuse het onderdeel (Legitimiteit) Humanitair Oorlogsrecht gevolgd.

Daarnaast dient de cursus Internationaal Recht (IR) te zijn gevolgd. Bij afwijking of uitzonderingsgevallen beslist de coördinator, Kol dr. Joop Voetelink.

7.1.2 Doelstelling en academische vaardigheden

Deze minor is gericht op kennis en inzicht, toepassing van en het oordeelsvermogen in militair- juridische onderwerpen. Daarnaast worden academische vaardigheden versterkt die in de major krijgswetenschappen worden ontwikkeld. Deze vaardigheden zijn:

• het in eigen woorden kunnen presenteren en uitleggen van een complex artikel over militair rechtelijke aspecten;

• het kunnen formuleren van vraagstellingen die een zinvolle relatie leggen tussen theorie en militaire praktijk;

• het kunnen analyseren van een complex probleem op het gebied van militair recht aan de hand van een gegeven vraagstelling;

• de vraagstelling, de daarbij uitgevoerde analyses en conclusies op een heldere en juiste manier kunnen structureren en communiceren.

7.1.3 Introductie vakken

Voordat de vakken van de minor Militair recht starten zal een gecombineerd introductiecollege worden verzorgd dat uit twee delen bestaat. Het eerste deel introduceert de minor, gaat kort in op de algehele inhoud en de verbanden tussen de vakken. Verder wordt duidelijk gemaakt wat de docenten en cursuscoördinatoren van de studenten verwachten en omgekeerd mogen de studenten aangeven wat zij van de docenten en coördinatoren hopen te ontvangen.

Het tweede deel zal een algemene introductie op het recht omvatten. Zoals uit punt 7.1.1. blijkt hebben de studenten kennis van een beperkt deel van het recht; namelijk het internationaal recht en vooral van een bijzonder onderdeel ervan, het Humanitair Oorlogsrecht. In de minor Militair Recht zullen ook andere rechtsgebieden aan de orde komen. Dit tweede deel heeft tot doel studenten de weg te wijzen in het bredere systeem van rechtsgebieden zodat ze begrijpen welke rechtsgebieden in de minorvakken aan de orde komen. Dit gedeelte is vooral oriënterend en wordt daarom niet getoetst.

(15)

7.2 Militair Straf- en Tuchtrecht (MST)

7.2.1 Korte cursusbeschrijving

Een commandant is verantwoordelijk voor de handhaving van de interne orde binnen zijn eenheid en wordt geacht de juiste maatregelen te kunnen treffen indien deze orde door zijn/haar manschappen wordt verstoord. Om op juiste wijze invulling te kunnen geven aan de verantwoordelijkheid is kennis van het militair straf- en tuchtrecht vereist. In de cursus Militair Straf- en Tuchtrecht (MST) wordt uitgebreid ingegaan op de werking van zowel het commune (civiele) straf- en strafprocesrecht als het aanvullende militair strafrecht en de wijze waarop deze rechtsstelsels de commandant raken in de uitoefening van zijn functie. Daarnaast wordt de toepassing van het (militair) strafrecht tijdens verblijf in het buitenland (oefening of inzet) besproken. In dat kader wordt ook aandacht besteed aan enkele aspecten van het oorlogsstrafrecht en de handelwijze (rapporteren, onderzoeken en toetsen) in geval van functioneel geweldgebruik. Tot slot wordt het militair tuchtrecht behandeld.

De cursus MST omvat 4 ECn en wordt gedoceerd op Leids niveau 300. Het onderwijs wordt gecoördineerd door majoor mr. Bas van Hoek. De lessen worden verzorgd door de militaire leden van de militaire kamer van de rechtbank Gelderland te Arnhem

7.2.2 Referentie aan de eindtermen

1. De officier/student die de cursus MST succesvol afrondt, heeft aantoonbare kennis en inzicht in de volgende onderwerpen, waarbij hij:

• de rechtsregimes (het (militair) strafrecht, oorlogsstrafrecht en militair tuchtrecht) die op militairen in binnen- en buitenland van toepassing zijn, kan verklaren en toelichten;

• de organisatorische delen uit het (militair) strafproces- en tuchtprocesrecht die het functioneren van een krijgsmacht betreffen kan verklaren en toelichten;

2. Een officier/student die de cursus MST succesvol afrondt, is in staat zijn kennis en inzicht toe te passen door:

• het gedrag van militairen te duiden, te toetsen aan de regels van het (militaire) straf- en tuchtrecht en daardoor de juiste maatregelen te treffen;

• in casuïstiek, mede aan de hand van relevante jurisprudentie, de toepasselijke strafrechtelijke en/of tuchtrechtelijke regels te onderscheiden en toe te passen.

3. Een officier/student die de cursus MST succesvol afrondt, is in staat het handelen van commandanten, kaderleden en manschappen tijdens operaties te toetsen aan juridische kaders van het (militair) straf- en tuchtrecht en hierover een oordeel te vormen.

4. Een officier/student die de cursus MST succesvol afrondt, is in staat zijn kennis, inzicht, oordeel en visie over te brengen op een publiek bestaande uit vakgenoten en niet-vakgenoten, in de Nederlandse taal.

7.2.3 Cursusdoelstellingen

De officier/student is aan het einde van de cursus MST in staat de voor hem/haar meeste relevante:

• beginselen, leerstukken en delicten van het commune (civiele) en militair strafrecht te verklaren en toe te lichten;

• aspecten van het (militair) strafprocesrecht te verklaren en toe te lichten;

• aspecten van het oorlogsstrafrecht te verklaren en toe te lichten;

• aspecten van het militair tuchtrecht te verklaren en toe te lichten;

• aspecten van het (militair) straf- en tuchtrecht tijdens uitzending te benoemen en toe te lichten.

De officier/student is aan het einde van de cursus MST in staat

• de opgedane kennis toe te passen op eenvoudige casuïstiek.

(16)

16

7.2.4 Literatuur

• Studiehandleiding Militair Straf- en Tuchtrecht

Coolen, G.L. Militair Straf- en Strafprocesrecht (2013), Deventer: Kluwer.

Fink (red.), Inleiding Militair recht (Breda: 2016);

• Wettenbundel Militair recht;

Aanvullende literatuur beschikbaar gesteld op ELO en/of uitgereikt tijdens de colleges.

7.2.5 Didactische werkvormen, toetsing en programmaoverzicht

De cursus MST bestaat uit zeven hoorcolleges. Het achtste (werk)college staat in het teken van het bespreken van vragen en behandelen van casuïstiek. Het negende college is facultatief en biedt gelegenheid tot responsie. Dit responsiecollege wordt gecombineerd met een bezoek aan de militaire kamer van de rechtbank Gelderland waarbij een aantal strafzittingen wordt bijgewoond. Het examen wordt afgenomen door middel van een schriftelijke toets.

Programmaoverzicht

College 1: materieel strafrecht I College 2: materieel strafrecht II College 3: materieel militair strafrecht College 4: formeel strafrecht

College 5: formeel militair strafrecht College 6: militair tuchtrecht

College 7: militair tuchtrecht

College 8: werkcollege militair straf- en tuchtrecht College 9: responsiecollege / bezoek militaire kamer

7.2.6 Totaaloverzicht aan studielasturen

THEMA / ONDERWERP HC WC ZS TOTAAL

Collegecyclus 18 0 91 109

Tentamen - 3 - 3

Totaal 18 3 91 112

MST bestaat uit 4 EC. Dit zijn 112 studielasturen, onderverdeeld in;

• 18 contacturen

• 3 tentamenuren

• 91 zelfstudie-uren

7.3 Militair Bestuursrecht (MBR)

7.3.1 Korte cursusomschrijving

Voor iedere toekomstig commandant is het noodzakelijk om de wet- en regelgeving die van toepassing is binnen de Defensieorganisatie te kennen. Deze cursus Militair Bestuursrecht (MBR) behandelt de rol van het bestuursrecht voor de militair en diens rechtspositie. Het kunnen toepassen en begrijpen van juridische procedures alsmede kennis van en inzicht in zijn rechten en plichten – én die van de onder zijn bevel gestelde militair – draagt bij aan het goed functioneren van iedere commandant.

De cursus MBR omvat 3 ECn en wordt gedoceerd op Leids niveau: 300. Het onderwijs wordt gecoördineerd door mr. Jeroen van den Boogaard en mede verzorgd door de militaire leden van de militaire kamer van de rechtbank Gelderland zittingsplaats Arnhem.

(17)

7.3.2 Referentie aan de eindtermen

1. Een officier/student die de cursus MBR succesvol afrondt, heeft aantoonbare kennis en inzicht in de administratief-juridische delen die het functioneren van een krijgsmacht betreffen (in casu het bestuursrecht), waarbij hij deze kan verklaren en toelichten.

3. Een officier/student die de cursus MBR succesvol afrondt, is in staat het handelen van commandanten staven en officieren (en ondergeschikten), in operaties en daarbuiten te toetsen aan bestuursrechtelijke kaders en hierover een oordeel te vormen.

4. Een officier/student die de cursus MBR succesvol afrondt, is in staat zijn kennis, inzicht, oordeel en visie over te brengen op een publiek bestaande uit vakgenoten en niet-vakgenoten, zowel mondeling als schriftelijk, in de Nederlandse taal in de vorm van presentaties, bijdrage in discussies, papers, werkstukken of referaten.

7.3.3 Cursusdoelstellingen

De student is aan het einde van de cursus MBR in staat:

• bepalende begrippen binnen het algemeen en bijzonder bestuursrecht te benoemen en uit te leggen;

• de plaats en hoofdlijnen van het algemeen bestuursrecht binnen de Nederlandse rechtsorde te schetsen;

• de plaats en hoofdlijnen van het militaire ambtenarenrecht te schetsen;

• de opbouw, structuur en onderlinge samenhang van de Militaire Ambtenarenwet 1931, het Algemeen Militair Ambtenarenreglement en aanverwante voorschriften aan te geven en deze regelgeving toe te passen op willekeurige casusposities;

• de gevolgen van de rechtspositie van de militair ambtenaar uiteen te zetten voor wat betreft de inbreuk/beperking op grondrechten die het militair bestuursrecht bevat;

• de waarde en gevolgen van de rechtspositie van de militair ambtenaar uiteen te zetten in het algemeen en in het bijzonder op het gebied van arbeidsvoorwaarden en georganiseerd overleg, aanstelling, opleiding, functietoewijzing en bevordering, functie- en loopbaanbegeleiding in het kader van het flexibel personeelssysteem (FPS), schadevergoeding en schadeverhaal, schorsing en ontslag;

• de hoofdlijnen van de rechtsbescherming in de meest brede zin van het woord binnen de rechtsspraak en de krijgsmacht uiteen te zetten aan de hand van de relevante regelgeving;

• de relevante en toepasselijke jurisprudentie t.a.v. materiële en formele kwesties binnen het algemeen bestuursrecht en vraagstukken op het gebied van de rechtspositie van de militair ambtenaar te analyseren, te vergelijken, samen te vatten en in vergelijkbare casussen toe te passen.

7.3.4 Literatuur

G.L. Coolen, bewerkt door G.F. Walgemoed, Hoofdzaken van het militaire ambtenarenrecht, 6e herziene druk (2011); bij tijdige verschijning: de 7de druk (2016), (hierna te noemen

‘Coolen’);

• Fink (red), Inleiding Militair Recht (Breda 2014);

• Studiehandleiding en reader Militair Bestuursrecht;

• NLDA Wettenbundel;

• Eventueel extra uitgereikte literatuur of jurisprudentie.

7.3.5 Didactische werkvormen en toetsing

Voor MBR worden zeven werkcolleges gegeven waarbij een nadere connectie wordt gelegd met de huidige praktijk. Een mogelijke achtste bijeenkomst staat in het kader van responsie en herhaling ter voorbereiding op de toets. Het examenonderdeel MBR bestaat uit een schriftelijke toets van drie uur.

(18)

18

7.3.6 Programmaoverzicht

Onderwerp HC WC ZS

MBR01 Introductie (militair) bestuursrecht 2 4

MBR02 Bevoegdheden van het bestuur 2 4

MBR03 Normen van belang voor de besluitvorming 2 9

MBR04 Rechtsbescherming, georganiseerd overleg en grondrechten

2 7

MBR05 Aanstelling, opleidingen, functietoewijzing en bevordering

2 8

MBR06 Loopbaan en doorstroom, beoordeling, functioneringsgesprekken en ambtsberichten

2 8

MBR07 Administratieve maatregelen, schorsing en ontslag, schadevergoeding en -verhaal

2 10

MBR08 Responsie- en herhalingscollege 2 5

10 Totaal voor colleges en

Bestudering stof

81

Tentamen 3

7.3.7 Totaaloverzicht aan studielasturen

THEMA / ONDERWERP HC WC ZS TOTAAL

Collegecyclus 16 0 65 81

Tentamen - 3 - 3

Totaal 16 3 65 84

MBR bestaat uit 3EC. Dit zijn 84 studielasturen, onderverdeeld in;

16 contacturen 3 tentamenuren 65 zelfstudie-uren

7.4 Militair Operationeel Recht (MOR)

7.4.1 Korte cursusomschrijving

De cursus Militair Operationeel Recht richt zich op de juridische aspecten van militaire operaties en biedt kennis en inzicht in een aantal specifieke onderdelen daarvan. In het bijzonder zullen internationale overeenkomsten, Status of Forces, Rules of Engagement, contractors, juridische aspecten van maritieme operaties en nieuwe technologische ontwikkelingen worden behandeld.

De cursus MOR omvat 4 EC en wordt gedoceerd op Leids niveau: 300. De coördinator is Kol dr. Joop Voetelink.

7.4.2 Referentie aan de eindtermen

1. Een officier/student die de cursus MOR succesvol afrondt, heeft aantoonbare kennis en inzicht in de volgende onderwerpen, waarbij hij:

• Nationale en internationaal juridische aspecten van militaire operaties kan verklaren en toelichten binnen het verkeer tussen staten, mede aan de hand van de internationale en nationale rechtsbases (grondslagen) voor militaire inzet;

• de nationale en internationale rechtsregimes (regels) die op (binnenlandse en buitenlandse) militaire inzet en militairen van toepassing zijn kan verklaren en toelichten.

(19)

2. Een officier/student die de cursus MOR succesvol afrondt, is in staat zijn kennis en inzicht toe te passen door:

• gekozen strategieën en elk militair handelen te toetsen aan de regels van het (inter)nationale recht; met name de rechtsbases en rechtsregimes;

• operaties in verleden en heden te toetsen aan vigerende juridische kaders en conclusies te trekken over de validiteit van deze kaders en over de juridische implicaties daarvan.

3. Een officier/student die de cursus MOR succesvol afrondt, is in staat het handelen van commandanten staven en officieren (en ondergeschikten), in operaties te toetsen aan juridische kaders en hierover een oordeel te vormen.

4. Een officier/student die de cursus MOR succesvol afrondt, is in staat zijn kennis, inzicht, oordeel en visie over te brengen op een publiek bestaande uit vakgenoten en niet-vakgenoten, zowel mondeling als schriftelijk, in de vorm van presentaties, bijdrage in discussies, papers, werkstukken of referaten.

7.4.3 Cursusdoelstellingen

Aan het einde van deze cursus:

• kan de student het militair operationeel recht beschrijven en de plaats van de belangrijkste onderdelen hiervan duiden en met elkaar in verband brengen;

• is de student in staat de verschillende soorten internationale overeenkomsten van elkaar te onderscheiden en de totstandkoming en toepassing van Memoranda of Understanding uit te leggen;

• kan de student de opkomst van contractors in de laatste decennia verklaren en de juridische complicaties van hun aanwezigheid in het uitzendgebied beredeneren en beoordelen;

• kan de student de achtergronden van Status of Forces Agreements uiteenzetten en is hij in staat om over de belangrijkste onderdelen daarvan in een concrete casus een beredeneerd oordeel te geven;

• kan de student vanuit de grondslagen voor een operatie de specifieke Rules of Engagement voor die operatie op hoofdlijnen beschrijven en verklaren en kan hij deze tevens toepassen in een concrete casus;

• is de student in staat om vanuit de achtergronden van de regels voor geweldgebruik door militairen de totstandkoming en werking van Rules of Engagement te beschrijven en te verklaren. Tevens kan de student de met geweldsuitoefening gerelateerde documenten in verband brengen met de Rules of Engagement;

• is de student in staat om een oordeel te geven over maritieme operaties in de verschillende maritieme zones;

• kan de student nieuwe technologische ontwikkelingen relateren aan de belangrijkste onderdelen van het militair operationeel recht;

• heeft de student inzicht in de juridische vragen waarmee een commandant in een militaire operatie wordt geconfronteerd en de ondersteunende en adviserende rol die de Legal Advisor daarin speelt

• is de student in staat de internationale aansprakelijkheid van staten en internationale organisaties bij deelname aan militaire operaties uit te leggen en te beoordelen;

• beschikt de student over juridische vaardigheden waarmee hij zelfstandig wetteksten, jurisprudentie, verdragen en andere rechtsbronnen kan opzoeken, analyseren, toepassen en beoordelen.

7.4.4 Literatuur

J. Voetelink, Militair operationeel recht (Oisterwijk: Wolf 2013);

• Studiehandleiding Militair Operationeel Recht;

• Wettenbundel Militair recht;

• Aanvullende literatuur.

(20)

20

7.4.5 Didactische werkvormen en toetsing

MOR wordt hoofdzakelijk in de vorm van werkcolleges gegeven. Dit betekent dat van de student wordt verwacht dat hij zich zelfstandig en actief op colleges voorbereidt.

Het examenonderdeel MOR bestaat uit:

• Beoordeling van verslag bronnenonderzoek; 10 %;

• Beoordeling presentatie en verslaglegging ‘Contractors’; weging 15%;

• Schriftelijke eindtoets toets; weging 75 %.

Oefenvragen worden in de werkcolleges besproken.

7.4.6 Programmaoverzicht

Onderwerp HC WC ZS Opdracht

MOR 01a

Inleiding MOR 1 2

MOR 01b

Veranderend juridisch kader operaties

2 7 4 bronnen zoeken

MOR01 MOR

02

Internationale overeenkomsten

3 6 4 bronnen zoeken

MOR02 MOR

03a

SOFA, strafrechtelijke jurisdictie

2 8 4 Casus Security

attack on protesters

Opdracht 1 4 SOFA vergelijking

MOR 03b

SOFA; presentaties/ be- spreking opdracht 1

2

MOR 03c

Wrap up &

(Internationale) aansprakelijkheid bij militaire operaties

2 7 4 Analyse

Nuhanović jurisprudentie

MOR 04a

Rules of Engagement (ROE)

2 7 6 bronnen zoeken

detentie MOR04 (beoordeeld)

Opdracht 2 4 Opstellen ROE

MOR 04b

ROE en detentie presentaties/bespreking opdracht 2

2

MOR 05

Inzet contractors 2 7 8 presentatie +

verslag (beoordeeld) MOR

06

Juridische aspecten maritieme operaties

2 6

MOR 07

Responsiecollege 2

1 21 50 38 Tot. 110

(21)

7.4.7 Totaaloverzicht aan studielasturen

THEMA / ONDERWERP HC WC ZS Opdracht TOTAAL

Collegecyclus 1 21 50 38 110

Tentamen - - 2 - 2

Totaal 1 21 52 38 112

7.5 Rechtsbases en -regimes Militaire Operaties (RMO)

7.5.1 Korte cursusomschrijving

De Nederlandse krijgsmacht kan worden ingezet voor gewapend optreden ter bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit en bij de bescherming van de integriteit van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied. De constitutionele verankering van de verschillende taken en de bijbehorende besluitvormingsprocessen hiervoor komen in de cursus RMO aan bod waarbij wordt ingegaan op de verschillen in besluitvorming bij diverse inzetopties.

In het vak Rechtsbases en -regimes Militaire Operaties (RMO) staat, naast de besluitvorming over inzet, geweldgebruik centraal. Militair geweldgebruik tijdens militaire operaties kent tenminste twee belangrijke juridische vragen die moeten worden beantwoord: 1) wat zijn de grondslagen voor het gebruik van geweld door staten, en 2) indien tijdens militaire operaties geweld wordt gebruikt, welke (inter)nationaalrechtelijke rechtsregimes zijn van toepassing op dat geweldgebruik?

Het internationaal recht geeft alleen in uitzonderlijke omstandigheden het recht aan een staat om met zijn gewapende strijdkrachten op te treden. De grondslagen voor dergelijk militair optreden wordt ook wel het ius ad bellum genoemd. Wanneer tijdens militaire operaties geweld wordt gebruikt door individuele militairen zijn een tweetal rechtsregimes daarbij met name relevant: mensenrechten en oorlogsrecht.

Het vak RMO biedt kennis en inzicht in een aantal internationaalrechtelijke begrippen welke de basis bieden voor het gebruik van geweld door staten en door militairen. De grondslagen voor het besluit tot gebruik van geweld door staten staat daarbij centraal. Tevens zal dit vak ingaan op een aantal aspecten van mensenrechten en oorlogsrecht die het geweldgebruik tijdens militaire operaties reguleren.

Het vak RMO omvat 6 EC en wordt gedoceerd op Leids niveau 300. De cursus coördinatoren zijn Lkol mr. drs. Bart van den Bosch.

7.5.2 Referentie aan de eindtermen

1. Een officier/student die de cursus RMO succesvol afrondt, heeft aantoonbare kennis en inzicht in de volgende onderwerpen, waarbij hij/zij:

• de besluitvormingsprocessen die hun toepassing vinden bij de uitvoering van militaire operaties, zowel in nationaal als in internationaal verband, vanuit juridisch perspectief kan uitleggen en internationaal juridische aspecten van het verkeer tussen staten en van het gebruik van militaire macht in dit verkeer (waaronder internationale rechtsbases (grondslagen) voor militaire inzet) kan verklaren en toelichten;

• de internationale rechtsregimes (regels) die op (binnenlandse en buitenlandse) militaire inzet en militairen van toepassing zijn kan verklaren en toelichten;

• de besluitvormingsprocessen die hun toepassing vinden bij de uitvoering van militaire operaties, zowel in nationaal als in internationaal verband, vanuit juridisch perspectief kan uitleggen.

2. Een officier/student die de cursus RMO succesvol afrondt, is in staat zijn kennis en inzicht toe te passen door:

(22)

22

• gekozen strategieën te toetsen aan de regels van het internationale recht; met name de rechtsbases;

• statelijk en individueel geweldgebruik in verleden en heden te toetsen aan vigerende

juridische grondslagen en rechtsregimes en conclusies te trekken over de validiteit en over de juridische implicaties daarvan.

3. Een officier/student die het vak RMO succesvol afrondt, is in staat het handelen van staten te toetsen aan de juridische kaders van het ius ad bellum en hierover een oordeel te vormen.

4. Een officier/student die het vak RMO succesvol afrondt, is in staat het handelen van commandanten staven en officieren (en ondergeschikten), in operaties te toetsen aan juridische kaders en hierover een oordeel te vormen.

5. Een officier/student die de cursus RMO succesvol afrondt, is in staat zijn kennis, inzicht, oordeel en visie over te brengen op een publiek bestaande uit vakgenoten en niet-vakgenoten, zowel mondeling als schriftelijk, in de vorm van presentaties, bijdrage in discussies, papers, werkstukken of referaten.

7.5.3 Cursusdoelstellingen

Aan het einde van deze cursus RMO:

• De hoofdlijnen van het Nederlandse Staatsrecht en het Koninkrijksrecht aangaande Defensie uiteen te zetten en uit te leggen.

• De bevoegdheden van het parlement uiteen te zetten, en daar waar het bevoegdheden op het gebied van Defensie betreft deze te kunnen analyseren en evalueren.

• De parlementaire besluitvorming omtrent de inzet van de krijgsmacht uit te leggen.

• Het Toetsingskader 2014 uit te leggen, te analyseren, te evalueren en toe kunnen passen op vorige, huidige en toekomstige uitzendingen ten behoeve van crisisbeheersingsoperaties.

• Juridische basisvaardigheden toe te passen, zoals het omgaan met wetten- en verdragsbundels, het kunnen lezen en begrijpen van Kamerstukken en daar waar nodig het kunnen vertalen van jurisprudentie naar de praktijk.

• heeft de officier/student kennis van en inzicht in de opvattingen over de reikwijdte en inhoud van het (inter)statelijk geweldgebruik vanaf het Verdrag van Westfalen tot de oprichting van de Verenigde Naties in 1945;

• is de student in staat de reikwijdte en betekenis van het geweldverbod zoals neergelegd in artikel 2, lid 4 van het Handvest van de Verenigde Naties te verklaren en binnen een context toe te passen;

• is de student in staat om het optreden van de Verenigde Naties op het gebied van de internationale vrede en veiligheid te beschrijven, te beredeneren en aan de hand van een concrete casus te verklaren;

• is de officier/student in staat om de rol van de Veiligheidsraad te verklaren en te beschrijven in relatie met het ius ad bellum;

• heeft de officier/student kennis en inzicht in de wijze van totstandkoming en inhoudelijke verschillen van VN-Veiligheidsraadresoluties met betrekking tot vredesoperaties

• is de student in staat het opgedane inzicht over de reikwijdte en werking van het statelijk recht op zelfverdediging, zoals neergelegd in artikel 51 van het Handvest van de Verenigde Naties binnen een context te verklaren;

• is de officier/student in staat de verschillende gezichtspunten met betrekking tot de zogenaamde temporale dimensie van het recht op zelfverdediging te onderscheiden en in concrete cases toe te passen;

• is de officier/student in staat om consistente en heldere redeneringen op te zetten in

schriftelijke stukken. Hierbij dienen bovengenoemde leerstukken beoordeeld te worden op hun merites. Stellingen dienen geponeerd, aangevallen en verdedigd te kunnen worden op een correct juridische wijze;

• is de officier/student in staat ontwikkelingen en (toekomstige) tendensen op het gebied van geweldgebruik en het internationaal recht te analyseren en de consequenties te beoordelen.

(23)

• kan de student belang in het onderscheid tussen een internationaal gewapend conflict en een niet-internationaal gewapend conflict voor het toepassingsbereik van de regels van het HOR beredeneren en de gevolgen daarvan voor een concrete casus afleiden;

• kan de student de basisbeginselen in relatie tot geweldgebruik van het HOR beschrijven;

• is de student in staat om de status en bescherming van de belangrijkste actoren binnen het HOR te beschrijven en op basis daarvan een concrete casus te becommentariëren;

• kan de student de historische ontwikkeling, instrumenten en mechanismen van mensenrechten beschrijven;

• Is de student in staat de toepasselijkheid en reikwijdte van mensenrechten beschrijven en dit toe te passen op een concrete casus;

• Is de student in staat de belangrijkste rechten en verboden met betrekking tot geweldgebruik op het gebied van mensenrechten te beschrijven en deze toe te passen op een concrete casus;

• kan de student het begrip extraterritoriale werking op het gebied van mensenrechten beschrijven en de gevolgen daarvan op militaire operaties becommentariëren;

• kan de student de regels van het HOR en mensenrechten en de relatie daartussen op een concrete conflictsituatie toepassen en mondeling en schriftelijk overbrengen.

7.5.4 Literatuur

• Wettenbundel Militair recht;

Fink (red.), Inleiding Militair recht (Breda: 2014);

• Literatuur verstrekt via e-leeromgeving of tijdens les;

• Dinstein; War, aggression and Self-defence (5th ed);

• Ducheine; Krijgsmacht, Geweldgebruik& terreurbestrijding ;

• Pouw, International human rights law and the law of armed conflict in the context of counter insurgency.

7.5.5 Didactische werkvormen en toetsing

In deze cyclus wordt veel verwacht van de zelfwerkzaamheid en onderzoekslust van de student. De colleges dienen als handleiding voor de te bestuderen stof. Geselecteerde onderdelen van de stof zullen in hoorcolleges worden uitgelegd en toegelicht. In de werkcolleges zullen bestudeerde onderdelen door en met de studenten worden besproken en uitgewerkt. Colleges dienen ter

verduidelijking en soms ter aanvulling op de te bestuderen stof. Niet alle onderwerpen kunnen daarom in de colleges worden behandeld. Het examenonderdeel RMO bestaat uit:

• Tentamen: wegingsfactor 100%

7.5.6 Programmaoverzicht

Onderwerp HC WC ZS Opdracht

RMO 01 Constitutie, doelomschrijving, besluitvorming en gezag

2 RMO 02 Statuut, Caribisch Gebied 2 RMO 03 Introductie, geschiedenis ius

ad bellum en geweldsverbod 3

RMO 04 Het collectieve

veiligheidssysteem en het recht op zelfverdediging

2

RMO 05 Toestemming van het gastland voor militaire inzet en R2P

2 RMO 06 Relatie grondslagen voor

militaire inzet

2 RMO 07 Introductie geweldgebruik en 2

(24)

24 rechtsregimes

RMO 08 Geweldgebruik en oorlogsrecht 2

RMO 9 Mensenrechten inleiding 2

RMO 10 Het recht op leven en dodelijk geweldgebruik

2

RMO 11 Relatie tussen geweldgebruik in oorlogsrecht en

mensenrechten

2

7.5.7 Totaaloverzicht aan studielasturen

THEMA / ONDERWERP HC WC ZS TOTAAL

Collegecyclus 21 2 142 165

Tentamen + Paper 3 3

Totaal 24 2 142 168

De cursus RMO bestaat uit 6 EC. Dit zijn 168 studielasturen, onderverdeeld in;

• Collegecyclus 23

• Zelfstudie 142

• Tentamen 3

7.6 Miniscriptie Militair Recht (MSMR) 7.6.1 Korte cursusomschrijving

Ondanks de verschillende cursussen Methoden en technieken van onderzoek (MTO) en de schrijfopdrachten in het curriculum van KW zien studenten soms op tegen het afsluitende scriptieproces. Ook studenten die schijnbaar moeiteloos een paper schrijven, kunnen soms problemen hebben met het schrijven van een omvangrijk stuk als een scriptie. Bovendien hebben studenten die voor een juridische onderwerp kiezen nooit echt kennis kunnen maken met de juridische methode van onderzoek en hebben ze niet geleerd juridische bronnen te onderzoeken en verwerken. Nu de gehele minor Militair recht in één onderwijs periode valt waarin de studenten geen ander wetenschappelijk onderwijs hebben, biedt dat de ruimte binnen de termen van de minor deze groep studenten beter voor te bereiden door het schrijven van een miniscriptie. Het schrijven van de minscriptie is daarmee een stap in het leerproces van paper naar scriptie met als mogelijk incentive dat het onderzoek gedaan voor de miniscriptie een bron, of mogelijk zelfs een eerste aanzet, voor de afsluitende bachelorscriptie kan opleveren.

In dit onderdeel van de minor Militair recht doet de student zelfstandig juridisch onderzoek en legt het resultaat vast in een miniscriptie van tussen de 5000 en 6000 woorden (dat is inclusief titelpagina, inhoudsopgave, voetnoten en bibliografie, maar exclusief eventuele bijlagen). Bij overschrijding van het maximaal aantal woorden wordt de miniscriptie als onvoldoende (cijfer: 1) beoordeeld (n.b.

daarmee is dus de eerste kans voor het behalen van dit vak gebruikt!).

De miniscriptie omvat 3 EC en wordt gedoceerd op Leids niveau 300. De cursus coördinator is Kol dr.

Joop Voetelink. Begeleiding geschiedt door alle docenten van de minor Militair recht.

7.6.2 Referentie aan de eindtermen

1. Een officier/student heeft aantoonbare kennis en inzicht in de volgende onderwerpen, waarbij hij/zij:

• in werkelijke en gefingeerde casuïstiek van de internationale betrekkingen en de militaire strategie alle relevante gegevens te verzamelen en te interpreteren en hierop een oordeel te vormen, gebaseerd op vooral juridische aspecten;

(25)

• een oordeel te vormen over leiderschaps- en groepsgedrag, gebaseerd op vooral juridische aspecten;

2. Een officier/student die het vak succesvol afrondt, is in staat het handelen van commandanten staven en officieren (en ondergeschikten), in vredestijd en in operaties te toetsen aan juridische kaders en hierover een oordeel te vormen.

3. De officier/student bezit de houding, interesse en leervaardigheden die nodig zijn om een vervolgstudie zelfstandig af te ronden. Hij is in staat zelfstandig de methoden en technieken van onderzoek toe te passen die nodig zijn bij juridische onderzoek.

7.6.3 Cursusdoelstellingen

De student kan:

• een globaal juridisch vraagstuk of probleem uitwerken aan de hand van gericht gezochte literatuur en probleemstructureringsmethoden;

• doel- en vraagstelling voor onderzoek formuleren;

• een conceptueel model voor onderzoek opstellen;

• belangrijke begrippen in het onderzoek operationaliseren;

• validiteits- en betrouwbaarheidscriteria kunnen onderscheiden en het eigen wetenschappelijk onderzoek daarop kunnen beoordelen;

• schriftelijk rapporteren over de eigen onderzoeksopzet.

7.6.4 Literatuur

• Leidraad voor juridische auteurs. Voetnoten, bronvermeldingen, literatuurlijsten en afkortingen in Nederlandstalige publicaties, Kluwer 2016

<https://www.wolterskluwer.nl/documents/204355/736120/Leidraad+voor+juridische+auteurs+

2016/70cf5e8a-38c7-4156-a9eb-36a261c0e24c>;

• Scriptiehandleiding voor de studierichting krijgswetenschappen;

• Verschuren en Doodewaard ‘Het ontwerpen van onderzoek’ (editie gebruikt in MTO), Lemma, Utrecht;

• Literatuur naar eigen keuze, gericht op verdere uitwerking en verdieping van het gekozen onderwerp (w.o. literatuur uit de vakken binnen de minor Militair Recht).

7.6.5 Opbouw van de cursus en werkvormen

In deze cyclus wordt veel verwacht van de zelfstandigheid van de student en zijn bereidheid onderzoek te verrichten. De cursus start met een hoorcollege waarin wordt ingegaan op het opzetten van een juridisch onderzoek. Hierna volgen twee weken waarin de student zelfstandig een onderwerp zoekt voor de miniscriptie waarbij hij zich kan laten inspireren op de eerste colleges van de overige vakken in de minor Militair recht. De student kiest een onderwerp dat past binnen het domein van de minor Militair recht en formuleert een werktitel die hij doorgeeft aan de cursuscoördinator. Op basis hiervan wijst de coördinator de begeleiders aan.

De student werkt de doelstelling van zijn onderwerp voor de miniscriptie uit die de studenten vervolgens in een werkcollege onderling bespreken met begeleiding van een van de aangewezen docenten. In het daarop volgende werkcollege worden aangepaste doelstellingen en deelvragen onderling besproken met begeleiding van een van de docenten. Daarna gaat de studenten verder met onderzoek en verslaglegging. Uitgangspunt is dat de student zelfstandig onderzoek doet, maar waar nodig een beroep kan doen op zijn begeleider. De student is verantwoordelijk voor het proces en het op de hoogte houden van de begeleider van zijn voortgang.

Twee weken voor de inleverdatum kan de student een concept-tekst ter beoordeling aan de begeleider voorleggen. Het precieze inlevermoment bepalen student en begeleider in goed overleg zodat zeker gesteld kan worden dat de docent het concept tijdig kan beoordelen. Hoewel de concept- tekst nog een ruwe versie van het eindproduct mag zijn, dient het taalgebruik van voldoende niveau te

(26)

26 zijn. Als de begeleider van oordeel is dat het Nederlands onvoldoende is, hoeft hij het stuk verder niet inhoudelijk te beoordelen. Aan de hand van het commentaar van de begeleider stelt de student de definitieve versie van de miniscriptie op. Het inlevermoment ligt minimaal een week voor aanvang van de tentamenperiode, zodat de studenten zich verder kunnen concentreren op de voorbereiding van de toetsen.

Het uitdrukkelijke doel van deze cursus is dat de student leert van het gevolgde proces en beter voorbereid kan starten met het schrijven van de scriptie later in de studie. Voordat het eindcijfer voor de miniscriptie aan de student bekend wordt gemaakt, dient deze daarom een eigen reflectie te schrijven waarin hij tevens zijn eigen werk beoordeelt aan de hand van de beoordelingscriteria die gelden voor het schrijven van een scriptie. Aan de hand van deze reflectie en de beoordeling van de begeleider wordt de miniscriptie zo spoedig mogelijk na het einde van cursusperiode BA7 doorgenomen en besproken door de student en zijn begeleider. De reflectie moet met een voldoende worden beoordeeld.

7.6.6 Beoordeling

De begeleider beoordeelt de miniscriptie zover mogelijk aan de hand van de criteria die gelden voor het schrijven van een scriptie.

Indien de miniscriptie niet voldoet aan de onderstaande eisen wordt het stuk niet inhoudelijk beoordeeld en wordt het cijfer 1 toegekend:

- het Nederlands is naar het oordeel van de begeleider en coördinator onvoldoende;

- het maximaal aantal van 6000 woorden is overschreden (dat is inclusief voetnoten en bibliografie maar exclusief eventuele bijlagen).

- afgesproken inleverdatum niet gehaald.

Hiermee is dus de eerste kans voor het behalen van dit vak gebruikt!

Na afloop van het afsluitende gesprek en beoordeelt de begeleider de reflectie van de student met voldoende of een onvoldoende. Bij het bepalen van zijn oordeel kan de begeleider de inhoud van het gesprek laten meewegen.

• Miniscriptie: 1/1

• Reflectie: v/o

7.6.7 Aanwijzing opmaak Zie Studiegids KW

7.6.8 Programmaoverzicht

Onderwerp HC WC ZS Opdracht

MSMR 01 opzet onderzoek; doelstelling 2

MSMR 02 uitwerking doelstelling 2

MSMR 03 bijgestelde doelstelling, verdere opzet

2 MSMR 04 voortgangsgesprekken

MSMR 05 inleveren concept concept

MSMR 05 inleveren definitieve versie definitief

MSMR 06 terugkoppeling proces adhv reflectie en beoordeling

(27)

7.6.9 Totaaloverzicht aan studielasturen

De mini-scriptie bestaat uit 3 EC. Dit zijn 84 studielasturen, onderverdeeld in;

• Collegecyclus 10

• Onderzoek en verslaglegging: 64

• Reflectie en terugkoppeling: 10

(28)

28

BIJLAGE

Bijlage – Doorstroom mogelijkheden Bachelor Krijgswetenschappen; minor Militair recht

Voor de doorstroommogelijkheden van de Krijgswetenschappelijke bachelors verwijzen we hier naar de studiegids bachelor Krijgswetenschappen en de informatie bij het Opleidingsbestuur Krijgswetenschappen.

Aansluitende Masters

Op de combinatie (1) bachelor Krijgswetenschappen (2) minor Militair recht en (3) een juridische bachelor scriptie sluiten twee masters (60 ECTS) aan:

· International & European Law: Public International Law (CROHO code 60224) aan de

Universiteit van Amsterdam;

<www.uva.nl/onderwijs/master/masteropleidingen/nav/keys/fdr/item/public-international- law.html>;

· Public International Law (CROHO code 60856) aan de Universiteit van Utrecht;

<www.uu.nl/masters/en/public-international-law>.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Sinds 2010 kent het Wetboek van militair straf- recht een nieuwe strafuitsluitingsgrond, toen artikel 38 is aangevuld met een tweede lid, waarin staat dat de militair niet strafbaar

Als Defensie niet investeert in centrale aanstu- ring en coördinatie op ruimtevaartgebied, dan loopt ze mogelijk achterstand op ten aanzien van kennisopbouw, en ontwikkeling en

10 Toch bleef een deel van de militaire onder- zoeksinspanningen naar NLW’s buiten zicht, want het Amerikaanse beleid rond militair- technologische innovaties schreef voor dat ze

Het is evident dat een adequate multinationale SAC C-17 planning en coördinatie en een goede afstemming van deze planning en coördinatie met andere organisaties voor

Centraal staan zijn ervaringen met de Democratische Republiek Congo, met het Congolese leger en met internationale samenwerking.. Mulder – brigade-generaal

• Niet alleen de voorwaarden voor swarming kunnen worden verstoord, maar ook de logis- tiek van de tegenstander.. Hierbij valt te denken aan het isoleren van de tegenstander door

Als opperbevelhebber der aanwezige krijgsmacht (art. 30) en als dictator zal het militair gezag in zijn handen rusten — en acht hij het noodig, dan zal hij dit gezag

Medische behandeling tijdens militaire dienst Ook indien u op dit moment niet onder medische behandeling bent van de MGD kunnen er uit het geneeskundig onderzoek zaken naar