• No results found

BESTEMMINGSPLAN TERNEUZEN MIDDEN, MADAME CURIESTRAAT Toelichting

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "BESTEMMINGSPLAN TERNEUZEN MIDDEN, MADAME CURIESTRAAT Toelichting"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Madame Curiestraat - Toelichting - 1

BESTEMMINGSPLAN TERNEUZEN MIDDEN, MADAME CURIESTRAAT

Toelichting

(2)

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Madame Curiestraat - Toelichting - 2

Titel: Toelichting bestemmingsplan

Terneuzen Midden, Madame Curiestraat

Gemeente: Terneuzen

Status: Voorontwerp

IMRO: NL.IMRO.0715.BPTMD10.ON01

Project: 15-108

Datum: 8 juni 2016

Opgesteld door: Van Kerkhoff Maatwerk in RO In opdracht van: Aannemersbedrijf Van der Poel

Informatie mede afkomstig van: Archikon Architecten, M-tech, Wieland Advies Aan de figuur op de voorpagina en figuur 6 kunnen geen rechten ontleend worden.

(3)

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Madame Curiestraat - Toelichting - 3

INHOUDSOPGAVE

H1. Inleiding 5

1.1 Aanleiding 5

1.2 Plangebied 5

1.3 Vigerende planologische situatie 6

1.4 Opbouw 6

H2. Plan 7

2.1 Bestaande situatie 7

2.2 Beoogde situatie 8

2.3 Vertaling naar bestemmingsplan 9

H3. Beleidskader 10

3.1 Rijksbeleid 10

3.2 Provinciaal beleid 10

3.3 Gemeentelijk beleid 11

3.4 Ladder voor duurzame verstedelijking 11

H4. Toetsing 13

4.1 Archeologie 13

4.2 Cultuurhistorie 15

4.3 Bodem 15

4.4 Water 16

4.5 Ecologie 17

4.6 Verkeer en parkeren 18

4.7 Milieuzonering 19

4.8 Geluid 19

4.9 Luchtkwaliteit 20

4.10 Externe veiligheid 21

4.11 Kabels en leidingen 22

H5. Juridische vormgeving 23

5.1 Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen (SVBP) 23

5.2 Opzet bestemmingsregeling 23

5.3 Gehanteerde bestemmingen 24

H6. Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid 26

6.1 Economische uitvoerbaarheid 26

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 26

Bijlagen

Bijlage 1. Watertoetstabel en wateradvies Bijlage 2. Quick scan flora en fauna Bijlage 3. Akoestisch onderzoek

(4)

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Madame Curiestraat - Toelichting - 4 Figuur 1. Ligging plangebied

Figuur 2. Plangebied

N

N

(5)

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Madame Curiestraat - Toelichting - 5

H1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Madame Curiestraat te Terneuzen was voorheen basisschool “Op de Hoogte” gevestigd. De school is inmiddels verplaatst en het pand is gesloopt. Daarbij is ruimte ontstaan voor herinvulling van de locatie. De gedachten gaan uit naar de realisering van maximaal 20 grondgebonden

woningen. Om de nieuwe invulling mogelijk te maken wordt een bestemmingsplanprocedure gestart, waarin de herbestemming juridisch-planologisch wordt verankerd.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt in het noorden van Terneuzen in de wijk Serlippenspolder. Deze wijk grenst aan de noordrand aan de Westerschelde en wordt getypeerd door een hoogteverschil waardoor het ruimtelijk in twee delen lijkt opgesplitst. Dit hoogteverschil is ontstaan door het opspuiten van het gebied met slib tijdens de werkzaamheden aan het Kanaal van Gent naar Terneuzen in de zestiger jaren. Kenmerkend voor de wijk zijn wildtuinen die zijn opgenomen in de verkaveling en waar bomen en planten ongestoord mogen groeien en de wijk een groene aanblik geeft.

Ten oosten en ten zuiden van het plangebied liggen woonwijken. Aan de zuidkant grenst het plangebied aan een groenstrook van de Serlippensstraat. Westelijk ligt Openbare Basisschool De Twijn met ten noorden daarvan seniorenwoningen. Ten noorden van het plangebied ligt een gymzaal die gebruikt wordt door de school.

Figuur 3. Vigerend bestemmingsplan

(6)

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Madame Curiestraat - Toelichting - 6

Het plangebied is kadastraal bekend als Gemeente Terneuzen, sectie D nummer 1473. Verder behoort een klein hoekje van het perceel kadastraal bekend als Gemeente Terneuzen D 2560, in eigendom van de gemeente tot het plangebied (figuur 2). Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 4.300 m².

1.3 Vigerende planologische situatie

Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan ‘’Terneuzen Midden”, vastgesteld door de raad van de gemeente Terneuzen op 17 december 2009 (figuur 3).

Dit is een conserverend plan, waarin de bestaande situatie is vastgelegd. Ter plaatse gelden de bestemmingen ‘Maatschappelijke doeleinden’ en ‘Groen’. Er is een bouwvlak opgenomen voor de bebouwing van de voormalige school met een maximale goothoogte van 3 meter en een totale hoogte 7 meter. Verder is aan het bouwvlak de aanduiding ‘gm’ gegeven, waardoor er uitsluitend geluidsgevoelige maatschappelijke bestemmingen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder’, zijn toegestaan.

De voorgenomen herinvulling naar wonen past niet bij de bepalingen in het vigerende bestemmingsplan. Een nieuwe juridisch-planologische regeling is noodzakelijk.

1.4 Opbouw

De toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vijf hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het plan toegelicht. Vervolgens wordt het plan in hoofdstuk 3 getoetst aan het beleid en in hoofdstuk 4 aan alle aspecten van ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 5 wordt de wijze waarop het plan juridisch wordt verankerd, weergegeven met een beschrijving van verbeelding en regels. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aangetoond.

(7)

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Madame Curiestraat - Toelichting - 7

H2. Plan

2.1 Bestaande situatie

Uit historische kaarten is af te leiden dat in het verleden hier een uitwateringskanaal heeft gelegen.

Dit kanaal is nog zichtbaar op de luchtfoto van 1959 (figuur 4) Het plangebied lag ter plaatse van het uitwateringskanaal.

Figuur 4. Situatie 1959

Figuur 5a. Huidige situatie

(8)

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Madame Curiestraat - Toelichting - 8

Rond 1970 was de wijk rondom al grotendeels bebouwd, maar plangebied nog braakliggend terrein.

Op betreffende locatie stond tot voor kort een basisschool. Na de sloop van dit gebouw ligt het terrein braak.

Er is geen sprake van een duidelijke erfscheiding, de perceelgrenzen worden rondom vormgegeven met bomen, maar de openbare weg loopt aan de zuid en oostkant min of meer over in het

plangebied.

Figuur 5b. Huidige situatie

2.2 Beoogde situatie

De locatie leent zich, gelet op stedenbouwkundige situatie van grotere relatief lage objecten in het groen (school, gymzaal, appartementencomplex), voor een hofvormige opzet van een aantal

wooneenheden met een gemeenschappelijke uitstraling naar buiten en naar binnen. De toegang tot zo’n hofvormige opzet komt dan te liggen aan de Madame Curiestraat. Aan deze toegang is het mogelijk een gemeenschappelijke groen aangeklede parkeerruimte te situeren die ook dienst doet als ruimtelijke buffer naar de gymzaal. De locatie ligt in het deel van de wijk waar ook voorzieningen zijn, zoals een supermarkt. De doelgroep richt zich dan vooral op senioren die behoefte hebben aan een levensloopbestendige woning met gelijkvloers alle voorzieningen (badkamer, wc, slaapkamer, woonkamer).

De gedachten gaan dan ook uit naar een hofvormige opzet met gemeenschappelijke parkeren aan de noordzijde, gemeenschappelijk groen en verblijven in het hof en een kleine privé-buitenruimte aan de buitenzijde. Een impressie is opgenomen op de voorpagina.

Er wordt uitgegaan van maximaal 20 wooneenheden. Met een hofconstructie zijn 18 woningen op de begane grond te realiseren, maar in de hoeken van het hof is een tweelaagse constructie denkbaar, zodat er in totaal maximaal 20 eenheden gerealiseerd kunnen worden.

(9)

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Madame Curiestraat - Toelichting - 9

In figuur 6 is de planopzet, zoals die nu voorligt opgenomen. Deze opzet is gemaakt in nauwe samenspraak met een afnemer die wil zorgdragen voor de huisvesting van senioren in een

leefgemeenschap van gelijkgezinden. In deze planopzet is uitgegaan van 18 woningen met een extra gebouw voor zorg en dagopvang aan de noordzijde.

Figuur 6. Beoogde situatie

2.3 Vertaling naar het bestemmingsplan

Bij de vertaling van het stedenbouwkundig plan naar het bestemmingsplan is de nationale RO- standaard SVBP2012 gehanteerd. Aan het plangebied is de bestemming ‘Wonen’ toegekend. Om verschillende uitwerkingen van het stedenbouwkundig plan mogelijk te maken is het grootste deel van het plangebied als bouwvlak aangewezen. Daar is gelet op het bouwbesluit die een minimale vrije hoogte voorschrijft van 2,60 meter en gelet op de wens tot dikke vloeren als gevolg van de wens tot energiebesparing een goothoogte mogelijk gemaakt van 7 meter. Dit geeft ruimte voor twee verdiepingen. De totale hoogte bedraagt net als bij de woningen in de omgeving maximaal 10 meter, zodat er een dakconstructie mogelijk is.

(10)

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Madame Curiestraat - Toelichting - 10

3. Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De verantwoordelijkheid om te sturen in de ruimtelijke ordening wordt door de SVIR bij de provincie en gemeenten gelegd. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening stelt het Rijk een aantal regels voor met

betrekking tot de inhoud van bestemmingsplannen. De ladder voor duurzame verstedelijking wordt apart behandeld in paragraaf 3.4.

Het kabinet benoemt ruim 30 nationale ruimtelijke belangen en de instrumenten om die uit te voeren. Dit rijksbeleid werkt niet direct door in onderhavig plan. De afweging vindt voor onderhavige planontwikkeling decentraal plaats.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsplan Zeeland 2012-2018

In het omgevingsplan geeft de provincie de ruimtelijke visie op Zeeland weer en geeft aan waar de komende jaren door de provincie op wordt ingezet. Kort samengevat: veel ruimte voor economische ontwikkeling, een gezonde en veilige woonomgeving en goede kwaliteit van bodem, water, natuur en landschap. Het plangebied ligt binnen bestaand bebouwd gebied. Binnen bestaand bebouwd gebied heeft de gemeente grote vrijheid bij de regie van ruimtelijke ontwikkelingen. In de ontwerp- herziening van het omgevingsplan die van 28 oktober tot 9 december 2015 ter visie heeft gelegen, worden geen beleidswijzigingen voorgesteld die betrekking hebben op de herstructurering binnen bestaand bebouwd gebied.

Verordening Ruimte

Specifieke provinciale belangen die ook binnen het stedelijk gebied van toepassing kunnen zijn, zijn gedefinieerd in de Verordening Ruimte van de provincie Zeeland. Relevante belangen zijn:

 Algemene regels voor verstedelijking: deze worden behandeld in paragraaf 3.4.

3.3 Regionale woningmarktafspraken Zeeuws-Vlaanderen

Op grond van het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 zijn er regionaal woningmarktafspraken gemaakt. Er was sprake van een groot overschot aan nieuwbouwplannen, terwijl de kwantitatieve behoefte al maar afneemt. De Zeeuws-Vlaamse gemeenten hebben de woningmarktafspraken vastgelegd medio 2013, waarin de voorraad plannen drastisch naar beneden is bijgesteld. De afspraken hebben tot doel duidelijkheid te scheppen naar de markt toe. Door de rol van

marktmeester op te pakken en het speelveld van de woningmarkt af te bakenen, ontstaat ruimte en vertrouwen voor nieuwe initiatieven.

De regio Zeeuws-Vlaanderen moet een kwaliteitsslag maken in woningbouwplannen. De juiste woning, op de juiste plek voor de juiste doelgroep. Er is ook een kwaliteitsslag nodig in de bestaande woningvoorraad. Er zijn veel oude en kleine woningen. Met zichtbare leegstand en verpaupering dreigt waardedaling. Steeds meer ontstaat de situatie dat kwalitatief goede woningen nieuw gebouwd worden onder gelijktijdige sloop van een oudere, kwalitatief matige woningen.

(11)

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Madame Curiestraat - Toelichting - 11

Het initiatief maakt geen deel uit van woningbouwprogrammering. Er is wel sprake van een netto toevoeging van maximaal 20 woningen. Om de afwijking van het woningbouwprogramma te onderbouwen, zijn in paragraaf 3.4 (aantonen van de actuele behoefte in de ladder van duurzame verstedelijking) de argumenten opgenomen.

3.4 Structuurvisie Terneuzen

In de Structuurvisie Terneuzen die is vastgesteld op 16 december 2010 schaart de gemeente de locatie en de directe omgeving onder de strategie behouden. In die gebieden is er voor de gemeente geen aanleiding is om actief plannen of projecten te initiëren. Kleinschalige aanpassingen aan de ruimtelijke structuur of ontwikkelingen die passen binnen de functionele omgeving zijn mogelijk, waarbij de nadruk ligt op de kwaliteit van het leefklimaat. Het initiatief past daarmee in het gemeentelijke beleid.

3.5 Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking gaat bij ruimtelijke vraagstukken uit van drie tredes die onderstaand worden behandeld:

Trede 1. Actuele behoefte

De regio Zeeuws-Vlaanderen kent nog slechts een zeer beperkte kwantitatieve woningbouwopgave, maar de kwalitatieve opgave van sloop van verouderde woningen en vervanging door moderne, levensloopbestendige woningen is bijzonder groot. Zoals aangegeven maakt het project (nog) geen deel uit van de woningmarktafspraken in Zeeuws-Vlaanderen.

In het woningbouwprogramma dat is vastgesteld medio 2013 zijn in 10 jaar in de gemeente

Terneuzen 1.441 nieuwe woningen geprogrammeerd, terwijl er 994 zijn aangewezen om gesloopt te worden. Een netto toename van 447 woningen, die per saldo volledig in de grootste kern Terneuzen neerslaat. In deze programmering is ervoor gezorgd dat de planvoorraad niet de totale maximale huishoudengroei plus 30% overstijgt. De programmering bevat diverse projecten waarvan het maar zeer de vraag is of die volledig worden gerealiseerd. De afspraak is dat gemeenten binnen de kwantitatieve kaders kunnen herschikken.

Uitgangspunt voor het woonbeleid is dat inbreiding boven uitbreiding gaat. Ruim 80% van de netto toename in de kern Terneuzen is voorzien in de uitbreidingswijk Othene. In dit geval is sprake van een inbreidingslocatie nabij voorzieningen, waardoor herschikking een positief effect heeft op het uitgangspunt inbreiding boven uitbreiding.

In de woningbouwprogrammering wordt verder opgemerkt: “Ook al is er kwantitatief gezien nauwelijks nieuwbouw nodig, er is wel degelijk nieuwbouw nodig om te voorzien in betere en andere kwaliteit woningen, typen locaties en productmarktcombi naties. Denk aan nultredenwoningen en levensloopbestendige woningen bijvoorbeeld. Dit betekent minder, maar betere nieuwbouw, die past bij de wensen en behoeften van de woonconsument nu en op (middel)lange termijn in samenhang met sloop van woningen.” In dit plan is sprake van betere nieuwbouw in de vorm van

levensloopbestendigie woningen die past bij de wensen van de groeiende groep alleenstaanden en stellen van middelbare leeftijd.

Het voorliggende stedenbouwkundig plan is afgestemd op een investeerder die een

leefgemeenschap op christelijke grondslag met grondgebonden woningen, geschikt voor senioren, wil realiseren. Voor deze specifieke doelgroep is geen aanbod, noch in de bestaande voorraad als in de plannen die in de pijplijn zitten. Binnen de gemeente Terneuzen rekent circa 25% van de

bevolking zich tot een gezindte van protestante huize; senioren zijn daarbinnen sterk in de

(12)

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Madame Curiestraat - Toelichting - 12

meerderheid. Dat betekent dat de specifieke groep waarop deze ontwikkeling zich richt meer dan 10.000 personen betreft. Deze groep wil graag grondgebonden blijven wonen en niet in

grootschalige appartementencomplexen oud worden; deze opzet biedt daartoe de gelegenheid.

Gelet op de specifieke doelgroep is er sprake van een bijzondere en actuele behoefte. Tussen de ontwikkelende partij en de afnemer wordt een overeenkomst opgesteld, waarmee de behoefte wordt aangetoond.

Trede 2. Bestaand stedelijk gebied

Het plangebied ligt in een bestaand stedelijk gebied op korte afstand van voorzieningen, er is dus sprake van benutting van gronden door herstructurering en transformatie op een locatie waar dat ruimtelijk goed mogelijk is. Omdat het plangebied in bestaand stedelijk gebied ligt, vervalt trap 3.

Geconcludeerd kan worden dat het voornemen voldoet aan de voorwaarden van de ladder van duurzame verstedelijking.

(13)

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Madame Curiestraat - Toelichting - 13

H4. Toetsing

4.1 Archeologie Beleid

Op 27 januari 2011 is door de gemeenteraad van Terneuzen het interim beleid archeologie vastgesteld. De insteek van dit beleid is het regelen van archeologie in ruimtelijke plannen. In een cyclus van 10 jaar zullen alle ruimtelijke plannen aangepast worden, waarbij archeologie in de plannen zal worden ingebracht of geactualiseerd aan de hand van het dan geldende beleid. Als vangnet fungeert de Erfgoedverordening Terneuzen 2011. Deze verordening is geactualiseerd en is in samenhang met het archeologiebeleid opnieuw vastgesteld. In lijn met de intentie van de wetgever wordt een algemene vrijstelling voor archeologie verleend tot 100 m² en een diepte van 0,5 m¹ voor de zogenaamde kruimelgevallen.

De achterliggende gedachte van het archeologiebeleid is het in beeld brengen van de gebieden in de gemeente Terneuzen met een archeologische verwachtingswaarde. Deze verwachtingswaarde kan per gebied en per geologische laag verschillen. De insteek is daarbij soepel waar het kan en streng waar nodig. Voor een aantal gebieden is de huidige kennis ontoereikend. Deze leemten zullen in de toekomst ingevuld worden. Aan de hand van de archeologische verwachtingswaarde wordt per deelgebied een grens gesteld waarboven archeologisch onderzoek verplicht is en waaronder vrijstelling wordt verleend. Een en ander is uitgewerkt in een stroomschema in ‘De onderste steen boven? Interim-beleid archeologie gemeente Terneuzen’.

Wanneer archeologisch onderzoek verplicht is, dient de Archeologische monumentenzorg cyclus (AMZ-cyclus) doorlopen te worden. Deze cyclus is er op gericht om te beoordelen of verdergaand onderzoek of behoud noodzakelijk is. Voor de uitvoering en de beoordeling van de onderzoeken wordt aangesloten bij de landelijke en provinciale regelgeving. Door deze cyclus op een goede manier te doorlopen kan een gedegen afweging gemaakt worden waar behoud ter plaatse (in-situ) of een opgraving (ex-situ) noodzakelijk is of achterwege kan blijven.

Procedure

Procedures bij de advisering in het kader van ruimtelijke plannen en de toetsing van volgens de gemeentelijke Erfgoedverordening vergunningplichtige gevallen, zullen gebaseerd zijn op een door de gemeente uit te voeren toets. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan bestemmingsplannen, vergunningen, bodemsanering en civiele werken. De verantwoording voor het aanvragen van

(archeologie)vergunningen en het naleven daarvan ligt bij de initiatiefnemer, dat kan ook de gemeente zijn. Daarnaast heeft de gemeente een toetsende en handhavende rol.

De archeologische toets

Om inzicht te krijgen in de archeologische verwachtingswaarde van een gebied of locatie dient aan vijf criteria te worden getoetst.

1. De Archeologische Monumentenkaart (AMK). Deze kaart geeft de wettelijk beschermde archeologische monumenten weer, waarvoor het Rijk bevoegd gezag is. In onze gemeente zijn dat restanten van kastelen in Axel en Zaamslag (Torenberg). Daarnaast bevat de kaart de door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) gewaardeerde gebieden met een (hoge)

archeologische waarde.

2. De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Deze kaart geeft de verwachtingswaarde weer voor de bovenste 1,2 m¹ van de bodem. Deze kaart is gebaseerd op de geomorfologische en geologische kaart van Nederland. Bij een hoge trefkans wordt aangesloten bij de wettelijke

(14)

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Madame Curiestraat - Toelichting - 14

vrijstelling van 100 m². Voor een middelhoge trefkans kan een ruimere norm gelden. Deze wordt arbitrair vastgelegd op 500 m².

3. Archis (Archeologische Informatie Systeem). Dit is de landelijke database waarin alle recent uitgevoerde archeologische onderzoeken en vondsten worden opgeslagen. Deze database geeft een indicatie van de vondsten die gedaan zijn. Veel of belangrijke vondsten geven een hogere archeologische verwachtingswaarde.

4. Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA). In dit archief berusten de verslagen van alle in het verleden in Zeeland uitgevoerde archeologische onderzoeken, gegevens over losse vondsten en dergelijke.

Dit archief geeft een indicatie van de vondsten die in het verleden gedaan zijn. Veel of belangrijke vondsten geven een hogere archeologische verwachtingswaarde.

In de praktijk wordt de toets op Archis en ZAA gecombineerd, of in het kader van het bureauonderzoek uitgevoerd.

5. De bodemopbouw. Aan de hand van de geologische kaart kan nagegaan worden welke geologische, voor de archeologie relevante, bodemlagen aanwezig zijn.

a. Pleistoceen: vanaf de steentijd

b. Hollandveen: vanaf de ijzertijd en Romeinse tijd

c. Duinkerke II, inclusief ‘oudere afzettingen van Duinkerke’: vanaf de middeleeuwen d. Duinkerke III: vanaf de nieuwe tijd

Figuur 6. Geologische kaart

De archeologische waarde van het plangebied

In het kader van de opstelling van het bestemmingsplan Terneuzen-Midden is een archeologische toets uitgevoerd. Daaruit is gebleken dat:

 Het plangebied niet ligt binnen een terrein met een vastgestelde archeologische waarde;

 Er een lage trefkans bestaat op het aantreffen van archeologische waarden;

 Geen vondstmeldingen bekend zijn;

 Op basis van de Geologische kaart van Nederland (Van Rummelen 1977) het plangebied getypeerd kan worden met de lettercijfer-combinatie Fo.3b . De ondergrond heeft hier een

(15)

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Madame Curiestraat - Toelichting - 15

gelaagde opbouw, bestaande uit de Afzettingen van Duinkerke IIIb, oudere Afzettingen van de Duinkerke, Hollandveen en pleistoceen. Op de top van het pleistocene dekzand kunnen vondsten en sporen aanwezig zijn.

Vrijstellingenkaart

Op grond van de geologische kaart zou een dubbelbestemming moeten worden toegekend. De dubbelbestemming schrijft archeologisch onderzoek voor als de verstoring groter is dan 500 m² en dieper gaat dan 0,50 m¹. In 2014 is een project uitgevoerd, waarin is nagegaan op welke plaatsen een grotere vrijstellingsdiepte kan worden gehanteerd. Uit de vrijstellingenkaart (figuur 7) blijkt dat het plangebied een vrijstelling kent tot 2,5 m¹ diep. Het gehele plangebied krijgt een dubbelbestemming.

Figuur 7. Vrijstellingenkaart

4.2 Cultuurhistorie Beleid

Vanaf 1 januari 2012 is sprake van de Modernisering Monumentenwet (MoMo) en dient

cultuurhistorie meegewogen te worden tijdens nieuwe ontwikkelingen. Belangrijke doelen van de Modernisering van de Monumentenzorg zijn het stimuleren en ondersteunen van gebiedsgericht werken, het belang van cultuurhistorie laten meewegen in de ruimtelijke ordening, het formuleren van een visie op erfgoed en het verminderen van de administratieve lastendruk.

De modernisering is gestoeld op drie pijlers:

(16)

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Madame Curiestraat - Toelichting - 16

 Pijler 1: Cultuurhistorische belangen meewegen in ruimtelijke ordening. Hierbij vindt een verschuiving plaats van objectgerichte bescherming naar een gebiedsgerichte aanpak. De omgeving van het monument gaat een belangrijker rol spelen.

 Pijler 2: Krachtiger en eenvoudiger regelgeving. Minder, kortere en eenvoudiger procedures, afstand tussen expert en leek kleiner, meer vrijheid en keuzemogelijkheden voor

monumenteneigenaren.

 Pijler 3: Bevorderen van herbestemmingen. Het toekennen van een andere bestemming kan bijdragen aan het behoud van historische gebouwen en terreinen.

De cultuurhistorische waarde van het plangebied

Om een inzicht te krijgen in de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen een plangebied heeft de provincie de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) opgesteld. Het plangebied is niet gelegen in een historische polder. Cultuurhistorische relicten zijn niet in het plangebied of de directe omgeving te vinden. Er zijn geen waardevolle historische lijnen door of langs het plangebied.

Conclusie

Cultuurhistorie biedt geen aanknopingspunten voor de verdere planvorming.

4.3 Bodem

Wettelijk kader en beleid

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij de het toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het gemeentelijk bodemkwaliteitsbeleid volgt de kaderwet Wet bodembescherming en daaruit voortvloeiende regelgeving. Uitgangspunten zijn dat de bodem duurzaam geschikt moet zijn voor de beoogde functie en dat de bodemkwaliteit zeker niet mag verslechteren. Ook

verontreinigingen in stabiele eindsituaties worden niet vanzelfsprekend geaccepteerd. Bij functie- wijzigingen wordt daarom getoetst of de bodemkwaliteit voldoende is voor de nieuwe functie. De oppervlakte van het plangebied en de conclusie van een vooronderzoek (historisch onderzoek) zijn bepalend voor het uitvoeren van eventueel veld- en laboratoriumonderzoek.

De bodemkwaliteit in het plangebied

Volgens de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Terneuzen voldoen zowel de boven- als de ondergrond aan de maximale waarden die aan de bestemming Wonen worden gesteld. In het onderhavige bestemmingsplan wordt een functiewijziging van maatschappelijk naar wonen geregeld.

Er heeft op de locatie een basisschool gestaan; bodemverontreinigingen op grond van die functie zijn niet waarschijnlijk. In het verleden zijn op deze locatie twee verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd (Colsen, 9 februari 2006 en Sma, 8 december 2015). In beide onderzoeken werden lichte verontreinigingen vastgesteld, maar van dien aard, dat geen vervolgonderzoek nodig was.

Conclusie

Bodem vormt geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.

4.4 Water Waterbeleid

Het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer staat landelijk in de belangstelling. Het landelijk waterbeleid is beschreven in het Nationaal Waterplan. Dit plan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon zoet water en diverse vormen van gebruik van water.

(17)

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Madame Curiestraat - Toelichting - 17

Het Waterschap Scheldestromen (WS) is de waterbeheerder voor het plangebied. Ten aanzien van (her)ontwikkelingen voert WS het beleid 'waterneutraal bouwen'. Elke ontwikkeling dient in, of in de directe nabijheid van de ontwikkelingslocatie voldoende waterbergingscapaciteit te realiseren.

Hierbij moet er voldoende bergingscapaciteit zijn om een situatie met een herhalingstijd van 100 jaar te kunnen verwerken. Als uitgangspunt wordt hierbij een 10 dagen durende bui met een totale neerslag van 147 mm gehanteerd. Bij een afvoer naar het regionale watersysteem volgens de afvoernorm van het waterschap maximaal 10 mm/24 uur dient er een bergingscapaciteit van 75 mm op het afvoerend oppervlak te worden gerealiseerd. Het watervlak zelf telt hierbij ook mee als afvoerend oppervlak.

Ten aanzien van de waterkwaliteit is het beleid van het waterschap er op gericht om schoon water zoveel mogelijk in het gebied te houden en niet via de riolering naar een afvalwaterzuivering af te voeren. De beslisboom voor afkoppelen geeft aan hoe met het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering moet worden omgegaan. Hierbij dient eerst afgewogen te worden of het regenwater hergebruikt kan worden, zo niet dan dient infiltratie overwogen te worden.

De consequenties voor het plangebied

Het plangebied ligt in een kleigebied met beperkte infiltratiemogelijkheden. Dit geldt voor de hele wijk. In de wijk is bij de aanleg rekening gehouden met relatief veel groene, onverharde ruimte. Deze situatie verandert niet ten opzichte van de situatie dat de school er stond. Het gebied is geen

aandachtsgebied voor de waterhuishouding.

Het verhard oppervlak verandert door het onderhavig plan. Het plangebied was grotendeels verhard met schoolgebouw en schoolplein, is op dit moment niet verhard en wordt in de toekomst weer grotendeels verhard met woningen en parkeerruimte. De afkoppelingsmogelijkheden nemen toe door het gebruik van duurzame materialen. De woningen worden voor het vuil water aangesloten op het rioleringsstelsel van de wijk.

Conclusie

Aan het waterschap is wateradvies gevraagd, een verplicht onderdeel van de procedure. Dit wateradvies is als bijlage 1b opgenomen. In bijlage 1a is de watertoetstabel ingevuld.

4.5 Ecologie Wettelijk kader

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient inzicht te worden verschaft in de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten in en om het plangebied en in de effecten op deze soorten.

Het wettelijk kader bestaat uit drie onderdelen:

1. Flora- en faunawet (Ffw). Het doel van deze wet is de bescherming van dier- en plantsoorten in hun natuurlijk leefgebied. De beschermde dier- en plantensoorten, die zijn opgenomen in de Ffw, zijn verdeeld in tabellen. Tabel 1 geeft de algemene soorten weer, die licht beschermd zijn.

Tabel 2 geeft de minder algemene, middelzwaar beschermde soorten weer. In tabel 3 staan zwaar beschermde soorten. Bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen

mogelijk maakt zal zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Ffw nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

2. Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet 1998) biedt de juridische basis voor de aanwijzing van te beschermen gebieden en landschapsgezichten. Het gaat om Natura 2000-gebieden, beschermde natuurmonumenten en gebieden die de Minister van LNV aanwijst ter uitvoering van verdragen of andere internationale verplichtingen, zoals Wetlands. Internationale verplichtingen uit o.a. de Vogelrichtlijn (VR) en de Habitatrichtlijn (HR) zijn hiermee in nationale regelgeving verankerd.

(18)

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Madame Curiestraat - Toelichting - 18

3. NatuurNetwerk. Het NatuurNetwerk (de voormalige EHS) is een plan in uitvoering en beoogt de realisatie van een samenhangend netwerk van natuurgebieden en verbindingszones. Door natuur te verbinden, blijft diversiteit behouden en verkleint de kans op uitsterven van soorten.

De EHS bestaat uit bestaande natuurgebieden en nieuwe natuurgebieden, reservaten,

natuurontwikkelingsgebieden en zogenaamde robuuste verbindingen, landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheergebieden) en grote wateren.

In de toelichting van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat als gevolg van de beoogde ontwikkeling de wezenlijke kenmerken of waarden van natuurgebieden en soorten per saldo niet significant worden aangetast.

Gevolgen voor soortbescherming

Het project bestaat uit de bouw van maximaal 20 woningen in het stedelijk gebied. Dit gaat gepaard met het verwijderen van beplanting. Begin 2016 is een quick scan flora en fauna uitgevoerd (Wieland Advies). De resultaten zijn opgenomen in bijlage 2. Uit de quick scan blijkt dat het plangebied een, zij het beperkte, functie heeft voor een aantal licht beschermde soorten alsmede voor broedvogels en vleermuizen.

In het plangebied en de directe omgeving komen broedvogels voor. Er komen ook soorten voor waarvan het leefgebied of nest jaarrond beschermd is. Sommige broeden buiten het plangebied, maar foerageren hier wel. In de groensingel broeden Eksters. Voor deze soort is in de omgeving, voldoende broedgebied aanwezig. Beplanting mag gekapt worden buiten het broedseizoen. In het broedseizoen dient vooraf gecontroleerd te worden door een deskundige of er wel of geen broedvogels aanwezig zijn.

Diverse vleermuissoorten (tabel 3 Flora en Faunawet) komen voor in het studiegebied en in het plangebied. Het is niet bekend in hoeverre de vleermuizen gebruik maken van het plangebied. In het verleden fungeerde de inmiddels gesloopte school als dagverblijf. De beplanting fungeert als

vliegroute en mogelijk als paarverblijf voor de Ruige dwergvleermuis. Er zijn 2 bomen aangetroffen met een geschikt gat dat als dagverblijf kan fungeren (buiten de winterperiode).

De groensingel langs de Serlippensstraat en de Madame Curiestraat blijft grotendeels behouden. De singel mag uitgedund worden (verwijderen struweel en kappen bomen) indien de rij maximaal 30 meter onderbroken wordt. Te kappen bomen worden vooraf gecontroleerd op aanwezigheid van vleermuizen indien de bomen in zomer, voorjaar of najaar gekapt worden. Indien de bomen met holtes gekapt worden dan is het raadzaam om vleermuiskasten op te hangen in de resterende bomen.

Er zijn geen nadelige gevolgen voor flora en fauna, indien bovenstaande maatregelen getroffen worden. Er is geen ontheffing van de flora- en faunawet nodig.

Gevolgen voor gebiedsbescherming

De grens van het Natura 2000-gebied Westerschelde en Saeftinghe ligt op een afstand van minimaal 500 meter. Het dichtstbijzijnde deel van het NatuurNetwerk, de Otheense Kreek, ligt op een afstand van meer dan 450 meter. De geplande maatregelen hebben geen negatief effect op deze gebieden.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat voor de beoogde ontwikkeling geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist is. Hierbij dient wel gewerkt te worden volgens de principes van zorgvuldig handelen. Dit betekent:

1. Beplanting mag gekapt worden buiten het broedseizoen. De te kappen bomen en struiken dienen ruim vóór aanvang van het broedseizoen (1 maart) verwijderen te worden óf na het

(19)

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Madame Curiestraat - Toelichting - 19

broedseizoen (na 15 juli of nadat het laatste jong het nest heeft verlaten). In het broedseizoen dient vooraf gecontroleerd te worden door een deskundige of er wel of geen broedvogels aanwezig zijn.

2. De groensingel langs de Serlippensstraat en de Madame Curiestraat mag uitgedund worden (verwijderen struweel en kappen bomen), indien de rij maximaal 30 meter onderbroken wordt.

3. Te kappen bomen dienen worden vooraf gecontroleerd op aanwezigheid van vleermuizen indien de bomen in zomer, voorjaar of najaar gekapt worden. De beplanting fungeert als vliegroute en mogelijk als paarverblijf voor de Ruige dwergvleermuis. Er zijn 2 bomen aangetroffen met een geschikt gat dat als dagverblijf kan fungeren (buiten de winterperiode). Indien de bomen met holtes gekapt worden dan is het raadzaam om vleermuiskasten op te hangen in de resterende bomen.

Wat de gebiedsbescherming betreft mag worden geconcludeerd dat zowel de

Natuurbeschermingswet 1998 als het NatuurNetwerk geen beletsel vormen voor de ontwikkeling.

4.6 Verkeer en parkeren

De verkeersgegevens van de Serlippensstraat en de Professor Zeemanstraat zijn verkregen via de gemeente Terneuzen. Uitgangspunt voor de berekening is het maatgevende jaar binnen 10 jaar na planrealisering, in dit geval 2026. De verkeersintensiteiten bedraagt dan met een autonome verkeersgroei van 0,5% per jaar 4.122 motorvoertuigen per etmaal op de Serlippensstraat en 1.958 motorvoertuigen per etmaal op de Professor Zeemanstraat. Voor de Madame Curiestraat waren geen verkeersgegevens beschikbaar. Omdat het om woonstraten gaat zonder koppelfunctie voor omliggende wijken is een verkeersintensiteit van 1.000 voertuigen per etmaal aangenomen.

De etmaalintensiteiten passen bij de wegencategorisering. De nieuwe ontwikkeling van maximaal 20 woningen wordt ontsloten op de Madame Curiestraat. Omdat de verbinding tussen de Madame Curiestraat en de Serlippensstraat voor de auto is afgesloten, zal het verkeer zich spreiden door de wijk.

Het aantal autobewegingen en parkeerplaatsen dat gemoeid gaat met de ontwikkeling is af te leiden van de parkeerkencijfers en de kencijfers verkeersgeneratie van het CROW (Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (ASVV 2012)). De gehanteerde stedelijkheidsgraad is weinig stedelijk en het gehanteerde woonmilieutype is rest bebouwde kom. De gemeente

Terneuzen hanteert in de Parkeernota 2015-2020 het gemiddelde van de parkeerkencijfers.

De bestemming Wonen geeft ruimte voor meerdere ontwikkelingen. Voor dure woningen wordt een parkeernorm van 2,1, voor middeldure woningen van 1,85 en voor goedkope woningen van 1,55 parkeerplaats per woning gehanteerd. Voor serviceflats en aanleunwoningen geldt een parkeernorm van 0,45 parkeerplaats per woning. De beoogde ontwikkeling gaat uit van een hofvormig complex voor senioren. Gezocht wordt naar een vorm van zorg die binnen de gemeenschap ontwikkeld zou kunnen worden. Daarmee zou een lagere parkeernorm mogelijk worden. In de regels wordt een verwijzing opgenomen naar de parkeernormen in de Parkeernota 2015-2020. Hierdoor wordt altijd voldaan aan de parkeereisen. Daarmee vormt verkeer en parkeren geen belemmering voor de planvorming.

4.7 Milieuzonering

Door afstand te houden tussen bedrijvigheid en gevoelige bestemmingen kan de milieuhinder ten gevolge van bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden worden. Er is sprake van de toevoeging van maximaal 20 woningen die als milieugevoelige bestemming kunnen worden aangemerkt.

(20)

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Madame Curiestraat - Toelichting - 20

In figuur 7 is een tekening opgenomen van het plangebied met de omliggende activiteiten. Het gaat om de gymzaal (1) en de school (2). Voor beide activiteiten bedraagt de minimale afstand tot de dichtstbijzijnde woning in het bouwplan, op basis van de richtafstanden zoals opgenomen in de VNG bundel “Bedrijven en milieuzonering”, 30 meter. Het plangebied maakt deel uit van de centrumzone in de wijk Serlippenspolder waar voorzieningen zijn geclusterd. Deze zone wordt begrensd door Serlippensstraat, Professor Zeemanstraat, doortrekking van Bus Ballot straat, Drebbelstraat,

Lorentzstraat en Madame Curiestraat. Deze zone kan getypeerd worden als een gemengd gebied. In een gemengd gebied mag rekening gehouden worden met richtafstanden die een afstandsstap lager liggen dan in een puur woongebied. De richtafstand tot de school en de gymzaal worden daarmee 10 meter.

De school ligt op meer dan 30 meter van het plangebied. De gymzaal ligt op 4 meter van de grens van het plangebied. Omdat het parkeren aan de noordzijde van het plangebied wordt opgelost, wordt een buffer gecreëerd naar de gymzaal. De dichtstbijzijnde woning is geprojecteerd op meer dan 10 meter van de gymzaal. Het bouwvlak wordt op meer dan 10 meter van de gymzaal gelegd.

Milieuzonering vormt daardoor geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Figuur 7. Mogelijk relevante bedrijfsactiviteiten in de omgeving

4.8 Geluid

De gevels van het plan ondervinden een geluidbelasting ten gevolge van het verkeerslawaai van de omliggende wegen. Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, waarin de situatie is beoordeeld aan de hand van de Wet geluidhinder en de Wet ruimtelijke ordening. Doel van het akoestisch onderzoek is het bepalen van de geluidbelasting binnen het plangebied voor zover deze wordt veroorzaakt door het relevante wegverkeer. Het akoestisch onderzoek is opgenomen in bijlage 3.

Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom. Er is in de zin van de Wet geluidhinder sprake van een stedelijk gebied. Het plangebied ligt in de geluidzone van de Serlippensstraat en de Professor

2

1

(21)

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Madame Curiestraat - Toelichting - 21

Zeemanstraat. Voor de Madame Curiestraat geldt een maximale rijsnelheid van 30 km/uur. Ondanks het feit dat er geen sprake is van een geluidzone langs deze wegen, is in het belang van een goede ruimtelijke ordening de geluidbelasting ten gevolge van deze wegen toch berekend. De resultaten kunnen meegenomen worden bij de beoordeling van de geluidwering in het kader van het Bouwbesluit. Hiermee wordt het woonklimaat verbeterd.

Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting van het verkeerslawaai ten gevolge van de:

 Serlippensstraat (gezoneerde weg) op de zuidelijke gevels van de zuidelijkst gelegen woningen binnen het bouwplan hoger is dan de voorkeurswaarde (maximaal 52 dB), maar lager dan de maximale ontheffing.

 Professor Zeemanstraat (gezoneerde weg) op alle woningen lager is dan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder.

 Madame Curiestraat ruim lager is dan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder, zoals deze geldt voor gezoneerde wegen.

Het verlagen van de maximumsnelheid naar 30 km/u op de Serlippensstraat zou een vermindering van het geluid voor het plangebied van 4 dB opleveren, waarmee voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Dat is in dit geval geen passende maatregel omdat de

Serlippensstraat een gebiedsontsluitingsweg is, waar een maximum snelheid van 50 km/h passend is.

Andere maatregelen, zoals het toepassen van een stiller wegdektype of een geluidsscherm zijn evenmin doelmatig en/of stedenbouwkundig wenselijk. Derhalve zal voor de woningen ontheffing aangevraagd moeten worden vanwege de geluidbelasting als gevolg van het wegverkeer op de Serlippensstraat middels een hogere grenswaarde-procedure voor 52 dB.

Conclusie

Alvorens het bestemmingsplan wordt vastgesteld moeten de hogere waarden voor de woningen zijn vastgesteld. Het ontwerpbesluit en het definitieve besluit hogere waarden dienen gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan en het definitieve bestemmingsplan ter inzage te worden gelegd.

4.9 Luchtkwaliteit

Het beleid ten aanzien van luchtkwaliteit in de gemeente Terneuzen is vastgelegd in de Visie

Luchtkwaliteit (11 juni 2006). Aangezien er geen knelpunten zijn, is er geen dringende reden om het beleid op te stellen of nader uit te werken.

Elke ruimtelijke ontwikkeling dient te voldoen aan de luchtkwaliteiteisen die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen voor luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht. Met name de stoffen

stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) worden beleidsmatig relevant geacht. Eventueel onderzoek beperkt zich dan ook veelal tot deze twee stoffen.

Het bestemmingsplan kan worden vastgesteld indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:

• door de vaststelling (van het bestemmingsplan), al dan niet in combinatie met maatregelen, de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechtert (maximaal 1,2 μg/m³), ofwel dat;

• de luchtkwaliteit door de vaststelling (van het bestemmingsplan), al dan niet in combinatie met de maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft, ofwel dat;

• bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de vaststelling (van het

bestemmingsplan), de luchtkwaliteit in een gebied rondom het plangebied per saldo verbetert.

De verbetering en verslechtering zullen beide moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, ofwel dat;

• er geen grenswaarden worden overschreden.

(22)

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Madame Curiestraat - Toelichting - 22

In het Besluit en de Regeling ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Hierin is bepaald dat de concentratiebijdragen NO2 en PM10 als NIBM mogen worden beschouwd wanneer deze het jaargemiddeld maximaal 1,2 μg/m3 bedragen. De bijdrage van het plan is uitsluitend afkomstig van verkeer van en naar de woningen. Gelet op de beperkte omvang van het plan (maximaal 20 woningen) ligt de bijdrage ver onder de genoemde concentratiebijdragen en is derhalve sprake van een NIBM-project.

Luchtkwaliteitsonderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

4.10 Externe veiligheid Inrichtingen

De dichtstbijzijnde risicobron op een afstand van ruim 800 meter is het Scheldorado. Uit de

beoordeling van de risicokaart blijkt dat bij deze inrichting geen sprake is van een ruime PR-contour.

Scheldorado heeft een invloedsgebied van 1 km. Op 5,5 km afstand is de Katoennatie

Westerschelde Containerterminal gevestigd. Hier vinden laad-, los en overslagactiviteiten plaats ten behoeve van zeeschepen. Het invloedsgebied van de inrichting beslaat 7,6 kilometer. De

ontwikkeling valt derhalve binnen het invloedsgebied van beide inrichtingen. Het maatgevende scenario betreft in beide gevallen het toxische scenario. In de huidige situatie wordt de

oriëntatiewaarde ruim onderschreden. Ten aanzien van het groepsrisico is het aannemelijk dat vanwege de grote afstand van het plangebied tot de risicobron en de beperkte toename van de personendichtheid ten opzichte van de bestaande personendichtheid binnen het invloedsgebied geen sprake zal zijn van een significante toename van het groepsrisico.

Het gehele plangebied ligt binnen een schuilzone, een zone waarbinnen geschuild moet worden in het geval van een kernongeval. Het plangebied ligt binnen deze 20.000 meter zone van Kerncentrale Borssele. Dit heeft verder geen invloed op dit bestemmingsplan.

Vaarwegen

Ten noorden en westen van het plangebied vind vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het water. Dit betreft de Westerschelde op circa 450 meter en het kanaal van Gent naar Terneuzen op circa 1.700 meter vanaf het plangebied. Beide vaarwegen zijn opgenomen in het Basisnet Water, dit maakt onderdeel uit van het Besluit externe veiligheid transportroutes. In dit besluit is opgenomen dat voor ontwikkelingen op een afstand van meer dan 200 meter geen ruimtelijke beperkingen worden gesteld. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan. Wel geldt dat de aspecten zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en ontvluchting opgenomen moeten worden in de afweging.

Veiligheidsmaatregelen bij de verdere ontwikkeling van het plangebied zijn:

1. Vanwege het transport van toxische stoffen worden ter bevordering van de zelfredzaamheid, uitschakelbare of afsluitbare ventilatie toegepast in de bebouwing. Door deze maatregel worden aanwezigen beter beschermd tegen de effecten van calamiteiten met giftige stoffen.

2. In het ontruimingsplan/evacuatieplan van het gebouw wordt het scenario van een toxische dreiging van buitenaf opgenomen. Daartoe worden bedrijfshulpverleners geïnstrueerd om ramen en deuren te sluiten en de mechanische ventilatie uit te schakelen. Door deze maatregelen worden aanwezigen beter beschermd tegen de mogelijke effecten van calamiteiten met giftige stoffen.

4.11 Kabels en leidingen

Er zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen die een belemmering kunnen vormen voor de beoogde ontwikkeling.

(23)

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Madame Curiestraat - Toelichting - 23

H5. Juridische vormgeving

5.1 Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen (SVBP)

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Deze wet vormt het wettelijk kader voor het bestemmingsplan.

Sinds 1 januari 2010 moeten alle nieuwe ruimtelijke plannen digitaal, uitwisselbaar en vergelijkbaar zijn. Het gaat om bestemmingsplannen, provinciale verordeningen, Algemene maatregelen van Bestuur (AMvB's) en structuurvisies. Uitgangspunt hierbij is dat gemeenten, provincies en

departementen verantwoordelijk zijn voor het maken en beheren van hun eigen ruimtelijke plannen en verordeningen. Tevens worden deze plannen en verordeningen digitaal beschikbaar gesteld voor burgers, bedrijven en medeoverheden.

In het Bro is verankerd dat een vergelijkbaar ruimtelijk plan is opgebouwd volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen. Daarnaast is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal

begrippen, wijze van meten, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.

Het voorliggende bestemmingsplan is opgebouwd en vormgegeven conform de bindende afspraken van de SVBP2012.

5.2 Opzet bestemmingsregeling Planvorm

De keuze van de planvorm wordt in belangrijke mate bepaald door het gewenste ruimtelijke beleid en de regiefunctie van de gemeente. Het spanningsveld tussen flexibiliteit en rechtszekerheid speelt hierin een belangrijke rol. Gedetailleerde bestemmingsplannen bieden in beginsel meer

rechtszekerheid, terwijl globale eindplannen meer ontwikkelingsmogelijkheden bieden binnen één bestemming. Overigens is een mengvorm van bovenstaande plannen mogelijk. Het voorliggende bestemmingsplan kan getypeerd worden als een globaal eindplan, waarbinnen het voornemen gestalte kan krijgen. De grenzen zijn zo opgezet dat de rechtszekerheid voor de omwonenden zo min mogelijk in het geding is.

Opzet verbeelding

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming geldt voor de betreffende gronden en waar bebouwing is toegestaan. Door middel van hoofdletters wordt de bestemming aangeduid, zoals W voor ‘Wonen’. Op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen. Tevens wordt in een onderhoek op de analoge verbeelding de naam van het bestemmingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven. De analoge verbeelding bestaat uit 1

kaartblad en renvooi op een schaal van 1:1.000.

In het plan wordt gebruik gemaakt van functieaanduidingen. De functieaanduidingen zijn een verbijzondering van de gebruiksmogelijkheden in een bestemming.

Opzet planregels

Overeenkomstig SVBP2012 kent de indeling in hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen de volgende vaste volgorde:

 In hoofdstuk 1 (inleidende regels) worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd, en wordt de wijze van meten bepaald.

(24)

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Madame Curiestraat - Toelichting - 24

 In hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) worden alfabetisch de regels gegeven waarmee de bestemmingen die op de plankaart voorkomen nader worden omschreven.

 Hoofdstuk 3 (algemene regels) bevat een aantal regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelregel, een procedureregel, dan wel regels die voor de nodige flexibiliteit kunnen zorgen, zoals algemene afwijkingsregel of wijzigingsbevoegdheden.

 Hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregels) ten slotte geeft overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.

Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2, Bestemmingsregels) wordt als volgt opgebouwd:

 bestemmingsomschrijving;

 bouwregels (onderverdeeld in toelaatbaarheid van bouwwerken en bouwhoogte, oppervlakte en inhoud);

 afwijken van de bouwregels;

 specifieke gebruiksregels;

 afwijken van de gebruiksregels;

 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;

 wijzigingsbevoegdheden.

Een bestemmingsartikel behoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.

5.3 Gehanteerde bestemmingen

Het bestemmingsplan vervangt een deel van het vastgestelde bestemmingsplan Terneuzen Midden.

Inleidende regels (hoofdstuk 1)

Hoofdstuk 1 bestaat uit begripsbepalingen en de wijze van meten. Voor de begripsbepalingen is waar mogelijk gebruik gemaakt van de standaardbepalingen uit de SVBP2012. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Hoofdbestemming ‘Wonen’(hoofdstuk 2)

Het plangebied wordt voorzien van de bestemming ‘Wonen’. De gebouwen mogen alleen

gerealiseerd worden binnen het bouwvlak. Het bouwvlak is op 20 meter van de gymzaal gesitueerd.

Binnen het bouwvlak zijn maximaal 20 woningen toegestaan. De bouwregels zijn zoveel mogelijk ontleend aan de woonbestemming in het vigerend bestemmingsplan ‘Terneuzen Midden’.

Dubbelbestemming ‘Waarde Archeologie’(hoofdstuk 2)

Het zuidelijk deel van het plangebied wordt voorzien van de dubbelbestemming ‘Waarde Archeologie’. De regels zijn ontleend aan de bestemming in het vigerend bestemmingsplan

‘Terneuzen Midden’.

Algemene regels (hoofdstuk 3)

In dit hoofdstuk zijn een algemene regels opgenomen. Artikel 5 bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. Deze bepaling is conform artikel 3.2.4 van het Bro in het bestemmingsplan opgenomen. In artikel 6 wordt bepaald dat gronden enkel mogen worden gebruikt in overeenstemming met de regels van het

(25)

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Madame Curiestraat - Toelichting - 25

bestemmingsplan en wordt aangegeven welk gebruik strijdig is. In artikel 7 wordt de mogelijkheid geboden om in voorkomende gevallen af te wijken van het bestemmingsplan.

Overgangs- en slotbepalingen (hoofdstuk 4)

In dit hoofdstuk is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het bestemmingsplan geregeld. In lid 1 van artikel 8 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 2 is de in artikel 3.2.2 Bro

voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen. Van de mogelijkheid die artikel 3.2.3 Bro biedt om hieraan een persoonsgebonden overgangsrecht te koppelen, is geen gebruik gemaakt. Lid 3 geeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om, in geval van onbillijkheid, het overgangsrecht buiten toepassing te laten. Artikel 9 geeft ten slotte aan dat dit bestemmingsplan kan worden aangehaald als ‘Terneuzen Midden, Madame Curiestraat’.

(26)

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Madame Curiestraat - Toelichting - 26

H6. Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Wanneer met een juridisch-planologisch plan een bouwplan, zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk wordt gemaakt, dient conform artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan te worden opgesteld. Deze eis geldt niet indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd.

Het plangebied is in eigendom van een particuliere investeerder. Het kostenverhaal wordt vastgelegd in een grondexploitatie-overeenkomst. Derhalve is het opstellen van een exploitatieplan niet

noodzakelijk.

De initiatiefnemer gebruikt eigen middelen om het bouwplan te financieren. In de

grondexploitatieovereenkomst is eveneens het risico van planschade bij de initiatiefnemer neergelegd. Derhalve is de economische uitvoerbaarheid in voldoende mate verzekerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op basis van artikel 3.1.1 Bro is het bestemmingsplan in vooroverleg gezonden naar de provincie Zeeland, Waterschap Scheldestromen en de Veiligheidsregio. De provincie Zeeland en het

waterschap Scheldestromen hebben in hun vooroverlegreactie aangegeven geen opmerkingen naar aanleiding van het bestemmingsplan te hebben.

Het ontwerp bestemmingsplan wordt van 23 juni tot en met 3 augustus 2016 ter visie gelegd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bergen op 29 september 2016. de griffier,

een wijziging wordt voorbereid van de geldende bestemming van een deel van het plangebied van het bestemmingsplan Valkenswaard Noord, voor het gebied zoals is aangegeven op de

In te stemmen met de voorgestelde behandeling van de notitie 'Beantwoording zienswijzen en ambtelijke wijzigingen bestemmingsplan Veegplan binnen bebouwde kom ;.. het

Met betrekking tot een omgevingsvergunning – waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid onder a sub 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan

Betreft: Voorbereidingsbesluit percelen Hoofdweg te Eelde. De raad van de

De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet kunnen binnen twee weken na de

Te verklaren dat een bestemmingsplan wordt voorbereid voor een perceel aan de Zuidlaarderweg te Tynaarlo, kadastraal beken gemeente Vries, sectie V nr. 1601, gelegen tussen

12, als bedoeld in artikel 2, lid 1 van de Wet voorkeursrecht gemeenten (zoals die luidde tot 1 juli 2008) - voor de in bijgevoegd ontwerp- raadsbesluit opgenomen gronden en