Inspectierapport
BSO Willem van Oranje (BSO) Kobaltstraat 15
7334 AL APELDOORN
Registratienummer 110012884
Toezichthouder: GGD Noord en Oost Gelderland
In opdracht van gemeente: Apeldoorn
Datum inspectie: 15-06-2016
Type onderzoek : Jaarlijks onderzoek
Status: Definitief
Datum vaststelling inspectierapport: 28-06-2016
Inhoudsopgave
Het onderzoek ... 3
Observaties en bevindingen ... 4
Pedagogisch klimaat ... 4
Personeel en groepen ... 7
Inspectie-items ... 8
Gegevens voorziening ... 10
Gegevens toezicht ... 10
Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum ... 11
Het onderzoek
Onderzoeksopzet
Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek.
Op 15 juni 2016 is Buitenschoolse Opvang (BSO) Willem van Oranje van Het
Kindercentrum.nl PCBO B.V. in opdracht van de gemeente Apeldoorn bezocht voor een jaarlijks onderzoek op basis van risico-gestuurd toezicht. Het onderzoek heeft zich met name gericht op de kwaliteit van de dagelijkse praktijk.
De volgende voorwaarden zijn onderzocht:
Pedagogische praktijk
Verklaringen Omtrent Gedrag en diploma’s
Groepsgrootte
Beroepskracht-kind-ratio
Beschouwing
Buitenschoolse Opvang (BSO) Willem van Oranje is gelegen in basisschool PCBS Willem van Oranje. Deze BSO maakt onderdeel uit van Het kindercentrum.nl PCBO bv. De BSO heeft beschikking over één groepsruimte, dit is tevens de ruimte voor peuteropvang Okidoki.
Het maximaal op te vangen kinderen van 4 t/m 12 jaar is voor BSO Willem van Oranje met ingang van 1 februari 2016 gewijzigd van 14 naar 12 kinderen.
Er is sprake van voorschoolse opvang op maandag t/m vrijdag van 07.30 tot 08.30 uur.
Er is sprake van naschoolse opvang op deze locatie op de maandag en dinsdag van 14.45 tot 18.00 uur en op de woensdag t/m vrijdag van 12.00 tot 18.30 uur. De school werkt met een continu rooster.
Inspectiegeschiedenis
Tijdens de inspecties in 2013, 2014 en 2015 is er voldaan aan alle onderzochte voorwaarden.
Bevindingen op hoofdlijnen
De locatie voldoet aan alle onderzochte inspectie-items tijdens deze inspectie.
Nadere toelichting is te lezen in dit rapport.
Advies aan College van B&W Geen handhaving.
Observaties en bevindingen
Pedagogisch klimaat
Binnen dit domein zijn de volgende pedagogische basisdoelen geobserveerd en beoordeeld:
waarborging emotionele veiligheid:
ontwikkeling van persoonlijke competentie:
ontwikkeling van sociale competentie:
overdracht van normen en waarden.
Om een helder beeld te krijgen van beleid, visie en praktijk is een observatie uitgevoerd.
Tijdens de observatie van de pedagogische praktijk wordt gebruik gemaakt van het Veldinstrument observatie pedagogische praktijk 4-12 jaar.
Pedagogische praktijk
Het volgende is onder andere geobserveerd ten aanzien van de pedagogische basisdoelen (waarbij de schuingedrukte tekst uit het veldinstrument is overgenomen en de tekst onder observaties een uitdrukking daarvan is zoals deze is geobserveerd in de praktijk).
De observatie heeft plaatsgevonden op woensdagmiddag 15/06/2016 van 13.40 tot 14.40 uur.
Situatie: Er is 1 beroepskracht en 5 kinderen aanwezig. Ze zijn vrij aan het spelen. Er is een rustige sfeer in de groep. Alle kinderen zijn lekker aan het spelen. Twee kinderen zijn samen aan het kaarten. Twee kinderen spelen samen mikado op de grond. En een kind is samen met de beroepskracht aan de tafel aan het kleien.
Zorgdragen voor het waarborgen van emotionele veiligheid
Observatie 1:
Meisje zegt: “Ik wil niet meer”. Beroepskracht: “Nee schat dan ruim je het op. Bewaar wat je wil bewaren en de rest doe je terug in de bak”.
Respectvol contact: De beroepskrachten gedragen zich sensitief en responsief naar de kinderen. Zij laten actief merken dat zij het kind begrijpen en reageren daar adequaat op.
Observatie 2:
Een jongetje loopt op een gegeven moment hinkend door de ruimte. Beroepskracht: “Wil je misschien even buiten spelen”? Individuele aandacht: De beroepskrachten reageren (meestal) op een warme en ondersteunende manier op kinderen. Zij gaan op een ongedwongen manier om met ieder kind.
Conclusie:
Uit bovenstaand beschreven voorbeeld blijkt dat de houder er voldoende zorg voor draagt dat beroepskrachten de emotionele veiligheid waarborgen. Derhalve wordt aan deze voorwaarde voldaan.
Zorgdragen voor de ontwikkeling van persoonlijke competenties:
Observatie 3:
Na het kleien stelt de beroepskracht aan het meisje voor om samen te kaarten. Meisje zegt
enthousiast “Ja”. Twee andere kinderen, die ook aan het kaarten zijn, stoppen met hun spelletje en gaan ook meedoen. Beroepskracht: “Oké dus jullie doen samen en wij doen samen, toch? Of heb ik dat niet goed begrepen”?
Initiatief / kiezen: De beroepskrachten sluiten aan op wensen en ideeën van een kind bij het organiseren van activiteiten. Zij begeleiden een kind om zelf te (leren) kiezen en initiatief te nemen. Zij bieden zo nodig (extra) stimulans en steun voor een kind dat zijn grenzen wil verleggen.
Observatie 4:
Een jongetje vraagt aan het groepje dat aan het kaarten is: “Mag ik meedoen”? Beroepskracht:
“Even dit potje afmaken is dat goed”? Jongen: “Ja, dat is goed”?
Responsief: De beroepskrachten herkennen de signalen van individuele kinderen, kunnen deze correct interpreteren en sluiten hier tijdig en op een gepaste manier op aan. Het kind voelt zich gezien en begrepen.
Observatie 5:
Tijdens het kaarten geeft de beroepskracht uitleg en instructies aan het jongere meisje over de soorten kaarten en de kleuren (schoppen, ruiten enz..). Zij speelt zelfstandig met deze hulp op de achtergrond. Beroepskracht: “Kunnen we opleggen”? Meisje: “Nee omdat dit geen klavertjes zijn”.
Beroepskracht: “Heel goed”.
Autonomie: De beroepskrachten geven de kinderen passende uitleg, aanwijzingen en correcties. Zij geven het kind daarbij autonomie om zelf te kiezen of mee te denken.
Conclusie:
Uit bovenstaande beschreven voorbeelden blijkt dat de houder er zorg voor draagt dat de beroepskrachten persoonlijke competenties stimuleren. Derhalve wordt aan deze voorwaarde voldaan.
Zorgdragen voor de ontwikkeling van sociale competenties:
Observatie 6:
Er heerst een gezellige en rustige sfeer als de kinderen aan het kaarten zijn. Kinderen spelen met elkaar. Jongen: “Nu kunnen we ook een potje meedoen”. Beroepskracht: “ Ja dan kunnen jullie samen”. Meisje: “ Ik wil ook meedoen”. Beroepskracht: “Dan moeten jullie even overleggen of je mee kan doen”.
Begeleiden en feedback: De beroepskrachten begeleiden ook de positieve interacties tussen kinderen. Zij helpen de kinderen actief om sociale vaardigheden met leeftijds- en/of
groepsgenootjes te ontwikkelen (bv. leren delen, naar elkaar luisteren, wachten, helpen).
Observatie 7:
Na het kaarten doen een aantal kinderen samen een spelletje Triominus. De beroepskracht houdt een jong meisje van een afstandje in de gaten. Beroepskracht tegen oudere jongen: “Leg je het haar wel even uit X”?
Aanmoedigen onderling contact: De beroepskrachten moedigen interactie tussen leeftijds- en/of groepsgenootjes aan. Zij helpen de kinderen om contact met elkaar te maken. Zij bieden spel aan dat aanzet tot overleg, afstemmen, elkaar helpen, emoties delen, van elkaar leren.
Conclusie:
Uit bovenstaand beschreven voorbeeld blijkt dat de houder er voldoende zorg voor draagt dat de beroepskrachten sociale competenties stimuleren. Derhalve wordt aan deze voorwaarde voldaan.
Zorgdragen voor de overdracht van normen en waarden:
Observatie 8:
Twee jongens die Mikado aan het spelen zijn worden op een gegeven moment wat te enthousiast in hun spel. Beroepskracht: “Houden jullie ze wel heel”?
Eenduidig handelen: Beroepskrachten hanteren de afspraken, regels en omgangsvormen op eenduidige en consequente wijze. Daarbij blijven zij rekening houden met de situatie; hun optreden sluit aan bij gedrag en behoefte van individuele kinderen.
Observatie 9:
Na het spelen van de spelletjes gaan twee oudere en een jonger kind buiten spelen. Er worden afspraken gemaakt over het buitenspelen. Uitleg en instructie: De beroepskrachten begeleiden (nieuwe) kinderen actief bij het leren kennen en omgaan met de afspraken in de groep. Zij leggen uit wat er van het kind verwacht wordt. Zij geven aan welk gedrag bij welke situatie hoort in termen van ‘wat er wel mag’.
Conclusie:
Uit bovenstaand beschreven voorbeelden blijkt dat de houder er voldoende zorg voor draagt dat de beroepskrachten zorg dragen voor overdracht van normen en waarden. Derhalve wordt aan deze voorwaarde voldaan.
Gebruikte bronnen:
Interview anderen (Beroepskracht)
Observaties
Pedagogisch beleidsplan
Pedagogisch werkplan
Personeel en groepen
Dit domein belicht de inspectiebevindingen over het domein "Personeel en groepen".
Er worden eisen gesteld aan het personeel, in dit domein wordt toegelicht of aan de eisen
hieromtrent wordt voldaan. Tevens worden er eisen gesteld aan hoe de houder met de opvang in groepen dient om te gaan.
De bevindingen over deze voorwaarden worden beschreven en beoordeeld.
Verklaring omtrent het gedrag
Op locatie is de verklaring omtrent gedrag van de aanwezige beroepskracht ingezien. Deze verklaring voldoet aan de gestelde voorwaarden.
Passende beroepskwalificatie
Op locatie is het diploma van de aanwezige beroepskracht ingezien. Deze voldoet aan de voor de werkzaamheden passende beroepskwalificaties zoals in de cao kinderopvang is opgenomen.
Opvang in groepen
De locatie vangt maximaal 12 kinderen per dagdeel op. De kinderen worden in 1 basisgroep opgevangen.
Conclusie:
De opvang in groepen voldoet aan de gestelde voorwaarden.
Beroepskracht-kindratio
Tijdens het onderzoek is de beroepskracht-kindratio als volgt:
5 kinderen aanwezig en 1 beroepskracht.
Conclusie:
De beroepskracht-kindratio voldoet aan de gestelde voorwaarden.
Gebruikte bronnen:
Interview anderen (Beroepskracht)
Observaties
Verklaringen omtrent het gedrag
Diploma's beroepskrachten
Presentielijsten
Personeelsrooster
Inspectie-items
Pedagogisch klimaat
Pedagogische praktijk
De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Personeel en groepen
Verklaring omtrent het gedrag
Een verklaring omtrent het gedrag van de houder is bij het indienen van de aanvraag tot exploitatie aan het college van B&W overgelegd en is op dat moment niet ouder dan twee maanden.
(art 1.50 lid 5 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder het kindercentrum exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die is afgegeven na 1 maart 2013.
(art 1.50 lid 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Passende beroepskwalificatie
Alle beroepskrachten beschikken over de voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals in de cao kinderopvang is opgenomen.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Opvang in groepen
Ieder kind behoort bij een basisgroep.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De basisgroep bestaat uit maximaal twintig kinderen in de leeftijd van 4 jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs voor die kinderen eindigt.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) OF
De basisgroep bestaat uit maximaal dertig kinderen in de leeftijd van 8 jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs voor die kinderen eindigt.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Beroepskracht-kindratio
De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste:
- 1 beroepskracht per 10 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 4 jaar.
- 1 beroepskracht per 10 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 8 jaar.
Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt het minimale aantal beroepskrachten berekend met de rekentool op www.rijksoverheid.nl.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 3 en 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen) OF
De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste:
- 2 beroepskrachten en een extra volwassene per 30 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 8 jaar.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 4 en 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen)
Gegevens voorziening
Opvanggegevens
Naam voorziening : BSO Willem van Oranje
Website : http://www.hetkindercentrum.nl
Aantal kindplaatsen : 12
Gegevens houder
Naam houder : Het Kindercentrum.nl PCBO B.V.
Adres houder : Postbus 4156
Postcode en plaats : 7320 AD Apeldoorn
KvK nummer : 61182850
Aansluiting geschillencommissie : Nee
Gegevens toezicht
Gegevens toezichthouder (GGD)
Naam GGD : GGD Noord en Oost Gelderland
Adres : Postbus 3
Postcode en plaats : 7200 AA Zutphen
Telefoonnummer : 088-4433000
Onderzoek uitgevoerd door : Mevr. J. Bakker Gegevens opdrachtgever (gemeente)
Naam gemeente : Apeldoorn
Adres : Postbus 9033
Postcode en plaats : 7300 ES APELDOORN
Planning
Datum inspectie : 15-06-2016
Opstellen concept inspectierapport : 27-06-2016
Zienswijze houder : Niet van toepassing
Vaststelling inspectierapport : 28-06-2016 Verzenden inspectierapport naar houder : 30-06-2016 Verzenden inspectierapport naar
gemeente : 30-06-2016
Openbaar maken inspectierapport : 05-07-2016
Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum
De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport.
De houder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een zienswijze in te dienen.