• No results found

Nut en onnut van PSA-screeningW.J. KIRKELS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nut en onnut van PSA-screeningW.J. KIRKELS"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Prostaatkanker is de tweede doodsoorzaak bij mannen.

Vergevorderd prostaatkanker is niet curatief te behan- delen. Vandaar dat vroegopsporing in de belang- stelling staat. Ondanks dat prostaatkanker frequent voorkomt moet men zich ook realiseren dat vele ou- dere mannen met prostaatkanker overlijden, maar niet aan prostaatkanker overlijden. Op dit moment is vroegopsporing voor prostaatkanker geen algemeen aanvaarde gezondheidsmaatregel, sterker nog, VWS en de tweede kamer oordelen negatief over prostaat- kankerscreening als algemene gezondheidsmaatregel.

Ook van de zijde van een aantal epidemiologen wordt in meer of mindere mate terughoudendheid geuit, maar ook agressieve afwijzing komt voor.

Screening houdt in dat grote groepen gezonde mensen met een relatief eenvoudige test worden onderzocht om risicodragers te identificeren. Deze moeten vervol- gens aanvullend onderzoek ondergaan om de aandoe- ning op te sporen. Wel dient de screening aan een aan- tal voorwaarden te voldoen. De aandoening moet een belangrijk gezondheidsprobleem vormen. Er moet een duidelijk preklinisch interval bestaan, de testen moe- ten acceptabel en eenvoudig uit te voeren zijn, het ge- zondheidszorgsysteem moet de patiënten adequaat kunnen verzorgen en er moet een gunstige kosten- batenanalyse bestaan. Bij maligne aandoeningen moe- ten de deelnemers vooraf objectief geïnformeerd zijn over voor- en nadelen van vroegopsporing

Voor prostaatkanker is de klassieke test het rectaal toucher waarbij de prostaat wordt afgetast. Gebleken is dat dit onderzoek subjectief en weinig sensititief is.

Kleine afwijkingen die onderwerp van vroegopspo- ring zijn worden slecht herkend. Een betere test blijkt PSA-bepaling te zijn, maar ook deze bepaling heeft onvolkomenheden, bijvoorbeeld welke drempelwaarde wordt aangehouden waarboven aanvullend onderzoek nodig is. PSA is prostaatspecifiek maar niet prostaat- kankerspecifiek. Er is overlap met PSA-stijging door benigne veranderingen (BPH, goedaardige prostaat- vergroting) hetgeen een overdreven grote groep man- nen voor aanvullend onderzoek kan identificeren.

Naast de grote groep mannen die voor aanvullend on- derzoek moet komen, zijn er nog meer effecten die moeten worden overwogen bij screeningsonderzoek (figuur 1).

‘Lead-time bias’

De tijd tussen diagnose en overlijden (‘survival’) wordt kunstmatig langer door vroeg opsporing in de preklinische fase. Indien ‘survival’ als eindpunt van studies wordt genomen ontstaat een onrealistisch beeld van de gunstige effecten van vroegopsporing, want door het vervroegen van de diagnose is automa- tisch de ‘survival’ langer. Als eindpunt van studies moet het effect op prostaatkanker-gerelateerde sterfte worden onderzocht en gerapporteerd.

‘Length-time bias’

Het selectief detecteren van weinig maligne, klinisch weinig agressieve tumoren, aangezien de agressieve tumoren vaak al eerder met klachten, klinisch aan het licht zijn getreden (figuur 2 en 3).

Overdiagnostiek

Vele tumoren die vroegtijdig worden opgespoord zijn nog onbekend wat betreft het maligne potentieel (hoe groot het risico van progressie is). Er bestaat de nei- ging bij mannen die klachtenvrij waren voor het on- derzoek, die tot kankerpatiënt zijn geworden, om be- handeling te ondergaan met de idee van ‘hoe vroeger hoe beter’. Dit leidt in een aantal patiënten tot over- behandeling, hoewel het beloop van relatief kleine, goed gedifferentieerde tumoren nog niet goed voor- speld kan worden; maar verwacht kan worden dat een aantal nooit tot progressie aanleiding zou geven (er gaan meer mannen dood met prostaatkanker dan aan

28 Ned Tijdschr Klin Chem Labgeneesk 2005, vol. 30, no. 1

Ned Tijdschr Klin Chem Labgeneesk 2005; 30: 28-31

Nut en onnut van PSA-screening

W.J. KIRKELS

Erasmus MC Rotterdam, namens de Prostaatkanker Screening Studie, European Study of Screening for Prostate Cancer (ERSPC)

Correspondentie: Dr. W.J. Kirkels, uroloog, Erasmus MC, Postbus 2040, 3000 CA Rotterdam

E-mail: w.j.kirkels@erasmusmc.nl Figuur 1. Effecten bij screeningsonderzoek.

(2)

prostaatkanker) (figuur 3). Met vroegopsporing wordt deze verhouding naar verwachting verder scheef ge- trokken, zoals in de VS reeds nu het geval is.

Screeningsstudies

Omdat screening niet hoort in de standaard medische zorg in Nederland is er alleen ruimte en acceptatie voor gerandomiseerde studies, waarbij een controle- groep (geen screening) wat betreft overleving wordt vergeleken met een groep mannen die werden ge- screend op prostaatkanker. In Rotterdam zijn 43.000 mannen opgenomen in een gerandomiseerde studie (135.000 mannen werden uitgenodigd mee te doen aan deze studie), van de helft van de mannen werd na randomisatie bloed afgenomen voor PSA-bepaling.

Vervolgens werd rectaal toucher uitgevoerd en een echo van de prostaat verricht. Boven een PSA van 3 ng/ml werden biopten geadviseerd. Zie voor details de publicaties van ERSPC, de European Study of Screening for Prostate Cancer (figuur 4).

Statistische analyses geven aan dat een dergelijke stu- die ongeveer 200.000 mannen moet omvatten. Uit- eindelijk is in Europees verband een studie van de gewenste omvang georganiseerd. De geplande loop- tijd en follow-up-duur zijn 15 jaar. Tussentijds wordt gekeken naar de gunstige en ongunstige effecten van screening (figuur 5). Alleen de uiteindelijke effecten op de sterfte moeten afgewacht worden voordat een uitspraak kan worden gedaan over de zin of onzin van screening voor prostaatkanker.

Intussen wordt in toenemende mate opportunistisch gescreend op prostaatkanker. Het is relatief eenvoudig om PSA te laten bepalen en vele clinici en huisartsen stellen hun patiënten boven een leeftijd van 50 à 55 jaar bloot aan screening op prostaatkanker zonder dat de mannen goed op de hoogte zijn van de gevolgen van een dergelijke test. Van de andere kant vragen mannen ook om screening uit angst voor prostaat- kanker zonder goed op de hoogte te zijn van alle voors en tegens.

Het is gebleken dat het met screening lukt om pros- taatkanker in een vroeg, behandelbaar stadium op te sporen. Er is wel een forse toename van het aantal prostaatkankers geobserveerd, met name de kleine en goed gedifferentieerde carcinomen waarvan het be- loop niet goed te voorspellen is en de noodzaak om te behandelen ook niet altijd even duidelijk is. Er is een toenemende tendens om een afwachtende houding te kiezen (‘watchfull waiting’) en daarmee aan aantal mannen te confronteren met de diagnose kanker zon- der daar therapeutische consequenties aan te verbin- den en alleen de kwaliteit van leven negatief te beïn- vloeden door de onzekerheid. Daarnaast wordt een toenemend aantal mannen behandeld, met alle bij- werkingen ten gevolge van de operaties of bestralin- gen in de zin van impotentie en incontinentie zonder dat evident is of de behandeling noodzakelijk was.

Wat is nu het beleid m.b.t. de PSA-bepaling?

Als de man vraagt om een test moeten de voor- en nadelen helder worden uitgelegd, met de nadruk op het feit dat de waarde van vroegopsporing onzeker is.

Een mogelijke uitzondering vormen de mannen met een belaste familieanamnese voor prostaatkanker.

Routinebepaling boven een bepaalde leeftijd, zonder klachten, dient te worden ontraden. Zeker indien on- voldoende uitleg kan wordt gegeven. De PSA-bepa- ling is ‘consent’-behoeftig hetgeen ook adequate voorlichting en toestemming veronderstelt. In de uro- logische praktijk heeft de PSA-bepaling zijn plaats gevonden, alhoewel oorspronkelijk alleen de indica- tie van follow-up na behandeling geaccepteerd werd.

Het aanvraagformulier voor PSA-bepaling zou niet al te eenvoudig toegankelijk moeten zijn, om zodoende al te routinematige aanvragen te voorkomen.

Voor verdere achtergrondinformatie wordt verwezen naar Bri- tish Journal of Urology International, vol 92: suppl 2, Dec 2003. The Randomized study of Screening for Prostate Cancer (ERSPC): rationale, structure and preliminary results 1994- 2003. Hieraan zijn ook de figuren ontleend.

29 Ned Tijdschr Klin Chem Labgeneesk 2005, vol. 30, no. 1

Figuur 2. Bias in selectie van ontwikkeling van soort tumor.

Figuur 3. Invloed van soort tumor op detectieperiode.

Death from prostate cancer

Cancer spreads beyond prostate Cancer spreads to lymph nodes Metastatic disease develops

Cancer detectable – PSA>4

Prostate cancer develops

Annual PSA and Digital Rectal Examination Patient D

Patient C

Patient B

Patient A

Death Zone of Detection when cure is possible

(3)

30 Ned Tijdschr Klin Chem Labgeneesk 2005, vol. 30, no. 1 Figuur 4. Opzet Europese studie naar screening voor prostaatkanker.

(4)

31 Ned Tijdschr Klin Chem Labgeneesk 2005, vol. 30, no. 1

Figuur 5. Voorlopige resultaten van de tweede screeningsronde (11-97/12-02).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2p 8 Noem twee kenmerken die hij van deze bouwstijl overneemt én geef aan hoe hij ze op andere wijze verwerkt.. Bij elke nieuwe presentatie van Tour wordt er onder aan de toren

3p 8 Bespreek drie manieren waarop de architect voor variatie heeft gezorgd.. Een krant schreef: "De inwoners van Zaandam vinden het prachtig, maar in architectenkringen zijn

Deze vorm van aanvullend onderwijs is er primair op gericht leerlingen te ondersteunen in het realiseren van de leerdoelen die binnen het reguliere onderwijsprogramma

Geef je eindantwoord in

In Figure 2-6 we see when we reduce the item with the longest lead time in the critical path, after 10 weeks of reduction we also have to reduce the other path in order to

In plaats van de vrije markt- economie waarin alleen maar verantwoording afgelegd wordt aan de eigenaren komt dan een planeconomie waarin vraag en aanbod

·gelijkwaardig niveau behoorden te staan, aan- gezien sociale maatregelen ondenkbaar zijn zonder een economische achtergrond en een economische grondslag zonder sociale

Voor de ouders zijn er drie instructiefilms en ondersteunende checklists ontwikkeld om goed bruikbare films te kunnen maken.. Er is een film voor heel jonge baby’s die nog